Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Nader verslag
35 589 Wijziging van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Ziektewet teneinde het advies van een bedrijfsarts over de belastbaarheid van de werknemer leidend te maken bij de toets op de re-integratie inspanningen door het UWV
Nr. 7
NADER VERSLAG
Vastgesteld 18 december 2020
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend
onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft naar aanleiding van de op 15 december
2020 ontvangen nota naar aanleiding van het verslag (35 589, nr. 6) besloten tot het uitbrengen van een nader verslag over het wetsvoorstel. Onder het
voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden,
acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende
voorbereid.
Inhoudsopgave
ALGEMEEN
1
1.
Knelpunten voor werkgevers bij loondoorbetaling bij ziekte
2
2.
Inhoud van het wetsvoorstel
4
3.
(Financiële) effecten
4
4.
Ontvangen commentaren en adviezen
5
ALGEMEEN
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag op de Wijziging
van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Ziektewet teneinde het advies
van een bedrijfsarts over de belastbaarheid van de werknemer leidend te maken bij
de toets op de re-integratie inspanningen door het UWV. Zij danken de regering voor
de gegeven antwoorden en maken graag van de gelegenheid gebruik om nog enkele nadere
vragen te stellen.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag. Zij hebben nog
enkele vragen.
1. Knelpunten voor werkgevers bij loondoorbetaling bij ziekte
De leden van de PvdA-fractie constateren dat de regering schrijft dat het wegvallen van deze grondslag (afwijkend
oordeel over de belastbaarheid door de verzekeringsarts) er «mogelijk toe kan leiden
dat de prikkel voor re-integratie vermindert, wat kan resulteren in extra WIA-instroom.»
De leden vragen de regering dan in te gaan op het feit dat er in de begroting maar
liefst 60 miljoen euro structureel is uitgetrokken voor de geraamde extra WIA-instroom,
waarbij de regering dus zelf ook inschat dat de prikkel voor re-integratie vermindert
en er dus een hogere WIA-instroom komt. Kan de regering daarbij nogmaals uitgebreid
ingaan wat de proportionaliteit van dit wetsvoorstel is als het voorkomen van deze
ongewenste loonsanctie voor een werkgever de overheid bijna 143.000 euro per loonsanctie
kost?
Ook vragen deze leden de regering nader uit te leggen waarom de MKB-verzuim-ontzorgverzekering,
die «poortwachterproof» is, geen oplossing zou zijn voor het gepercipieerde probleem
dat ten grondslag ligt aan dit wetsvoorstel. Is daarbij het enige argument van de
regering dat het geen verplichte verzekering is, terwijl werkgevers jaarlijks wel
450 miljoen euro premiekorting vanuit de Rijksoverheid krijgen om een dergelijke verzekering
af te sluiten?
Waarom is de regering het niet eens met de leden van de PvdA-fractie dat in het wetsvoorstel
het risico van een verschillend medisch oordeel verschuift van werkgever naar werknemer,
terwijl dat risico bij een MKB-verzuim-ontzorgverzekering zowel niet bij werkgevers,
als bij werknemers komt te liggen, maar bij de verzekeraar en dat dat een veel meer
socialere en evenwichtigere oplossing zou zijn?
De leden lezen in het antwoord van de regering dat het oordeel van de bedrijfsarts
«niet beïnvloedbaar» is door de werkgever, terwijl de werkgever de bedrijfsarts uitkiest,
de werkgever indien hij niet tevreden is over de kwaliteit het contract met de bedrijfsarts
kan beëindigen en hij een bedrijfsarts die ondeugdelijk werk levert aansprakelijk
kan stellen. Kan de regering hierop ingaan? En kan bovendien worden ingegaan waarom
het dan evenwichtig is om te stellen dat een werknemer wel invloed heeft op een bedrijfsarts,
doordat een werknemer een «second opinion kan vragen, een klacht kan indienen bij
de bedrijfsarts, een deskundigenadvies bij het UWV kan vragen, of in het uiterste
geval zich melden bij de tuchtrechter», terwijl de werkgever (naast dezelfde mogelijkheden
als werknemer) ook nog een extra en een veel dwingender mogelijkheid heeft door over
te stappen naar een andere bedrijfsarts.
De leden van de PvdA-fractie vragen zich sterk af waarom de regering de resultaten
van de inspanningen (zoals o.a. het ZonMw programma) ter verbetering van de re-integratie
niet wil afwachten, terwijl dit mogelijk de kwaliteit van het medisch oordeel van
de bedrijfsarts kan verbeteren. Kan de regering aangeven wat de (voorlopige) cijfers
zijn met betrekking tot loonsancties over het jaar 2020 en is de regering het met
deze leden eens dat als deze cijfers- ondanks de lopende inspanningen- min of meer
ongewijzigd zijn ten opzichte van eerdere jaren, er geen enkele grond is om aan te
nemen dat de aanpalende maatregelen bij dit wetsvoorstel als vanzelfsprekend voor
een verbetering gaan zorgen?
De regering geeft in haar beantwoording aan dat het niet bekend of die 420 loonsancties
voorkomen hadden kunnen worden door specifieke maatregelen. Voornoemde leden vragen
of, voordat behandeling van het wetsvoorstel plaatsvindt, het niet noodzakelijk is
om onderzoek te laten uitvoeren in hoeverre loonsancties zijn voorkomen door nadrukkelijke
afspraken in het contract met de arbodienst/bedrijfsarts, of dat deze is «wegverzekerd»
in een poortwachterproof-verzekering, al dan niet de MKB-ontzorgverzekering of in
het geval het gemeenschappelijke beoordelingskader van professor Anema (BAR: Beschrijving
arbeidsbelastbaarheid en Re-integratie) zou hebben gegolden. Volgens deze leden is
dit van belang om deze informatie te hebben. Deelt de regering deze mening? De leden
vragen de regering daarom om elk punt langs te gaan en daar een reactie op te geven.
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering verder waarom dit belangrijke gemeenschappelijke
beoordelingskader niet verplichtend wordt voor de beroepsgroepen, terwijl het slagen
van het wetsontwerp van de regering daar volledig van afhankelijk is. Kan de regering
ingaan op het feit dat dit gemeenschappelijke beoordelingskader der mate belangrijk
is dat de invoering van het wetsvoorstel om die reden is uitgesteld tot 1 september
2021?
De leden van de PvdA-fractie zouden graag van de regering willen weten welk percentage
van de bedrijfsartsen, het sinds 2014, ingevoerde inzetbaarheidsprofiel niet gebruikt
en wat hun beweegredenen daarvoor zijn.
De leden lezen in de nota naar aanleiding van het verslag dat de regering aangeeft
dat werknemers niet verrast zouden moeten worden bij de WIA-claimbeoordeling. Voor
de werkgever betekent dat vertrouwen kunnen hebben in het advies van de bedrijfsarts
dat hem geen loonsanctie meer kan worden opgelegd. Is de regering het met deze leden
eens dat voor de werknemer dat vertrouwen kunnen hebben in het advies van de bedrijfsarts
op grond waarvan werkgever en werknemer het re-integratietraject inrichten, zou moeten
betekenen dat dat advies bij de WIA-claimbeoordeling dan ook leidend zou moeten zijn?
Als de regering dat niet vindt; kan de regering dan uitleggen hoe de werknemer dan
vertrouwen kan hebben in het advies van de bedrijfsarts over zijn belastbaarheid als
hij weet dat de verzekeringsarts bij de claimbeoordeling anders kan oordelen met alle
voor de werknemer nadelige gevolgen van dien?
Voornoemde leden lezen verder dat de regering bevestigt dat met de invoering van dit
wetsvoorstel een duidelijker scheiding wordt aangebracht tussen begeleiding van de
zieke werknemer (door de bedrijfsarts) en beoordeling van de mate van diens arbeidsongeschiktheid
(door de verzekeringsarts). Kan de regering bevestigen dat de risico’s van die duidelijker
scheiding met dit wetsvoorstel nu eenzijdig bij de zieke werknemer worden neergelegd?
Kan de regering nog eens uitleggen waarom dat redelijk en billijk wordt bevonden?
De regering geeft aan dat dit wetsvoorstel niets verandert aan de rol en de positie
van de bedrijfsarts. De leden van de PvdA-fractie willen dan graag weten hoe de regering
de forse kritiek beoordeelt zoals geuit door de voorzitter van de NVAB (de Nederlandse
Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde) in januari 2019 die het heeft over
«onvoorziene, ondoordachte en/of onbedoelde effecten op de positionering van de bedrijfsarts,
naar de werknemer en arbeidsorganisatie die hij adviseert.» Kan de regering daar op
reflecteren?
De leden willen graag weten wat er wordt bedoeld met waarborgen bij het antwoord «de
waarborgen in het systeem niet zitten aan de achterkant, maar zijn opgenomen in de
periode waarin de re-integratieverplichtingen gelden». Hoe verhoudt zich dit met de
opvatting van de regering dat werkgever en werknemer op het advies van de bedrijfsarts
over de belastbaarheid moeten kunnen vertrouwen omdat zij beide hierop het re-integratietraject
inrichten. Is dit de waarborg waar de regering op doelt? Kwalificeert de regering
het niet bindende deskundigenoordeel ook als een waarborg?
Naar aanleiding van het UWV kennisverslag «Verlenging van de loondoorbetalingsverplichting
(VLV)» hebben de leden aanvullende vragen. De leden van de PvdA-fractie vragen de
regering in hoeveel gevallen er sprake is van een verschillend oordeel tussen bedrijfsarts
en verzekeringsarts, waarbij er een loonsanctie vanuit het UWV plaatsvindt en vervolgens
deze werknemer in het derde ziektejaar toch re-integreert bij de huidige werkgever.
Kan hier een uitsplitsing worden gemaakt tussen grote en kleine bedrijven en tussen
overheid en bedrijfsleven?
De leden van de PvdA-fractie constateren verder dat 46% van de werknemers, waarbij
een werkgever een loonsanctie heeft gekregen en er dus sprake is van een derde jaar
loondoorbetaling, t.o.v. 35% werknemers waarbij geen derde jaar loondoorbetaling is
ingezet, een dienstverband heeft. De leden vragen de regering of zij, net zoals deze
leden, bevreesd is dat met deze wetswijziging deze succesvolle VLV (loondoorbetalingsverplichting
verlengd) teniet wordt gedaan. Is de regering het ermee eens dat het voor de werkgever
zinvol is om te koersen op een verschil van inzicht tussen bedrijfsarts en verzekeringsarts,
zodat een loonsanctie niet aan de orde is? Is de regering het eens met deze leden
dat deze stelling wordt bevestigd doordat een van de conclusie is waarom werkhervatting
na VLV niet lukt is dat «de werkgever handelt vanuit het uitgangspunt dat er geen
re-integratiemogelijkheden zijn en volgt daarin de bedrijfsarts en niet de verzekeringsarts
van UWV.»?
De leden vragen de regering wat de gemiddelde inkomensteruggang is als werknemers
in een WIA-uitkeringssituatie terechtkomen en wat het perspectief op re-integratie
in een WIA-uitkeringssituatie is tegenover de situatie als er sprake is van een verlenging
van de loondoorbetaling.
Is de regering het verder eens met deze leden dat, uit de «lessen voor werkgevers»
blijkt dat betere ondersteuning wordt genoemd, maar niet eventuele problemen rond
de RIV-toets? Kan de regering verder ingaan op de opmerking «Soms wordt er bewust
voor gekozen om niets of weinig te doen»? Deelt de regering de mening van deze leden
dat dit aantoont dat dit wetsvoorstel juist werkgevers die het niet goed doen, worden
beloond?
Kan de regering verder ingaan op de opmerking dat juist de publieke sector slecht
presteert rondom de VLV? De leden van de PvdA-fractie vragen de regering of deze wetswijziging
niet enkel als reden heeft om het slechte gedrag, rondom de re-integratie van zieke
werknemers, van de publieke sector te belonen. Is de regering het daarom met deze
leden eens dat het vele malen effectiever zou zijn als de publieke sector een betere
re-integratiebeleid zou voeren, zodat er minder loonsancties worden opgelegd?
2. Inhoud van het wetsvoorstel
De leden van de PvdA-fractie constateren dat de regering schrijft dat het oordeel van de bedrijfsarts nu ook al
niet vatbaar is voor bezwaar en beroep zodat artikel 6 EVRM niet wordt geschonden
met dit wetsontwerp, maar hoe verhoudt het ontnemen van de beoordeling van de belastbaarheid
door de verzekeringsarts bij de RIV-toets (re-integratie verslag) terwijl die beoordeling
nu wel vatbaar is voor bezwaar en beroep, zodat artikel 6 EVRM mogelijk wel wordt
geschonden? Kan de regering daarop ingaan?
3. (Financiële) effecten
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering nader te preciseren wat de lastenverlichting in financiële zin
is voor werkgevers als gevolg van dit wetsvoorstel. Ook vragen deze leden de regering
of zij kan aangeven hoeveel werknemers de 60 miljoen euro aan extra WIA-uitgaven en
3.500 extra uitkeringsjaren in de WIA als gevolg van dit wetsvoorstel vertegenwoordigen.
Kan de regering bevestigen dat dat een verslechtering is ten opzichte van de huidige
situatie en dat dus de verbetering ten opzichte van de maatregelen in het regeerakkoord
die niet zijn doorgevoerd, zoals de regering antwoordt, niet relevant is?
4. Ontvangen commentaren en adviezen
De leden van de SGP-fractie constateren dat er een beoordelingskader wordt opgesteld. Dit is een belangrijke
voorwaarde voor de uitvoerbaarheid van dit wetsvoorstel. Hoe reageert de regering
op de mening dat een dergelijk breed gedragen gemeenschappelijk beoordelingskader
deze wetswijziging overbodig maakt? In de nota naar aanleiding van het verslag geeft
de regering aan dat het kader in december 2020 zou worden opgeleverd. Kan de regering
aangeven of dit kader nu inderdaad is opgeleverd? Zo nee, is er gezien de inwerkingtredingdatum
voldoende tijd gereserveerd voor het opleiden voor arbeidsdeskundigen? Wie heeft uiteindelijk
het finale oordeel bij de totstandkoming van dit kader? En in het kader van de uitvoering:
hoe gaat de regering ervoor zorgen dat dit door zoveel mogelijk bedrijfsartsen uniform
toegepast wordt?
De voorzitter van de commissie, Rog
Adjunct-griffier van de commissie, Verouden
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.R.J. Rog, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
E.M. Verouden, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.