Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
35 695 Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met een verduidelijking van de tijdelijke grondslag voor het stellen van regels over de toegang tot en het gebruik van voorzieningen voor personenvervoer
Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING
1. Doelstelling en inhoud van het wetsvoorstel
Het tijdelijke artikel 58p, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid (Wpg), per
1 december 2020 in werking getreden via de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, biedt
een tijdelijke mogelijkheid om bij ministeriële regeling regels te stellen over de
toegang tot en het gebruik van voorzieningen voor personenvervoer. Doel van dit wetsvoorstel
is het verduidelijken van deze wettelijke grondslag. Het wetsvoorstel laat de werking
van het geldend recht onveranderd. Deze wetswijziging is aangekondigd in de brief
van het kabinet van 3 januari 2021 aan de Tweede Kamer.1
De bestrijding van de covid-19-pandemie is wat betreft het personenvervoer deels vormgegeven
via artikel 58p Wpg en deels via de opdrachten die de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (VWS) op basis van artikel 7 Wpg aan de betrokken voorzitters van
de veiligheidsregio heeft gegeven, ter uitvoering van de verplichtingen van de artikelen 53
en 54 Wpg. Voor het internationaal openbaar vervoer is op basis van artikel 58p Wpg
reeds in artikel 6.7a van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 (hierna: Trm)
de verplichting voor reizigers geregeld om bij binnenkomst in Nederland een negatieve
testuitslag te kunnen tonen.2 Voor het internationaal lucht- en scheepvaartverkeer is eenzelfde verplichting vormgegeven
met de genoemde opdrachten ter uitvoering van artikel 53 en 54 Wpg.3
Gelet op een recente uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag4 is besloten de verplichting voor de aanbieders van lucht- en scheepvaart ook te baseren
op artikel 58p Wpg. De Staat is overigens voornemens tegen deze uitspraak hoger beroep
in te stellen.5 De aangehaalde wijziging van de Trm6 met betrekking tot de aanbieders van lucht- en scheepvaart kwam de dag na de inwerkingtreding,
op 5 januari 2021, reeds aan de orde in een procedure voor de voorzieningenrechter
van de rechtbank Den Haag. In deze procedure werd o.a. de grondslag van de regeling
betwist. Van de zijde van de Staat is in deze procedure het standpunt ingenomen dat
artikel 58p Wpg een toereikende grondslag vormt voor het bepaalde in de artikelen 6.7a
en 6.7b Trm. Verwezen is naar de nota naar aanleiding van het verslag7 van de Tweede Kamer bij het voorstel voor de Tijdelijke wet maatregelen covid-19,
waarin is vermeld dat artikel 58p een vangnetvoorziening is en voldoende mogelijkheden
biedt om maatwerk te leveren. Dat de vereisten voor de toegang tot personenvervoer
per vliegtuig of schip verder niet uitdrukkelijk in de wetsgeschiedenis zijn genoemd,
kan verklaard worden uit het feit dat maatregelen ten aanzien van deze vervoersmodaliteiten
destijds niet werden voorzien. De sindsdien ingrijpend gewijzigde situatie dwingt
tot het treffen van de genomen maatregelen en daarvoor biedt artikel 58p naar het
oordeel van het kabinet een toereikende grondslag.
Het feit dat de grondslag van deze regeling discussie oproept en het nog geruime tijd
kan duren voor de juridische procedures op dit punt tot in laatste instantie zijn
beslist, acht het kabinet onwenselijk, gezien het grote belang voor de bestrijding
van de pandemie van het vereiste van een negatieve testuitslag van reizigers. Om iedere
discussie over de juridische grondslag inzake de verplichte negatieve testuitslag
voor zover nodig te beslechten, en de toereikendheid van artikel 58p als grondslag
voor de getroffen maatregelen buiten twijfel te stellen, heeft het kabinet besloten
om een wetswijziging in procedure te brengen tot het wijzigen van de Wet publieke
gezondheid. Dit voorstel strekt daartoe.
De wetgever heeft in artikel 58p, eerste lid, en tweede lid, eerste zin, Wpg reeds
uitdrukkelijk mogelijk gemaakt dat bij ministeriële regeling het aanbieden van personenvervoer
geheel of gedeeltelijk kan worden verboden en dat regels kunnen worden gesteld over
de toegang tot en het gebruik van voorzieningen voor personenvervoer. Het begrip «personenvervoer»
in de zin van artikel 58p Wpg is breder dan alleen het personenvervoer in de zin van
de Wet personenvervoer 2000 (hierna: Wp2000).8 Ook in de Trm is opgenomen dat personenvervoer zowel openbaar vervoer (als bedoeld
in de Wp2000) als ander bedrijfsmatig personenvervoer (besloten busvervoer en taxivervoer
als bedoeld in artikel 1 Wp 2000, alsmede bedrijfsmatig vervoer van personen op andere
wijze dan met een bus of taxi, niet zijnde openbaar vervoer) omvat, hetgeen ook lucht-
en scheepvaart behelst. Personenvervoer in privésituaties (per auto, particulier plezierjacht
e.d.) valt daar niet onder. In de grondslag van artikel 58p, eerste en tweede lid,
Wpg, ligt besloten dat beperkingen ten aanzien van toegang tot en gebruik van deze
vervoersvoorzieningen van uiteenlopende aard kunnen zijn, zelfs zo ingrijpend als
een geheel verbod, uiteraard met inachtneming van de eisen van noodzakelijkheid, proportionaliteit
en subsidiariteit, zoals is bepaald in artikel 58b, tweede lid, Wpg. Het openhouden
van het personenvervoer, waarbij het aanbieden van het vervoer aan voorwaarden wordt
verbonden, is ook mogelijk. Een voorbeeld is de voorwaarde dat de aanbieder erop toeziet
dat reizigers die Nederland inreizen in het bezit zijn van een negatieve testuitslag.9 Met dit wetsvoorstel wordt voor alle duidelijkheid dit aspect van de in artikel 58p
Wpg geregelde bevoegdheid geëxpliciteerd. Ook de Tweede Kamer heeft met de motie-Jetten/Dijkhoff
de regering verzocht het overleggen van een negatieve testuitslag zo spoedig mogelijk
voorwaardelijk te gaan maken aan het inreizen van Nederland door inwoners van de Europese
Economische Ruimte, inclusief Nederlanders, indien zij reizen vanuit een land waarvoor
een negatief reisadvies geldt.10
In het 85ste OMT-advies11 is geadviseerd de mogelijkheid te verkennen voor het vereisen van een negatieve testuitslag
bij binnenkomst voor alle reizigers (ook voor terugkerende Nederlanders) uit zogenoemde
hoogrisicogebieden vanwege de hoge mate van het vóórkomen van covid-19 (hierna: hoogrisicogebied).
Dit advies is urgenter geworden naar aanleiding van een variant van SARS-CoV-2 (verder:
het virus) die is gedetecteerd in onder meer het Verenigd Koninkrijk en nog eens onderstreept
door het advies van het RIVM om reizigersstromen naar het Verenigd Koninkrijk en Zuid-Afrika
te beperken of te controleren. Deze variant lijkt zich sneller te verspreiden dan
de tot heden bekende varianten van het virus. Om de verspreiding van het virus zoveel
mogelijk te voorkomen, is het wenselijk dat de aanbieder van bedrijfsmatig personenvervoer,
in het bijzonder via trein, bus, schip of vliegtuig, alleen reizigers, uit een hoogrisicogebied,
laat reizen die in het bezit zijn van een negatieve testuitslag voor besmetting met
het virus. Ook is het wenselijk dat op de reiziger zelf de verplichting kan komen
te rusten bij de toegang tot en tijdens het gebruik van de voorzieningen voor personenvervoer
een dergelijke negatieve testuitslag te kunnen aantonen. In het 93ste OMT-advies12 is bovendien het eerder gegeven advies dat alle reizigers van buiten het EU-gebied
die in Nederland aankomen, een bewijs moeten voorleggen van een negatieve PCR-test,
afgenomen ten hoogste 72 uur voor de aankomst in Nederland, herhaald. Hierbij wordt
door het OMT opgemerkt dat dit advies belangrijk is ter beperking van de influx van
mogelijk nieuwe varianten uit landen waar de moleculaire surveillance (door middel
van sequencing) minder goed is ingericht en waar mogelijk nieuwe varianten ongemerkt
circuleren. Als er geen reisbeperkingen zijn, kunnen mutaties uit deze landen, waar
onvoldoende onderzoek wordt gedaan naar mogelijke mutaties van het virus, dus ongemerkt
ons land binnenkomen. Om te bereiken dat het (gemuteerde) virus zo veel als mogelijk
buiten onze landsgrenzen blijft en verspreiding van het SARS-CoV-2-virus in bredere
zin te beperken, is het van belang dat reizigers een negatief testbewijs kunnen tonen
voordat de aanbieder van het personenvervoer toegang geeft tot het personenvervoer.
Het realiseren van een testlocatie op Nederlands grondgebied (voor de douane) is niet
mogelijk gelet op de vele grenslocaties en het feit dat na het afnemen van een test
de uitslag op de grens afgewacht zou moeten worden. Bovendien zou dit afwijken van
hetgeen nu feitelijk in het overgrote deel van Europa wordt toegepast. Ten slotte
wordt hiermee het risico verkleind dat reizigers tijdens het vervoer elkaar besmetten.
Ter uitvoering van deze adviezen biedt dit wetsvoorstel ten einde elke onzekerheid
uit te sluiten een verduidelijking van artikel 58p Wpg om ervoor te zorgen dat passagiers
die via het door aanbieders van personenvervoer aangeboden vervoer willen inreizen,
over een negatieve testuitslag beschikken. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald
dat zij deze bij de toegang tot het vervoermiddel en tijdens de reis kunnen tonen
aan de vervoerder en de toezichthouder. Dit wetsvoorstel regelt een grondslag voor
het stellen van voorwaarden aan reizigers die toegang willen tot of gebruik willen
maken van internationaal vervoer om Nederland in te reizen met gebruikmaking van bedrijfsmatig
aangeboden personenvervoer. De plicht van de passagier geldt, behoudens de in de regeling
te noemen uitzonderingen, voor alle reizigers die van het vervoer gebruikmaken, ongeacht
nationaliteit. Reizigers met de Nederlandse nationaliteit zijn hiervan dan ook niet
uitgezonderd. Dit is conform het eerdergenoemde advies van het OMT.
2. Grond- en mensenrechten, noodzaak en evenredigheid
De Nederlandse overheid is verplicht om maatregelen te treffen ter bevordering van
de volksgezondheid (artikel 22 van de Grondwet). Zij moet epidemieën zoveel mogelijk
voorkomen (artikel 11 van het Europees Sociaal Handvest). Er is dus een grond- en
mensenrechtelijke opdracht voor de overheid om op te treden ter bescherming van de
gezondheid. Het doel van het wetsvoorstel is de bestrijding van het virus dat zich
onder meer via reizigers die gebruikmaken van het personenvervoer snel kan verspreiden.
Een maatregel van een verplichte negatieve testuitslag draagt eraan bij om de verspreiding
van het virus tegen te gaan. Daarnaast wordt het risico van een influx van nieuwe
varianten van het virus aanzienlijk beperkt. De bescherming van het recht op gezondheid
kan vereisen dat andere grond- en mensenrechten worden ingeperkt. In dit geval heeft
de maatregel gevolgen voor de bewegingsvrijheid, de lichamelijke integriteit (door
het testen), en (bij het tonen van de testuitslag) de privacy van de personen die
Nederland willen inreizen (vastgelegd in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, artikel 8
van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mensen en de fundamentele
vrijheden (hierna: EVRM) en artikel 2 van het Vierde Protocol bij het EVRM. Beperkingen
van deze rechten zijn in principe toegestaan, als dit bij (of krachtens) wet geregeld
is en de beperkingen noodzakelijk, proportioneel en effectief zijn om het doel van
bescherming van de gezondheid te bereiken.
De beperkingen die dit wetsvoorstel kan opleveren worden gerechtvaardigd vanuit het
belang van de volksgezondheid. Dit wetsvoorstel bevat daartoe voor alle duidelijkheid
een geëxpliciteerde basis, uiteraard onverlet de mogelijkheden die artikel 58p Wpg
biedt om eisen van andere aard te stellen. Artikel 58p Wpg is zodanig geformuleerd
dat indien noodzakelijk, maatwerk kan worden geboden met de spoedige uitwerking van
de maatregel bij ministeriële regeling bij gewijzigde inzichten over de verspreiding
van het virus in of via de verschillende vormen van personenvervoer.13 Zoals hiervoor onder verwijzing naar het 85ste OMT-advies uiteen is gezet, is er een (dringende) noodzaak om de verdere verspreiding
van het virus in Nederland, ook door (mogelijk) besmette passagiers die naar Nederland
reizen, zoveel mogelijk tegen te gaan.14 Door alleen reizigers vanuit het buitenland toe te staan die een negatieve testuitslag
kunnen laten zien, kan instroom van mogelijke nieuwe varianten van het virus met een
hoger besmettingsrisico worden tegengaan. De vrijheid van verplaatsing binnen de landsgrenzen
van Europees Nederland blijft onaangetast. Wel wordt de mogelijkheid voorgesteld om
een testverplichting te regelen voor het reizen tussen Europees Nederland en de eilanden
in Caribisch Nederland (en tussen die eilanden); de noodzaak daartoe wordt in paragraaf
4 toegelicht. Het aangevulde artikel 58p Wpg biedt aldus een nadrukkelijke, noodzakelijke
en proportionele grondslag voor de verplichting om een negatieve testuitslag te vragen.
Er zijn geen andere, minder inbreukmakende middelen voorhanden om hetzelfde doel te
bereiken.
Ten slotte bepaalt artikel 3, tweede lid, van het Vierde Protocol bij het EVRM dat
aan niemand het recht mag worden ontnomen het grondgebied te betreden van de Staat,
waarvan hij onderdaan is. Artikel 12, vierde lid, van het Internationaal Verdrag inzake
Burgerrechten en Politieke Rechten (hierna: IVBPR) bepaalt dat niemand willekeurig
het recht mag worden ontnomen naar zijn eigen land terug te keren. Hieruit vloeit
geen absoluut recht voort om zonder enige voorwaarden het grondgebied te betreden
van de Staat waarvan een persoon onderdaan is, respectievelijk van het eigen land.15 Van het ontnemen van dit recht is met dit voorstel in beginsel geen sprake. Het betreft
een voorwaarde die wordt gesteld voor vervoer. Dit laat echter onverlet dat de te
stellen voorwaarden niet zodanig vergaand mogen zijn dat het recht om te reizen feitelijk
onder geen enkele omstandigheid meer kan worden uitgeoefend als degene voor wie dit
geldt, in het buitenland is en om welke reden dan ook niet kan beschikken over de
vereiste testuitslag. In zoverre dienen de voorwaarden ook in concreto proportioneel
te zijn. Voorgesteld wordt daarom in artikel 58p, vijfde lid, Wpg een hiertoe strekkende
bepaling op te nemen. Voor de bewoordingen – «eigen land» in plaats van «onderdaan» –
is aangesloten bij artikel 12, vierde lid, IVBPR, die enigszins ruimer zijn dan artikel 3,
tweede lid, van het Vierde Protocol bij het EVRM. Het niet kúnnen beschikken – hetgeen
iets anders is dan niet wíllen beschikken – over een vereiste testuitslag kan verschillende
redenen hebben. Te denken valt bijvoorbeeld aan een tekort aan testcapaciteit in het
land waarvandaan men reist of – zoals bij een klaarblijkelijke calamiteit die dwingt
tot spoorslags terugkeren – de ontbrekende tijd om een test te ondergaan. In de rede
ligt dat een reiziger dit op de een of andere wijze aantoont. In de praktijk pleegt
dit momenteel via consulaire bijstand te lopen. Het zal naar verwachting gaan om een
beperkt aantal bijzondere (schrijnende) gevallen.
3. Verhouding tot andere regelgeving
Vrij verkeer van personen en diensten
In een mededeling van de Commissie16 is aangegeven dat de Raad van de Europese Unie een aanbeveling heeft aangenomen over
een gecoördineerde aanpak van beperkingen van het vrije verkeer wegens de covid-19-pandemie17. In die aanbeveling wordt aangenomen dat beperkingen van het vrije verkeer van personen
ter bescherming van de volksgezondheid onder voorwaarden mogelijk zijn en dat lidstaten
reizigers de optie kunnen bieden om zich vóór aankomst te laten testen op covid-19-besmetting.
Deze maatregel is minder verstrekkend dan een tijdelijk verbod op personenvervoer.
De beperkingen voor de vervoerders zijn in gelijke zin in overeenstemming met de Richtlijn
2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende
diensten op de interne markt. Van belang voor beide beperkingen is dat er geen ongelijke
behandeling op grond van nationaliteit is. Er wordt in deze regeling dan ook geen
direct of indirect onderscheid gemaakt tussen Nederlanders en andere nationaliteiten.
Algemene verordening gegevensbescherming
Bij het aflezen van de testuitslag worden geen persoonsgegevens opgenomen in een bestand
of op een andere wijze verwerkt in de zin van artikel 4 van de Algemene verordening
gegevensbescherming. Bij een positieve of ontbrekende testuitslag dienen slechts de
toegang tot en het gebruik van de voorzieningen voor het personenvervoer te worden
geweigerd.
4. Reizen vanuit het buitenland en tussen Europees Nederland, Bonaire, Sint Eustatius
en Saba
Het in paragraaf 1 geschetste risico van verspreiding van het virus bij reizen vanuit
hoogrisicogebieden geldt binnen het hele Koninkrijk. De andere landen dan Nederland
in het Koninkrijk (Curaçao, Aruba en Sint Maarten) worden voor de toepassing van de
Wpg en dus ook artikel 58p aangemerkt als ware het «buitenland». Dat geldt niet voor
de delen van Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Het is goed denkbaar
dat het onder omstandigheden noodzakelijk is een negatieve testuitslag verplicht te
stellen bij reizen tussen Europees Nederland, Bonaire, Sint Eustatius en Saba. In
het voorgestelde nieuwe derde lid van artikel 58p is expliciet opgenomen dat deze
verplichting ook bij reizen tussen deze gebieden kan gelden. Bonaire, Sint Eustatius
en Saba maken deel uit van Nederland. De Afdeling advisering van de Raad van State
heeft in haar advies bij dit wetsvoorstel opgemerkt dat een dergelijke verplichting
voor reizen binnen het Europese deel van Nederland niet expliciet is opgenomen in
het wetsvoorstel.18 Artikel 132a, vierde lid, van de Grondwet biedt uitdrukkelijk de ruimte om voor de
openbare lichamen in het Caribische deel van Nederland andere regels of specifieke
maatregelen te stellen met het oog op bijzondere omstandigheden waardoor de openbare
lichamen zich wezenlijk onderscheiden van het Europese deel van Nederland. Daar is
volgens de regering sprake van. De epidemiologische situatie in Europees en Caribisch
Nederland kan sterk verschillen, alleen al door de grote geografische afstand, tussen
Europees en Caribisch Nederland en tussen de eilanden van Caribisch Nederland onderling.
Ook vanwege het insulaire karakter en de bijzondere kleinschaligheid van de eilanden
worden er in Bonaire, Sint Eustatius en Saba ten opzichte van Europees Nederland verschillende
maatregelen getroffen, en die kunnen ook per eiland verschillen. Dit verschil komt
ook tot uiting in de aparte advisering door het Outbreak Management Team voor Caribisch
Nederland. Gezien de medische beperkingen op de eilanden en de daarmee samenhangende
kwetsbaarheid van het zorgsysteem is het streven naar het indammen (containment) en
buitenhouden van het virus tot nu toe het doel geweest. De mogelijkheid tot differentiatie
bij de maatregelen ter bestrijding van de epidemie is tevens opgenomen in artikel 58e,
eerste lid, onder a, Wpg.
Indien dit noodzakelijk is voor de bestrijding van de epidemie, kan een dergelijke
verplichting bij inreizen worden opgenomen in de regeling die voor het desbetreffende
gebied geldt, voor reizigers uit Europees Nederland naar Bonaire, Sint Eustatius of
Saba derhalve in de voor deze gebieden geldende Tijdelijke regeling maatregelen covid-19
Bonaire respectievelijk Sint Eustatius respectievelijk Saba. Voor zover het inreizen
vanuit Bonaire, Sint Eustatius en Saba in Europees Nederland betreft, dient een dergelijke
verplichting opgenomen te worden in de ministeriële regeling voor Europees Nederland.
Bij de besluitvorming over een testverplichting voor Caribisch Nederland worden onder
meer de actuele epidemiologische situatie, de (commerciële) testcapaciteit ter plaatse
en andere lokale omstandigheden betrokken. De ministeriële regelingen die betrekking
hebben op Caribisch Nederland worden in overleg met de betreffende gezaghebbers opgesteld.
5. Uitvoering, toezicht, handhaving en regeldruk
Dit wetsvoorstel betreft een verduidelijking van de bestaande grondslag in artikel 58p
om de maatregel van een negatieve coronatest bij inreis te stellen. De regels hieromtrent
die reeds in de artikelen 6.7a en 6.7b Trm zijn gesteld, blijven gelden. Daarmee worden
als zodanig geen wijzigingen aangebracht in de wijze van uitvoering, het toezicht,
handhaving en regeldruk.
De sanctionering van overtreding van het bepaalde krachtens artikel 58p Wpg blijft
ongewijzigd. Ingevolge artikel 58u eerste lid, aanhef en onder b, Wpg kan door de
Minister van VWS worden opgetreden met een last onder bestuursdwang (en op grond van
artikel 5:32, eerste lid, van de Awb met het opleggen van een last onder dwangsom).
Strafrechtelijke sanctionering bestaat ingevolge artikel 68bis, eerste lid, aanhef
en onder b, Wpg uit hechtenis van ten hoogste zeven dagen of geldboete van de eerste
categorie (ten hoogste 435 euro, bij rechtspersonen ten hoogste 4.350 euro). Opgemerkt
zij dat de strafbaarstelling in artikel 68bis Wpg van het bepaalde krachtens artikel 58p,
tweede lid, Wpg mede betrekking heeft op regels als bedoeld in het nieuw voorgestelde
derde en vierde lid van artikel 58p, Wpg, nu deze regels gelet op de formulering van
het derde en vierde lid een uitwerking zijn van de ministeriële regeling die haar
grondslag vindt in het tweede lid van artikel 58p, Wpg.
Artikelsgewijze toelichting
ARTIKEL I
Artikel 58p, tweede lid
In de Tijdelijke wet maatregelen-covid-19/Wpg is de term «personenvervoer» niet gedefinieerd.
Personenvervoer is een breed begrip, dat betrekking kan hebben op het in de Wp 2000
bedoelde openbaar vervoer, zoals personenvervoer per trein, metro, tram en bus, en
andere vormen van personenvervoer. Daaronder vallen onder andere besloten busvervoer,
personenvervoer per taxi, leerlingenvervoer, vervoer van gehandicapten, het regionale
zogenoemde collectieve vraagafhankelijk vervoer (de regiotaxi), vervoer over het water
en vervoer met luchtvaartuigen als bedoeld in artikel 16 van de Luchtvaartwet.
Op grond van het tweede lid van artikel 58p van de Wpg kunnen regels worden gesteld
over de toegang tot en het gebruik van voorzieningen voor personenvervoer. Daarbij
kunnen tevens regels worden gesteld over het houden van een veilige afstand, ook in
het geval personen op hetzelfde adres wonen. Dat laatste kan bijvoorbeeld betrekking
hebben op georganiseerd vervoer van werknemers naar de werkplek, ook als deze werknemers
op hetzelfde adres woonachtig zijn.
Momenteel worden regels gesteld voor de verdeling van de beperkte capaciteit van het
vervoer door middel van reservering, het doen van een gezondheidscheck, het moeten
kunnen tonen van een negatief testuitslag of het dragen van een mondkapje. Deze elementen
van artikel 58p, tweede lid, blijven ongewijzigd.
In het tweede lid wordt ten opzichte van de bestaande tekst toegevoegd dat de regels
ook betrekking kunnen hebben op het aanbieden van personenvervoer, teneinde vast te
leggen dat bij regeling ook kan worden bepaald dat bij het aanbod (boekingen, kaartverkoop,
etc.) aan bepaalde vereisten moet worden voldaan door de aanbieder. Voorts is duidelijk
gemaakt dat onderscheid gemaakt kan worden tussen de verschillende categorieën personenvervoer,
gezien de breedte van dat begrip, en de personen voor wie de regels gelden. Zo zal
het steeds beschikbaar moeten hebben van een negatieve testuitslag bij bijvoorbeeld
regionaal (bus-)vervoer voor grenswerkers ondoenlijk zijn. Hiervoor kan dan in de
regeling een generieke uitzondering worden opgenomen. Verder kan onderscheid gemaakt
worden tussen categorieën van personen voor wie de regels gelden. Zie hiervoor bijvoorbeeld
de uitzonderingen zoals opgenomen in artikel 6.7b, derde lid, Trm. Dit artikellid
maakt onder andere een uitzondering voor reizigers die gebruik maken van regionaal
grensoverschrijdend personenvervoer, personen tot en met twaalf jaar en grenswerkers,
grensstudenten en grensscholieren.
Artikel 58p, derde lid
Ten eerste wordt verduidelijkt dat de regels in de ministeriële regeling kunnen gelden
ten aanzien van zowel de aanbieder van het personenvervoer als degene die toegang
heeft en gebruikmaakt van de voorzieningen van het personenvervoer (de reiziger).
Ten tweede wordt de grondslag voor het moeten kunnen tonen van een negatieve testuitslag
verduidelijkt. Momenteel is in artikelen 6.7a en 6.7b Trm de controle voor de negatieve
testuitslag geregeld als plicht voor de vervoerder. De verduidelijking ziet zowel
op de mogelijkheid om deze regels te stellen ten aanzien van aanbieders van het personenvervoer,
die zouden kunnen controleren op de aanwezigheid van de testuitslag en de reizigers
hierover zouden kunnen informeren, als rechtstreeks op de reizigers zelf, die de uitslag
bij zich dienen te hebben.
De reden voor deze verduidelijking is om de plicht voor de reiziger om een negatieve
testuitslag te kunnen tonen, beter kenbaar en voorzienbaar te maken. Dat past beter
in de systematiek van het beperken van grondrechten, waaronder het recht op eerbiediging
van de persoonlijke levenssfeer. Daarvoor is het concreter maken van artikel 58p Wpg
aangewezen. Op de beperking van grondrechten is nader ingegaan in paragraaf 2 van
het algemeen deel van deze toelichting.
De aanwijzing van de gebieden van herkomst geschiedt door de Minister van VWS. Dit
is neergelegd in het derde van artikel 58p Wpg. Afstemming zal plaatsvinden met de
Minister van Buitenlandse Zaken die de reisadviezen vaststelt. Het besluit tot aanwijzing
is geen algemeen verbindend voorschrift, maar een zogeheten concretiserend besluit
van algemene strekking (vgl. ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3510 ECLI:NL:RVS:2015:3514).
Artikel 58p, vierde lid
De wijziging van artikel 58p Wpg voorziet ten slotte in de mogelijkheid tot het stellen
van eisen met betrekking tot de test, zoals eisen omtrent de geldigheidsduur van de
test, de taal van de uitslag en het logo of keurmerk van een instituut of arts. Er
kan ook gebruikmaking van een specifiek type test worden voorgeschreven, zoals de
pcr-test. Ook wordt het mogelijk regels te stellen over de wijze waarop de testuitslag
wordt aangetoond, bijvoorbeeld op papier of (ook) digitaal.
Artikel 58p, vijfde lid
Hierop is ingegaan in paragraaf 2 van het algemeen deel van deze toelichting.
ARTIKEL II
Dit artikel bevat een zogeheten omhangbepaling. De artikelen 6.7a en 6.7b Trm zijn
momenteel gebaseerd op de artikelen 58e, eerste lid, aanhef en onder b, en 58p, eerste
en tweede lid, eerste zin, Wpg. Met de inwerkingtreding van dit voorstel zullen zij,
naast de eerstgenoemde bepaling, ook zijn gebaseerd op artikel 58p, tweede lid (nieuw),
Wpg. Deze bepaling stelt buiten twijfel dat de artikelen 6.7a en 6.7b Trm, waarop
in het algemeen deel van deze memorie is ingegaan, onder de nieuwe rechtsgrondslag
vallen en dus niet van rechtswege vervallen.
ARTIKEL III
Gezien de wenselijkheid op de kortst mogelijke termijn duidelijkheid te verschaffen
over het verplicht stellen van (het vragen van) een negatieve testuitslag voor de
aanbieder en de reiziger die gebruikmaakt van personenvervoer met een bestemming in
Nederland, wordt voorgesteld inwerkingtreding van deze wijziging te bepalen op de
dag na publicatie in het Staatsblad. Gezien het spoedeisende karakter van deze wetswijziging
wordt daarbij afgeweken van de vaste verandermomenten.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
PVV | 20 | Voor |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
PvdD | 4 | Voor |
50PLUS | 3 | Voor |
DENK | 3 | Tegen |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Tegen |
Krol | 1 | Tegen |
Van Kooten-Arissen | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.