Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 692 Goedkeuring en uitvoering van het op 23 juli 2018 te Brussel tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden inzake politiesamenwerking (Trb. 2018, 160)
Artikel 1 (goedkeuring)
Artikel 2 (terugtocht)
Artikel 3 (wijziging Wetboek van Strafrecht)
Artikel 4 (wijziging Wetboek van Strafvordering)
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op 23 juli 2018 te Brussel tot stand
gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het
Koninkrijk der Nederlanden inzake politiesamenwerking ingevolge artikel 91, eerste
lid, van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeft, alvorens het Koninkrijk
daaraan kan worden gebonden, en dat het voorts noodzakelijk is regels te stellen ter
uitvoering van het genoemde Verdrag, in hoofdzaak door middel van wijziging van het
Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
Artikel 1 (goedkeuring)
Het op 23 juli 2018 te Brussel tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk België,
het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden inzake politiesamenwerking,
waarvan de Nederlandse en de Franse tekst zijn geplaatst in Tractatenblad 2018, 160 wordt goedgekeurd voor het Europese deel van Nederland.
Artikel 2 (terugtocht)
1. Een persoon in de openbare dienst van een vreemde staat die handelt in het kader
van dit verdrag kan de aanhouding van een persoon die heeft plaatsgevonden op een
internationale trein of schip buiten Nederland, tijdens de verplaatsing van de trein
of het schip over Nederlands grondgebied voortzetten.
2. De aangehouden persoon wordt zo spoedig mogelijk overgedragen aan Nederlandse opsporingsambtenaren,
die bevoegd zijn alle dienstige maatregelen te nemen ter beveiliging van de aangehouden
persoon en ter voorkoming van zijn ontvluchting.
3. De aangehouden persoon wordt zo spoedig teruggeleid naar het land waar de aanhouding
heeft plaatsgevonden. In afwachting van een passende gelegenheid tot vertrek kan de
aangehouden persoon in Nederland ten hoogste zes uur worden opgehouden. De tijd tussen
middernacht en negen uur ’s morgens wordt voor de berekening van deze termijn niet
meegerekend.
Artikel 3 (wijziging Wetboek van Strafrecht)
Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 42 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Met een ambtenaar wordt gelijkgesteld een persoon in de openbare dienst van een vreemde
staat die in Nederland op door het volkenrecht toegelaten wijze zijn bediening uitoefent.
B
Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Met een ambtenaar wordt gelijkgesteld een persoon in de openbare dienst van een vreemde
staat die in Nederland op door het volkenrecht toegelaten wijze zijn bediening uitoefent.
C
Artikel 90novies wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
2. Met het eerste lid worden gelijkgesteld de voorschriften die tot de ambtenaar gerichte
instructies bevatten omtrent het gebruik van geweld die gelden in het land waarin
de ambtenaar op dat moment op door het volkenrecht toegelaten wijze zijn bediening
uitoefent.
3. Met het eerste lid worden gelijkgesteld de algemeen verbindende voorschriften die
tot de persoon in de openbare dienst van een vreemde staat, die in Nederland op door
het volkenrecht toegelaten wijze zijn bediening uitoefent, gerichte instructies bevatten
omtrent het gebruik van geweld.
D
In artikel 189, vierde lid, wordt na «enig misdrijf» ingevoegd «, alsmede personen
in de openbare dienst van een vreemde staat die in Nederland op door het volkenrecht
toegelaten wijze hun bediening uitoefenen».
E
Aan artikel 249 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Met een ambtenaar wordt gelijkgesteld een persoon in de openbare dienst van een vreemde
staat die in Nederland op door het volkenrecht toegelaten wijze zijn bediening uitoefent.
F
Aan artikel 251 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De bijkomende straffen, bedoeld in het eerste en tweede lid, kunnen niet worden uitgesproken
bij veroordeling wegens het in artikel 249, tweede lid, onder 1⁰, omschreven misdrijf
waarbij toepassing is gegeven aan het derde lid van dat artikel.
G
Artikel 267 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Met een ambtenaar wordt gelijkgesteld een persoon in de openbare dienst van een vreemde
staat die in Nederland op door het volkenrecht toegelaten wijze zijn bediening uitoefent.
H
Aan artikel 280 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Met ambtenaren van justitie en politie worden gelijkgesteld personen in de openbare
dienst van een vreemde staat die in Nederland op door het volkenrecht toegelaten wijze
hun bediening uitoefenen.
I
In artikel 285a, tweede lid, wordt na «aan een verdrag waarbij het Koninkrijk partij
is» ingevoegd «en een persoon in de openbare dienst van een vreemde staat die in Nederland
op door het volkenrecht toegelaten wijze zijn bediening uitoefent».
J
Artikel 304 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Met een ambtenaar wordt gelijkgesteld een persoon in de openbare dienst van een vreemde
staat die in Nederland op door het volkenrecht toegelaten wijze zijn bediening uitoefent.
K
In artikel 364a, eerste lid, wordt «de artikelen 361, 363, 365 tot en met 368 en 376»
vervangen door «de artikelen 358 tot en met 361, 363, 365 tot en met 371 en 376».
L
Na artikel 372 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 373
Ten aanzien van artikel 372 worden met de in dat artikel bedoelde ambtenaren aan wie
bij of krachtens artikel 7, eerste, achtste of negende lid, van de Politiewet 2012
of artikel 6, eerste lid, van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten de bevoegdheid
geweld te gebruiken is toegekend, gelijkgesteld personen in de openbare dienst van
een vreemde staat die in Nederland op door het volkenrecht toegelaten wijze hun bediening
uitoefenen en aan wie de bevoegdheid geweld te gebruiken is toegekend.
Artikel 4 (wijziging Wetboek van Strafvordering)
Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 2 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Met een ambtenaar aan wie bij of krachtens artikel 7, eerste, achtste of negende
lid, van de Politiewet 2012 of artikel 6, eerste lid, van de Wet op de bijzondere
opsporingsdiensten de bevoegdheid geweld te gebruiken is toegekend, wordt ten aanzien
van het derde lid gelijkgesteld een persoon in de openbare dienst van een vreemde
staat die in Nederland op door het volkenrecht toegelaten wijze zijn bediening uitoefent
en aan wie de bevoegdheid geweld te gebruiken is toegekend.
B
Na artikel 511ab wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 511ac
Met een ambtenaar aan wie bij of krachtens artikel 7, eerste, achtste of negende lid,
van de Politiewet 2012 of artikel 6, eerste lid, van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten
de bevoegdheid geweld te gebruiken is toegekend, wordt ten aanzien van artikel 511a
gelijkgesteld een persoon in de openbare dienst van een vreemde staat die in Nederland
op door het volkenrecht toegelaten wijze zijn bediening uitoefent en aan wie de bevoegdheid
geweld te gebruiken is toegekend.
Artikel 5 (evaluatie)
Onze Minister van Justitie en Veiligheid zendt, in overeenstemming met Onze Minister
van Defensie, binnen drie jaar na de inwerkingtreding van het op 23 juli 2018 te Brussel
tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg
en het Koninkrijk der Nederlanden inzake politiesamenwerking, aan de Staten-Generaal
een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet en het Verdrag, met
inbegrip van de tot dan toe in werking getreden uitvoeringsovereenkomsten, in de praktijk.
Artikel 6 (inwerkingtreding)
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het
Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van de artikelen 3, onderdelen
A, C en L, en 4, die op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking
zullen treden.
Artikel 7 (citeertitel)
Deze wet wordt aangehaald als: Goedkeurings- en uitvoeringswet Benelux-politieverdrag.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie en Veiligheid,
De Minister van Buitenlandse Zaken,
De Minister van Defensie,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.