Lijst van vragen : Lijst van vragen over de samenwerking Denemarken m.b.t. een offshore ‘energie-hub’ (Kamerstuk 32813-655)
2021D01896 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 14 december 2020
inzake de Samenwerking Denemarken m.b.t. een offshore «energie-hub» (Kamerstuk 32 813, nr. 655).
De voorzitter van de commissie, Renkema
De adjunct-griffier van de commissie, Reinders
Nr
Vraag
1
Hoeveel geld gaat er naar projecten in Denemarken? Kunt u specificeren hoeveel middelen
uit welke regeling ten bate van welk project worden ingezet? Wanneer er niet een directe
subsidieregeling is aan te wijzen, hoe worden deze middelen dan vrijgemaakt?
2
Kunt u per project aangeven hoeveel duurzame energie er wordt geproduceerd? Waar wordt
deze duurzame energie ingezet?
3
Kunt u duidelijk onder elkaar zetten wat deze afspraak voor Nederland zal opleveren,
dan wel in energie dan wel in geld of anderszins?
4
Wat gaat de gegarandeerde opbrengst in duurzame energie dan wel in geld zijn?
5
Hoe wordt de interconnectiviteit in de praktijk gerealiseerd? Welke knelpunten in
het netwerk zijn bekend en hoe kunnen deze worden opgelost?
6
Klopt het dat ook Ierland een soortgelijke regeling met Denemarken heeft getroffen?
Kunt u hier meer over zeggen? Waaruit bestaat die afspraak en om hoeveel geld gaat
het? Waarin zitten de overeenkomsten en de verschillen met de afspraak die Nederland
heeft gemaakt?
7
Op welke wijze wordt de leveringszekerheid gegarandeerd?
8
Hoe verhouden deze memorandum of understanding met Denemarken en het reeds bestaande
initiatief North Sea Wind Power Hub zich tot elkaar?
9
Wat wordt er samen met Denemarken gedaan om zo min mogelijk stroomkabels te moeten
ingraven door het werelderfgoed Waddenzee? Hoe wordt ervoor zorggedragen dat de Waddenzee
zo min mogelijk beschadigd wordt als stroom van zee naar land gehaald moet worden?
10
Is het concept van de energiehub monofunctioneel en beperkt het zich tot een knooppunt
voor energie, of is het concept geënt op multifunctionaliteit?
11
Wordt het leidende principe uit de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) «combinatie van
functies gaat boven enkelvoudig ruimtegebruik» bij de uitwerking van het concept als
uitgangspunt genomen?
12
Wordt overwogen of is er ruimte om op de beoogde hub meer functies te vestigen?
13
Wordt geïnventariseerd welke functies in het kader van de energietransitie tot 2050
vaste grond onder de voeten moeten krijgen op de Noordzee?
14
Wordt ook gekeken en geïnventariseerd of een hub ook een functie kan hebben of waarde
kan genereren voor de bestaande visserij en de productie van kweekvis, de productie
van energie of omzetten van energie in waterstof, de overslag van goederen en vis,
als schuilhaven voor de visserij, de handelsvaart en/of de toeristisch-recreatieve
scheepvaart, natuurontwikkeling, defensie, als helicopterhub voor de offshore industrie,
voor het vestigen van een uitvalsbasis en verblijfsaccommodatie voor service- en onderhoudspersoneel
voor offshore windparken?
15
Welke partijen worden, naast de Transmission System Operators (TSO), betrokken bij
de uitwerking van het concept?
16
Wordt overwogen om partijen die partij zijn bij het Noordzeeakkoord te betrekken bij
ontwikkeling en uitwerking van het concept energiehub op de Noordzee? Zo ja, op welke
wijze?
17
Wordt overwogen om partijen die in zich in het verleden hadden verenigd in de Stichting
Heden (Haveneiland in de Noordzee) te betrekken bij de ontwikkeling en uitwerking
van het concept? Zo ja, op welke wijze?
18
Wordt overwogen om vroegtijdig ontwerp-expertise te betrekken bij het ontwikkelen
van het concept, bijvoorbeeld het College van Rijksadviseurs, om te bezien of er bij
het ontwikkelen van het concept, naast functionele waarde, ook betere belevingswaarde
en toekomstwaarde kan worden gegenereerd?
19
Welke vervolgstappen en vervolgplanning zijn er in het verkennings- en ontwikkelingsproces?
20
Hoe wordt voorzien in het (tussentijds) informeren van de Kamer en andere stakeholders
in het ontwikkelingsproces?
21
Kunt u dieper ingaan op de eventuele kansen op het gebied van waterstof in de regio
Groningen/Eemshaven die voort kunnen komen uit de samenwerking met Denemarken? Om
welke kansen gaat het daarbij en welke voordelen zijn daarbij te verwachten?
22
Welke mogelijkheden ziet u om, als dat opportuun is, de samenwerking met Denemarken
in de toekomst verder uit te breiden met andere thema’s op het gebied van energiebeleid?
Zijn er bepaalde thema’s die daarvoor in aanmerking zouden komen, omdat ook deze goed
aansluiten op het energiebeleid van beide landen en waarmee beide landen kunnen profiteren
van een nauwere samenwerking?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.T. Renkema, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
R.D. Reinders, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.