Brief regering : Internationale Kennis- en Talentstrategie
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 893 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 december 2020
Nederlandse kennisinstellingen zijn van oudsher internationaal georiënteerd. Op vele
terreinen en in diverse vormen werken kennisinstellingen nauw samen met partners uit
het buitenland. Deze internationale oriëntatie is noodzakelijk voor het op peil houden
van de hoge kwaliteit van ons hoger onderwijs en onze wetenschap. Internationale kennissamenwerking
geeft toegang tot de beste mensen, de beste ideeën, de beste onderzoeksfaciliteiten
en de beste (digitale) infrastructuur. Daarom wordt internationale samenwerking door
het kabinet ondersteund en gestimuleerd.
Tegelijkertijd vragen geopolitieke ontwikkelingen, zoals de toegenomen spanningen
tussen de VS en China en het vertrek van het VK uit de Europese Unie, om een meer
strategische keuze bij de samenwerking met buitenlandse partners. Ook moeten we oog
houden voor de balans tussen de kansen die internationale samenwerking ons biedt en
mogelijke risico’s die er zijn. Dat geldt op het gebied van kennisveiligheid, als
het gaat om de nationale veiligheid1, maar ook in bredere zin, zoals het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) internationalisering
van het (hoger) onderwijs2 heeft laten zien voor studentenmobiliteit. In deze brief presenteert het kabinet
daarom de Internationale Kennis- en Talentstrategie.
De Internationale Kennis- en Talentstrategie (IKT) zorgt voor meer regie en richting
bij internationale samenwerking in hoger onderwijs en wetenschap. Deze strategie,
die ik heb aangekondigd in de Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek, schetst
tevens mijn inzet op hoger onderwijs en onderzoek in het buitenland. Bij deze inzet
werk ik samen met de Ministers van Economische Zaken en Klimaat, van Buitenlandse
Zaken, voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en met diverse stakeholders
in en rond de kennissector in Nederland. Het belang van internationale samenwerking
is gediend bij krachtenbundeling van onderwijs en wetenschap met economische en diplomatieke
netwerken. De gezamenlijke benadering heeft een duidelijke meerwaarde, doordat meerdere
perspectieven en beleidsagenda’s samenkomen. De komende periode blijft het kabinet
inzetten op stevige internationale verankering van de kennissector en meer strategische
bilaterale samenwerking met andere landen, met bewustzijn voor kennisveiligheid.
De focus wordt verlegd naar meer gelijkwaardige samenwerking. De nadruk komt minder
te liggen op het actief werven van studenten en meer op
• samenwerken op basis van gelijkwaardigheid en wederkerigheid in duurzame, strategische
partnerschappen;
• brain circulation;
• tactisch opereren in multilaterale gremia;
• capaciteitsopbouw en de Sustainable Development Goals en
• kennisdiplomatie.
De jaren tot 2024 zijn daarbij een transitieperiode waarin de inzet via de Netherlands Education Support Offices (NESO’s) plaatsmaakt voor strategische inzet via het postennet. Deze vernieuwde aanpak
vergt ook een aanpassing in de landenkeuze, waarbij ik met het grootste deel van de
landen waar nu een NESO is, de samenwerking voortzet, maar ook investeer in een aantal
belangrijke partners dichter bij huis (Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk).
Tijdens de transitieperiode geven we de IKT verder vorm, starten we met de uitvoering
van de strategie waar dat al kan en experimenteren we met nieuwe vormen van samenwerking.
De samenwerking tussen het hoger onderwijs- en wetenschapsveld, overheden, het postennetwerk
en internationale instanties krijgt daarmee een impuls. Zo kan de inzet vanuit de
IKT ook een bijdrage leveren aan de kennisdiplomatie en de buitenlandse economische
betrekkingen.
In deze brief ga ik eerst kort in op de waarde van internationale samenwerking in
onderwijs en wetenschap. Vervolgens schets ik de hoofddoelstellingen. Tot slot ga
ik in op de landen en aandachtsgebieden bij de gezamenlijke inzet vanuit de IKT.
Met de IKT geef ik invulling aan de motie van de leden Wiersma en Paternotte over
een internationale talentstrategie voor het Nederlands hoger onderwijs3, aan de gewijzigde motie van de leden Wiersma en Van der Molen over instroom van
internationale studenten op grond van macrodoelmatigheid4, aan de motie van de leden Wiersma en Paternotte over aansluiting van de kennissector
bij economische missies5, aan de motie van de leden Paternotte en Bruins over een actieplan om de stay rate van internationale studenten te verhogen6, aan de motie van het lid Futselaar over het minder actief werven van internationale
studenten7 en aan de motie van de leden Paternotte en Wiersma over het intensiveren van de samenwerking
met het Verenigd Koninkrijk.8
1. De waarde van internationale samenwerking in onderwijs en wetenschap
Hoger onderwijs en wetenschap van wereldniveau
Voor wetenschappelijke organisaties en hogeronderwijsinstellingen is een internationale
oriëntatie vanzelfsprekend. Kennis is grenzeloos. Wetenschappelijke doorbraken komen
tot stand in internationaal werkende teams op kennisinstellingen wereldwijd. Mee blijven
doen in de wereldtop vereist samenwerking op internationaal niveau en sterk, kwalitatief
hoogwaardig hoger onderwijs en onderzoek. Dat betekent namelijk meer toegang tot de
beste mensen, de beste ideeën en de beste onderzoeksfaciliteiten. Samen bereik je
meer dan als Nederland alleen. Onderzoeksprogramma’s met internationale – ook private –
partners vergroten de kans op excellente wetenschap en doeltreffende innovatie. Ze
maken Nederland tot een van de belangrijkste kennis- en innovatiehubs van de wereld.
Voor sommige onderzoeksonderwerpen zoals gezondheidszorg, biodiversiteit en sociale
cohesie, is transnationale samenwerking zelfs een noodzaak om te komen tot goede conclusies
en zinvolle aanbevelingen.
Aanpak mondiale problemen
Maatschappelijke opgaven rondom klimaat, duurzame voeding en migratie beperken zich
niet tot landsgrenzen. Zij vragen om mondiale en interdisciplinaire antwoorden, maar
ook om kennis van de lokale context. Daarvoor is internationale samenwerking in onderwijs
en onderzoek essentieel: enerzijds om kennis te delen en anderzijds om kennis te vergaren
en de kiem te leggen voor grensverleggende innovaties. Dat vraagt dat onderzoek wordt
uitgevoerd door consortia van Nederlandse en internationale en lokale wetenschappers.
Onderzoeksprogramma’s met internationale – ook private – partners vergroten de kans
op excellente wetenschap en doeltreffende innovatie. En daarmee ook de economische
en wetenschappelijke positionering van Nederland. Dit draagt ook bij aan de concurrentiepositie
van Nederland op de langere termijn.
Verrijking onderwijs en onderzoek
Voor individuele studenten, docenten en onderzoekers is een internationale ervaring
een verrijking. Recent onderzoek van Nuffic laat zien dat die meerwaarde onder andere
bestaat uit het leren omgaan met diversiteit (opdoen interculturele vaardigheden),
een beter carrièreperspectief en de verbeterde taalvaardigheid in andere talen9. Maar ook op het gebied van intellectuele opbrengst is een uitwisseling via het Europese
Erasmus-programma of het Marie Sklodowska-Curie-programma, een strategisch partnerschap
voor onderwijsinnovatie of baanbrekende onderzoekssamenwerking in een transnationaal
consortium vaak enorm waardevol. Daarnaast komen studenten door het aantrekken van
internationale onderzoekers en docenten in aanraking met meer diverse perspectieven
op de stof. Dit draagt bij aan het benutten van internationale inzichten en kennis
in het curriculum.
Gerichte aanpak talent
Waar het gaat om inkomende studentenmobiliteit heeft het eerdergenoemde IBO internationalisering
van het (hoger) onderwijs laten zien dat internationalisering ook uitdagingen met
zich mee kan brengen, met signalen over de absorptiecapaciteit van het Nederlandse
hoger onderwijs en de toegankelijkheid op stelselniveau. Naast de maatregelen die
daarna in Nederland zijn genomen middels het wetsvoorstel taal en toegankelijkheid
(WTT)10, wordt daarom in deze IKT ook een meer gerichte aanpak voorgesteld voor de actieve
werving van studenten uit het buitenland. De inzet vanuit de overheid op het aantrekken
en behouden van internationaal talent wordt daarmee gelinkt aan regio’s en sectoren
met (toekomstige) arbeidsmarktkrapte, in het bijzonder de techniek en ICT. Ook wil
Nederland een kweekvijver en haven voor talentvolle onderzoekers blijven, conform
de wetenschapsbrief.11 Hierdoor wordt de werving van talent doelmatiger en meer gericht op het toekomstig
verdienvermogen van Nederland.12
2. Behoefte aan richting en strategie
Om een aantal redenen is het nodig om vanuit de overheid internationale kennissamenwerking
op een meer strategische, integrale manier te benaderen, zodat Nederland mee kan blijven
doen in de top:
• vanwege de waarde van internationale samenwerking voor onderwijs en wetenschap;
• vanwege de veranderende geopolitieke verhoudingen;
• vanwege de toegenomen concurrentie om talent;
• vanwege de groeiende behoefte om bewust om te gaan met risico’s en
• vanwege het bredere belang van internationale samenwerking in onderwijs en wetenschap
voor Nederland als kenniseconomie en om mondiale uitdagingen op te lossen.
Door als overheid en kennissector samen te werken en aan te sluiten bij de bestaande
Netherlands branding, voorkomen we versnippering van inspanningen van de verschillende overheidsonderdelen
en de kennisinstellingen. Door een meer gezamenlijke profilering van de kennissector
creëren we bovendien massa en effectiviteit en bevorderen we de onderlinge samenwerking
en synergie binnen het kennisveld zelf. Naast het bieden van een kader en het stimuleren
en faciliteren van internationale samenwerking, kan de overheid in sommige gevallen
ook een rol spelen bij het verstrekken van subsidies, bijvoorbeeld via beurzenprogramma’s
met specifieke landen of doelgroepen, of door een bijdrage aan de organisatie van
een congres of aan de ontwikkeling van grote onderzoeks-infrastructuur.
Uiteraard laat dit een ieder vrij om buiten het kader van de IKT om (internationaal)
samen te werken, maar de gezamenlijke inzet vraagt om richting en prioritering. Om
die meer strategische, integrale benadering van internationale kennissamenwerking
te realiseren, richten we de gezamenlijke inzet op:
Samenwerken op basis van gelijkwaardigheid en wederkerigheid in duurzame, strategische
partnerschappen
Geopolitieke ontwikkelingen en veiligheidsaspecten, maar ook het principe van academische
vrijheid, beïnvloeden de keuze van de partners waarmee we die samenwerking aangaan.
Het liefst werken we samen met landen die de kwaliteit van hoger onderwijs en wetenschap
op orde hebben, die onze academische kernwaarden delen en die ook in het geopolitieke
krachtenveld een partner (kunnen) zijn voor Nederland. Gelijkwaardigheid hangt ook
samen met financiering: wanneer een onderzoeksproject volledig wordt gefinancierd
door een «onvrij» land en dit land ook de faciliteiten ter beschikking stelt, is het
niet ondenkbeeldig dat onze academische kernwaarden het onderspit delven. Bij wederkerigheid
gaat het ook om toegang tot middelen en informatie en om het kunnen benutten van onderzoeksresultaten.
De kennissector is het meest gebaat bij het creëren van duurzame, strategische partnerschappen
tussen overheden (government-2-government) en tussen kennisinstellingen. Ook samenwerking in wat de Europese Commissie de «knowledge square» noemt (onderwijs/wetenschap, innovatie/bedrijfsleven, overheid, civil society) is geschikt om duurzame strategische partnerschappen te creëren of bestendigen.
Brain circulation
Het is van belang dat kennis circuleert: zowel door brede toegankelijkheid en open science, als door brain circulation. Dat is niet alleen goed voor Nederland, maar verbreedt ook de kennisinfrastructuur
en onderwijs- en onderzoekskwaliteit elders. Bovendien kunnen studenten en onderzoekers
die terugkeren uitstekende ambassadeurs voor Nederland zijn, net zo goed als Nederlandse
onderzoekers en studenten een visitekaartje van Nederland in het buitenland zijn.
De mobiliteit van onderzoekers is recent door een adviescommissie onderzocht. 13 De KNAW concludeerde op basis van het rapport dat de adviescommissie opstelde, dat
er in Nederland in het afgelopen decennium geen sprake was van een brain drain of brain gain, maar van een groeiende brain circulation. Het aantal wetenschappelijke onderzoekers dat naar Nederland kwam, was in balans
met het aantal onderzoekers dat vertrok. Ook bij kortdurende studentenmobiliteit zien
we een redelijke balans, maar aan de kant van diplomamobiliteit, waarbij een student
naar het buitenland gaat voor een gehele opleiding, is er geen sprake van brain circulation. Er moet ook oog zijn voor de schadelijke gevolgen van brain drain waar landen die toch al kwetsbaar zijn mee geconfronteerd worden. In de IKT zal dan
ook minder de nadruk komen te liggen op de actieve werving van studenten in het buitenland,
met uitzondering van bepaalde sectoren. Door het faciliteren van samenwerking tussen
instellingen, kan de IKT ook een springplank zijn voor meer uitgaande studentenmobiliteit,
ook daarmee kan meer balans worden gebracht in de brain circulation. Ook in Europees verband wordt daaraan gewerkt, onder meer door de Europese Universiteitsallianties
die samenwerking en uitwisseling tussen instellingen uit verschillende delen van Europa
bevorderen.
Tactisch opereren in multilaterale gremia
Nederland gebruikt multilaterale gremia, zoals de EU, OESO en UNESCO om de voor ons
belangrijke academische waarden verder te brengen: academische vrijheid, open science, wederkerigheid, excellentie, meer diversiteit en inclusie en breder erkennen en
waarderen van onderzoeksresultaten en carrièrepaden. Door de veranderende verhoudingen
in de wereld verschuiven ook de verhoudingen in multilaterale gremia. Daarom zal ook
moeten worden nagedacht over met welke landen we nauw willen samenwerken om binnen
deze multilaterale gremia een sterkere positie te creëren. En daarmee meer voet aan
de grond te krijgen voor onze boodschap, belangen en academische waarden. Door op
onderwijs en wetenschap nauwer samen te werken met bepaalde landen, is de verwachting
dat Nederland in deze landen sneller een bondgenoot vindt voor de voor ons belangrijke
inbreng op het multilaterale toneel.
Capaciteitsopbouw en de Sustainable Development Goals
Met de EU, de OESO en UNESCO zijn we ervan overtuigd dat de kennissector cruciaal
is voor het behalen van de SDG’s. De Nederlandse kennissector zet al actief in op
het bereiken van de SDG’s. Dit wordt door instellingen en koepels voortdurend onder
de aandacht gebracht. Veel hiervan gebeurt «gewoon» in Nederland. Maar ook bij internationale
onderwijs- en onderzoekssamenwerking kunnen Nederlandse kennisinstellingen een relevante
rol spelen, bijvoorbeeld in de vorm van capacity building: het zorgt vaak voor economische groei en voegt een betekenisvolle dimensie toe aan
de aanpak van mondiale uitdagingen, zoals duurzaamheid, klimaatverandering en de kwaliteit
van de leefomgeving. Ook draagt internationale samenwerking op dit terrein bij aan
de verdere ontwikkeling van de nationale kennissector.
Kennisdiplomatie
Internationale samenwerking op het gebied van onderwijs en onderzoek kan bovendien
de vreedzame betrekkingen bevorderen. Kennis kan worden ingezet om de relatie met
bepaalde landen te verdiepen – ook landen waarmee de relatie complex is. In situaties
waarin de formele betrekkingen stroef lopen, kan samenwerking in onderwijs, onderzoek
en innovatie mensen van verschillende landen met elkaar blijven verbinden. Een concreet
voorbeeld hiervan zijn projecten uit het NWO Science Diplomacy Fund, zoals workshops, seminars en uitwisselingen om de banden met landen te verstevigen.
Een gezonde diplomatieke basis kan vervolgens deuren openen voor kennisinstellingen
en bedrijven. Zo snijdt het mes aan twee kanten.
3. Hoofddoelstellingen
De vooraanstaande positie en goede academische reputatie van de Nederlandse kennisinstellingen
hangen samen met de academische vrijheid die in ons land gegarandeerd wordt en de
openheid van onze kennisinstellingen naar de wereld. Ook bij ons optreden in het buitenland
worden kernwaarden als academische vrijheid, wetenschappelijke integriteit, openheid,
wederkerigheid, toegankelijkheid en institutionele autonomie krachtig uitgedragen
en hebben we oog voor kennisveiligheid en ongewenste kennisoverdracht. Daarmee komen
we met de gekozen richting voor de IKT tot de volgende vier hoofddoelstellingen:
1. De kwaliteit van (hoger) onderwijs en wetenschap in Nederland bevorderen door versterking
van de internationale kennissamenwerking
• dit leidt tot de verbreding van perspectieven, de voorbereiding op de internationaal
verbonden arbeidsmarkt en als middel om samen internationale problemen op te lossen;
• dit zorgt ervoor dat onze wetenschappers en instellingen met de beste mensen en (grootschalige)
internationale onderzoeksfaciliteiten kunnen samenwerken en
• dit draagt bij aan onze welvaart en ons welzijn.
2. Versterking van ons innovatievermogen en van de positie van het Nederlandse (hoger)
onderwijs en wetenschap in het buitenland door zichtbaarheid, uitwisseling en duurzame
samenwerking
• internationale onderwijs- en wetenschappelijke samenwerking, ook met bedrijven, instituten
voor toegepast onderzoek en maatschappelijke organisaties, draagt bij aan het Nederlandse
innovatievermogen en aan oplossingen voor mondiale problemen en maatschappelijke opgaven
in Nederland en over de grens;
• dit draagt bij aan een betere positie en reputatie van Nederlandse instellingen en
de sector in den brede in het buitenland;
• dit versterkt het beeld van Nederland als hoogwaardige kennismaatschappij en sterke
kenniseconomie en als innovatief, creatief en inclusief land, in lijn met de NL branding;
• bij de werving van internationale studenten kiezen we een gerichte aanpak voor regio’s
en sectoren met (toekomstige) arbeidsmarktkrapte, in het bijzonder de techniek en
ICT en
• door een veilige basis te bieden met een prettige werksfeer kunnen we talent vasthouden
en nieuwe talenten aantrekken.
3. Het versterken van Nederlands beleid door uitwisseling en peer learning in bilaterale en multilaterale samenwerking
• dit draagt bij aan de kwaliteit en relevantie van het Nederlandse hoger onderwijs-
en wetenschapsbeleid;
• dit biedt mogelijkheden Nederlands beleid en academische waarden voor het voetlicht
te brengen en daarmee een groter bereik te creëren;
• dit biedt kansen om financiering voor internationale samenwerking te realiseren;
• de voor ons belangrijke uitgangspunten rondom breder erkennen en waarderen van onderzoeksresultaten
en carrièrepaden14 en rondom het streven naar meer diversiteit en inclusie in de wetenschap en het hoger
onderwijs dragen we actief uit15
en
• we maken ons er via internationale samenwerking hard voor om open science en open access de norm te laten worden in publiek gefinancierd wetenschappelijk onderzoek.
4. Het oplossen van mondiale problemen en maatschappelijke uitdagingen zoals geformuleerd
in de SDG’s
• onderwijs- en wetenschappelijke samenwerking draagt bij aan oplossingen voor mondiale
problemen en maatschappelijke opgaven in Nederland en over de grens;
• in de bilaterale relatie met andere landen versterkt kennis en publiek-private onderzoekssamenwerking
het imago en de concurrentiepositie van Nederland en biedt zij kansen om wederzijds
begrip en vertrouwen te bevorderen (kennisdiplomatie);
• door onderwijs- en wetenschappelijke samenwerking versterken we de kennis en kunde
in alle betrokken landen, stimuleren we opwaartse convergentie en leveren zo een essentiële
bijdrage aan het behalen van de SDG’s en
• dit biedt mogelijkheden om een dialoog over (academische) normen en waarden aan te
gaan.
Deze doelen kunnen in samenhang en als op zichzelf staand doel worden nagestreefd.
4. Landen en aandachtsgebieden
De IKT is een leidraad voor internationaal samenwerken en daarmee wereldwijd inzetbaar.
Daarbinnen zal een keuze gemaakt worden voor een aantal landen waarop de komende jaren
bij de gezamenlijke inzet vanuit de overheid en de kennissector de focus ligt. De
afweging voor die landenkeuze is een combinatie van een aantal factoren en criteria.
We concentreren ons op landen:
• die voor onze hoofddoelstellingen het meest noodzakelijk zijn;
• waar inzet vanuit de overheid het meest van meerwaarde is voor het veld;
• waar gezamenlijke inzet de meeste meerwaarde oplevert;
• die relevant zijn voor de kwaliteit en innovatie van onderwijs en onderzoek, momenteel
of in de nabije toekomst;
• die inhoudelijke en economische mogelijkheden voor de Nederlandse kennissector bieden;
• waar onze inzet een maatschappelijke relevantie heeft;
• waarmee we een historische relatie hebben of
• waar onze inzet een buitenlandpolitiek belang dient.
Per land worden nadere afspraken gemaakt tussen betrokken spelers over samenwerking
en uitvoering. Door maatwerk per land verbinden we hoger onderwijs en onderzoek en
internationale economische en buitenlandpolitieke prioriteiten van Nederland.
Europese landen zijn onze belangrijkste handelspartners en bondgenoten waarmee we
veel gemeen hebben. Nederland heeft dan ook een groot belang bij een goede verstandhouding
met deze landen. Like mindeds als Duitsland, België (m.n. Vlaanderen), de Noordse landen, het VK, Oostenrijk, Frankrijk
en Italië zijn logische partners in veel opzichten. Met veel Europese landen trekken
we al veel samen op, bijvoorbeeld in onderhandelingen over de Europese programma’s.
Op die manier versterken en ondersteunen we elkaar. Ook de VS en andere Angelsaksische
landen buiten Europa zijn voor de hand liggende partners bij internationale samenwerking
in hoger onderwijs en wetenschap. Met al deze partners zetten we onze bestaande samenwerking
graag voort. De inzet vanuit de IKT moeten we echter concentreren op een beperkt aantal
landen. We concentreren daarom onze aanwezigheid in de Europese landen met de inzet
op een aantal belangrijke posten. Binnen de EU zijn daarvoor Duitsland en Frankrijk
het meest interessant. Daarnaast versterken we de ambassade in Londen om de relatie
met het VK ook na de Brexit te bestendigen. De Angelsaksische landen buiten Europa
zijn voor de kennissector relatief goed toegankelijk en daar doen we vanuit de IKT
geen extra inspanningen voor.
Met Indonesië, Zuid-Afrika en Brazilië hebben we goedlopende samenwerkings-verbanden
in de wetenschap en het hoger onderwijs en die willen we blijvend ondersteunen vanuit
de IKT. Voor ieder van deze landen zetten we in op aanwezigheid via het postennet.
Voor ieder land wordt nader uitgewerkt hoe dit in de toekomst vorm zal krijgen.
Naast Indonesië zetten we in Azië in op China, India, Japan en Zuid-Korea. In China,
India en Zuid-Korea maken we transitieplannen om de aanwezigheid na het sluiten van
de NESO-kantoren op een andere manier vorm te geven. In Japan wordt al veel gedaan
op het gebied van wetenschap en innovatie, van kwantum-technologie tot waterstof.
We vullen deze inzet aan met intensivering van de samenwerking in het hoger onderwijs.
Ook Zwitserland en Israël zijn landen waarmee samenwerking logisch lijkt. Beide scoren
hoog op diverse ranglijsten met betrekking tot wetenschap en innovatie, en Zwitserland
heeft een hoger-onderwijssysteem dat vergelijkbaar is met dat van Nederland. Voor
beide landen wordt bekeken hoe de IKT bestaande samenwerking kan ondersteunen en versterken
en of eventuele aanwezigheid daarbij van meerwaarde is.
De vernieuwde inzet betekent ook dat in een beperkt aantal landen geen of minder aanwezigheid
is voorzien. Zo worden in Turkije, Mexico, Rusland en Vietnam de activiteiten afgebouwd.
Voor al deze landen geldt dat dit niet betekent dat er geen samenwerking meer mogelijk
is. De informatievoorziening over en ondersteuning van die samenwerking door het NESO-kantoor
wordt echter beëindigd of vindt op een andere manier plaats. Voor Rusland geldt daarbij
dat het NESO-kantoor langer openblijft dan eerder aan uw Kamer gemeld. Dit geeft iets
meer tijd om aan een structurele oplossing te werken, waarbij de belangen van de people-to-people contacten beter geborgd zijn, conform de brief die de Minister van Buitenlandse Zaken
daarover aan uw kamer heeft gestuurd16. De gesprekken met Nuffic en Buitenlandse Zaken over hoe de situatie er daarna uit
gaat zien, zijn nog niet afgerond. Uiterlijk in het voorjaar van 2021 komt er een
concrete uitwerking per land.
Dat betekent dat de inzet op onderwijs en wetenschap via het postennet zich zal concentreren
in de volgende landen: Duitsland, Frankrijk, het VK, Brazilië, China, India, Indonesië,
Japan, Zuid-Afrika, Zuid-Korea en mogelijk in Israël en/of Zwitserland. De precieze
vorm en omvang per land wordt nog nader uitgewerkt. De taken van de functionaris zullen
zich onder andere richten op het uitbouwen en verstevigen van relaties met lokale
overheden, kennisinstellingen en andere relevante organisaties, evenals het tot stand
brengen van samenwerking en uitwisseling tussen Nederlandse kennisinstellingen met
partners uit het betreffende land. Specifiek de relatie van de onderwijs- en wetenschapsattachés
met de innovatie-attachés die onder EZK vallen en in acht van de tien gekozen landen
zijn gevestigd, vraagt om nauwe samenwerking en goede werkafspraken, op de post en
ook in Nederland.
Daarnaast werken we de inzet vanuit de kennissector op het gebied van capaciteitsopbouw
en samenwerking om de SDG’s te bereiken verder uit in aansluiting op de beleidsagenda
van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS). De IKT
is aanvullend op en samenhangend met de inspanningen van het kabinet die worden uitgevoerd
op het gebied van BHOS. In nauw overleg met de Ministers van BZ en BHOS zal de IKT
ook rekening houden met verschuivende welvaartsniveaus en zich ontwikkelende kennisinfrastructuur
in de wereld. Vanuit de Nederlandse kennissector kan een waardevolle bijdrage worden
geleverd aan het versterken van deze kennisinfrastructuur, waaronder op het Afrikaanse
continent. Daarbij kan worden voortgeborduurd op bestaande kennissamenwerkingsverbanden
tussen Nederland en Afrika, zoals bijvoorbeeld de kennisplatforms.
Multilaterale inzet
Door middel van agenderen en samenwerken in multilaterale gremia willen we Nederlands
beleid bevorderen en versterken. Nederland vervult hierbij een aanjagende en standaard-zettende
rol. Op het gebied van open science is dit al het geval. Internationale agendering van «erkennen en waarderen» zou een
vliegwieleffect kunnen geven evenals aan meer diversiteit en inclusie in het hoger
onderwijs en de wetenschap. Flexibilisering en modularisering van het hoger onderwijs
is een ander voorbeeld waarbij het van meerwaarde is om in de EU of in Bologna-verband
samen op te trekken, zodat standaarden breder navolging krijgen dan alleen in Nederland.
Peer learning is een essentieel onderdeel hiervan. Zo zijn OCW en Nuffic actief in Europese projecten
en werkgroepen om de erkenning van micro credentials in Europa te bevorderen. Ook kunnen Nederlandse problemen soms (makkelijker) worden
opgelost door ze internationaal te agenderen, zowel in bilateraal als multilateraal
verband. Hiervan is het Europees agenderen van het belang van brain circulation een goed voorbeeld.
Wat betreft het vergroten van kennisveiligheid is samen optrekken binnen Europa ook
essentieel, zoals ik uw Kamer onlangs ook schreef in mijn brief over kennisveiligheid
in hoger onderwijs en onderzoek17. Om ongewenste overdracht van kennis en technologie effectief tegen te gaan, is het
noodzakelijk dat kennisveiligheid goed is geborgd in de landen waarmee Nederland veel
wetenschappelijke samenwerking kent. Nederland speelt een actieve rol in een aantal
initiatieven die zijn opgezet door de Europese Commissie.18 Daarnaast willen we met andere Europese voorlopers op het gebied van kennisveiligheid
steviger optrekken. Zodat we van elkaar kunnen leren, informatie uit kunnen wisselen
en samen het debat binnen Europa kunnen aanvoeren. Bovendien kijken we ook buiten
de Europese grenzen om te leren van beleid en maatregelen die elders zijn genomen.
Bij de inzet in multilaterale gremia gaan we uit van de beleidsdoelen uit de eerdergenoemde
Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek en de wetenschapsbrief. De inzet
vanuit de IKT in de verschillende multilaterale gremia werk ik in samenhang met de
inzet in de verschillende landen uit. Dit geheel wordt in het voorjaar van 2021 gepresenteerd.
Talent en missies
Het faciliteren van interdisciplinaire, innovatieve manieren van samenwerking door
bijvoorbeeld het faciliteren van Living Labs in het buitenland, is ook een manier om talent te ontwaren en om uitgaande studentenmobiliteit
mogelijk te maken. Nuffic informeert en enthousiasmeert Nederlandse studenten over
de mogelijkheden voor uitgaande mobiliteit op één centrale plek via de website van
WilWeg. Daarnaast zet Nuffic zich in om obstakels voor uitgaande mobiliteit te signaleren
en zoveel mogelijk weg te nemen, samen met hogeronderwijs-instellingen en partners
in de keten, via het Mobstacles netwerk, een netwerk van diverse stakeholders in en
rond de hogeronderwijssector.
Nederland is de afgelopen jaren zeer succesvol geweest in het aantrekken van internationale
studenten. Met instrumenten als de Gedragscode Internationale Student in het Hoger
Onderwijs en de daarmee samenhangende korte doorlooptijd voor een verblijfsvisum,
het zoekjaar voor hoogopgeleiden, het verlaagd salariscriterium bij de kennismigrantenregeling,
is de beleidsinzet vanuit de overheid erop gericht om een aantrekkelijk vestigingsklimaat
te creëren voor internationaal talent. Dit sluit aan bij beleid waarin het Ministerie
van EZK samen met regionale en nationale partners Nederland positioneert als aantrekkelijk
vestigingsland voor internationaal talent in loondienst. De acties zijn voornamelijk
gericht op het aantrekken van kennismigranten die de vaardigheden hebben om in te
spelen op economische kansen en maatschappelijke uitdagingen, waaronder de energietransitie,
digitalisering en de (door)ontwikkeling van sleuteltechnologieën. Hierbij gaat ook
aandacht uit naar het behoud van internationale studenten in Nederland. Er wordt reeds
ingezet op de positionering van Nederlandse werkgevers bij internationale topuniversiteiten
en op nationale en internationale events en carrièrebeurzen. Belangrijke acties zijn
ook de ontwikkeling van een informatie- en landingspagina en een Netherlands Branding-campagne gericht op het aantrekken en behoud van internationale kennismigranten.
Deze zullen begin 2021 door The Netherlands Point of Entry, onderdeel van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), worden gelanceerd.
Met een aantrekkelijke kennisinfrastructuur en een prettige werksfeer wil Nederland
ook divers onderzoekstalent aantrekken en binden. Dit kan ook worden uitgedragen bij
economische missies in het buitenland.19 Voor wat betreft de werving van internationale studenten wil het kabinet van kwantitatieve
instroom naar kwalitatieve instroom. Voor de inzet vanuit de IKT wordt de actieve
werving van studenten daarom beperkt tot opleidingen in die sectoren waar sprake is
van krapte op de arbeidsmarkt.20 Het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) voorspelt structurele tekorten
in de sectoren onderwijs, zorg, techniek en ICT.21 Recent onderzoek van het UWV geeft aan dat, ondanks de grote verschuivingen op de
arbeidsmarkt als gevolg van de uitbraak van COVID-19, er onverminderd behoefte blijft
aan personeel in deze sectoren.22 Voor de werving van internationaal talent beperkt de IKT zich tot de techniek en
ICT, omdat voor onderwijs en zorg de beheersing van de Nederlandse taal een grotere
rol speelt dan in de techniek en ICT.
Ook bij het verhogen van de binding van internationale studenten met de Nederlandse
cultuur en arbeidsmarkt23, speelt de taal een rol. Al tijdens de opleiding kan de basis voor deze binding worden
gelegd, door kennismaking met Nederlandse (potentiële) werkgevers te faciliteren en
studenten de gelegenheid te bieden een professioneel netwerk te ontwikkelen. Er zijn
verschillende voorbeelden van initiatieven, waarbij ook wordt ingezet op binding met
de regio en regionale arbeidsmarkt. Zo biedt de Universiteit Maastricht een honours-traject aan de faculteit Data Science and Knowledge Engineering (DKE), waarbij talentvolle (internationale) studenten voor twee dagen per week bij een
bedrijf in de regio worden geplaatst om daar een project uit te voeren. De Universiteit
Twente werkt met het zogenaamde Talent pact met gemeente en bedrijven samen om talent door te laten stromen naar de (regionale)
arbeidsmarkt en Universiteit Maastricht leidt binnen de vier Brightlands campussen, die over de gehele provincie Limburg zijn verspreid, Nederlands en internationaal
talent dicht bij de arbeidsmarkt op. Met het Techniekpact, waarover de Staatssecretaris
van EZK uw Kamer per brief heeft geïnformeerd24, wordt ook ingezet op de binding van internationale afgestudeerden met technische
vaardigheden die schaars zijn in Nederland. Verschillende onderwijsinstellingen en
bedrijven werken al samen in de regio om (internationale) studenten werkervaring op
te laten doen gedurende hun opleiding. Het kabinet zal in gesprek gaan met instellingen
en Techniekpact-partners om de mogelijkheden te verkennen om het aanbod aan werk-
en stageplekken uit te breiden en de uitwisseling van kennis en best practices te ondersteunen. Hogeronderwijs-instellingen willen graag samen met het bedrijfsleven
verkennen wat de mogelijkheden zijn om die samenwerking tussen het hoger onderwijs
en het bedrijfsleven te versterken, bijvoorbeeld door (regionale) matchdagen en carrière-evenementen
te organiseren, zodat studenten en (potentiële) werkgevers elkaar kunnen ontmoeten.
Internationale studenten die Nederland na hun studie toch verlaten, kunnen optreden
als ambassadeurs voor Nederland en zullen wellicht eerder aan Nederland denken als
zij in hun thuisland onderzoek gaan doen of internationaal gaan ondernemen. Daarmee
kunnen zij ook waardevol zijn voor Nederland. Hetzelfde geldt voor studenten die via
bijvoorbeeld beurzenprogramma’s in Nederland hebben gestudeerd en daarna de opgedane
kennis en vaardigheden inzetten voor capaciteitsopbouw in hun thuisland.
5. Uitvoerders en instrumentarium
Het kabinet hecht aan goede samenwerking tussen de verschillende spelers met ruimte
voor ieders rol en expertise. We stellen daarom een coördinatiemechanisme voor waarmee
we recht doen aan die verschillen, maar waarbij de gezamenlijke doelen leidend zijn.
De gezamenlijke strategie laat ruimte voor flexibiliteit en maatwerk per land of gremium.
We streven naar een meerjarige aanpak die aansluit op de meerjarige strategische landeninzet,
de Strategische Bilaterale Agenda van EZK, en op de Kennis- en Innovatieconvenanten.
Zo bouwen we aan een constructieve samenwerking en duidelijke rolverdeling tussen
de verschillende partners. De periode tot 2024 is daarbij, zoals eerder aangegeven,
een periode van transitie waarin ook ruimte is om te experimenteren met nieuwe vormen
van samenwerking.
Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland (de posten)
Ambassades en consulaten-generaal zijn onze oren en ogen in het buitenland. Daarnaast
beschikken ze over een groot netwerk ter plaatse. Dit is belangrijk bij de opbouw
en het onderhouden van relaties, het zien van kansen en het bij elkaar brengen van
vraag en aanbod. Tijdens de transitieperiode worden daarom op een aantal posten onderwijs-
en wetenschapsattachés geplaatst. Per post wordt bekeken hoe de inbedding van deze
attachés zodanig wordt vormgegeven dat de belangen van het onderwijs en de wetenschap
én Nederland het beste worden bediend. We zorgen ervoor dat de inzet op de post in
lijn is met de ambities en mogelijkheden van kennissamenwerking in het betreffende
land, door aan te sluiten op het netwerk van innovatieattachés en/of cultuurattachés.
Ten aanzien van de samenwerking met de innovatieattachés is er ook vanuit Nederland
contact met het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Gezien de nauwe relatie
tussen wetenschap, technologie en innovatie worden er verdere afspraken gemaakt.
VSNU, VH
De VSNU en de VH zijn als koepelorganisaties nauw betrokken bij de inzet vanuit de
IKT. Informatievoorziening naar de instellingen en input vanuit instellingen naar
de partners in de IKT is daarbij een belangrijk aspect. Het belang van een gezamenlijke
aanpak voor een versterkt imago en betere positionering van de Nederlandse kennisinstellingen
en de sector als geheel is daarbij evident.
Ook individuele onderwijsinstellingen en onderzoeksorganisaties die actief zijn in
de benoemde landen, worden uitgenodigd hun kennis en expertise te delen al dan niet
via de koepelorganisaties.
Nuffic
Zowel Nuffic als NWO hebben een belangrijke ondersteunende rol bij de uitvoering van
de IKT. Nuffic verschaft informatie en advies aan Nederlandse onderwijsinstellingen
over hun internationaliseringsbeleid, verzorgt de uitvoering van een aantal beurzenprogramma’s,
waaronder het Holland Scholarship Programme. De kennis- en expertise die is opgebouwd met het NESO-netwerk zal zoveel mogelijk
worden geborgd in de uitvoering van de IKT en waar relevant in de rol van de onderwijs-
en wetenschapsattaché. De transitieperiode is daarbij cruciaal voor een goede overdracht.
NWO, KNAW
Belangrijke overheidspartners in de wetenschap zijn NWO en KNAW. De uitvoering van
het overheidsbeleid op internationale onderzoekssamenwerking loopt voor een groot
langs de lijn van NWO. Zij ontvangt financiering vanuit OCW en stuurt vervolgens diverse
onderzoeksprogramma’s aan waar onderzoekers uit de hele wereld aan deel kunnen nemen.
Daartoe heeft NWO Money follows Cooperation (MfC) en Money follows Researcher (MfR) mogelijk gemaakt binnen de reguliere subsidies. Daarnaast zijn er financieringsinstrumenten
opgezet voor multilaterale en bilaterale samenwerking met zusterorganisaties binnen
en buiten Europa, waaronder het Merian Fund (dat zich richt op de SDG’s), Science Diplomacy en Europese partnerschappen in Horizon Europe en wordt er samengewerkt aan grote onderzoeksinfrastructuren via de NWO-instituten.
De KNAW wil de invloed van wetenschap op nationaal en internationaal beleid vergroten,
door wetenschappelijke kennis te koppelen aan actuele vraagstukken. Dit doet de KNAW
bijvoorbeeld in Europa via het Scientific Advice Mechanism (SAM), het wetenschappelijke adviesmechanisme voor de Europese Commissie. Ook lopen
er langjarige samenwerkingsverbanden met China en Indonesië. De KNAW is daarmee pleitbezorger
van de Nederlandse wetenschap in Europa en de rest van de wereld.
Nederlandse (wetenschappelijke) instituten in het buitenland
De Nederlandse instituten in het buitenland zijn een vorm van kennisdiplomatie avant la lettre. Voor landen waarmee de verhouding soms lastig is, kan via deze instituten toch hoger
onderwijs- en wetenschappelijke samenwerking plaatsvinden. Door de instituten bij
de Internationale Kennisstrategie te betrekken, halen we meer kennis over internationale
samenwerking in het buitenland naar binnen, maken we het bij de IKT betrokken netwerk
groter en zorgen we ervoor dat er een gezamenlijk beeld ontstaat.
Instrumentarium
De genoemde uitvoeringspartners zijn zelf het best in staat om hun instrumentarium
in te richten en gezamenlijk afspraken te maken. Daarom bieden we ruimte voor flexibiliteit.
Ondersteuning kan bestaan uit bijvoorbeeld informatievoorziening, advies, matchmaking, bezoekersprogramma’s, begeleiding en onderzoek. We stimuleren ook een betere aansluiting
van de kennissector tijdens uitgaande staatsbezoeken en handelsmissies in de voor
deze strategie belangrijke landen. Zowel de KNAW-president (namens het wetenschappelijk
veld) als de motie Wiersma-Paternotte25 hebben daar ook om gevraagd.
De transitieperiode (tot eind 2023) wordt gebruikt om te inventariseren waar op welke
plek behoefte aan is en hoe we de samenwerking het best vorm kunnen geven. We kijken
daarbij nadrukkelijk ook naar andere mogelijkheden om samen te werken, zoals:
• gezamenlijke onderzoekthema’s afspreken met de relevante landen (op hoog niveau) en
juiste partners bij elkaar brengen: waar kunnen we elkaar in versterken? Waar is elke
partner goed in? Welke onderzoekers en faciliteiten kunnen we samen gebruiken of opzetten?;
• het wegnemen van belemmeringen (denk aan onderzoeksvisa, toegang tot subsidies, ingang
bij organisaties, toegang tot onderzoeksfaciliteiten, etc.);
• investeren in langjarige programma’s voor wetenschappelijke samenwerking die verder
gaan dan mobiliteit: deling van resultaten, gebruik maken van faciliteiten, op afstand
werken aan gezamenlijk onderzoek, gebruik maken van onderzoekspopulatie uit een bepaald
land;
• stimuleren uitgaande mobiliteit studenten, docenten en onderzoekers (brain circulation);
• het verschaffen van informatie over het binaire Nederlandse hogeronderwijsstelsel;
• het verbeteren van de concurrentiepositie van Nederlandse instellingen door het faciliteren
van deelname aan missies en
• meer gerichte werving van talent.
6. Regie en coördinatiemechanisme
De IKT is mede het gevolg van expliciete verzoeken uit het hoger onderwijsveld om
meer regie vanuit het Ministerie van OCW. De thuisbasis voor het coördinatiemechanisme
ligt dan ook bij OCW. De meerjarige strategische inzet voor de IKT wordt samen met
de stakeholders in de komende periode bepaald, waarbij de uitwerking per land in het
voorjaar van 2021 wordt afgerond. Vanaf 2021 vindt er een halfjaarlijks overkoepelend overleg plaats (OCW, EZK, BZ/BHOS, VSNU, VH, NWO, KNAW, Nuffic).
Naast het overkoepelend overleg wordt er middels maatwerk per land samengewerkt. De
regie ligt bij OCW, maar de coördinatie van landenteams kan ook door (een) externe partij(en) gedaan worden.
De onderwijs- en wetenschapsattachés spelen een belangrijke rol binnen het betreffende landenteam. Voor de gehele groep
wordt een (half)jaarlijkse terugkomweek georganiseerd waarin er een programma is bij
OCW, bij partners en in het kennisveld.
Kennisuitwisseling tussen partners (al dan niet op specifieke thema’s binnen het kennisbeleid) wordt
gestimuleerd door gerichte informatie voor belanghebbenden over (landen)programma’s
en (meerjarige)regelingen, door trainingsprogramma’s en personele uitwisseling.
7. Tot slot
Internationale samenwerking op het gebied van onderwijs en wetenschap verankert de
kwaliteit van ons onderwijs, onderzoek en beleid, het draagt bij aan onze relaties
met het buitenland en versterkt ons imago en onze concurrentiepositie. Nederlandse
studenten, docenten en wetenschappers zijn over de grens een visitekaartje voor het
Nederlandse hoger onderwijs en onderzoek, terwijl ze tegelijkertijd kunnen laten zien
hoe academische vrijheid en samenwerking met bedrijven, instituten voor toegepast
onderzoek en maatschappelijke organisaties leiden tot innovaties en groei. Ze kunnen
daarmee buitenlandse vakgenoten inspireren. Die uitwisseling en inspiratie waarderen
we en willen we ook in de komende periode vanuit onze gezamenlijke verantwoordelijkheid
ondersteunen. We kiezen daarbij voor een gerichte strategische inzet op een beperkt
aantal landen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
Indieners
-
Indiener
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap