Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport : Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport
35 656 Implementatie van Richtlijn 2019/713/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de bestrijding van fraude met en vervalsing van niet contante betaalmiddelen en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/413/JBZ van de Raad (PbEU L 123/18)
Nr. 4
ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
d.d. 28 oktober 2020 en het nader rapport d.d. 26 november 2020, aangeboden aan de
Koning door de Minister van Justitie en Veiligheid. Het advies van de Afdeling advisering
van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2020, no. 2020001513, heeft Uwe Majesteit, op voordracht
van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad
van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende de implementatie
van Richtlijn 2019/713/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019
betreffende de bestrijding van fraude met en vervalsing van niet contante betaalmiddelen
en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/413/JBZ van de Raad (PbEU L 123/18), met memorie
van toelichting.
Het wetsvoorstel strekt ertoe de Richtlijn 2019/713/EU (hierna: de richtlijn) te implementeren
inzake de bestrijding van fraude met en vervalsing van niet-contante betaalmiddelen.
De richtlijn heeft betrekking op niet-contante betaalinstrumenten, waaronder giraal
en elektronisch geld en virtuele valuta. De EU-richtlijn vervangt het Kaderbesluit
2001/413/JBZ (hierna: het kaderbesluit), dat zag op materiële (niet-contante) betaalinstrumenten
als creditcards en bankpassen.
De richtlijn breidt dit uit naar niet-materiële betaalinstrumenten. Nederland kent
al ruime strafbaarstellingen van frauduleuze gedragingen, waaronder een groot deel
van de in de richtlijn genoemde gedragingen vallen. Het voorstel scherpt een aantal
bepalingen aan: zo wordt een aantal definities geïmplementeerd (voorgesteld artikel
80 septies Sr); wordt het vervalsen, gebruikmaken en bezit van betaalpassen uitgebreid
naar alle niet-contante betaalinstrumenten (voorgesteld artikel 232 Sr); en worden
strafmaxima verhoogd (voorgestelde artikelen 138b, 138c, 350a en 350c Sr).
De Afdeling advisering van de Raad van State maakt een opmerking over een aantal gedragingen
die in het voorstel niet (letterlijk) worden overgenomen. In verband daarmee is aanpassing
wenselijk van de toelichting.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 15 juli 2020, nr. 2020001513,
machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake
het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies,
gedateerd van 28 oktober 2020, nr. W16.20.0253/II bied ik U hierbij aan.
De opmerkingen van de Afdeling advisering van de Raad van State (de Afdeling) hebben
betrekking op aanvulling van de memorie van toelichting. Deze opmerkingen zijn overgenomen.
1. Strafbare gedragingen
In de richtlijn worden ten opzichte van het kaderbesluit een aantal extra gedragingen
strafbaar gesteld in verband met het frauduleus gebruik van materiële en immateriële
niet-contante betaalinstrumenten (artikel 4 en 5 van de richtlijn).
Met betrekking tot de aanschaf voor zichzelf of een ander van een gestolen of onrechtmatig
verkregen, nagemaakt of vervalst niet-contant betaalinstrument neemt het voorstel
niet alle gedragingen uit de richtlijn (letterlijk) over (artikelen 4, onder d, en
5, onder d, van de richtlijn). Slechts de gedragingen «invoeren» en «uitvoeren» worden
in het voorstel overgenomen (voorgesteld artikel 232, tweede lid, Sr). Andere gedragingen
uit de richtlijn («aankopen», «toe-eigenen», «aanschaffen», «verspreiden», «beschikbaar
maken») worden niet expliciet in het voorstel genoemd.
De Afdeling merkt op dat onduidelijk is of deze gedragingen mogelijk al onder het
bereik van de huidige strafbaarstellingen vallen. De Afdeling wijst erop dat ook vanuit
het oogpunt van de praktijk duidelijkheid is geboden over wat de betekenis is van
de verschillende delictsbestanddelen. Zij vindt het daarom aangewezen hierover in
de toelichting helderheid te bieden.
De Afdeling adviseert in de toelichting per gedraging, zoals genoemd in de richtlijn,
nauwkeurig aan te geven op welke manier deze wordt geïmplementeerd met het voorstel.
1. Strafbare gedragingen
Conform het advies van de Afdeling advisering om in de toelichting per gedraging aan
te geven op welke manier deze wordt geïmplementeerd is in de memorie van toelichting
de artikelsgewijze toelichting bij artikel 232, tweede lid, Sr aangevuld.
2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.
2. Redactionele opmerking
De redactionele opmerking met betrekking tot de toelichting over de implementatie
van de definitie van «digitaal betaalmiddel» is overgenomen. Conform die opmerking
is in de memorie van toelichting de artikelsgewijze toelichting bij het voorgestelde
artikel 80septies Sr aangevuld.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het
voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede
Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.
De vice-president van de Raad van State,
Th. C. de Graaf
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde memorie
van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Th.C. de Graaf, vicepresident van de Raad van State -
Mede ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.