Voorstel van wet : Herdruk voorstel van wet
35 648 Wijziging van de Wet basisregistratie personen in verband met het bevorderen van de goede uitvoering van die wet op enkele onderdelen en het herstellen van enige omissies, alsmede van de Wet basisadministraties persoonsgegevens BES in verband met het opnemen van gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet meer in leven zijn of omtrent wie een akte in een openbaar lichaam is opgemaakt die vermeldt dat het kind op het ogenblik van de aangifte niet in leven is, dan wel die zijn overleden zonder zelf ingeschrevene te zijn
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
Nr. 2 HERDRUK1
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om naar aanleiding van
een eerste onderzoek naar de toepassing van de Wet basisregistratie personen op enkele
onderdelen wetsbepalingen aan te passen waardoor de goede uitvoering van de wet wordt
bevorderd en tevens enige omissies te herstellen, alsmede de Wet basisadministraties
persoonsgegevens BES aan te passen in verband met het opnemen van gegevens over kinderen
die op het moment van de geboorte niet meer in leven zijn of omtrent wie een akte
in een openbaar lichaam is opgemaakt die vermeldt dat het kind op het ogenblik van
de aangifte niet in leven is, dan wel die zijn overleden zonder zelf ingeschrevene
te zijn;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet basisregistratie personen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1, onderdeel u, komt te luiden:
u. een derde:
elke natuurlijke persoon, niet zijnde een overheidsorgaan of de ingeschrevene, en
elke rechtspersoon die niet krachtens publiekrecht is ingesteld, noch met enig openbaar
gezag is bekleed;
B
Artikel 2.7, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, komt te luiden:
2° gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet meer in leven zijn of
omtrent wie een akte in Nederland is opgemaakt die vermeldt dat het kind op het ogenblik
van de aangifte niet in leven is, dan wel die zijn overleden zonder zelf ingeschrevene
te zijn;
C
Artikel 2.11, tweede lid, komt te luiden:
2. Het eerste lid is niet van toepassing op de persoon die een verzoek doet als bedoeld
in artikel 2.56a, eerste lid.
D
In de artikelen 2.16, 2.17, 2.29, eerste lid, 2.30 en 2.74 wordt «Onze Minister van
Veiligheid en Justitie» vervangen door «Onze Minister van Justitie en Veiligheid».
E
Artikel 2.21, vijfde lid, vervalt.
F
Artikel 2.23 komt te luiden:
Artikel 2.23
1. Indien het woonadres ontbreekt dan wel artikel 2.40 of artikel 2.41 van toepassing
is, wordt op aangifte een briefadres opgenomen.
2. Het college van burgemeester en wethouders neemt ambtshalve een briefadres op indien
het woonadres ontbreekt en geen aangifte wordt gedaan van een briefadres.
3. Indien toepassing wordt gegeven aan het tweede lid, wordt als briefadres opgenomen
met instemming van een briefadresgever als bedoeld in artikel 2.42 diens adres of,
indien geen instemming van een briefadresgever wordt verkregen, een adres van de gemeente.
G
Artikel 2.43 komt te luiden:
Artikel 2.43
1. De ingezetene die naar redelijke verwachting gedurende een jaar ten minste twee derde
van de tijd buiten Nederland zal verblijven, doet bij het college van burgemeester
en wethouders van de bijhoudingsgemeente voor zijn vertrek uit Nederland schriftelijk
aangifte van vertrek. De aangiftetermijn vangt aan op de vijfde dag voor de dag van
vertrek.
2. De ingezetene doet in die aangifte mededeling van de gegevens over zijn vertrek en
het volgende verblijf buiten Nederland.
3. Ter uitvoering van het eerste lid verschijnt de ingezetene in persoon bij het college,
indien:
a. niet alle ingezetenen met hetzelfde woonadres die echtgenoot, geregistreerde partner,
levensgezel dan wel bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad zijn van de
persoon die aangifte van vertrek doet, de verplichting, bedoeld in het eerste lid,
vervullen, of;
b. niet voor alle ingezetenen met hetzelfde woonadres die echtgenoot, geregistreerde
partner, levensgezel dan wel bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad zijn
van de persoon die aangifte van vertrek doet, de verplichting, bedoeld in het eerste
lid, wordt vervuld.
4. Een minderjarige verschijnt in persoon, tenzij alle ingezetenen, bedoeld in het derde
lid, met hetzelfde woonadres als de minderjarige de verplichting, bedoeld in het eerste
lid, vervullen of deze verplichting voor hen wordt vervuld.
5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent bijzondere
gevallen waarin het eerste of vierde lid niet van toepassing is.
H
Artikel 2.49, vierde lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. alle andere ingezetenen met hetzelfde woonadres die echtgenoot, geregistreerde partner,
levensgezel dan wel bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad zijn die verplichting
vervullen of die verplichting voor hen wordt vervuld.
I
In artikel 2.55, eerste lid, wordt «een ieder» vervangen door «eenieder».
J
Artikel 2.56a, eerste lid, komt te luiden:
1. Het college van burgemeester en wethouders neemt op schriftelijk verzoek van de ouder
binnen vier weken kosteloos op diens persoonslijst de gegevens op over een kind als
bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onder a, onderdeel 2°, indien de ouder ten tijde
van het verzoek als ingezetene in de basisregistratie is of wordt ingeschreven.
K
Artikel 2.57, vierde lid, komt te luiden:
4. Het college verwijdert op schriftelijk verzoek van de ingeschrevene die de leeftijd
van 16 jaar heeft bereikt, binnen vier weken kosteloos van zijn persoonslijst de algemene
gegevens over de naam en het geslacht van een ouder, een echtgenoot of een geregistreerde
partner, een eerdere echtgenoot of een eerdere geregistreerde partner of het algemeen
gegeven over de naam van het kind van de ingeschrevene, die zijn gewijzigd in verband
met een wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte van de ouder,
echtgenoot, geregistreerde partner, eerdere echtgenoot, eerdere geregistreerde partner
of het kind dan wel die golden voorafgaand aan die wijziging.
L
Artikel 2.67, eerste lid, komt te luiden:
1. Eenieder kan Onze Minister verzoeken om hem in te schrijven in de basisregistratie.
Een dergelijk verzoek kan, waar het gaat om de inschrijving van minderjarigen jonger
dan 16 jaar, worden gedaan door ouders, voogden of verzorgers.
M
In artikel 2.70, derde lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel
b door een puntkomma een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
c. door ontlening aan een mededeling van de ambtenaar van de burgerlijke stand van een
gemeente die in het onder hem ressorterende register melding heeft gemaakt van het
overlijden van een ingeschrevene.
N
Artikel 2.78 wordt gewijzigd als volgt:
1. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. De ambtenaar van de burgerlijke stand doet de mededeling, bedoeld in artikel 2.70,
derde lid, onder c, terstond aan Onze Minister.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
omtrent de uitvoering van het eerste, tweede en derde lid.
O
Aan artikel 2.81 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Op een verzoek als bedoeld in artikel 2.53, derde lid, is artikel 2.79, derde lid,
van overeenkomstige toepassing.
P
Artikel 3.12 komt te luiden:
Artikel 3.12
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan een regeling worden getroffen
omtrent de verstrekking van algemene en administratieve gegevens aan een verantwoordelijke
voor de verwerking van gegevens in een basisadministratie in Aruba, Curaçao, Sint
Maarten of een van de openbare lichamen.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan een regeling worden getroffen
omtrent de verstrekking van gegevens uit de basisregistratie aan een daarbij aangewezen
autoriteit in een van de openbare lichamen, Aruba, Curaçao of Sint Maarten voor zover
deze gegevens noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de bij of krachtens een rijkswet
aan de desbetreffende autoriteit opgedragen taak.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan een regeling worden getroffen
omtrent de verstrekking van gegevens uit de basisregistratie aan autoriteiten in een
van de openbare lichamen, Aruba, Curaçao of Sint Maarten voor zover deze gegevens
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van bij of krachtens de maatregel aangewezen
andere taken dan bedoeld in het eerste en tweede lid waarmee zij op grond van de voor
hen geldende wetgeving zijn belast.
4. Bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het tweede of
derde lid worden regels gesteld omtrent de vaststelling van de kosten in verband met
de verstrekking van de gegevens en de wijze waarop deze kosten dienen te worden vergoed.
5. Indien op grond van het eerste, tweede of derde lid een regeling wordt getroffen
omtrent de systematische verstrekking van gegevens is artikel 3.2 van overeenkomstige
toepassing.
Q
In de artikelen 3.16 en 4.9, vierde en vijfde lid, wordt «gebruik maken» vervangen
door «gebruikmaken».
R
Artikel 3.19 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, eerste zin, wordt «Het verzoek» vervangen door «Het verzoek, bedoeld
in het eerste lid,».
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Een verzoek als bedoeld in artikel 3.22a, eerste lid, wordt elektronisch gericht
aan Onze Minister zonder tussenkomst van een inschrijfvoorziening.
S
Artikel 3.22 wordt vervangen door twee artikelen, luidende:
Artikel 3.22
1. Het college van burgemeester en wethouders deelt binnen vier weken aan de betrokkene
in verband met de uitoefening van het recht van inzage, bedoeld in artikel 15 van
de verordening, op diens verzoek mede of gegevens die de betrokkene betreffen gedurende
de periode van twintig jaren voorafgaande aan het verzoek zijn verstrekt uit de basisregistratie
aan een overheidsorgaan of derde.
2. Het college voldoet niet aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, voor zover:
a. van de verstrekking geen aantekening is gehouden krachtens artikel 3.11, tweede lid;
of
b. dit noodzakelijk is in het belang van de veiligheid van de staat of de voorkoming,
opsporing en vervolging van strafbare feiten.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan nader worden geregeld in welke
gevallen toepassing wordt gegeven aan het tweede lid, aanhef en onderdeel b.
4. Artikel 2.55, tweede en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 3.22a
1. Onverminderd artikel 3.22, eerste lid, deelt Onze Minister elektronisch aan de betrokkene
in verband met de uitoefening van het recht van inzage, bedoeld in artikel 15 van
de verordening, op diens verzoek mede of gegevens die de betrokkene betreffen gedurende
de periode van twintig jaren voorafgaande aan het verzoek door Onze Minister uit de
basisregistratie zijn verstrekt.
2. Onze Minister voldoet niet aan een verzoek als bedoeld in het eerste lid, indien
het verzoek betrekking heeft op een minderjarige jonger dan 16 jaar.
3. Artikel 3.22, tweede en derde lid, alsmede artikel 2.55, vierde lid, zijn van overeenkomstige
toepassing.
T
In artikel 3.23, derde lid, laatste zin, wordt «artikel 3.22, derde lid» vervangen
door «artikel 3.22, tweede en derde lid».
U
Artikel 4.14 vervalt.
V
In hoofdstuk 4 wordt na afdeling 2 een afdeling ingevoegd, luidende:
AFDELING 2A. TIJDELIJKE AFWIJKING VAN DE WET BIJ WEGE VAN EXPERIMENT
Artikel 4.16a
1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen bij wege van experiment regels worden gesteld
waarmee voor de periode van ten hoogste vier jaren wordt afgeweken van bepalingen
van deze wet met het oogmerk om:
a. de rechten van burgers uit te breiden ten aanzien van de bijhouding van of de verstrekking
uit de basisregistratie;
b. de bijhouding van gegevens in of de verstrekking uit de basisregistratie te beperken;
c. de administratieve lasten voor de burger ten aanzien van diens verplichtingen onder
deze wet te verlichten;
d. de bijhouding van gegevens over niet-ingezetenen in de basisregistratie uit te breiden;
of
e. digitale contactgegevens of een tweede adresgegeven in de basisregistratie bij te
houden.
2. De bepalingen, bedoeld in het eerste lid, zijn die in hoofdstuk 2, afdeling 1, paragrafen
2 tot en met 6, en afdeling 2, paragrafen 2 tot en met 4, alsmede die in hoofdstuk
3, afdeling 1, paragrafen 1 en 4, en afdeling 2. Indien wordt afgeweken van de bij
die bepalingen geboden waarborgen, wordt een gelijkwaardig alternatief opgenomen waarbij
rekenschap wordt gegeven van de wijze waarop ten minste worden gewaarborgd:
a. de rechten, bedoeld in de artikelen 13 tot en met 17 van de verordening, van betrokkenen
ten aanzien van de verwerking van hun gegevens in de basisregistratie; en
b. de rechten van betrokkenen onder de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van beslissingen
als bedoeld in de artikelen 2.60, 3.18 en 3.24 van deze wet.
3. De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel
van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers
der Staten-Generaal is overgelegd.
4. Onze Minister zendt tenminste drie maanden voor het einde van de werkingsduur van
een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid aan de Staten-Generaal
een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het experiment in de praktijk.
Uit het verslag blijkt ten minste in hoeverre het experiment heeft bijgedragen aan
het betreffende oogmerk, bedoeld in het eerste lid. Artikel 1.15 is van overeenkomstige
toepassing.
5. Het vierde lid is niet van toepassing, indien voor het einde van de werkingsduur
een voordracht plaatsvindt van een voorstel van wet waarmee in het onderwerp van de
maatregel wordt voorzien.
6. Bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid:
a. wordt bepaald voor welke periode, bedoeld in het eerste lid, aanhef, van welke bepalingen,
bedoeld in het tweede lid, eerste zin, op welke wijze en door welke instanties wordt
afgeweken; en
b. worden nadere regels gesteld over de wijze waarop en de criteria aan de hand waarvan
de doeltreffendheid en de effecten van het experiment worden bepaald.
W
In artikel 4.18 wordt de zinsnede «degene die na vertrek uit Nederland» vervangen
door «degene die».
ARTIKEL II
De Wet basisadministraties persoonsgegevens BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, onderdeel k, komt te luiden:
k. derde:
elke andere persoon of instelling dan een afnemer, een overheidsorgaan of de ingeschrevene;
B
Artikel 10, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a wordt als volgt gewijzigd:
a. Onder vernummering van de onderdelen 2° tot en met 9° tot 3° tot en met 10° wordt
na onderdeel 1° een onderdeel ingevoegd, luidende:
2° gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet meer in leven zijn of
omtrent wie een akte in een openbaar lichaam is opgemaakt die vermeldt dat het kind
op het ogenblik van de aangifte niet in leven is, dan wel die zijn overleden zonder
zelf ingeschrevene te zijn;
b. In onderdeel 8° (nieuw) wordt «de eerdere echtgenoten,de geregistreerde partner»
vervangen door «de eerdere echtgenoten, de geregistreerde partner».
2. In onderdeel b, onder 2°, vervalt aan het slot de laatste punt.
C
In artikel 11, eerste lid, aanhef, wordt «Aruba,Curaçao» vervangen door «Aruba, Curaçao».
D
In artikel 17, eerste en tweede lid, wordt in de eerste zin «een ieder» vervangen
door «eenieder».
E
Na artikel 17 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 17a
1. Het bestuurscollege neemt op schriftelijk verzoek van de ouder binnen vier weken
kosteloos op diens persoonslijst de gegevens op over een kind als bedoeld in artikel
10, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, indien de ouder ten tijde van het verzoek als
ingezetene in de basisadministratie is of wordt ingeschreven.
2. Het bestuurscollege doet terstond schriftelijke mededeling aan de verzoeker van de
voldoening aan het verzoek.
3. Het bestuurscollege verwijdert op schriftelijk verzoek van de ouder binnen vier weken
kosteloos van de persoonslijst van die ouder de gegevens over het kind, bedoeld in
artikel 10, eerste lid, onderdeel a, onder 2°.
F
In artikel 19, eerste lid, onderdeel f, wordt «een verzoek als bedoeld in de artikelen
17, 18 en 28, eerste lid» vervangen door «een verzoek als bedoeld in de artikelen
17, 17a, 18 en 28, eerste lid».
G
In artikel 27b, eerste lid wordt «artikel 10, onderdeel a, onder 1 tot en met 4, 6,
7 en 9» vervangen door «artikel 10, eerste lid, onderdeel a, onder 1° tot en met 5°,
7°, 8° en 10°».
ARTIKEL III
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan
worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 34 | Voor |
D66 | 24 | Voor |
PVV | 17 | Voor |
CDA | 15 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
SP | 9 | Voor |
GroenLinks | 8 | Voor |
PvdD | 6 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
FVD | 5 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
Groep Van Haga | 3 | Voor |
JA21 | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 3 | Voor |
BBB | 1 | Voor |
BIJ1 | 1 | Voor |
Fractie Den Haan | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.