Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over oprichting van de 100% beleidsdeelneming Bonaire Brandstof Terminals B.V. (Kamerstuk 35632-1)
2020D50249 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
                  aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de brief van 9 november
                  2020 «Oprichting Bonaire Brandstof Terminals B.V» (Kamerstuk 35 632, nr. 1).
               
De voorzitter van de commissie, Renkema
De adjunct-griffier van de commissie, Yaqut
Inhoudsopgave
blz.
                         
                         
                         
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord/Reactie van de Minister
9
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen tot oprichting
                  van de beleidsdeelneming Bonaire Brandstof Terminals B.V. Dat voornemen geeft geen
                  aanleiding voor opmerkingen en/of vragen.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige brief. Deze leden
                  lezen over de voorgenomen oprichting van de beleidsdeelneming Bonaire Brandstof Terminals
                  B.V. onder het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, met als doel de structurele
                  borging van de brandstofvoorziening op Bonaire (vanwege marktfalen) met de daar bijbehorende
                  kapitaalstorting.
               
De leden van de CDA-fractie zijn ook bekend met het advies van de Algemene Rekenkamer
                  (ARK), namelijk: dat er geen nadere opmerkingen zijn bij de thans voorgestelde statuten
                  van Bonaire Brandstof Terminals B.V.; dat de Kamer duidelijkheid gegeven wordt over
                  hoe de regering de betrokkenheid van het Rijk bij deze vennootschap ziet; wat een
                  eventuele toetreding door een andere aandeelhouder voor de zeggenschap van de Staat
                  in de vennootschap betekent en hoeverre deze zeggenschap (nog) aansluit bij de invloed
                  die de Staat – met het oog op het borgen van publieke belangen – in de vennootschap
                  wil hebben en hoe de Minister vanuit zijn rol als aandeelhouder gaat sturen op een
                  financieel gezonde onderneming en bij wie financiële risico’s liggen, ook op langere
                  termijn. Deze leden constateren dat de Minister dit advies van de ARK heeft opgevolgd.
                  Deze leden vragen de Minister wat de situatie aangaande brandstofvoorziening op Bonaire
                  anders maakt dan op, bijvoorbeeld, Aruba of Curaçao, waardoor overheidsinterventie
                  noodzakelijk is. Heeft het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat op dit moment
                  vergelijkbare beleidsdeelnemingen, of heeft het ministerie dat in het verleden gedaan?
                  Welke lessen zijn daaruit getrokken?
               
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoe het bestuur van Bonaire tegenover
                  de oprichting van Bonaire Brandstof Terminals B.V. staat. Op welke wijze(n) is het
                  bestuur betrokken? Voorts vragen deze leden wat het profiel is van brandstofleverancier
                  Curoil, de beoogde operator van Bonaire Brandstof Terminals B.V. Is dit een financieel
                  gezond bedrijf met het juiste trackrecord om de operatie uit te voeren? Deze leden
                  vragen ook wanneer Bonaire Brandstof Terminals B.V. operationeel moet zijn. Hoe zijn
                  in de tussentijd de leveringszekerheid van brandstoffen en veiligheid van inwoners
                  gewaarborgd?
               
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief dat, indien het aantrekken van vreemd
                  vermogen niet of beperkt mogelijk blijkt, de aanvullende kapitaalinjectie mogelijk
                  via een verhoogd eigen vermogen kan worden ingebracht. Deze leden vragen hoe groot
                  de Minister de kans acht om voldoende vreemd vermogen aan te trekken. Welke partijen
                  zijn er in beeld? Loopt de Minister met deze beleidsdeelneming enige risico’s? Indien
                  ja, welke zijn dat?
               
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister verwacht dat het geconstateerde
                  marktfalen voor wat betreft een veilige, continue brandstofvoorziening zich op langere
                  termijn zal oplossen. Onder welke condities zou dat het geval kunnen zijn? In hoeverre
                  wordt Bonaire Brandstof Terminals B.V. toekomstbestendig betreffende de eisen aan
                  duurzaamheid en klimaat? Hoezeer gaat de (nieuw)bouw van brandstofopslag- en overslagvoorzieningen zorgen voor lokale/regionale werkgelegenheid?
                  Is de Minister bereid dit te bevorderen?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de oprichting van een fossiele
                  beleidsdeelneming op Bonaire die volgens de Minister opgericht wordt «om het publieke
                  belang van leveringszekerheid van brandstoffen en de veilige opslag daarvan op Bonaire
                  structureel te borgen.» Deze leden vragen in hoeverre een brandstofopslag van belang
                  is in het leveren van energie aan Bonairianen en waarom de Minister een onrendabele
                  business case steunt.
               
De leden van de PvdD-fractie merken op dat het hier om een fossiele subsidie gaat
                  van meer dan tien miljoen euro in het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden.
                  Een staatsdeelneming is volgens de definitie van de World Trade Organization (WTO)
                  immers een subsidie als een investering wordt gedaan of krediet wordt verleend op
                  basis van gunstigere voorwaarden dan geldende marktvoorwaarden.1 Dit lijkt hier het geval te zijn. Kan de Minister bevestigen dat het hier om een
                  subsidie gaat?
               
De leden van de PvdD-fractie merken op dat de beleidsdeelneming lange termijn-klimaatvernietiging
                  faciliteert en geen enkel duurzaam perspectief biedt, noch in het publiek belang van
                  Bonaire is. Deze leden zijn van mening dat het tijdperk van fossiele subsidies voorbij
                  is.
               
De leden van de PvdD-fractie krijgen graag meer inzicht in de problematiek rondom
                  de huidige brandstofopslag- en overslagvoorzieningen. Daarvoor willen deze leden eerst
                  beter begrijpen hoe de deelneming zich verhoudt tot Bonaire Petroleum Corporation
                  N.V. (BOPEC), dochterbedrijf van de Venezolaanse staatsoliemaatschappij Petróleos
                  de Venezuela (PdVSA), nu deze leden begrijpen dat er onduidelijkheid is over het voortbestaan
                  van BOPEC op het eiland.2 Klopt het dat het hier gaat om de problematiek met betrekking tot de brandstofopslag-
                  en overslagvoorzieningen van BOPEC? Zo ja, waarom is het BOPEC niet gelukt om de problematiek
                  zelfstandig op te lossen? Welke private partijen, inclusief financiële instellingen,
                  zijn er betrokken bij BOPEC en waarom hebben zij het zo ver laten komen? Wat is de
                  rol van de autoriteiten, zowel de Bonairiaanse als de Europees-Nederlandse, om private
                  partijen aan hun verantwoordelijkheden te houden? Wat gebeurt er nu met BOPEC? Welke
                  rol spelen BOPEC en de daaraan verbonden partijen in de deelneming die wordt aangegaan?
                  Of bestaan BOPEC en de deelneming straks naast elkaar?
               
De leden van de PvdD-fractie vragen de Minister ook of hij inzicht kan geven in de
                  huidige problemen en de problemen van de afgelopen jaren rondom de brandstofopslag-
                  en overslagvoorzieningen op Bonaire. Kan de Minister aangeven hoeveel lekkages en
                  andere incidenten er zijn geweest in de afgelopen vijftien jaar en wat de gevolgen
                  waren voor het milieu en de bevolking? Kan de Minister aangeven wat de milieuschade
                  was na de grote brand in de opslag in 2010 en hoe deze schade is opgelost of gecompenseerd?
                  Wat zijn de gevolgen van de brandstofopslag in het algemeen en wat waren de gevolgen
                  van de brand op het nabijgelegen Gotomeer, waar flamingo’s foerageren? Klopt het dat
                  het laatste onderzoek over de gevolgen van de brand door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid
                  en Milieu (RIVM) dateert uit 2012?3 Toen werd gesteld dat de aanwezigheid van «Perfluor Octaan Sulonaat» (PFOS), een
                  stof die voorkomt in brandblusschuim, nog steeds de milieunormen overschreed. Kan
                  de Minister een update geven over de situatie in en rondom het Gotomeer met betrekking
                  tot de flora en fauna en de gevolgen van de brand?
               
De leden van de PvdD-fractie merken op dat er momenteel een wetswijziging in de Kamer
                  voorligt met betrekking tot het reguleren van milieubelastende activiteiten van bedrijven
                  en het stellen van aanvullende kwaliteitseisen. De wetwijziging stelt voor om Bonaire
                  een instrument te geven om milieukwaliteitseisen te stellen, die zijn afgestemd op
                  de lokale situatie en waarvan het idee is dat die ook zoveel mogelijk lokaal zullen
                  worden uitgevoerd.4 Kan de Minister aangeven wie er nu verantwoordelijk en aansprakelijk is voor schade
                  door verontreiniging van benzine, diesel, kerosine en stookolie afkomstig uit de brandstofopslag
                  op Bonaire? Kan de Minister aangeven wie na de oprichting van de 100% beleidsdeelneming
                  verantwoordelijk en aansprakelijk is voor schade door verontreiniging van benzine,
                  diesel, kerosine en stookolie afkomstig uit de brandstofopslag? Kan de Minister ook
                  aangeven of de eigenaar van de brandstofopslag momenteel tegen schade door verontreiniging
                  van benzine, diesel, kerosine en stookolie afkomstig uit de brandstofopslag verzekerd
                  is? En of de nieuwe eigenaar verplicht een verzekering zal moeten afsluiten tegen
                  schade door verontreiniging van benzine, diesel, kerosine en stookolie afkomstig uit
                  de brandstofopslag?
               
De leden van de PvdD-fractie vragen voorts hoe de Bonairianen ondersteund zullen worden
                  om uitvoering te geven aan het opstellen van milieukwaliteitseisen die aangepast zijn
                  op de lokale situatie. Uit het rapport van de Raad voor de rechtshandhaving over Handhaving
                  van natuur- en milieuwetgeving in Caribisch Nederland, dat de Kamer op 2 december
                  2020 middels brief van de Minister van Justitie en Veiligheid heeft ontvangen, blijkt
                  dat er veel werk verricht moet worden om de natuur- en milieuhandhaving op Bonaire
                  op orde te krijgen. De Raad constateert dat het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat,
                  noch de openbare lichamen, overeenkomstig genoemde wetten, plannen of programma’s
                  hebben vastgesteld. De Raad adviseert daarom dat er begonnen moet worden met het maken
                  van regelgeving tot het maken van afspraken met betrekking tot toezicht en handhaving.
                  Momenteel wordt er door de ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid en
                  Infrastructuur en Waterstaat gewerkt aan het opstellen van zulke natuur- en milieubeleidsplannen.
                  Hoe gaat de beleidsdeelneming en de wetswijziging bovenstaande problemen oplossen
                  en wat zullen de juridische consequenties zijn voor de Nederlandse staat na overname
                  van de opslag? Is de Minister zich bewust dat er milieurisico’s zitten aan het bouwen
                  en exploiteren van een brandstofopslag en dat de Staat verantwoordelijk en aansprakelijk
                  zal zijn? Is de Minister van plan met deze beleidsdeelneming iets te veranderen aan
                  de inzet voor natuur- en milieubeleid, gezien het verhoogde risico dat een fossiele
                  deelneming met zich meebrengt en gezien de wetswijziging?
               
De leden van de PvdD-fractie constateren dat, naast bovengenoemde wetswijziging, er
                  tevens een wetswijziging voorligt in de Kamer met betrekking tot de aansprakelijkheid
                  voor schade veroorzaakt door bunkerolie gelekt uit schepen.5 De schade veroorzaakt door bunkerolie is internationaal geregeld via het Verdrag
                  inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie
                  (2001). De wetswijziging bewerkstelligt dat Bonaire schepen aansprakelijk kan stellen,
                  met uitzondering van vlaggenstaten. Daarnaast kunnen schepen gecontroleerd worden
                  op verplichte verzekeringen tegen schade door bunkerolie.
               
De leden van de PvdD-fractie vinden het tekenend dat tien jaar na dato (het Nederlands
                  deel van het Koninkrijk der Nederlanden was op 23 maart 2010 al toegetreden tot het
                  verdrag) Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (BES-eilanden) nu toetreden tot dit verdrag.
                  De leden vragen wie er momenteel verantwoordelijk en aansprakelijk is voor schade
                  door de toe- en afvoer van olie naar en van Bonaire’s brandstofopslag. Neemt Bonaire
                  ook deel aan het Aansprakelijkheidsverdrag of zal dat nog komen? Hoe kunnen de vlaggenstaten
                  ook aansprakelijk worden gesteld voor schade door verontreiniging door bunkerolie
                  en wie is er momenteel aansprakelijk voor schade door vlaggenstaten? Wat zijn de gevolgen
                  van de wetswijziging voor de 100% beleidsdeelneming?
               
De leden van de PvdD-fractie vragen hoe ernstig de leveringszekerheid van energie
                  op Bonaire in gevaar zou komen zonder de deelneming van het Rijk. Op welke manier
                  zou dit leveringszekerheidsprobleem tot uiting komen? Valt dan bijvoorbeeld een energiecentrale
                  uit en hoe werkt dit door in de stroomvoorziening? Of zou er bijvoorbeeld geen schoon
                  drinkwater meer zijn? Welke problemen en risico’s zouden er ontstaan voor veiligheid
                  en milieu wanneer de leveringszekerheid in gevaar komt?
               
De leden van de PvdD-fractie zijn van mening dat Bonaire gegarandeerd toegang moet
                  hebben tot energie. Tegelijkertijd dringt de vraag zich bij deze leden op in welke
                  mate Bonaire – een eiland waar slechts 20.000 mensen wonen en dat volop kansen biedt
                  voor schone energie – werkelijk deze fossiele beleidsdeelneming met een beoogd startkapitaal
                  van in totaal circa 20 miljoen euro, nodig heeft voor de eigen energievoorziening.
                  Wat is precies het effect van de fossiele beleidsdeelneming op de leveringszekerheid?
                  Hoeveel olie bereikt het eiland per jaar? Hoeveel van deze olie blijft er per jaar
                  op Bonaire voor eigen gebruik op het eiland? Hoeveel van deze olie wordt er per jaar
                  door getransporteerd naar andere eilanden binnen het Koninkrijk voor eigen gebruik
                  aldaar en hoeveel olie per jaar die opgeslagen is geweest op Bonaire verlaat het Koninkrijk?
                  Voor hoeveel olie bieden de opslagterminals straks plaats op enig moment? Wie zullen
                  de toeleveranciers en afnemers zijn van de opslagterminals? Gaat de deelneming ook
                  olie opslaan die bedoeld is voor doorvoer? In welke mate wordt deze deelneming dus
                  aangegaan voor zuivere leveringszekerheid?
               
De leden van de PvdD-fractie merken op dat Bonaire al decennia heel interessant is
                  voor multinationals. Het is een ideale op- en overslagplaats in het Caribisch gebied
                  voor olie, onder andere door de geografische ligging van het eiland en door de haven.
                  De haven is diep genoeg om de grootste schepen die in de olie-industrie worden gebruikt,
                  zoals supermammoettankers, te kunnen ontvangen. Er zijn maar een paar havens die voldoende
                  uitgediept zijn om dit soort schepen te kunnen ontvangen. Vanaf Bonaire kan olie verder
                  over de wereld worden verdeeld.6 Ondanks het belang van Bonaire voor de olie-industrie en oliemultinationals is het
                  niet gelukt om nieuwe brandstofopslagterminals door particuliere investeerders te
                  financieren. Het rendement is daarvoor te onzeker.7 Kan de Minister, zo vragen deze leden, vertellen of dit ermee te maken kan hebben
                  dat het door de jarenlange opeenstapeling van problemen commercieel niet interessant
                  meer is? Kan de door KPMG doorgerekende businesscase van de Minister met de Kamer
                  gedeeld worden? Hoe keken commerciële partijen tegen de business case aan? Waarom
                  vonden zij deze niet levensvatbaar en waarom gaan zij het risico niet aan? Waarom
                  vindt de Minister dat de businesscase wel levensvatbaar is? En waarom gaat de Nederlandse
                  overheid het risico wel aan? Voldoet de business case aan het deelnemingenbeleid?
                  Waarom wel of waarom niet? Denkt de Minister van Financiën er net zo over? Wat vindt
                  de Minister van Financiën van de oprichting van de fossiele beleidsdeelneming? Hoe
                  heeft de Minister van Financiën de businesscase beoordeeld?
               
De leden van de PvdD-fractie lezen dat, ondanks dat de olie-industrie geen toekomst
                  heeft, de Minister gelooft dat de beleidsdeelneming gezond en financieel zelfredzaam
                  kan zijn. De Minister heeft daarnaast ook verklaard dat hij zijn eigen bijdrage mogelijk
                  gaat verhogen als het niet lukt om in de toekomst wel vreemd vermogen aan te trekken.
                  Het lijkt er dus op dat de Minister er sterk rekening mee houdt dat het risico eigenlijk
                  te groot is. Hoe lang is de Minister van plan om de beleidsdeelneming voort te laten
                  bestaan, gezien zijn bereidheid om de eigen bijdrage te verhogen? Wat zijn redenen
                  om te stoppen en wat gebeurt er dan met de mensen op het eiland die voor hun inkomen
                  afhankelijk zijn geworden van de beleidsdeelneming? De Minister schrijft dat de noodmaatregelen
                  niet voldoende betrouwbaar zijn als oplossing op de lange termijn en dat met het oprichten
                  van de fossiele beleidsdeelneming wordt voorkomen dat de energie- en brandstofvoorziening
                  op Bonaire – ook op de lange termijn – in gevaar komt. Over welke lange termijn heeft
                  de Minister het precies? Heeft de Minister bij het komen tot deze conclusie ook meegewogen
                  dat olie niet de toekomst is en dat de handel vroeg of laat definitief instort en
                  dat fossiel, zeker op de lange termijn, niet de oplossing is maar een probleem?
               
De leden van de PvdD-fractie komen zodoende bij de vraag hoe de Minister de afweging
                  heeft gemaakt tussen de verschillende alternatieven die uit doelmatig- en doeltreffendheidsoverwegingen
                  overwogen moeten worden, conform artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet. Welke mogelijkheden
                  heeft de Minister onderzocht en kunnen stukken hieromtrent met de Kamer worden gedeeld?
                  Maakte beëindigen van grootschalige op- en overslag daar onderdeel vanuit? Welke alternatieven
                  heeft de Minister overwogen om de energie- en drinkwatervoorziening te garanderen?
                  Is hierbij rekening gehouden met de wereldwijde klimaatcrisis die om een wereldwijde
                  energietransitie vraagt en de klimaatdoelen waar de Minister zich aan gecommitteerd
                  heeft? Is hierbij ook rekening gehouden met de gunstige mogelijkheden op het gebied
                  van schone energie die het eiland van nature te bieden heeft (zon, wind)? Door het
                  gunstige klimaat biedt Bonaire zeer goede mogelijkheden voor duurzame energie (met
                  name wind en zon)8, zoals ook in de ontwerpbegroting van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
                  voor 2021 staat.9 In deze ontwerpbegroting staat ook dat het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
                  inzet op kostprijsverlaging door introductie van duurzame elektriciteitsproductie
                  en andere ondersteuning van elektriciteitsbedrijven op Carbisich Nederland. In het
                  rapport uit 2017 van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, «Duurzame en
                  betaalbare energie in Caribisch Nederland», staat ook dat betaalbare energie en verduurzaming
                  van de energievoorziening in Caribisch Nederland hand in hand gaan, en dat er perspectief
                  is om nog verder te verduurzamen.10 In de toekomstvisie op de energievoorziening in Caribisch Nederland uit 2017 werd
                  invulling gegeven aan de motie van de leden Mulder en Van Laar waarin de regering
                  werd verzocht om een plan voor betaalbare en maximaal duurzame energievoorziening,
                  zo mogelijk 100 procent in Caribisch Nederland.11 Waarom is door de Minister niet besloten om verder in te zetten op het verduurzamen
                  van de energievoorziening op Bonaire, terwijl hier perspectief voor is en er bovendien
                  nog een wereld te winnen valt?12 Wat waren de voors en tegens? Met welke indicatoren is er precies rekening gehouden?
                  Is hier ook rekening gehouden met de brede welvaart van Bonairianen, inclusief die
                  van volgende generaties?
               
De leden van de PvdD-fractie vragen of de huidige keuze wel in het klimaatbeleid van
                  deze Minister en het beleid ten aanzien van Caribisch Nederland past.13 De Minister zou in 2020 gestopt zijn met het verstrekken van fossiele subsidies,
                  maar de oprichting van een fossiele beleidsdeelneming is, ook al komt deze elders
                  in het Koninkrijk, ook een fossiele subsidie. De klimaatcrisis is zeer ernstig, wereldwijd
                  moet een versnelde energietransitie gaande zijn, de regering heeft zich gecommitteerd
                  aan het Klimaatakkoord van Parijs, de Urgendazaak dwingt de overheid om burgers beter
                  te beschermen tegen klimaatverandering, op Bonaire valt nog klimaatwinst te behalen
                  en juist Bonaire is, bijvoorbeeld doordat het vlak en laaggelegen is, zeer kwetsbaar
                  voor de gevolgen van klimaatverandering zoals bijvoorbeeld de stijging van de zeespiegel.
                  Hoe past de keuze voor de oprichting van een fossiele beleidsdeelneming in de klimaatambities
                  van de Minister en de wereldwijde energietransitie die in de kinderschoenen staat
                  en in een stroomversnelling moet zien te geraken gezien de toenemende ernst van de
                  klimaatcrisis? Deze leden constateren dat volgens de Minister de klimaatdoelen en
                  verduurzamingsambities die gelden voor het Nederlands deel van het Koninkrijk niet
                  nodig zijn voor Bonaire. Waarom gelden de klimaatdoelen niet voor Caribisch Nederland,
                  waaronder Bonaire? Is de Minister van mening dat het net zo belangrijk is om de inwoners
                  van Caribisch Nederland te beschermen tegen klimaatverandering als om de inwoners
                  van Nederland te beschermen? Hoe kijkt de Minister in dit licht aan tegen zijn besluit
                  om de fossiele industrie met belastinggeld in stand te houden op het eiland? Hoe is
                  deze investering/staatsdeelneming te verenigen met de afspraken die de Nederlandse
                  regering heeft gemaakt met het ondertekenen van het klimaatakkoord van Parijs? Onderzoek
                  wijst uit dat de uitstoot die zal worden veroorzaakt door de bestaande energieinfrastructuur
                  het koolstofbudget voor anderhalve graad Celsius al overschrijden. 14 Het op 2 december 2020 verschenen rapport van de UN Environment Programme (UNEP)
                  laat zien dat overheden werelwijd 120 procent meer olie, gas en steenkool produceren
                  dan verenigbaar met het anderhalve graad Celsius doel, en die productie zou tussen
                  2020 en 2030 jaarlijks met zes procent omlaag gebracht moeten worden. Hoe verenigt
                  de Minister staatsdeelname in fossiele infrastructuur met deze cijfers?
               
De leden van de PvdD-fractie merken op dat de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken
                  en Koninkrijksrelaties juist het liefst duurzame energie wilde. Dit was ook iets wat
                  Bonaire, als onderdeel van Caribisch Nederland, zelf ook heeft aangegeven. «Betrouwbare,
                  betaalbare en schone energie» was een doel uit het meerjarenprogramma 2015–2018 van
                  de regering en de bestuurscolleges van Caribisch Nederland. In een verzameloverleg
                  Koninkrijksaangelegenheden op 1 juli 2020 zei de Staatssecretaris van Binnenlandse
                  Zaken en Koninkrijksrelaties in reactie op vragen van het lid Bosman, dat het de bedoeling
                  was om tot «een veilige en vooral op de toekomst gerichte duurzame energievoorziening»
                  te komen. De Staatssecretaris gaf ook aan: «Het allerbelangrijkste is dat het eiland
                  verzekerd kan zijn van energie, en liefst ook nog op een duurzame manier.»15
De leden van de PvdD-fractie vragen hoe de oprichting van een fossiele beleidsdeelneming
                  aansluit bij de ambities die de bestuurscolleges samen met de regering jaren geleden
                  in hun meerjarenprogramma hebben neergelegd. 16 Wat vindt de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van de
                  oprichting van deze fossiele beleidsdeelneming, gezien het feit dat hij heeft aangegeven
                  dat hij een duurzame toekomst voor de eilanden voor ogen heeft? Wat vindt het bestuurscollege
                  van de fossiele beleidsdeelneming? Welke afweging heeft het bestuurscollege gemaakt
                  en hebben zij, gelet op de ambitie van 100 procent duurzame energie, hierin duurzame
                  alternatieven meegenomen? Zijn de risico's dat deze investering, vanwege klimaatbeleid
                  of toenemende competitie van duurzame alternatieven, een «stranded asset» wordt in
                  kaart gebracht? Zo ja, kan deze analyse met de Kamer gedeeld worden? Wanneer zal deze
                  terminal weer gesloten moeten worden om te voldoen aan de klimaatafspraken van Parijs?
                  Zijn de duurzame alternatieven voor deze opslag terminal in kaart gebracht, onder
                  andere investeringen in hernieuwbare energie, openbaar vervoer of elektrische voertuigen?
                  Zo ja, zou deze analyse beschikbaar gemaakt kunnen worden? Is er als onderdeel van
                  eerder genoemde analyse ook gekeken naar rapporten die concluderen dat hernieuwbare
                  energie nu in veel delen van de wereld de meest goedkope en aantrekkelijke optie is
                  voor het voorzien in energiebehoeften?17
De leden van de PvdD-fractie vragen of het klopt dat Bonaire voor wat betreft de elektriciteitsvoorziening
                  de afgelopen jaren, zowel absoluut als relatief, alleen maar afhankelijker is geworden
                  van fossiele brandstoffen, in plaats van onafhankelijker?18  Is de Minister van mening dat Bonaire beter minder afhankelijk kan worden van de
                  olie-industrie?
               
De leden van de PvdD-fractie vragen hoeveel procent van de werkzame beroepsbevolking
                  momenteel afhankelijk is van BOPEC en van de gehele oliesector.19 Hoeveel banen levert de beleidsdeelneming op? Zal er sprake zijn van een toename
                  van de werkgelegenheid in de oliesector? Hoeveel Bonairiaanse gezinnen zullen voor
                  hun inkomen afhankelijk blijven van de oliesector, na oprichting van de beleidsdeelneming?
                  Is de Minister van mening dat de bestaanszekerheid van mensen beter niet kan afhangen
                  van zeer vervuilende industrie die geen toekomst heeft? Ziet de Minister, net als
                  deze leden, dat er een probleem is dat met de beleidsdeelneming vooruit wordt geschoven,
                  namelijk het verlies van banen door het instorten van de oliehandel, dat vroeg of
                  laat definitief gaat gebeuren? Waarom wel of niet? Wat is het plan van de Minister
                  om werkeloosheid in de toekomst te voorkomen of om hierop te anticiperen? Of is dit
                  meer iets voor een toekomstige Minister of voor Bonaire zelf?
               
De leden van de PvdD-fractie zijn van mening dat de Minister moet afzien van de voorgenomen
                  privaatrechtelijke rechtshandeling. De beleidsdeelneming voor het bouwen en exploiteren
                  van fossiele opslagterminals houdt Bonaire afhankelijk van olie, draagt juist bij
                  aan klimaatvernietiging in plaats van maximale duurzame energievoorziening wat ooit
                  de ambitie was, zal geen duurzame banen met zich meebrengen en niet voor een toekomstbestendige
                  economie zorgen. Deze leden achten de beleidsdeelneming daarmee niet in het publiek
                  belang.
               
II Antwoord/Reactie van de Minister
               
          Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
W.J.T. Renkema, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat - 
              
                  Mede ondertekenaar
S. Yaqut, adjunct-griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.