Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op aangenomen moties en amendementen van de afgelopen begrotingsbehandeling, het cultuurbegrotingsdebat en het mediabegrotingsdebat (Kamerstuk 35570-VIII-184)
2021D17532 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de ministers
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
van 17 februari 2021 inzake de reactie op de aangenomen moties en amendementen van
de afgelopen begrotingsbehandeling, het cultuurbegrotingsdebat en het mediabegrotingsdebat
(Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 184).
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Arends
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
4
•
Inbreng van de leden van de SP-fractie
4
•
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
6
•
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
6
II
Reactie van de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Basis- en Voortgezet
Onderwijs en Media
8
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de reactie op de
aangenomen moties en amendementen van de afgelopen begrotingsbehandeling, het cultuurbegrotingsdebat
en het mediabegrotingsdebat en hebben hierover nog enkele vragen.
Begrotingsbehandeling
Motie van het lid Rudmer Heerema over middelen inzetten om aan de verplichting van
twee uur bewegingsonderwijs te voldoen (Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 42)
De leden van de VVD-fractie lezen in de reactie op de motie van het lid Rudmer Heerema,
dat er een subsidieregeling tot stand komt en dat dit fonds voor het volgende schooljaar
van kracht is. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de creatie van dit fonds
voor innovatie van het bewegingsonderwijs? En op welke manier wordt er binnen deze
subsidieregeling samengewerkt met de bestaande expertise van de ALO’s1?
Motie van de leden Wiersma en Van der Molen over het intensiveren van initiatieven
als Studie Actief Certificaten (Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 45)
De leden van de VVD-fractie lezen in de reactie op de motie van de leden Wiersma en
Van der Molen, dat er via SURF gewerkt wordt aan een digitale erkenning van extra
curriculaire activiteiten. De leden danken de Minister voor haar inzet om extra curriculaire
activiteiten extra erkenning te geven en vragen dan ook naar een stand van zaken met
betrekking tot deze Edubadge. Vanaf welk collegejaar kunnen studie- en studentenverenigingen
met deze badge gaan werken? Indien dat nog niet bekend is, wat is dan de streefdatum?
Tevens vragen zij op welke manier de bekendheid van deze badge onder studie- en studentenverenigingen
wordt vergroot. En wat zijn de uitkomsten van gesprekken met VNO-NCW om bekendheid
van deze certificaten bij werkgevers te vergroten? En welke rol ziet de Minister voor
haarzelf weggelegd om de bekendheid van dergelijke certificaten te vergroten, zo vragen
de voornoemde leden.
Motie van het lid Westerveld over twee keer 20 miljoen euro inzetten voor thuiszittende
kinderen (Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 47)
De leden van de VVD-fractie lezen in de reactie op de motie van het lid Westerveld,
dat de VO-raad in het voorjaar van 2021 een servicedocument gaat verspreiden waarin
onder andere vermeld staat hoe scholen deze middelen kunnen inzetten. Is dit document
inmiddels verspreid? Zij vragen of de Kamer hier een afschrift van kan ontvangen.
Motie van de leden Paternotte en Westerveld over specifieke maatwerkroutes van het
voortgezet onderwijs naar het hoger onderwijs (Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 72)
De leden van de VVD-fractie lezen in reactie op de motie van de leden Paternotte en
Westerveld, dat er gesprekken gaande zijn met de onderwijskoepels en LAKS2 om op basis van de uitkomsten van het onderzoek «VO diploma’s met vakken op verschillend
niveau» te verkennen wat de behoefte en mogelijkheden zijn om binnen iedere sector
brede talentontwikkeling te stimuleren. Wat is de stand van zaken van deze gesprekken?
Tevens vragen zij op welke manier de Minister het gebruik van maatwerkdiploma’s stimuleert
en de mogelijkheid dat deze diploma’s toegang geven tot vervolgonderwijs op een hoger
niveau.
Nader gewijzigde motie van de leden Van der Molen en Wiersma over zorgen dat ook Vlaanderen
haar bijdrage levert aan internationale neerlandistiek (t.v.v. 35 570 VIII, nr. 145) (Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 146)
De leden van de VVD-fractie lezen in reactie op de motie van de leden Van der Molen
en Wiersma, dat er inmiddels op ambtelijk niveau contact is geweest met de Vlaamse
collega’s naar aanleiding van deze motie. Zij vragen wat de uitkomsten zijn geweest
van dit contact op ambtelijk niveau.
Cultuurbegrotingsdebat & mediabegrotingsdebat
Motie van het lid Van den Hul over het beter borgen van de identiteit van de omroepen
(Kamerstuk 35 554, nr. 21)
De leden van de VVD-fractie lezen in reactie op de motie van het lid Van Den Hul,
dat deze motie wordt uitgevoerd door middel van een extern onderzoek. Deze zal in
de tweede helft van 2021 worden opgeleverd. De leden vragen of de uitkomsten van dit
onderzoek voor het jaarlijkse wetgevingsoverleg van de mediabegroting met de Kamer
kan worden gedeeld.
Motie van de leden El Yassini en Kwint over bevorderen van prijsverlaging van e-books
en verhogen van het aanbod van e-books voor jeugd (Kamerstuk 33 846, nr. 60)
De leden van de VVD-fractie lezen in reactie op de motie van de leden El Yassini en
Kwint, dat er op 27 januari 2021 een gesprek is gevoerd tussen de Minister van OCW
en de Staatssecretaris Financiën met een delegatie van de Mediafederatie. Wat zijn
precies de uitkomsten geweest van dit gesprek, aangezien die uitkomsten niet gedeeld
zijn met de Kamer. Zij vragen per wanneer mensen thuis kunnen profiteren van een lagere
prijs voor digitale publicaties en wat uiteindelijk het doel was van de btw-verlaging.
Motie van de leden Kwint en El Yassini over een zogenaamde voucherbank voor de sport-
en cultuurbranche (Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 105)
De leden van de VVD-fractie lezen in reactie op de motie van de leden Kwint en El
Yassini, dat het kabinet de evenementensector tegemoet komt door het opzetten van
een garantieregeling. Zij vragen wat de stand van zaken is van deze garantieregeling
en op welke manier de sector hierbij is betrokken.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de reactie
op de aangenomen moties en amendementen van de afgelopen begrotingsbehandeling, het
cultuurbegrotingsdebat en het mediabegrotingsdebat. Tevens hebben zij nog enkele vragen.
Moties en amendementen over internationale neerlandistiek
De voornoemde leden vragen of de Minister kan aangeven wat de huidige situatie is
rondom de internationale positie van de Nederlandse taal en in hoeverre onze positie
in belangrijke Europese hoofdsteden, zoals Parijs, Berlijn, Londen en Wenen, in gevaar
zijn.
Kan de Minister aangeven hoeveel middelen de afgelopen vijf jaar (inclusief 2021)
naar de Nederlandse Taalunie zijn gegaan voor het in stand houden van de internationale
Neerlandistiek? Kan de Minister garanderen dat de extra middelen die zijn vrijgemaakt
met het amendement van de leden Van der Molen en Wiersma over middelen voor de internationale
neerlandistiek infrastructuur3, conform het amendement, daadwerkelijk besteed gaan worden aan de speerpunten die
opgesteld zijn door de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek? Is de Minister
bereid om ook na 2021 extra middelen beschikbaar te stellen voor de internationale
Neerlandistiek? Tevens vragen zij of de Minister bereid is om met het Comité van Ministers
van de Taalunie een gezamenlijke visie op te stellen over internationale Neerlandistiek.
Graag ontvangen de leden van de CDA-fractie nog voor het zomerreces een terugkoppeling
van het overleg. Zij vragen of de Minister daartoe bereid is.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op de aangenomen moties
en amendementen van de afgelopen begrotingsbehandeling, het cultuurbegrotingsdebat
en het mediabegrotingsdebat. Zij hebben daar nog enkele vragen over.
Motie van het lid Rudmer Heerema over middelen inzetten om aan de verplichting van
twee uur bewegingsonderwijs te voldoen (Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 42)
De leden van de SP-fractie vragen voor hoelang en voor hoeveel jaar dit fonds wordt
ingezet. Kan de Minister aangeven wat precies wordt bedoeld met innovatieve plannen.
Met welke externe partners is de Minister in gesprek over de invulling van het fonds?
In welk kwartaal is de verwachting dat dit fonds van kracht is? Tevens vragen zij
of dit fonds is geoormerkt. Zo nee, waarom niet, zo vragen de voornoemde leden.
Motie van het lid Westerveld over twee keer 20 miljoen euro inzetten voor thuiszittende
kinderen (Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 47)
De voornoemde leden vragen hoe de Minister aankijkt tegen het opnieuw inschrijven
van niet-ingeschreven thuiszittende leerlingen, zodat dit geld alsnog ook bij hen
terecht kan komen en begeleiding richting onderwijs weer kan plaatsvinden.
Motie van de leden Kwint en Van Meenen over klassen verkleinen op scholen met de 10%
meeste achterstandsleerlingen (Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 62)
De leden van de SP-fractie vragen wanneer de Minister de Kamer verwacht te informeren
over de uitvoering van de motie die vraagt om de mogelijkheden te verkennen om klassen
op scholen met de 10 procent meeste achterstandsleerlingen te verkleinen tot 23 leerlingen
per klas.
Motie van het lid Kwint c.s. over versterking van de positie van docenten ten opzichte
van hun werkgever (Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 64)
De eerder genoemde leden vragen of de Minister nader kan toelichten hoe zeggenschap
en medezeggenschap van leraren in de school in verhouding staan tot deelname aan het
debat over onderwijs buiten de school. Op welke wijze heeft de Minister juist dat
laatste ter sprake gebracht in het overleg waartoe de motie oproept? Daarnaast zijn
de leden benieuwd wat er in het overleg met docenten, hun beroepsorganisaties en vakbonden
is besproken en wat de uitkomsten hiervan zijn.
De indieners van de motie zijn van mening dat docenten ook buiten de muren van het
schoolgebouw mee moeten kunnen doen aan het debat over het docentschap en de inhoud
van het beroep, zonder dat daarmee hun baan daarmee in gevaar komt. Mogelijk is er
nu een groep docenten die zich door het ontslag van Paula van Manen onveilig of onvrij
voelen om kritiek te leveren op het onderwijsbeleid. De leden vragen of de Minister
dit herkent en hoe de Minister ervoor gaat zorgen dat docenten vrij hun kritiek kunnen
uiten.
Motie van het lid Van Meenen over de reserves van samenwerkingsverbanden per direct
terugvorderen (Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 67)
De leden van de SP-fractie vragen wat op dit moment de status is van de plannen van
samenwerkingsverbanden om hun bovenmatige reserves aan te wenden. Waarom is het juridisch
complex om niet besteed geld terug te vorderen? Tevens vragen zij welke (wets)wijzigingen
nodig zijn om dit wel mogelijk te maken.
Motie van de leden Futselaar en Van den Hul over compensatie van de generatie studenten
die uitgesloten is van de voordelen van een vorm van beurs (Kamerstuk 33 846, nr. 65)
De voornoemde leden vragen welke knelpunten in kaart zijn gebracht als gevolg van
deze motie en op welke wijze deze knelpunten weggewerkt gaan worden. Welke mogelijk
andere verbeteringen is de Minister van plan te gaan doen om er voor te zorgen dat
mbo-studenten dezelfde korting krijgen als studenten in het hoger onderwijs, zo vragen
de leden van deze fractie.
Motie van de leden Kwint en El Yassini over een zogenaamde voucherbank voor de sport-
en cultuurbranche (Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 105)
De leden van de SP-fractie vragen welke belemmeringen volgens de Minister een voucherbank
kent voor de evenementensector. Welke andere mogelijkheden zijn er om de sector tegemoet
te komen, zo vragen deze leden.
Daarnaast hebben de leden van de SP-fractie nog enkele vragen over de uitvoering van
de aangenomen motie van het lid Kwint c.s. over de registratie van het actuele lerarentekort.4 Eerder gaf de Minister aan dat op basis van de uitkomsten van de derde uitvraag in
de G55 dit voorjaar een besluit genomen zal worden over het al dan niet uitbreiden van de
uitvraag naar de rest van het land.6 Wat is de status hiervan? Wordt de uitvraag uitgebreid naar de rest van het land
en de andere sectoren dan enkel het primair onderwijs? Zo ja, op welke termijn? Zo
nee, waarom niet en op welke wijze gaat de Minister de motie dan uitvoeren, zo vragen
de voornoemde leden.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie danken de ministers voor hun reacties en hebben hierbij
nog enkele vragen ter verduidelijking.
Motie van het lid Westerveld c.s. over al vanaf 2022 handhaven op afbouw van bovenmatige
reserve (Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 49)
De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister kan toelichten welke criteria worden
gehanteerd om te oordelen of de ingeleverde plannen voor de afbouw van de reserves
goed genoeg zijn.
Motie van de leden Van den Berge en Van den Hul over een deskundigenteam voor de advisering
over stagediscriminatie (Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 50)
Voornoemde leden vragen de Minister welke reden zij heeft voor het uitstellen van
uitvoering van de motie, ingediend in oktober 2020, tot het voorjaar van 2021.
Motie van het lid Kwint c.s. over versterking van de positie van docenten ten opzichte
van hun werkgever (Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 64)
De leden van de PvdA-fractie vragen om een uitleg voor het feit dat de Minister denkt
dat staand beleid voldoende uitvoering geeft aan een motie die werd ingediend toen
dat staande beleid al aan de orde was. Tevens vragen zij welke delen wel konden worden
overlegd met het veld, en welke klaarblijkelijk niet.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben vragen over de reactie op drie aangenomen
moties.
Gewijzigde motie van het lid Westerveld over modernisering van de wetgeving voor meer
inspraak en zeggenschap[universitaire medezeggenschap] (Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 87)
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de brief van de Minister dat zij uitvoering
geeft aan de motie van het lid Westerveld over het verbeteren van inspraak en medezeggenschap
door de evaluatie van de wet Versterking bestuurskracht te bespreken met de in de
motie genoemde partijen. Voornoemde leden krijgen de indruk dat de reikwijdte van
de evaluatie van de wet Versterking bestuurskracht te beperkt is om voldoende uitvoering
te geven aan de motie. De evaluatie van de wet Versterking bestuurskracht is immers
een toezegging die al in 2016 is gedaan tijdens de behandeling in de Eerste Kamer.
Bovendien gaat het om bestaande wet- en regelgeving. De leden van de GroenLinks-fractie
beogen met de motie juist een breder gesprek over de inspraak en medezeggenschap in
het hoger onderwijs. Is de Minister voornemens om het gesprek hierover, naast de evaluatie,
te voeren met wetenschappers, docenten en studenten? De leden van de GroenLinks-fractie
vragen of hierbij recentelijke ontwikkelingen, zoals de rol van de medezeggenschap
bij proctoring worden meegenomen. Graag ontvangen zij een reactie hierop.
Motie van het lid Westerveld over twee keer 20 miljoen euro inzetten voor thuiszittende
kinderen (Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 47)
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de prestatieboxmiddelen voor thuiszitters
zowel preventief (bijvoorbeeld door het verbeteren van de verzuimregistratie) ingezet
kunnen worden, maar ook voor huidige thuiszittende ingeschreven leerlingen. De middelen
gaan niet rechtstreeks naar niet-ingeschreven leerlingen, want die groep wordt volgens
de Minister betrokken binnen de uitwerking van afstandsonderwijs als instrument voor
thuiszitters. De leden van de GroenLinks-fractie blijven deze uitwerking van de motie
niet helemaal correct vinden. In de motie wordt expliciet gevraagd om het geld in
te zetten om kinderen te helpen die nu thuiszitten, dus niet aan preventief beleid.
Volgens de leden van de GroenLinks-fractie zou dit geld dan ook naar zowel huidige
thuiszittende ingeschreven- als niet ingeschreven leerlingen moeten gaan. Waarom is
ervoor gekozen om de motie op deze manier uit te werken? Zeker omdat de Minister zelf
aangeeft dat er beleid is voor deze groep waar het geld heen kan gaan. Daarnaast zijn
er verschillende initiatieven die thuiszittende kinderen helpen om weer naar school
te gaan, en is het voor deze initiatieven vaak moeilijk om financieel rond te komen.
Is de Minister op de hoogte van dergelijke initiatieven? Zij vragen of dit soort initiatieven
op dit moment vanuit het ministerie worden ondersteund. Zo nee, waar ligt nu de verantwoordelijkheid
voor een thuiszittende leerling die niet op een school staat ingeschreven? En waarom
wordt dit specifieke geld daar niet aan besteed, bijvoorbeeld in samenwerking met
schoolbesturen? Graag ontvangen zij een reactie hierop. De voornoemde leden zijn ook
benieuwd of het document dat door de VO-raad in het voorjaar van 2021 onder schoolbesturen
wordt verspreid over hoe scholen deze middelen kunnen inzetten al is verspreid? Zo
ja, kan de Minister dan schetsen op welke manieren scholen dit geld kunnen inzetten,
zo vragen de eerder genoemde leden.
Motie van het lid Westerveld c.s. over al vanaf 2022 handhaven op afbouw van bovenmatige
reserve (Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 49)
De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij dat de samenwerkingsverbanden voor 1 februari
2021een gezamenlijk plan hebben geleverd om de reserves versneld af te bouwen waar
de Minister mee akkoord is gegaan. Wel lezen de voornoemde leden dat het onderdeel
monitoring nog geconcretiseerd moet worden, is dat inmiddels al gebeurd? Wanneer zal
de eerste monitoring plaatsvinden op het gezamenlijke plan? De individuele samenwerkingsverbanden
moeten begin mei een eigen plan indienen. Hebben alle samenwerkingsverbanden dit inmiddels
gedaan? De leden van de GroenLinks-fractie vragen ook of door het inbrengen van deze
plannen ook in beeld is waar het geld naartoe gaat? Een reserve kun je immers ook
afbouwen door de salarissen van bestuurders te verhogen of door externe inhuur. Zijn
er concrete doelstellingen of eisen bij de afbouw van de reserves geformuleerd? De
voornoemde leden vragen dit ook omdat in de motie specifiek wordt gevraagd om het
geld uit te geven aan passend onderwijs voor kinderen, betere ondersteuning van leraren
en het verkleinen van het aantal thuiszittende kinderen. Zij vragen of het ook bij
deze doelen terecht komt. Hoe wordt dat gecontroleerd? Zijn er concrete streefgetallen
bijvoorbeeld voor het terugdringen van het aantal thuiszitters? Komt het vrijgekomen
geld al in 2021 bij deze of andere doelen terecht? Of komt het geld pas in 2022 vrij,
zo vragen de voornoemde leden.
II Reactie van de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Basis- en
Voortgezet Onderwijs en Media
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.