Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de financiële positie van onderwijsbesturen in 2019 (Kamerstuk 33495-118)
2020D46466 Inbreng verslag van een schriftelijk overleg
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Ministers
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
d.d. 13 oktober 2020 inzake de financiële positie van publiek bekostigde onderwijsinstellingen
(Kamerstuk 33 495, nr. 118).
De voorzitter van de commissie
Tellegen
Adjunct-griffier van de commissie
Bosnjakovic
Inhoud
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
• Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
• Inbreng van de leden van de CDA-fractie
2
• Inbreng van de leden van de D66-fractie
3
• Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
4
• Inbreng van de leden van de SP-fractie
5
• Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
6
II
Reactie van de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Basis- en Voortgezet
Onderwijs en Media
6
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de financiële positie
van onderwijsbesturen in 2019 en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister «ervan uit gaat» dat de middelen
die laat in het jaar beschikbaar zijn gekomen voor onder andere het po1, vo2 en wo3 in 2020 worden besteed. Op welke manier waarborgt de Minister dat dit onderwijsgeld
ook daadwerkelijk wordt besteed? De leden lezen dat de jaren ervoor het bovenmatig
eigen vermogen ook al hoog was. Wat is hiervoor de verklaring, zo vragen de leden.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de samenwerkingsverbanden over 2019 voor het
eerst een negatief resultaat realiseerden van 1,1 miljoen euro. Hiermee worden mogelijke
bovenmatige eigen vermogens weggenomen. Deze leden vragen of het geld wel op een doelmatige
manier wordt besteed. Aangezien het doel niet moet zijn om eigen vermogens weg te
werken, maar om onderwijsgeld op een doelmatige manier te besteden, zo merken deze
leden op.
De leden van de VVD-fractie lezen dat instellingen in het mbo4 over 2019 een fors positief resultaat van 63 miljoen euro hebben gerealiseerd. De
positieve financiële resultaten zullen leiden tot een stijging van de reserves van
de sector. De leden lezen dat de Minister van mening is dat de inzet het verlagen
van reserves blijft. Op welke manier gaat de Minister dat vormgeven? Hoe zorgt de
Minister ervoor dat onderwijsgeld binnen het mbo ook daadwerkelijk naar onderwijs
gaat en niet wordt gebruikt om reserves te verhogen, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige brief. Zij hebben
nog enige vragen.
Primair en voortgezet onderwijs
De leden van de CDA-fractie merken op dat in 2019 150 miljoen euro extra aan scholen
in het po is overgemaakt in het kader van de aanpak van het lerarentekort. Hierdoor
ligt het resultaat hoger dan in 2018, maar ook zonder het convenantsgeld is het resultaat
meer dan begroot (39 miljoen euro) en ook meer dan in 2018. Wat is de reden dat ook
zonder het convenantsgeld het resultaat in het po niet alleen hoger was dan verwacht,
maar ook hoger dan in 2018? Komt dit doordat scholen laat duidelijkheid hebben gekregen
over de middelen die zij ontvangen of is het een kwestie van realistischer begroten
door de scholen? Dezelfde vraag geldt voor het vo waar ook zonder convenantsgeld het
resultaat hoger is dan begroot (maar wel minder hoog dan in 2018).
De Ministers gaan er vanuit dat de scholen de loon- en prijsbijstellingen meenemen
in hun begroting. Is er zicht op of scholen dit ook echt doen, of doen scholen dit
nog te weinig en kan dit ook een verklaring zijn voor hogere resultaten dan begroot?
De Ministers geven aan dat door beheerst negatief te begroten, mogelijk het bovenmatig
eigen vermogen geleidelijk en gecontroleerd kan worden ingezet voor het onderwijs
waarmee deze bovenmatig eigen vermogens naar beneden kunnen gaan. Kan worden aangegeven
of scholen met bovenmatig eigen vermogens dit ook daadwerkelijk doen om hun eigen
vermogen te verkleinen, zo vragen de leden.
Middelbaar beroepsonderwijs
De leden van de CDA-fractie vragen of de reserves op het mbo afgezet kunnen worden
tegen de te verwachten krimp per instelling. Zo ja, kunnen deze gegevens mee gestuurd
worden? In hoeverre is het inzetten op het verlagen van de reserves voor het mbo nog
steeds een punt van aandacht als dit afgezet wordt tegen de te verwachten krimp, zo
vragen de leden.
Inleiding en samenvatting
De leden van de CDA-fractie merken op dat uit tabel 1 blijkt dat voor het po het aantal
besturen is afgenomen met bovenmatig eigen vermogen van 628 in 2015 naar 590 in 2019,
tegelijkertijd is het bovenmatig eigen vermogen toegenomen van in totaal 879 miljoen
euro in 2015 naar 906 miljoen euro in 2019. Is dit laatste het gevolg van convenantsgelden
van 150 miljoen euro of zijn er ook andere verklaringen? Wat is de verklaring dat
in het vo het aantal besturen met bovenmatig eigen vermogen is gestegen, zo vragen
de leden.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de
financiële positie van onderwijsbesturen in 2019 en willen de Ministers nog enkele
vragen voorleggen.
Primair onderwijs
De leden van de D66-fractie vragen de Minister in welke maand de besturen het geld
ontvingen uit het convenant aanpak lerarentekort. Ook zonder het convenantsgeld was
het resultaat in 2019 hoger dan begroot. Deze leden vragen de Minister om in de brief
over de Financiële Staat van het Onderwijs 2019 nader in te gaan op de jarenlange
trend van voorzichtige begrotingen en hogere resultaten en wat er wordt gedaan om
zoveel mogelijk onderwijsgeld in de klas te krijgen. Hoe worden besturen gestimuleerd
om scherpere begrotingen te maken of negatief te begroten om bovenmatige eigen reserves
aan te wenden, zo vragen de leden.
Samenwerkingsverbanden
De leden van de D66-fractie lezen dat de samenwerkingsverbanden een negatief resultaat
boekten van 1,1 miljoen euro waardoor de bovenmatige eigen vermogens afnemen. Deze
leden merken op dat dit geen forse stap is aangezien de bovenmatige reserve van 179
miljoen euro naar 175 miljoen euro is gegaan. Wat gaat de Minister doen om deze bovenmatige
reserves sneller in beweging te krijgen aangezien samenwerkingsverbanden geen reserves
hoeven aan te houden, zo vragen de leden.
Mbo/ Hoger Onderwijs
De leden van de D66-fractie zien forse verschillen tussen de begroting en de resultaten
in het mbo, hbo5 en universiteiten en vragen de Minister of daar een verklaring voor is.
Bovenmatige reserves
De leden van de D66-fractie lezen dat de Inspectie van het Onderwijs benadrukt dat
de signaleringswaarde voor het eigen vermogen geen norm is, maar een startpunt voor
een gesprek, aangezien een bestuur goede redenen kan hebben om tijdelijk eigen vermogen
aan te houden. Deze leden vragen de Minister of deze aanpak ook van toepassing is
op de samenwerkingsverbanden.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
Extra geld laat beschikbaar
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er geld bij besturen overbleef in 2019.
Dit kwam onder meer omdat geld laat in het jaar beschikbaar werd gesteld aan de verschillende
onderwijssectoren. De voornoemde leden lezen dat de Minister hoopt dat deze middelen
in 2020 tot besteding komen. Deze leden vragen of dit ook wordt gecheckt. Zijn de
besturen gebonden om deze middelen voor specifieke doeleinden te besteden? Of kan
het verdwijnen in de lumpsum en reserves, zo vragen de leden.
Financiële positie primair en voortgezet onderwijs
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de signaleringswaarde vanaf verslagjaar
2020 een verplicht onderdeel wordt van de financiële verantwoording. Waarom voorziet
de nieuwe signaleringswaarde als financiële bovengrens voor onderwijsinstellingen
alleen in het afbouwen van publiek eigen vermogen en niet in het afbouwen van privaat
eigen vermogen? Verwacht de Minister ook dat onderwijsinstellingen zich gaan richten
op conversie van publiek eigen vermogen in privaat eigen vermogen? Waarom wel of waarom
niet? De voornoemde leden vragen ook hoe de Minister ervoor gaat zorgen dat de afbouw
van te hoge financiële reserves, opgebouwd uit de lumpsumfinanciering en die bedoeld
zijn voor de klas, niet wordt aangewend voor nieuwbouwplannen (die in het po in de
regel voor rekening zijn van gemeenten). Hoe zorgt de Minister ervoor dat de afbouw
van te hoge financiële reserves van onderwijsinstellingen niet wordt aangewend voor
het financieren van het toch al drukke bestuurlijk middenveld rondom schoolbesturen?
De leden vinden het belangrijk dat het geld uit de reserves op de juiste plek terecht
komt. Hoe zorgt de Minister ervoor dat de afbouw van te hoge financiële reserves aansluit
bij het aanpakken van de echte noden, zoals het lerarentekort? Klopt het dat er ook
steeds meer schoolbesturen zijn -met forse financiële reserves- die inmiddels geen
rente meer ontvangen over hun financiële reserves, maar er rente over moeten betalen?
Indien ja, hoe doelmatig vindt u dat, zo vragen de leden.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de brief met verbetervoorstellen rondom
passend onderwijs dat samenwerkingsverbanden per januari 2021 een plan moeten maken
om reserves af te bouwen. Denkt de Minister er ook over na om dit soort afbouwplannen
per januari 2021 te vragen bij schoolbesturen in het po en vo? Zo nee, waarom niet?
De voornoemde leden lazen eerder dat de Minister de schoolbesturen een kans wil geven
om de hoge reserves af te bouwen en pas als zij dit niet doen, gaat het ministerie
vanaf 2024 optreden (vanaf het boekjaar 2023). De voornoemde leden vinden dit vrij
laat. Waarom wordt er niet eerder opgetreden? Waarom wordt de besturen niet een jaar
gegeven om de reserves af te bouwen en wordt er opgetreden vanaf 2022 (vanaf het boekjaar
2021)? De voornoemde leden vinden het ook nog onduidelijk hoe de Minister gaat handhaven
en sanctioneren als schoolbesturen zich er niet aan houden. Kan de Minister daar snel
duidelijkheid over geven, zo vragen de leden.
Samenwerkingsverbanden primair en voortgezet onderwijs
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de samenwerkingsverbanden over 2019 voor
het eerst een negatief resultaat realiseerden. Weet de Minister waarom dit is? Kan
hij hier verklaringen voor geven? De Minister vraagt de samenwerkingsverbanden in
januari 2021 te komen met een plan om de reserves af te bouwen. Kan de Minister uitleggen
wat de sancties zullen zijn als de plannen niet goed genoeg zijn? Worden dan alle
samenwerkingsverbanden gekort? Welke maatstaven zijn er om te bepalen of het plan
goed is of niet, zo vragen de leden.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de financiële positie
van onderwijsbesturen in 2019. Zij hebben daar nog enkele vragen en opmerkingen over.
Brief Financiële positie van publiek bekostigde onderwijsinstellingen
Financiële resultaten positief: extra geld laat beschikbaar
De leden van de SP-fractie vragen waar in zowel het po als het vo het convenantsgeld
van 150 miljoen euro aan is uitgegeven. Kan de Minister hiervan een overzicht aan
de Kamer doen toekomen, zo vragen de leden.
Bijlage 1 Financiële positie per onderwijssector
Samenwerkingsverbanden primair en voortgezet onderwijs (po en vo)
De leden van de SP-fractie merken op dat de Minister spreekt over het doorzetten van
een dalende trend vanaf 2016. Welke dalende trend bedoelt hij precies? Zowel het totale
eigen vermogen als het mogelijk bovenmatig eigen vermogen en het aantal besturen met
een mogelijk bovenmatig vermogen zijn sinds 2016 niet gedaald. Wat is de status van
de maatregelen die de Minister wil treffen om bovenmatig eigen vermogen volgend jaar
al terug te halen indien er geen of onvoldoende plannen zijn om dat geld te besteden?
In hoeverre worden er eisen gesteld aan deze plannen en wordt voorkomen dat het bijvoorbeeld
in overhead gestoken wordt in plaats van dat het bij leerlingen terecht komt? Daarnaast
vragen de leden wat er met het geld gebeurt dat wordt teruggehaald. Vloeit dit geld
terug naar de begroting OCW of wordt dit toegevoegd aan de algemene middelen? Geldt
dit op termijn ook voor bovenmatige eigen vermogens van schoolbesturen, zo vragen
de leden.
Bijlage 2 Bovenmatige reserves per sector
Inleiding en samenvatting
De leden van de SP-fractie vragen of de Minister een overzicht in tabelvorm kan geven
van het totale eigen vermogen van besturen po, vo, mbo, hbo, wo en samenwerkingsverbanden
po en vo van 2015 tot en met 2019.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige
brief van beide bewindslieden. De bewindslieden melden dat deze brief eigenlijk te
vroeg komt voor een goede analyse van de financiële situatie van het onderwijs en
dat zij in december daar met de Financiële Staat van het Onderwijs 2019 wel meer zicht
op hebben. Toch hebben de leden nu al enkele vragen, die zij graag voorleggen aan
beide Ministers.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat de Ministers melden dat de resultaten van
de besturen in 2019 positief waren en er geld overbleef. Delen zij het oordeel van
de leden dat de reserves in het onderwijs daarmee de afgelopen jaren steeds verder
zijn toegenomen en dat dit ongewenst is? Horen de reserves niet in verhouding te staan
met de risico’s? Sparen met onderwijsgeld zou immers toch geen doel op zich mogen
zijn? Moeten reserves niet omlaag nu deze onnodig hoog zijn? De leden waarderen het
hanteren van een signaleringswaarde voor bovenmatig publiek eigen vermogen als een
eerste stap in de goede richting. De Minister wil de schoolbesturen echter de kans
geven om de te hoge reserves af te bouwen, maar pas vanaf 2024 gaat OCW optreden als
schoolbesturen hun te hoge reserves niet afbouwen (pas vanaf het boekjaar 2023!).
De leden vinden dit echt te laat. Daarnaast is nog niet duidelijk hoe OCW gaat handhaven
en sanctioneren indien schoolbesturen zich er niet aan houden. Kunnen beide bewindslieden
hierover meer duidelijkheid verschaffen, zo vragen de leden.
II Reactie van de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Basis- en
Voortgezet Onderwijs en Media
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.