Brief regering : Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) aanbevelingen Stichting van de Arbeid
32 716 Evaluatie Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA)
Nr. 40 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 maart 2021
Het kabinet vindt het belangrijk dat gedeeltelijk arbeidsgeschikten zoveel mogelijk
deelnemen aan het arbeidsproces. Dit heeft meerwaarde voor zowel werkgevers als uitkeringsgerechtigden
zelf. Bij de uitwerking van het regeerakkoord (Kamerstuk 34 700, nr. 34) heb ik in 2018 daarom met sociale partners afgesproken dat er een werkgroep in de
Stichting van de Arbeid start om te onderzoeken hoe de arbeidsparticipatie van mensen
met een arbeidsbeperking in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) kan
worden verhoogd.1 Op woensdag 8 juli 2020 heb ik het adviesrapport2 van de Stichting van de Arbeid in ontvangst genomen en in de maanden daarna ben ik
hierover met de sociale partners in gesprek gegaan. Ik wil de Stichting ook langs
deze weg nogmaals hartelijk danken voor hun aanbevelingen en al het werk dat hieraan
voorafging. Met deze brief deel ik het adviesrapport met uw Kamer en geef ik een reactie
op het rapport3.
WIA-aanbevelingen Stichting van de Arbeid
Inleiding
De Stichting van de Arbeid doet tien aanbevelingen die tot doel hebben de arbeidsparticipatie
van (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten te vergroten. De aanbevelingen van de Stichting
hebben ten eerste betrekking op de maatregelen die werkgevers en vakbonden zelf kunnen
inzetten in het kader van de ketenbenadering: de integrale benadering van preventie
en begeleiding van ziekteverzuim. Deze maatregelen dragen bij aan de arbeidsparticipatie
in de eerste twee ziektejaren en daarmee aan het beperken van de instroom in de WIA.
Alle betrokkenen zijn erbij gebaat dat we uitval van mensen vanwege ziekte voorkomen
of van zo kort mogelijke duur laten zijn.
Daarnaast doet de Stichting aanbevelingen die zich richten op de WIA-claimbeoordeling
en de ondersteuning van mensen met een arbeidsbeperking bij werkhervatting, met als
doel de arbeidsparticipatie te vergroten. Op basis van de gesprekken die ik heb gevoerd
met de Stichting over deze aanbevelingen constateer ik dat de uitkomst van de WIA-claimbeoordeling
niet altijd voldoet aan de verwachtingen van werkgevers en werknemers. Dit vind ik
uiteraard ongewenst en ik zal hieronder uitleggen hoe ik deze situatie wil verbeteren.
Maatregelen ten aanzien van de ketenbenadering
De Stichting van de Arbeid acht het van belang dat meer gedeeltelijk arbeidsgeschikten
aan het werk komen. Sociale partners zetten zich daarom in voor een integrale benadering
van preventie en begeleiding bij ziekteverzuim in de fase van de loondoorbetalingsperiode,
de zogenaamde ketenbenadering. Aanvullend op alle acties die al lopen, zien zij mogelijkheden
voor werknemers- en werkgeversorganisaties om dit verder te bevorderen. Zo heeft de
Stichting een agenda duurzame inzetbaarheid in ontwikkeling en is de Stichting voornemens
om een handreiking met «best practices» op te stellen om sectoren en ondernemingen
te stimuleren en te inspireren om cao-afspraken te maken die zien op de gehele keten
van arbeidsongeschiktheid, zoals afspraken over preventie of sectorale herplaatsing.4 Verder zien sociale partners kansen voor betere voorlichting gericht op werkgevers
en werknemers.5
Ik juich deze initiatieven van de sociale partners toe. Een goed werkende ketenbenadering
is belangrijk voor het verhogen van de arbeidsparticipatie van mensen met een arbeidsbeperking.
Activering in de periode van loondoorbetaling bij ziekte draagt substantieel bij aan
het verhogen van deze arbeidsparticipatie. Zoals de Stichting aangeeft kunnen in het
licht van de ketenbenadering ook de aanbevolen maatregelen op het terrein van scholing
bijdragen aan het verhogen van de arbeidsparticipatie.6
Ik ben het eens met de aanbeveling dat goede voorlichting kan bijdragen aan een betere
ondersteuning van mensen bij werkhervatting. Daarnaast kan voorlichting een positieve
bijdrage leveren aan de beeldvorming over de arbeidsmogelijkheden van mensen met een
arbeidsbeperking. Ik ben met de sociale partners in gesprek over eventuele financiële
ondersteuning voor een dergelijke voorlichtingscampagne. Dit sluit aan bij mijn voornemen
om een communicatietraject te starten rond het thema loondoorbetaling bij ziekte.
Voldoet de WIA nog aan de verwachtingen?
Met de invoering van de WIA in 2006 is ervoor gekozen de focus bij arbeidsongeschiktheid
te verleggen naar wat mensen met een arbeidsbeperking nog wél kunnen. De wet gaat
dus uit van de mogelijkheden die mensen met een beperking nog hebben op de arbeidsmarkt
en het inkomen dat zij met deze mogelijkheden zouden kunnen verdienen. De WIA-uitkering
is ingericht als een verzekering voor werknemers om het verlies aan inkomensmogelijkheden
door een opgelopen arbeidsbeperking te compenseren. De WIA beoogt mensen inkomenszekerheid
te bieden en daarnaast te stimuleren om hun mogelijkheden maximaal te benutten en
naar vermogen te (gaan) werken en dat te blijven doen. Bij de WIA-claimbeoordeling
bepaalt UWV daarom iemands verdiencapaciteit door te kijken naar wat iemand medisch
gezien nog kan. Die mogelijkheden worden vervolgens vergeleken met bestaande functies
op de arbeidsmarkt, om te bekijken welke van deze functies de betrokkene theoretisch
zou kunnen uitvoeren. UWV vergelijkt het loon van deze functies met het loon van de
betrokkene voordat hij/zij ziek werd: dit leidt tot een percentage van theoretisch
loonverlies. Als dit ten minste 35% is, heeft de betrokkene recht op een WIA-uitkering.
Deze grens van 35% is overgenomen uit adviezen van de SER.7 De aanname daarbij was dat mensen met een verlies aan verdienvermogen van minder
dan 35% zo veel mogelijk aan het werk zouden blijven, bij voorkeur bij de oude werkgever.
In de praktijk blijkt circa de helft van de mensen waarvoor in de afgelopen vijf jaar
minder dan 35% verlies aan verdienvermogen is vastgesteld niet meer te werken.8
Dit systeem, waarbij voor het bepalen van de arbeidsongeschiktheid wordt uitgegaan
van theoretisch geschikte functies die iemand gegeven de arbeidsbeperking kan uitvoeren,
sluit niet altijd aan op de mogelijkheden die mensen met een arbeidsbeperking zelf
zien ten aanzien van hun arbeidsparticipatie. Zij zijn vanwege hun beperking niet
meer in staat om het oude werk te hervatten. Vaak sluiten deze theoretisch geschikte
functies ook niet goed aan bij hun verwachtingen en ervaring. Daar komt bij dat veel
mensen moeite hebben zich aan de nieuwe situatie aan te passen en dat zij daar vaak
hulp bij nodig hebben. De afstand die hierdoor ontstaat is nooit helemaal te voorkomen,
omdat dit samenhangt met de keuze voor een systeem waarin wordt uitgegaan van theoretisch
verdienvermogen. Persoonlijke dienstverlening zou hierin echter wel veel verschil
kunnen maken. Een lange tijd was er door onvoldoende budget en capaciteit echter nauwelijks
ruimte voor inzet van persoonlijke dienstverlening en werden grote groepen WGA’ers
onvoldoende of zelfs niet ondersteund. In 2018 en 2019 heb ik uw Kamer via de Stand
van de Uitvoering sociale zekerheid9 hierover geïnformeerd en toegelicht op welke wijze ik inzet op het uitbreiden en
versterken van deze ondersteuning.
Verkleinen van de afstand
Zoals gesteld sluit de (beoordelings)systematiek van de WIA onvoldoende aan op de
verwachtingen van mensen die vanwege een arbeidsbeperking het oude werk niet meer
kunnen uitvoeren. De afstand die hierdoor is ontstaan, is naar mijn mening vergroot
door een beperkte of zelfs ontbrekende ondersteuning bij werkhervatting voor mensen
in de WIA, als gevolg van bezuinigingstaakstellingen. WGA-uitkeringsgerechtigden werden
hierdoor onvoldoende meegenomen in de werking van het systeem, waarin uitgegaan wordt
van iemands mogelijkheden. De Stichting geeft ook in haar aanbevelingen aan dat mensen
ondersteuning nodig hebben om te zien hoe zij hun mogelijkheden optimaal kunnen benutten.
De aanbevelingen hebben betrekking op de uitlegbaarheid en robuustheid van de systematiek
van de WIA-claimbeoordeling10, het verbeteren van de mogelijkheden voor ondersteuning aan mensen in de WIA11 en het vergroten van de inzet van scholing12. De Stichting sluit met deze aanbevelingen aan op het signaal dat er afstand is tussen
de uitkomst van de WIA-claimbeoordeling en de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie
die werkgevers en werknemers in de praktijk zien. Daarnaast vraagt de Stichting aandacht
voor ondersteuning aan mensen die vanwege minder dan 35% verlies aan verdienvermogen
niet in aanmerking komen voor een WIA-uitkering en bijbehorende dienstverlening13.
Ik vind de afstand tussen de systematiek van de WIA en de beleving van werknemers
die ook uit de aanbevelingen blijkt niet wenselijk, evenmin als de tegenvallende resultaten
in de praktijk zoals hiervoor beschreven. Ik neem daarom een aantal maatregelen binnen
het huidige systeem:
– Verbeteren van de voorlichting voorafgaand aan de WIA-claimbeoordeling.
– Doorontwikkelen van de persoonlijke ondersteuning tijdens een WIA-uitkering.
– Experimenteren met extra inzet van scholing.
– Het initiëren van overleg tussen de Stichting van de Arbeid, UWV en mijn departement.
Ik geef hieronder per thema een toelichting. Daarnaast zal ik in het kader van de
motie van het lid Omtzigt c.s. een onderzoek laten uitvoeren met als doel een doorlichting
van de WIA, om te zien waar hetzij de wet, hetzij de uitvoering hardvochtige effecten
heeft op groepen burgers14.
Verbeteren van de voorlichting voorafgaand aan de WIA-claimbeoordeling
UWV spant zich in voor een duidelijke informatievoorziening rondom de WIA-claimbeoordeling.
Dit draagt bij aan begrip van en kennis over de systematiek van de WIA. Uit de aanbevelingen
van de sociale partners en mijn gesprekken met hen hierover blijkt dat zij ruimte
zien voor verbetering. Samen met uitkeringsgerechtigden, UWV, sociale partners en
hun achterban inventariseer ik precieze verbeterpunten, bijvoorbeeld in de schriftelijke
communicatie die een werknemer voorafgaand aan de beoordeling ontvangt. Duidelijkere
communicatie moet bijdragen aan een groter begrip van en een grotere betrokkenheid
bij de uitkomst van de WIA-claimbeoordeling.
Doorontwikkelen van persoonlijke ondersteuning
Na de WIA-claimbeoordeling is persoonlijke ondersteuning bij het vinden van nieuw
werk voor mensen in de WGA belangrijk. UWV biedt deze persoonlijke ondersteuning aan
WGA-uitkeringsgerechtigden waarvan de (ex-)werkgever publiek verzekerd is. Voor WGA-uitkeringsgerechtigden
waarvan de (ex-)werkgever heeft gekozen voor eigenrisicodragerschap is deze (ex-)werkgever
verantwoordelijk voor het bieden van ondersteuning naar werkhervatting. De uitkomst
van de theoretische WIA-claimbeoordeling laat zien welke functies iemand, gezien de functionele mogelijkheden die iemand
nog heeft, in ieder geval nog kan verrichten. Na de claimbeoordeling start de dienstverlening
met een oriëntatiegesprek. De bij de beoordeling vastgestelde functionele mogelijkheden
(en eventueel geduide functies) vormen input voor dit gesprek15, net als de achtergrond, vaardigheden, wensen en behoeften van een uitkeringsgerechtigde.
De dienstverlening van UWV bestaat, naast coachingscontacten, primair uit ingekochte
re-integratietrajecten zoals de diensten «Werkfit maken» en «Naar werk», aangevuld
met modulaire diensten, zoals het bevorderen van maatschappelijke deelname, voor de
groep die nog niet naar een Werkfit-traject kan. UWV heeft daarnaast de mogelijkheid
om in overleg scholing en trainingen in te kopen.
In het verleden heeft het budget voor dienstverlening aan gedeeltelijk arbeidsgeschikten
door bezuinigingstaakstellingen lange tijd sterk onder druk gestaan, waardoor aan
grote groepen uitkeringsgerechtigden geen actieve dienstverlening kon worden geboden.
Met het regeerakkoord is ruimte ontstaan voor het versterken van de persoonlijke ondersteuning
aan mensen die recht hebben op een uitkering op grond van de WGA.
Op dit moment is de WGA-dienstverlening van UWV in opbouw langs twee actielijnen.
De eerste actielijn is gericht op het verder op orde krijgen van de basis: uitbreiden
van de uitvoeringscapaciteit en vergroten van de productiviteit. Met ingang van 2017
is voor een nieuw dienstverleningsmodel gekozen. WGA-uitkeringsgerechtigden met arbeidsvermogen
krijgen van UWV vijf jaar lang basisdienstverlening. Als de WGA-uitkeringsgerechtigde erom vraagt, biedt UWV ook na die vijf jaar re-integratiedienstverlening.
UWV heeft daarbij minimaal één keer per jaar contact met WGA-uitkeringsgerechtigden
en desgewenst vaker.
De tweede actielijn is gericht op de doorontwikkeling van de WGA-dienstverlening. De basisdienstverlening is nog beperkt en daarom ben ik in oktober
2019 een experiment gestart. In dit experiment worden drie groepen met een verschillende
intensiteit aan dienstverlening met elkaar vergeleken. Eén groep ontvangt de reguliere
basisdienstverlening, één groep krijgt uitgebreide dienstverlening en één groep ontvangt
geen dienstverlening. Dit experiment moet in beeld brengen wat de impact is van meer
ruimte voor het bieden van persoonlijke dienstverlening en wat het de samenleving
kan opleveren als hier meer in wordt geïnvesteerd. Daarnaast ben ik samen met UWV
het Kennisprogramma «Onbeperkt aan het Werk» gestart, om meer zicht te krijgen op
wat werkt voor wie bij het activeren van mensen met een arbeidsbeperking. In het kader
van dit Kennisprogramma zijn onder andere onderzoeken afgerond naar de inzet van jobcoaching,
de inkoop van re-integratie en de inkoop van scholing. In het kader van vakmanschap
worden de inzichten uit deze onderzoeken onder de aandacht gebracht van de UWV-professionals.
Zij kunnen uitkeringsgerechtigden daardoor meer op maar en beter onderbouwd ondersteunen.
In de tweede helft van 2021 informeer ik uw Kamer over de eerste inzichten uit het
experiment, in samenhang met de onderzoeken uit het Kennisprogramma.
De doorontwikkeling van de WGA-dienstverlening krijgt de komende jaren verder zijn
beslag. Zo werkt UWV aan de inzet van instrumenten om re-integratietrajecten gerichter
in te zetten, door het implementeren van een kader methodisch re-integreren en de
ontwikkeling van een «profilinginstrument». Een dergelijk instrument, de werkverkenner,
heeft zijn waarde bij de WW-dienstverlening al bewezen.
In haar aanbevelingen vraagt de Stichting aandacht voor voldoende ruimte voor maatwerk
in de dienstverlening, door middel van individuele re-integratieovereenkomsten (IRO’s)16. Kern van deze aanbeveling is meer invloed geven aan (en meer regie te leggen bij)
uitkeringsgerechtigden bij de invulling van re-integratie, onder andere bij de inkoop
van re-integratietrajecten en scholing. Ik ben het met de Stichting eens dat invloed en meer regie
bij mensen bijdraagt aan een hogere arbeidsparticipatie. Bij de evaluatie van de IRO
kwam het hebben van de eigen regie dan ook als een positief punt naar voren. Deze
eigen regie heeft UWV dan ook, bij het stopzetten van de IRO, een plek gegeven in
het «Inkoopkader re-integratiediensten». De uitkeringsgerechtigde kan zijn eigen (door UWV gecontracteerde) re-integratiebureau
kiezen door voor de start van de dienstverlening een zogenaamd klikgesprek met bureaus
te voeren. Ook heeft de uitkeringsgerechtigde een belangrijke rol bij zowel het opstellen
van het Werkplan (samen met UWV) als het opstellen van het Re-integratieplan (samen
met het re-integratiebureau). Ik ben daarom niet voornemens om de IRO in zijn oude
vorm terug te laten komen. Wel ga ik met UWV in overleg op welke wijze WGA-uitkeringsgerechtigden
nog beter in hun kracht kunnen worden gezet en daarbij ruimte kunnen ervaren om regie
op de eigen re-integratie te kunnen pakken.
Met ingang van 2019 heeft UWV tevens de mogelijkheid gekregen om voor mensen die vanwege
minder dan 35% verlies aan verdienvermogen niet in de WGA terecht zijn gekomen, in
het kader van de activerende dienstverlening in de WW ook re-integratietrajecten in
te kopen. De professional van UWV WERKbedrijf kan daarbij, waar nodig, ondersteund
worden door professionals met specifieke kennis over het re-integreren van mensen
met een arbeidsbeperking.
Onderdeel van de verdere doorontwikkeling van de activerende dienstverlening is een
versterkte inzet op scholing.
Extra inzet van scholing
De Stichting van de Arbeid adviseert extra in te zetten op scholing17. Daarbij doet de Stichting concrete voorstellen om in te zetten op het behalen van
startkwalificaties en ervaringstrajecten (trajecten Erkenning van Verworven Competenties),
op basisvaardigheden en op rijbewijzen. Ik deel de overtuiging dat scholing mensen
met een arbeidsbeperking dichter bij nieuw werk kan brengen. Het huidige beleid is
daarop gericht. Met het regeerakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) zijn extra middelen beschikbaar gekomen om te experimenteren met scholing. UWV heeft
op mijn verzoek al stappen gezet en ook voorbereidend onderzoek gedaan, waar ik de
Tweede Kamer met mijn brief van 15 december 2020 over heb geïnformeerd.18
Naar aanleiding van de adviezen heeft UWV in overleg met SZW besloten binnen het kader
van het scholingsexperiment het scholingsaanbod op twee punten uit te breiden:
• UWV gaat starten met pilots om WGA-gerechtigden te stimuleren zo nodig trainingen
gericht op het versterken van basisvaardigheden te volgen, zo mogelijk verzorgd door
partners als gemeenten, buurthuizen, bibliotheken of vrijwilligerscentrales. UWV start
met een pilot voor op werk gerichte taaltrainingen en doet vervolgens een pilot met
een training voor digitale basisvaardigheden.
• Uit het UWV-onderzoek «Extra scholingsmogelijkheden voor WGA’ers» (Bijlage bij Kamerstuk
29 544, nr. 1035) blijkt dat een kwart van de mensen in de categorie WGA 35–80 en ruim een derde van
de mensen in de categorie WGA 80–100 geen startkwalificatie heeft. SZW hecht er samen
met de Stichting van de Arbeid belang aan dat deze groepen minimaal worden geschoold
tot niveau startkwalificatie, zodat zij meer kans hebben om aan het werk te komen,
dan wel hun werk te behouden. Een startkwalificatie geeft mensen een belangrijke basis
voor de rest van hun (werkende) leven. Dit blijft echter maatwerk en er zijn meerdere
routes. UWV kan vanaf 2021 scholingsdiensten gericht op Erkenning van Verworven Competenties
(EVC-trajecten) aanbieden. De deelname van uitkeringsgerechtigden van UWV is nog beperkt,
maar sinds 2019 doet UWV in samenwerking met SBB in een aantal regio’s mee aan de
pilots praktijkleren met een praktijkverklaring van het mbo. SBB heeft aangegeven
graag samen met UWV te willen bezien wat er nog meer kan worden gedaan om de doelgroep
te helpen via het mbo. SZW en UWV zien leerbanen (leer-werkcombinaties) als een kansrijk middel om WGA’ers aan werk te helpen, zeker wanneer ze
begeleid worden door een coach. Het aanbod van leerbanen is vanwege de huidige crisis
zeer beperkt. Daarom zal het jaar 2021 benut worden voor het intensiveren van de samenwerking
van UWV met SBB en te bezien hoe het aanbod van leerbanen, ook voor WGA-uitkeringsgerechtigden,
kan worden vergroot, zodat in 2022 ook meer leerbanen kunnen worden ingezet voor WGA’ers.
Naast uitbreiding van het aanbod met nieuwe scholingsvormen is het voornemen om de
bestaande scholingsmogelijkheden beter te benutten. Het beleid biedt al veel ruimte
om scholing in te zetten. Afgerond 4% van de werkzoekende WGA’ers die in de periode
2015 t/m 2018 bij UWV Werkbedrijf instroomden, volgde scholing. De inzet van scholing
neemt geleidelijk toe: van zo’n vijfhonderd scholingstrajecten per jaar tot ruim achthonderd.
Speerpunt van UWV is meer WGA’ers te motiveren een scholingstraject te volgen, al
blijft de inzet van scholing maatwerk en vraagt het om relatief complexe afwegingen
op persoonsniveau. Uit recent onderzoek naar scholing onder deze doelgroep blijkt
dat veel WGA’ers gemotiveerd zijn om scholing te volgen, maar dat de mogelijkheden
die UWV heeft om scholing in te zetten vaak nog onbekend zijn, ook onder medewerkers
van UWV. UWV gaat er daarom voor zorgen dat haar eigen professionals hier beter voor
toegerust zijn.
Ik juich het advies van de Stichting van de Arbeid toe om, in het licht van de ketenbenadering,
al tijdens de eerste twee ziektejaren (en dus voor instroom in de WIA) scholingstrajecten
in te zetten. Hoe eerder begonnen wordt met het versterken van basisvaardigheden,
hoe beter. Gemeenten en bibliotheken kunnen daarbij helpen en er zijn fondsen beschikbaar.
Voor werknemers zonder formele startkwalificatie kan het starten van een EVC-traject
uitkomst bieden. Ik blijf graag in gesprek met de Stichting om te bezien hoe in gezamenlijkheid
de inzet van scholing tijdens de eerste twee ziektejaren kan worden bevorderd.
Intensiever overleg
Ten slotte concludeer ik uit de WIA-aanbevelingen en de gesprekken die daaruit volgden
dat het meerwaarde heeft om het contact tussen de Stichting van de Arbeid en UWV op
het gebied van de WIA te intensiveren. Dit past ook bij de ketenbenadering: de integrale
benadering van preventie en begeleiding bij ziekteverzuim. Voor sociale partners is
het belangrijk om goed te weten op welke manier UWV de uitvoering van de wet inricht
en welke ontwikkelingen UWV verwacht. Andersom is het voor UWV van belang om van werkgevers-
en werknemersorganisaties en hun achterban te horen wat het effect is van haar dienstverlening
en op welke onderdelen verbeteringen mogelijk zijn. Uiteindelijk draait het erom dat
de uitvoering van de WIA past bij de uitkeringsgerechtigden en werkgevers die direct
en indirect betrokken zijn.
Dit vraagt om intensiever overleg tussen de sociale partners, UWV en mijn ministerie,
waar ik inmiddels het initiatief toe heb genomen. In dit overleg wordt met name doorgepraat
over de aanbevelingen met betrekking tot de systematiek van de WIA-claimbeoordeling
en de verdere invulling van de activerende dienstverlening voor WGA’ers, waaronder
scholing. Het overleg moet oplossingen opleveren die ertoe leiden dat meer mensen
zich gemotiveerd en goed ondersteund kunnen aanpassen aan hun nieuwe situatie. Mijn
doel is daarbij dat meer mensen door voorlichting en begeleiding de mogelijkheid krijgen
om hun resterende verdienvermogen ook echt te kunnen waarmaken.
Fundamenteler naar WIA de kijken
De Stichting van de Arbeid constateert dat de WIA op onderdelen niet (meer) uitwerkt
zoals destijds in het SER-advies beoogd was. De Stichting heeft de bredere knelpunten
beschreven waar werkgevers en werknemers tegenaan lopen bij de uitvoering van de WIA
en de bredere oorzaken waarom de arbeidsparticipatie van 35-minners relatief laag
gebleven is. Wanneer er in het licht van inkomensbescherming en optimale arbeidsparticipatie
fundamenteler naar de WIA wordt gekeken, vraagt de Stichting ook aandacht voor de
ondergrens van 35% arbeidsongeschiktheid in de WIA.
De Stichting stelt voor om in dit kader CPB te laten doorrekenen welke budgettaire,
arbeidsmarkt- en premie-effecten een verlaging van de grens naar 25% of 15% precies
heeft en na te gaan welke uitvoeringstechnische aspecten hieraan zitten. Ik ben voornemens
CPB te vragen deze doorrekening te maken en de gevraagde analyse naar uitvoeringsaspecten
uit te voeren. Zoals eerder aangegeven in de brief zal ik ook een onderzoek laten
uitvoeren met als doel een doorlichting van de WIA conform de motie van het lid Omtzigt
c.s.19 Vervolgstappen naar aanleiding van de analyse van het CPB en de doorlichting van
de WIA zijn aan een volgend kabinet.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
Indieners
-
Indiener
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid