Lijst van vragen : Lijst van vragen over de stand van zaken en vervolg herijking gemeentefonds en financiële verhoudingen met provincies (Kamerstuk 35570-B-13)
2021D01729 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van
Financiën over hun brief van 7 december 2020 over de stand van zaken bij en het vervolg
van de herijking gemeentefonds en de financiële verhoudingen met de provincies (Kamerstuk
35 570 B, nr. 13).
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx
Nr
Vraag
1
In hoeverre is er bij het besluit tot uitstel rekening gehouden met de gemeenten die
op grond van het nieuwe verdeelmodel te weinig geld ontvangen uit het gemeentefonds
en daardoor juist een verslechterde financiële positie kennen?
2
Kan er een overzicht gegeven worden van de precieze praktische en juridische obstakels
die nog genomen dienen te worden voordat er overgegaan kan worden tot een herijking
van het gemeentefonds?
3
Bevat de meicirculaire 2021 voldoende informatie voor gemeenten voor hun begrotingsvoorbereiding?
4
Worden er aanvullende maatregelen genomen om tekorten te voorkomen op de terreinen
Voogdij en 18+, aangezien daarbij de herijking op basis van historisch gebruik verdeeld
blijft worden?
5
Bevat de meicirculaire 2021 de uitkomsten van de gesprekken over (extra middelen voor)
Jeugdzorg?
6
In hoeverre zal de besluitvorming over de herijking van het gemeentefonds gekoppeld
zijn en blijven aan de discussie over de omvang van het gemeentefonds?
7
Kan de kabinetsformatie zorgen voor schommelingen in het accres of gemeentefonds en
hoe kunnen de nadelige effecten daarvan worden ondervangen? Kan het antwoord met voorbeelden
van eventuele schommelingen en van mogelijke oplossingen worden onderbouwd?
8
Waarom is ervoor gekozen om de uitgaven in het sociaal domein apart te onderzoeken
en door een ander adviesbureau dan de uitgaven in het sociaal domein en sluiten deze
wel goed op elkaar aan?
9
In hoeverre kan op basis van de huidige onderzoeken gekozen worden voor een verdeling
die recht doet aan de situatie per gemeente, óók als het volgende kabinet ervoor kiest
om gemeenten meer financiële afwegingsmogelijkheden te geven in het sociaal domein?
10
Op welke wijze worden de stijgende kosten voor het beheer en onderhoud van infrastructuur
en openbare ruimte ten gevolge van slechte bodemgesteldheid (door het PBL in 2016
becijferd op 5,2 miljard tot 2050) meegenomen in de herijking van het klassieke domein
van het gemeentefonds, nu gemeenten op slappe bodem te maken hebben met hoge kosten
voor beheer en onderhoud van infrastructuur en openbare ruimte en die kosten toenemen,
onder meer door bodemdaling en daardoor de kwaliteit onder druk staat en er overlast
ontstaat voor inwoners? Dwingen de tekorten in het sociaal domein gemeenten om te
besparen op het klassieke domein, onder meer op beheer en onderhoud?
(Herijking verdeling klassiek domein gemeentefonds, blz. 51)
11
Op welke wijze biedt de herijking van het gemeentefonds kansen om gemeenten in staat
te stellen op korte termijn investeringen te plegen in lichtgewicht-technieken om
aan bodemdaling gerelateerde kosten later te verminderen en vermijden, nu het PBL
in 2016 heeft becijferd dat de meerkosten voor beheer en onderhoud van infrastructuur
en openbare ruimte ten gevolge van een slappe bodem 5,2 miljard tot 2050 omvatten,
een deel van die meerkosten vermijdbaar is door aanpassing van beleid en financiering
van beheer en onderhoud en door nu te investeren in betere lichtgewicht technieken?
(Herijking verdeling klassiek domein gemeentefonds, blz. 51)
12
Is in beeld hoeveel gemeenten te maken hebben met een slechte bodemgesteldheid? Hoe
en hoe vaak wordt bepaald welke gemeenten dit zijn?
13
Welke opties zijn er voor gemeenten om stijgende kosten voor bodemdaling en verzakking
op te vangen in tijden waarin ook op de andere clusters financiële krapte toeneemt
en wanneer essentiële voorzieningen niet bekneld mogen raken?
14
Op welke wijze worden de stijgende kosten voor het beheer en onderhoud van infrastructuur
en openbare ruimte ten gevolge van slechte bodemgesteldheid (door het PBL in 2016
becijferd op 5,2 miljard tot 2050) meegenomen in de herijking van het klassieke domein
van het gemeentefonds?
15
Op welke wijze biedt de herijking van het gemeentefonds kansen om gemeenten in staat
te stellen op korte termijn investeringen te plegen in lichtgewicht-technieken om
bodemdaling gerelateerde kosten later te verminderen en vermijden?
16
Is volgens Cebeon bij de herijking van het klassiek domein bijzondere aandacht nodig
voor gemeenten met een slechte bodemgesteldheid?
1. Heeft het ministerie in beeld om hoeveel gemeenten dit gaat?
2. Hoe wordt bepaald welke gemeenten te maken hebben met slechte bodemgesteldheid?
3. Hoe vaak wordt dit herijkt, gelet op de toenemende problematiek rondom droogte,
verzakkingen en schade aan infrastructuur en gebouwen?
(Herijking verdeling klassiek domein gemeentefonds, blz. 51–52)
17
Op basis van welke uitkomsten zou volgens het kabinet het nodig moeten zijn om de
stijgende kosten omtrent bodemdaling en verzakkingen van gemeenten met een slechte
bodemkwaliteit vanuit het gemeentefonds op te vangen en wat zou in dat geval de grootte
zijn van de compensatie die hieruit volgt?
18
Welke andere opties zijn er voor gemeenten om de kosten voor bodemdaling op te vangen
dan compensatie in het gemeentefonds?
19
Om hoeveel gemeenten gaat het waarbij de bodem slecht gesteld is en waarvoor extra
middelen nodig zijn en op welke gronden is dat bepaald?
20
Wordt volgens Cebeon aan de hand van de uitkomsten van de herijking voor het totaal
van de clusters beoordeeld in hoeverre er aanleiding is tot een gerichte aanpassing
voor de groep gemeenten met een slechte bodemgesteldheid?
1. Betekent dit dat er nog niet besloten is om de stijgende kosten omtrent bodemdaling
en verzakkingen van deze gemeenten vanuit het Gemeentefonds op te vangen?
2. Welke andere opties zijn er voor gemeenten om deze kosten op te vangen, zonder
dit ten koste te laten gaan van andere essentiële diensten of leidt tot verdere stijging
van de gemeentelijke lasten voor burgers, gelet op de reeds precaire financiële situatie
waar veel gemeenten in verkeren?
(Herijking verdeling klassiek domein gemeentefonds, blz. 52)
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
F.M.J. Hendrickx, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.