Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 625 Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs met het oog op de verbetering van de rechtsbescherming van mbo-studenten
ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS
ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE WET OP HET HOGER ONDERWIJS EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
ARTIKEL III. WIJZIGING VAN DE WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS BES
ARTIKEL IV. WIJZIGING VAN DE ALGEMENE WET BESTUURSRECHT
ARTIKEL V. WIJZIGING VAN DE WET INKOMSTENBELASTING 2001
ARTIKEL VI. WIJZIGING VAN DE WET INKOMSTENBELASTING BES
ARTIKEL VII. INWERKINGTREDING
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat onderzoek is verricht naar de onderwijsovereenkomst
die wordt gesloten tussen instellingen en studenten in het middelbaar beroepsonderwijs,
in het bijzonder naar de betekenis van deze overeenkomst voor de rechtspositie van
studenten en voor de administratieve lasten van instellingen, dat de rechtspositie
en de rechtsbeschermingsmogelijkheden van studenten in het middelbaar beroepsonderwijs
in een aantal opzichten achterblijven bij die van onderwijsdeelnemers uit andere onderwijssectoren
en dat het wenselijk is wettelijke maatregelen te treffen om deze verschillen weg
te nemen, alsmede de administratieve lasten van instellingen te beperken;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS
De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «met uitzondering van artikel 7.4.7» vervangen door «met
uitzondering van de artikelen 7.4.7 en 7.5.10» en wordt «8.1.3, eerste tot en met
derde lid, 8.1.4 tot en met 8.2.1» vervangen door «8.1.3a tot en met 8.2.1».
2. In het tweede lid wordt «8.1.2, eerste lid» vervangen door «8.1.2, eerste en derde
lid» en wordt «8.1.3 tot en met 8.2.1» vervangen door «8.1.3a tot en met 8.2.1».
B
Artikel 1.4.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt «met uitzondering van de artikelen 7.1.1» vervangen door «met
uitzondering van de artikelen 7.1.1, 7.1.5».
2. Onderdeel c komt te luiden:
c. de commissie van beroep voor de examens, bedoeld in artikel 7.5.3,.
3. Onderdeel d vervalt.
C
In artikel 1.4.1 wordt na lid 1b een lid ingevoegd, luidende:
1c. Het bevoegd gezag dat een beroepsopleiding als bedoeld in lid 1 of lid 1a verzorgt
kan met een student overeenkomen dat de student slechts een onderdeel van de beroepsopleiding
zal volgen.
D
In artikel 1.4a.1, eerste lid, wordt «met uitzondering van artikel 7.1.1» vervangen
door «met uitzondering van de artikelen 7.1.1 en 7.1.5».
E
In de artikelen 2.2.1, derde lid, 2.2.4, eerste lid, 2.2a.4, eerste lid, en 7.4.8,
tweede lid, wordt «gehandicapte studenten» telkens vervangen door «studenten met een
handicap of chronische ziekte».
F
In artikel 2.5.4, eerste lid, wordt na «alsmede de hoofdpunten van de bevindingen
van de inspectie met betrekking tot de examens» ingevoegd «en informatie over schorsing
en verwijdering van studenten, vavo-studenten en deelnemers in het afgelopen jaar».
G
Na artikel 7.1.4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 7.1.5. Rapportage vorderingen van studenten
Het bevoegd gezag rapporteert over de vorderingen van de studenten aan hun ouders,
voogden of verzorgers, dan wel aan de studenten zelf indien zij meerderjarig en handelingsbekwaam
zijn.
H
In artikel 7.4.8, tweede lid, vervalt «, met vermelding van het aantal begeleide onderwijsuren
als bedoeld in artikel 7.2.7 per programmaonderdeel per studiejaar en het aantal klokuren
beroepspraktijkvorming per studiejaar,».
I
Na artikel 7.4.8, tweede lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
2a. De onderwijs- en examenregeling omvat in elk geval bepalingen over:
a. de inhoud en inrichting van een opleiding, waaronder voor een beroepsopleiding begrepen:
1°. de leerweg;
2°. de examenvoorzieningen;
3°. de kwalificatie of, bij inschrijving voor een opleidingsdomein of een kwalificatiedossier,
dat opleidingsdomein of dat kwalificatiedossier;
4°. het beoogde niveau van de te behalen kwalificatie; en
5°. de keuzedelen en de onderdelen met betrekking tot persoonlijke, culturele of levensbeschouwelijke
vorming, bedoeld in artikel 6.1.2a, tweede lid, die deel uitmaken van de beroepsopleiding;
b. het aantal begeleide onderwijsuren, bedoeld in artikel 7.2.7, per programmaonderdeel
per studiejaar;
c. het aantal klokuren beroepspraktijkvorming per studiejaar;
d. de tijdvakken waarbinnen de opleiding wordt verzorgd;
e. de locatie en in voorkomend geval het samenwerkingscollege waar de opleiding wordt
verzorgd; en
f. de gronden waarop de examencommissie vrijstelling kan verlenen van een instellingsexamen
of een centraal examen.
J
Artikel 7.4.8, vierde lid, komt te luiden:
4. Het bevoegd gezag zorgt ervoor dat de instelling beschikt over een studentenstatuut
waarin de rechten en plichten van de studenten zijn opgenomen, en maakt het studentenstatuut
bekend. Het studentenstatuut bevat in elk geval:
a. een beschrijving van de procedures voor de behandeling van klachten en geschillen,
bedoeld in titel 5, daaronder begrepen de inrichting van de toegankelijke faciliteit,
bedoeld in artikel 7.5.1;
b. een beschrijving van de procedures voor de behandeling van geschillen inzake medezeggenschap;
c. een beschrijving van de beroepsrechten die kunnen worden ontleend aan deze wet en
andere wettelijke regelingen;
d. een beschrijving van aanvullende procedures ter bescherming van de rechten van studenten
die door het bevoegd gezag worden getroffen;
e. de nadere regels over het bindend studieadvies, bedoeld in artikel 8.1.7a, vierde
lid;
f. het beleid met betrekking tot het beperkt en beheersbaar houden van de middelen die
van de studenten worden gevraagd voor schoolkosten die door het bevoegd gezag noodzakelijk
worden bevonden;
g. in voorkomend geval, bepalingen over de terugbetaling van voorschotten, verstrekt
door het bevoegd gezag, ter voldoening van een bij of krachtens de wet geregelde geldelijke
bijdrage als bedoeld in artikel 8.1.4;
h. bepalingen over de terugbetaling van cursusgeld in andere gevallen dan bedoeld in
artikel 14, tweede lid, onderdeel a tot en met d, van het Uitvoeringsbesluit Les-
en cursusgeldwet 2000;
i. het beleid van het bevoegd gezag met betrekking tot verzuim, schorsing en verwijdering
van studenten; en
j. de rechten en plichten ten aanzien van zwangerschap en bevalling.
K
Artikel 7.4.8a, vijfde lid, vervalt.
L
In artikel 7.4.11, zesde lid, wordt «artikelen 7.4.8, eerste, tweede, vierde en vijfde
lid, en 7.4.8a» vervangen door «artikelen 7.4.8, eerste en tweede lid, lid 2a en vierde
en vijfde lid, en 7.5.2».
M
Het opschrift van titel 5 van hoofdstuk 7 wordt vervangen door:
TITEL 5. RECHTSBESCHERMING VAN STUDENTEN, VAVO-STUDENTEN, EXTRANEÏ EN DEELNEMERS
N
Onder vernummering van artikel 7.4.8a tot artikel 7.5.2 en vernummering van de artikelen
7.5.1 tot en met 7.5.4 tot artikelen 7.5.3 tot en met 7.5.6, wordt na het opschrift
van titel 5 van hoofdstuk 7 ingevoegd:
Paragraaf 1. Toegankelijke faciliteit; klachten
Artikel 7.5.1. Toegankelijke faciliteit
1. In deze titel wordt onder «betrokkene» verstaan:
a. een student, een vavo-student, een extraneus en een deelnemer;
b. een aanstaande student, een aanstaande vavo-student, een aanstaande extraneus en een
aanstaande deelnemer;
c. een voormalige student, een voormalige vavo-student, een voormalige extraneus en een
voormalige deelnemer.
2. Het bevoegd gezag richt een toegankelijke en eenduidige faciliteit in. Het bevoegd
gezag stelt een nadere regeling vast met betrekking tot deze paragraaf en paragraaf
2, die een onderdeel vormt van het bestuursreglement.
3. Een betrokkene dient een klacht als bedoeld in artikel 7.5.2 en een beroep of bezwaar
als bedoeld in paragraaf 2 en artikel 8.1.7a, vijfde lid, vanwege een genomen beslissing
van een orgaan van een instelling dan wel het ontbreken ervan op grond van deze wet
en daarop gebaseerde regelingen in bij de faciliteit. Indien het een beroep of bezwaar
van een betrokkene aan een openbare instelling betreft, is artikel 6:4, eerste en
tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
4. De termijn voor het schriftelijk indienen van een bezwaar als bedoeld in paragraaf
2 bedraagt zes weken. De termijn voor het schriftelijk indienen van een beroep als
bedoeld in paragraaf 2 en artikel 8.1.7a, vijfde lid, bedraagt twee weken.
5. De faciliteit bevestigt de ontvangst van een binnengekomen klacht, beroep of bezwaar
schriftelijk aan de betrokkene en zendt deze, nadat daarop de datum van ontvangst
is aangetekend, zo spoedig mogelijk door aan het bevoegde orgaan. Indien het een openbare
instelling betreft, is artikel 6:15, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht
niet van toepassing.
6. De datum van ontvangst, bedoeld in het vijfde lid, is bepalend voor de vraag of een
klacht, beroep of bezwaar tijdig is ingediend. Indien het een openbare instelling
betreft, is artikel 6:15, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
7. Indien de faciliteit een klacht, beroep of bezwaar aan een onbevoegd orgaan heeft
gezonden, zendt dit orgaan het desbetreffende stuk zo spoedig mogelijk terug naar
de faciliteit. Het bevoegde orgaan behandelt een klacht, beroep of bezwaar dat door
een betrokkene rechtstreeks is ingediend bij dit orgaan slechts na tussenkomst van
de faciliteit.
O
Na artikel 7.5.2 (nieuw) wordt een opschrift ingevoegd, luidende:
Paragraaf 2. Commissie van beroep voor de examens; geschillenadviescommissie
P
Artikel 7.5.4, tweede lid (nieuw), komt te luiden:
2. Het beroep kan, wat de openbare instellingen betreft in afwijking van hoofdstuk 7
van de Algemene wet bestuursrecht, worden ingesteld terzake dat een beslissing in
strijd is met het recht.
Q
Na artikel 7.5.6 (nieuw) worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 7.5.7. Bevoegdheid en samenstelling geschillenadviescommissie
1. Het bevoegd gezag stelt, al dan niet in samenwerking met een of meer bevoegde gezagsorganen
van andere instellingen, een geschillenadviescommissie in of sluit zich bij een dergelijke
commissie aan. Op een geschillenadviescommissie is artikel 7:13, eerste tot en met
zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing. De leden
van de geschillenadviescommissie zijn functioneel onafhankelijk.
2. De geschillenadviescommissie brengt aan het bevoegd gezag advies uit over bezwaren
met betrekking tot andere beslissingen dan wel het ontbreken ervan op grond van deze
wet en daarop gebaseerde regelingen dan die, bedoeld in artikel 7.5.4.
3. De geschillenadviescommissie gaat na of een minnelijke schikking tussen partijen
mogelijk is.
4. Indien sprake is van onverwijlde spoed kan de voorzitter van de geschillenadviescommissie
desgevraagd bepalen dat de geschillenadviescommissie zo spoedig mogelijk advies uitbrengt
aan het bevoegd gezag. De voorzitter bepaalt binnen een week na ontvangst van het
bezwaar of sprake is van onverwijlde spoed en brengt de betrokkene en het bevoegd
gezag hiervan zo spoedig mogelijk op de hoogte. Het bevoegd gezag neemt dan, wat de
openbare instellingen betreft in afwijking van artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht,
binnen vier weken na ontvangst van het bezwaar door de faciliteit een beslissing.
5. Het bevoegd gezag kan een commissie belasten met de behandeling van en advisering
over zowel bezwaren als bedoeld in het tweede lid als klachten als bedoeld in artikel
7.5.2, onverminderd het bepaalde bij of krachtens dit artikel en de artikelen 7.5.2
en 7.5.8.
Artikel 7.5.8. Beslissing op bezwaren
Het bevoegd gezag beslist na ontvangst van het bezwaar binnen tien weken, onverminderd
de beslissingen op grond van de procedure, bedoeld in artikel 7.5.7, vierde lid. Wat
de openbare instellingen betreft beslist het bevoegd gezag in afwijking van artikel
7:10, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
R
Na artikel 7.5.8 wordt ingevoegd:
Paragraaf 3. Beroep op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Artikel 7.5.9. Beroep op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
1. Een beslissing van een orgaan van een instelling die jegens een betrokkene is genomen
op grond van deze wet en daarop gebaseerde regelingen, wordt voor de toepassing van
de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht met betrekking tot besluiten aangemerkt
als een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van die wet. Het beroep kan worden ingesteld
door de betrokkene.
2. Tegen een beslissing van een college van beroep bijzonder onderwijs als bedoeld in
artikel 7.5.10 kan geen beroep worden ingesteld.
3. De organen van de instelling verstrekken aan de Afdeling bestuursrechtspraak van
de Raad van State de gegevens die zij voor de uitvoering van haar taak nodig oordeelt.
Paragraaf 4. Colleges van beroep bijzonder onderwijs
Artikel 7.5.10. College van beroep bijzonder onderwijs
1. In afwijking van artikel 7.5.9, eerste lid, kan het bevoegd gezag van een bijzondere
instelling, al dan niet in samenwerking met bevoegde gezagsorganen van een of meer
andere bijzondere instellingen met een levensbeschouwelijke aard, in een regeling
bepalen dat de instelling in verband met de levensbeschouwelijke aard van de instelling
een college van beroep bijzonder onderwijs instelt voor de behandeling van beroepen
ingesteld door een betrokkene tegen een beslissing van een orgaan van een instelling
die jegens hem op grond van deze wet en daarop gebaseerde regelingen is genomen.
2. De regeling bevat in elk geval regels over:
a. de omvang en samenstelling van het college;
b. indien nodig, de splitsing in kamers, alsmede de verdeling van de werkzaamheden over
de verschillende kamers;
c. de zittingstermijn van de leden en eventuele plaatsvervangende leden van het college;
d. de wijze waarop het lidmaatschap of plaatsvervangend lidmaatschap van het college
eindigt;
e. de procedure voor het minnelijk schikken van geschillen en de gevallen waarin deze
procedure achterwege kan worden gelaten;
f. de wijze waarop in het secretariaat van het college wordt voorzien; en
g. de wijze waarop de voorzitter wordt vervangen.
3. De voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter of voorzitters moeten voldoen aan
de vereisten voor benoembaarheid tot rechterlijk ambtenaar, bedoeld in artikel 5 van
de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.
4. De regeling bevat tevens een uitwerking van de rechtsgang bij het college, waarbij
de artikelen 7.5.3, derde en vierde lid, 7.5.4, zesde lid, 7.5.5, eerste lid, en 7.5.6
van overeenkomstige toepassing zijn.
5. Het college beslist binnen tien weken gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn
voor het indienen van het beroepschrift is verstreken.
6. De regeling alsmede wijzigingen daarvan worden vastgesteld met inachtneming van de
artikelen 7.5.1 tot en met 7.5.9 en worden na de vaststelling zo spoedig mogelijk
gezonden aan Onze Minister. Onze Minister kan binnen drie maanden verklaren van oordeel
te zijn, dat het bevoegd gezag bij de vaststelling van de rechtsgang de artikelen
7.5.1 tot en met 7.5.9 niet in acht heeft genomen en daartoe in redelijkheid geen
beroep heeft kunnen doen op de eigen levensbeschouwelijke aard van de bijzondere instelling
die zich tegen inachtneming daarvan zou verzetten, of dat onvoldoende aannemelijk
heeft gemaakt. Binnen drie maanden wordt het bezwaar ondervangen.
7. De werking van het besluit van Onze Minister, bedoeld in het zesde lid, wordt opgeschort
totdat de beroepstermijn is verstreken, of, indien beroep is ingesteld, op het beroep
is beslist.
S
In artikel 8.1.1, lid 1a, wordt «wordt de onderwijsovereenkomst, bedoeld in artikel
8.1.3, met onmiddellijke ingang ontbonden» vervangen door «wordt de inschrijving met
onmiddellijke ingang beëindigd».
T
In artikel 8.1.1 wordt na lid 1b een lid ingevoegd, luidende:
1c. Het bevoegd gezag van een bijzondere instelling maakt de beslissing over inschrijving
schriftelijk en voorzien van een deugdelijke motivering bekend aan de student of vavo-student.
Indien de student of vavo-student jonger dan 18 jaar is, maakt het bevoegd gezag de
beslissing ook aan de ouders, voogden of verzorgers schriftelijk bekend.
U
In artikel 8.1.1, tweede lid, wordt «de verplichting, bedoeld in artikel 2.3.6a, tweede
lid, of ingeval van een beroepsopleiding, artikel 2.5.5a, tweede lid» vervangen door
«de verplichting, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Wet register onderwijsdeelnemers».
V
In artikel 8.1.1, vierde lid, wordt «weigering dan wel beëindiging van de inschrijving»
vervangen door «beëindiging van de inschrijving».
W
Artikel 8.1.1c wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het derde lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel
c, onder 2°, door «; of», een onderdeel toegevoegd, luidend:
d. hij niet voor 1 juli heeft gereageerd op het verzoek van het bevoegd gezag om te kennen
te geven of hij zijn aanmelding wenst te handhaven, voor zover het bevoegd gezag een
reactie op dit verzoek als voorwaarde voor de toelating heeft gesteld.
2. Na het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidend:
3a. Het bevoegd gezag kan zich niet beroepen op de grond, bedoeld in het derde lid, onderdeel
d, indien het bevoegd gezag degene die om toelating verzoekt na de aanmelding niet
schriftelijk heeft geïnformeerd dat het geven van een reactie als bedoeld in het derde
lid, onderdeel d, een voorwaarde voor de toelating is.
3. In het vierde lid wordt «omdat hij niet voldoet aan de in het derde lid, onderdeel
c, onder 1° of 2° genoemde voorwaarden» vervangen door «omdat hij niet voldoet aan
de in het derde lid, onderdeel c, onder 1° of 2°, of onderdeel d genoemde voorwaarden».
X
Aan artikel 8.1.2 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Indien tot een bijzondere instelling andere studenten en vavo-studenten worden toegelaten dan voor wie de instelling in verband met de godsdienstige
of levensbeschouwelijke richting wordt in stand gehouden, kunnen deze studenten en
vavo-studenten niet worden verplicht tot het volgen van onderwijs dat in verband met
die richting door de instelling wordt verzorgd.
Y
Artikel 8.1.3 vervalt.
Z
Voor artikel 8.1.4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 8.1.3a. Afspraken met betrekking tot extra ondersteuning
1. Indien de inschrijving een student of vavo-student betreft die extra ondersteuning
behoeft in verband met handicap of chronische ziekte, vindt de inschrijving slechts
plaats nadat het bevoegd gezag met de student of vavo-student schriftelijke afspraken
heeft gemaakt over deze ondersteuning.
2. De afspraken worden ten minste één keer per studiejaar met de student of vavo-student
geëvalueerd op hun doeltreffendheid.
3. Indien de noodzaak van extra ondersteuning in verband met handicap of chronische
ziekte na de inschrijving ontstaat, zijn het eerste en tweede lid van overeenkomstige
toepassing.
AA
Voor artikel 8.1.7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 8.1.6 Financiële ondersteuning bijzondere activiteiten door Onze Minister
1. Onze Minister treft voorzieningen voor de financiële ondersteuning van een student
of vavo-student die bestuurslid is van een van een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid
uitgaande politieke jongerenorganisatie van enige omvang of van een landelijke organisatie
van enige omvang die voor het beroepsonderwijs relevante activiteiten ontplooit en
die daartoe daadwerkelijke activiteiten ontplooit.
2. Bij ministeriële regeling worden de voorwaarden gesteld waaronder deze financiële
ondersteuning plaatsvindt.
3. De artikelen 8.1.5d en 8.1.5f zijn van overeenkomstige toepassing.
BB
Artikel 8.1.7a, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De eerste zin komt te luiden: Aan een advies als bedoeld in het eerste lid kan het
bevoegd gezag de beëindiging van de inschrijving voor de desbetreffende opleiding
verbinden.
2. De aanhef van de tweede zin komt te luiden: Tot beëindiging van de inschrijving wordt
slechts overgaan indien:.
CC
Artikel 8.1.7a, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De eerste zin vervalt.
2. De tweede zin (oud) komt te luiden: De student van wie de inschrijving voor een opleiding
op grond van het tweede lid is beëindigd, kan niet opnieuw aan die instelling voor
die opleiding worden ingeschreven.
3. «Artikel 8.1.3, vijfde lid» wordt vervangen door «Artikel 8.1.7d, tweede lid».
DD
In artikel 8.1.7a, vijfde lid, vervalt «binnen twee weken na het uitbrengen van het
advies,» wordt «bedoeld in artikel 7.5.1» vervangen door «bedoeld in artikel 7.5.3»
en wordt «artikelen 7.5.1 tot en met 7.5.4» vervangen door «artikelen 7.5.3 tot en
met 7.5.6».
EE
In artikel 8.1.7b, eerste lid, wordt «de onderwijsovereenkomst met een student ontbinden
dan wel weigeren» vervangen door «beslissen de student niet in te schrijven of de
inschrijving te beëindigen».
FF
Na artikel 8.1.7b worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 8.1.7c. Schorsing
1. Het bevoegd gezag kan een student, vavo-student of deelnemer voor ten hoogste twee
weken schorsen.
2. Het bevoegd gezag maakt de beslissing tot schorsing schriftelijk en voorzien van
een deugdelijke motivering aan de student, vavo-student of deelnemer bekend. Indien
de student, vavo-student of deelnemer jonger dan 18 jaar is, maakt het bevoegd gezag
de beslissing ook aan de ouders, voogden of verzorgers schriftelijk bekend.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over het schorsen van studenten, vavo-studenten en deelnemers.
Artikel 8.1.7d. Verwijdering
1. Het bevoegd gezag kan een student, vavo-student of deelnemer van de instelling verwijderen.
2. Het bevoegd gezag verwijdert een student, vavo-student of deelnemer op wie de Leerplichtwet
1969 van toepassing is pas definitief van de instelling nadat het bevoegd gezag ervoor
heeft gezorgd dat het bevoegd gezag van een andere instelling, een school voor voortgezet
speciaal onderwijs, een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of een
instelling als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Leerplichtwet 1969 bereid is
de student, vavo-student of deelnemer toe te laten. Indien aantoonbaar gedurende acht
weken zonder succes is gezocht naar een zodanige instelling of school waarnaar kan
worden verwezen, kan in afwijking van de eerste volzin tot definitieve verwijdering
worden overgegaan.
3. Het bevoegd gezag maakt de beslissing tot verwijdering van een student, vavo-student
of deelnemer schriftelijk en voorzien van een deugdelijke motivering aan hem bekend.
Indien de student, vavo-student of deelnemer jonger dan 18 jaar is, maakt het bevoegd
gezag de beslissing ook aan de ouders, voogden of verzorgers schriftelijk bekend.
Voorafgaand daaraan kan de student, vavo-student of deelnemer worden geschorst. Deze
schorsing kan de duur, bedoeld in artikel 8.1.7c, eerste lid, overschrijden. Het bevoegd
gezag gaat in geval van schorsing na op welke andere manier de betrokken student,
vavo-student of deelnemer onderwijs kan blijven volgen.
4. Op een bezwaarschrift tegen een beslissing over verwijdering van een student, vavo-student
of deelnemer beslist het bevoegd gezag, voor zover het een openbare instelling betreft
in afwijking van artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht, binnen vier weken
na ontvangst van het bezwaarschrift. Voorafgaand daaraan wordt de student, vavo-student
of deelnemer in de gelegenheid gesteld te worden gehoord en kennis te nemen van de
adviezen en rapporten over die beslissing. Is de student, vavo-student of deelnemer
jonger dan 18 jaar, dan komen deze rechten ook toe aan diens ouders, voogden of verzorgers.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over het verwijderen van studenten, vavo-studenten en deelnemers.
GG
In artikel 8a.2.2, derde lid, vervallen onderdelen g, i en n, onder vervanging van
de puntkomma aan het slot van onderdeel m door een punt.
HH
Na artikel 12.5.1a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 12.5.1b. Evaluatie in verband met wet inzake verbetering rechtsbescherming
mbo-studenten
Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de Wet van ......
tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs met het oog op de
verbetering van de rechtsbescherming van mbo-studenten (Stb. ....) aan de Staten-Generaal
een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van die wet in de praktijk.
ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE WET OP HET HOGER ONDERWIJS EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 7.59a, tweede lid, wordt «zijn de artikelen 6:4, eerste en tweede lid,
en 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door «is artikel 6:4, eerste
en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht».
B
Aan artikel 7.63a wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Het instellingsbestuur kan een commissie belasten met de behandeling van en advisering
over zowel bezwaren als bedoeld in het tweede lid als klachten als bedoeld in artikel
7.59b, onverminderd het bepaalde bij of krachtens dit artikel en de artikelen 7.59b
en 7.63b.
C
Artikel 7.63b wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanduiding «1.» voor het eerste lid vervalt.
2. Het tweede lid vervalt.
D
Het opschrift van paragraaf 3 van titel 4 van hoofdstuk 7 komt te luiden:
Paragraaf 3. Beroep op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
E
Artikel 7.64 komt te luiden:
Artikel 7.64. Beroep op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
1. Een beslissing van een orgaan van een instelling voor hoger onderwijs die jegens
een betrokkene is genomen op grond van deze wet en daarop gebaseerde regelingen, wordt
voor de toepassing van de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht met betrekking
tot besluiten aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van die wet. Het
beroep kan worden ingesteld door de betrokkene.
2. Tegen een beslissing van een college van beroep bijzonder onderwijs als bedoeld in
artikel 7.68 kan geen beroep worden ingesteld.
3. De organen van de instelling verstrekken aan de Afdeling bestuursrechtspraak van
de Raad van State de gegevens die zij voor de uitvoering van haar taak nodig oordeelt.
F
De artikelen 7.65 tot en met 7.67 vervallen.
G
Artikel 7.68 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «In afwijking van artikel 7.66, eerste lid» vervangen door
«In afwijking van artikel 7.64, eerste lid».
2. In het derde lid wordt «de artikelen 7.59a tot en met 7.67» telkens vervangen door
«de artikelen 7.59a tot en met 7.64».
H
Voor hoofdstuk 19 wordt een titel ingevoegd, luidende:
TITEL 20. WET VAN [DATUM] (STB. ...)
Artikel 18.97. Beëindiging benoeming leden college van beroep voor het hoger onderwijs
De benoemingen van degenen die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit
artikel benoemd zijn als lid of plaatsvervangend lid van het college van beroep voor
het hoger onderwijs worden van rechtswege beëindigd.
Artikel 18.98. Overdracht aanhangige zaken college van beroep voor het hoger onderwijs
aan Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
1. Ten aanzien van de behandeling van beroep dat op het tijdstip van inwerkingtreding
van dit artikel aanhangig is bij het college van beroep voor het hoger onderwijs,
treedt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in de plaats van het
college van beroep voor het hoger onderwijs. De bij het college van beroep voor het
hoger onderwijs aanhangige zaken worden van rechtswege, in de stand waarin zij zich
bevinden, overgedragen aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de behandeling van
onderscheidenlijk verzet, een verzoek om voorlopige voorziening, een verzoek om veroordeling
tot vergoeding van schade of een verzoek om herziening als bedoeld in onderscheidenlijk
artikel 8:55, 8:81, 8:88 of 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht, dat voor het
tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel is gedaan bij het college van beroep
voor het hoger onderwijs.
3. Voor de toepassing van de artikelen 8:55 en 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht
ten aanzien van uitspraken die voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel
zijn gedaan door het college van beroep voor het hoger onderwijs, treedt de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State in de plaats van het college van beroep
voor het hoger onderwijs.
Artikel 18.99. Overdracht archiefbescheiden college van beroep voor het hoger onderwijs
Onverminderd artikel 18.98, eerste lid, tweede volzin, worden de archiefbescheiden
van het college van beroep voor het hoger onderwijs overgedragen aan Onze Minister.
ARTIKEL III. WIJZIGING VAN DE WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS BES
De Wet educatie en beroepsonderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «8.1.5 eerste tot en met derde lid, 8.1.6 tot en met 8.2.1»
vervangen door «8.1.5a tot en met 8.2.1».
2. In het tweede lid wordt «8.1.4, eerste lid» vervangen door «8.1.4, eerste en derde
lid» en wordt «8.1.5 tot en met 8.2.1» vervangen door «8.1.5a tot en met 8.2.1».
B
Artikel 1.4.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het derde lid, onderdeel b, wordt toegevoegd «met uitzondering van artikel 7.1.4».
2. Onderdeel c komt te luiden:
c. de commissie van beroep voor de examens, bedoeld in artikel 7.5.3,.
3. Onderdeel d vervalt.
C
Aan artikel 1.4.2, derde lid, onderdeel b, wordt toegevoegd «met uitzondering van
artikel 7.1.4.
D
In artikel 2.2.1, tweede lid, onderdeel j wordt «gehandicapte studenten» vervangen
door «studenten met een handicap of chronische ziekte».
E
In artikel 2.3.2, eerste lid, wordt na «alsmede de hoofdpunten van de bevindingen
van de inspectie met betrekking tot de examens» ingevoegd «en informatie over schorsing
en verwijdering van studenten, vavo-studenten en deelnemers in het afgelopen jaar».
F
Na artikel 7.1.3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 7.1.4. Rapportage vorderingen van studenten
Het bevoegd gezag rapporteert over de vorderingen van de studenten aan hun ouders,
voogden of verzorgers, dan wel aan de studenten zelf indien zij meerderjarig en handelingsbekwaam
zijn.
G
Artikel 7.4.9 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. de inhoud en inrichting van een opleiding, waaronder voor een beroepsopleiding begrepen:
1°. de leerweg,
2°. de kwalificatie, of, bij inschrijving voor een opleidingsdomein of een kwalificatiedossier,
dat opleidingsdomein of dat kwalificatiedossier,
3°. het beoogde niveau van de te behalen kwalificatie, en
4°. de studieduur van de opleiding en van de daarvan deel uitmakende onderwijseenheden
en deelkwalificaties.
2. Onder vervanging van «, en» aan het slot van het eerste lid, onderdeel k, door een
komma en onder vervanging van de punt aan het slot van het eerste lid, onderdeel l
door «, en» wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
m. de gronden waarop de examencommissie vrijstelling kan verlenen van een instellingsexamen
of een centraal examen.
H
Artikel 7.4.10 komt te luiden:
Artikel 7.4.10. Studentenstatuut
Het bevoegd gezag zorgt ervoor dat de instelling beschikt over een studentenstatuut
waarin de rechten en plichten van de studenten zijn opgenomen, en maakt het studentenstatuut
bekend. Het studentenstatuut bevat in elk geval:
a. een beschrijving van de procedures voor de behandeling van klachten en geschillen,
bedoeld in titel 5, daaronder begrepen de inrichting van de toegankelijke faciliteit,
bedoeld in artikel 7.5.1;
b. een beschrijving van de procedures voor de behandeling van geschillen inzake medezeggenschap;
c. een beschrijving van de beroepsrechten die kunnen worden ontleend aan deze wet en
andere wettelijke regelingen;
d. een beschrijving van aanvullende procedures ter bescherming van de rechten van studenten
die door het bevoegd gezag worden getroffen;
e. de nadere regels over het bindend studieadvies, bedoeld in artikel 8.1.7a, vierde
lid;
f. het beleid met betrekking tot het beperkt en beheersbaar houden van de middelen die
van de studenten worden gevraagd voor schoolkosten die door het bevoegd gezag noodzakelijk
worden bevonden;
g. in voorkomend geval, bepalingen over de terugbetaling van voorschotten, verstrekt
door het bevoegd gezag, ter voldoening van een bij of krachtens de wet geregelde geldelijke
bijdrage als bedoeld in artikel 8.1.6;
h. bepalingen over de terugbetaling van cursusgeld in andere gevallen dan bedoeld in
artikel 14, tweede lid, onderdeel a tot en met d, van het Uitvoeringsbesluit Les-
en cursusgeldwet 2000;
i. het beleid van het bevoegd gezag met betrekking tot verzuim, schorsing en verwijdering
van studenten; en
j. de rechten en plichten ten aanzien van zwangerschap en bevalling.
I
Artikel 7.4.10a, tweede lid, vervalt onder vernummering van het derde tot en met negende
lid tot het tweede tot en met achtste lid.
J
In artikel 7.4.13, zesde lid, wordt «Artikel 7.4.10a» vervangen door «Artikelen 7.4.9
en 7.5.2».
K
Het opschrift van titel 5 van hoofdstuk 7 wordt vervangen door:
TITEL 5. RECHTSBESCHERMING VAN STUDENTEN, VAVO-STUDENTEN, EXTRANEÏ EN DEELNEMERS
L
Onder vernummering van artikel 7.4.10a tot artikel 7.5.2 en vernummering van artikelen
7.5.1 en 7.5.2 tot artikelen 7.5.3 en 7.5.4, wordt na het opschrift van titel 5 van
hoofdstuk 7 ingevoegd:
Paragraaf 1. Toegankelijke faciliteit; klachten
Artikel 7.5.1 Toegankelijke faciliteit
1. In deze titel wordt onder «betrokkene» verstaan:
a. een student, een vavo-student, een extraneus en een deelnemer;
b. een aanstaande student, een aanstaande vavo-student, een aanstaande extraneus en een
aanstaande deelnemer;
c. een voormalige student, een voormalige vavo-student, een voormalige extraneus en een
voormalige deelnemer.
2. Het bevoegd gezag richt een toegankelijke en eenduidige faciliteit in. Het bevoegd
gezag stelt een nadere regeling vast met betrekking tot deze paragraaf en paragraaf
2, die een onderdeel vormt van het bestuursreglement. Deze regeling vermeldt in ieder geval:
a. de instelling van een klachtencommissie, die klachten behandelt,
b. de wijze waarop de klachtencommissie haar werkzaamheden verricht,
c. de termijn waarbinnen de klager een klacht kan indienen, en
d. de termijn waarbinnen mededeling plaatsvindt van het oordeel, bedoeld in het zesde
lid, en hoe bij noodzakelijke afwijking van deze termijn wordt gehandeld.
3. Een betrokkene dient een klacht als bedoeld in artikel 7.5.2 en een beroep of bezwaar
als bedoeld in paragraaf 2 en artikel 8.1.7a, vijfde lid, vanwege een genomen beslissing
van een orgaan van een instelling dan wel het ontbreken ervan op grond van deze wet
en daarop gebaseerde regelingen in bij de faciliteit. Indien het een beroep of bezwaar
van een betrokkene aan een openbare instelling betreft, is artikel 55 van de Wet administratieve
rechtspraak BES niet van toepassing.
4. De termijn voor het schriftelijk indienen van een bezwaar als bedoeld in paragraaf
2 bedraagt zes weken. De termijn voor het schriftelijk indienen van een beroep als
bedoeld in paragraaf 2 en artikel 8.1.7a, vijfde lid, bedraagt twee weken.
5. De faciliteit bevestigt de ontvangst van een binnengekomen klacht, beroep of bezwaar
schriftelijk aan de betrokkene en zendt deze, nadat daarop de datum van ontvangst
is aangetekend, zo spoedig mogelijk door aan het bevoegde orgaan. Indien het een openbare
instelling betreft, is artikel 59, tweede lid, van de Wet administratieve rechtspraak
BES niet van toepassing.
6. De datum van ontvangst, bedoeld in het vijfde lid, is bepalend voor de vraag of een
klacht, beroep of bezwaar tijdig is ingediend. Indien het een openbare instelling
betreft, is artikel 59, tweede lid, van de Wet administratieve rechtspraak BES niet
van toepassing.
7. Indien de faciliteit een klacht, beroep of bezwaar aan een onbevoegd orgaan heeft
gezonden, zendt dit orgaan het desbetreffende stuk zo spoedig mogelijk terug naar
de faciliteit. Het bevoegde orgaan behandelt een klacht, beroep of bezwaar dat door
een betrokkene rechtstreeks is ingediend bij dit orgaan slechts na tussenkomst van
de faciliteit.
M
Na artikel 7.5.2 (nieuw) wordt een opschrift ingevoegd, luidende:
Paragraaf 2. Commissie van beroep voor de examens; geschillenadviescommissie
N
Na artikel 7.5.4 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 7.5.5. Bevoegdheid en samenstelling geschillenadviescommissie
1. Het bevoegd gezag stelt, al dan niet in samenwerking met een of meer bevoegde gezagsorganen
van andere instellingen, een geschillenadviescommissie in of sluit zich bij een dergelijke
commissie aan. Op een geschillenadviescommissie zijn artikelen 70 tot en met 74 van
de Wet administratieve rechtspraak BES van overeenkomstige toepassing. De leden van
de geschillenadviescommissie zijn functioneel onafhankelijk.
2. De geschillenadviescommissie brengt aan het bevoegd gezag advies uit over bezwaren
met betrekking tot andere beslissingen dan wel het ontbreken ervan op grond van deze
wet en daarop gebaseerde regelingen dan die, bedoeld in artikel 7.5.3.
3. De geschillenadviescommissie gaat na of een minnelijke schikking tussen partijen
mogelijk is.
4. Indien sprake is van onverwijlde spoed kan de voorzitter van de geschillenadviescommissie
desgevraagd bepalen dat de geschillenadviescommissie zo spoedig mogelijk advies uitbrengt
aan het bevoegd gezag. De voorzitter bepaalt binnen een week na ontvangst van het
bezwaar of sprake is van onverwijlde spoed en brengt de betrokkene en het bevoegd
gezag hiervan zo spoedig mogelijk op de hoogte. Het bevoegd gezag neemt dan, wat de
openbare instellingen betreft in afwijking van artikel 69 van de Wet administratieve
rechtspraak BES, binnen vier weken na ontvangst van het bezwaar door de faciliteit
een beslissing.
5. Het bevoegd gezag kan een commissie belasten met de behandeling van en advisering
over zowel bezwaren als bedoeld in het tweede lid als klachten als bedoeld in artikel
7.5.2, onverminderd het bepaalde bij of krachtens dit artikel en de artikelen 7.5.2
en 7.5.6.
Artikel 7.5.6. Beslissing op bezwaren
1. Het bevoegd gezag beslist na ontvangst van het bezwaar binnen tien weken, onverminderd
de beslissingen op grond van de procedure, bedoeld in artikel 7.5.5, vierde lid. Wat
de openbare instellingen betreft beslist het bevoegd gezag in afwijking van artikel
69, eerste lid, tweede volzin, van de Wet administratieve rechtspraak BES.
2. Wat bijzondere instellingen betreft worden de artikelen 68, 69 en 70, derde en vierde
lid, van de Wet administratieve rechtspraak BES overeenkomstig toegepast.
O
In art. 8.1.1, derde lid, wordt «wordt de onderwijsovereenkomst, bedoeld in artikel
8.1.5, met onmiddellijke ingang ontbonden» vervangen door «wordt de inschrijving met
onmiddellijke ingang beëindigd».
P
In artikel 8.1.1 wordt na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:
3a. Het bevoegd gezag van een bijzondere instelling maakt de beslissing over inschrijving
schriftelijk en voorzien van een deugdelijke motivering bekend aan de student of vavo-student.
Indien de student of vavo-student jonger dan 18 jaar is, maakt het bevoegd gezag de
beslissing ook aan de ouders, voogden of verzorgers schriftelijk bekend.
Q
In artikel 8.1.1, vierde lid, wordt «de verplichting, bedoeld in artikel 2.3.4, tweede
lid» vervangen door «de verplichting, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Wet
register onderwijsdeelnemers».
R
In artikel 8.1.1, zevende lid, wordt «weigering dan wel intrekking van de inschrijving»
vervangen door «intrekking van de inschrijving».
S
Aan artikel 8.1.4 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Indien tot een bijzondere instelling andere studenten en vavo-studenten worden toegelaten
dan voor wie de instelling in verband met de richting in stand wordt gehouden, kunnen
deze studenten en vavo-studenten niet worden verplicht tot het volgen van onderwijs
dat in verband met die richting door de instelling wordt verzorgd.
T
Artikel 8.1.5 vervalt.
U
Voor artikel 8.1.6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 8.1.5a. Afspraken met betrekking tot extra ondersteuning
1. Indien de inschrijving een student of vavo-student betreft die extra ondersteuning
behoeft in verband met handicap of chronische ziekte, vindt de inschrijving slechts
plaats nadat het bevoegd gezag met de student of vavo-student schriftelijke afspraken
heeft gemaakt over deze ondersteuning.
2. De afspraken worden ten minste één keer per studiejaar met de student of vavo-student
geëvalueerd op hun doeltreffendheid.
3. Indien de noodzaak van extra ondersteuning in verband met handicap of chronische
ziekte na de inschrijving ontstaat, zijn het eerste en tweede lid van overeenkomstige
toepassing.
V
Na artikel 8.1.6h wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 8.1.6i. Financiële ondersteuning bijzondere activiteiten door Onze Minister
1. Onze Minister treft voorzieningen voor de financiële ondersteuning van een student
of vavo-student die bestuurslid is van een van een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid
uitgaande politieke jongerenorganisatie van enige omvang of van een landelijke organisatie
van enige omvang die voor het beroepsonderwijs relevante activiteiten ontplooit en
die daartoe daadwerkelijke activiteiten ontplooit.
2. Bij ministeriële regeling worden de voorwaarden gesteld waaronder deze financiële
ondersteuning plaatsvindt.
3. De artikelen 8.1.6e en 8.1.6g zijn van overeenkomstige toepassing.
W
Artikel 8.1.7a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. De eerste zin komt te luiden: Aan een advies als bedoeld in het eerste lid kan het
bevoegd gezag de beëindiging van de inschrijving voor de desbetreffende opleiding
verbinden.
b. De aanhef van de tweede zin komt te luiden: Tot beëindiging van de inschrijving wordt
slechts overgegaan indien:.
2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. De eerste zin komt te luiden: De student van wie de inschrijving voor een opleiding
op grond van het tweede lid is beëindigd, kan niet opnieuw aan die instelling voor
die opleiding worden ingeschreven.
b. De tweede zin vervalt.
c. «Artikel 8.1.5, vijfde lid» wordt vervangen door «Artikel 8.1.7d, tweede lid».
3. In het vijfde lid vervalt «binnen twee weken na het uitbrengen van het advies» en
wordt «artikel 7.5.1. Artikel 7.5.2» vervangen door «artikel 7.5.3. Artikel 7.5.4».
X
In artikel 8.1.7b, eerste lid, wordt «de onderwijsovereenkomst met een deelnemer ontbinden
dan wel weigeren» vervangen door «beslissen de student niet in te schrijven of de
inschrijving te beëindigen».
Y
Na artikel 8.1.7b worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 8.1.7c. Schorsing
1. Het bevoegd gezag kan een student, vavo-student of deelnemer voor ten hoogste twee
weken schorsen.
2. Het bevoegd gezag maakt de beslissing tot schorsing schriftelijk en voorzien van
een deugdelijke motivering aan de student, vavo-student of deelnemer bekend. Indien
de student, vavo-student of deelnemer jonger dan 18 jaar is, maakt het bevoegd gezag
de beslissing ook aan de ouders, voogden of verzorgers schriftelijk bekend.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over het schorsen van studenten, vavo-studenten en deelnemers.
Artikel 8.1.7d. Verwijdering
1. Het bevoegd gezag kan een student, vavo-student of deelnemer van de instelling verwijderen.
2. Het bevoegd gezag verwijdert een student, vavo-student of deelnemer op wie de Leerplichtwet
BES van toepassing is pas definitief van de instelling nadat het bevoegd gezag ervoor
heeft gezorgd dat het bevoegd gezag van een andere instelling of een instelling als
bedoeld in artikel 1, onder c, van de Leerplichtwet BES bereid is de student, vavo-student
of deelnemer toe te laten. Indien aantoonbaar gedurende acht weken zonder succes is
gezocht naar een zodanige instelling of school waarnaar kan worden verwezen, kan in
afwijking van de eerste volzin tot definitieve verwijdering worden overgegaan.
3. Het bevoegd gezag maakt de beslissing tot verwijdering van een student, vavo-student
of deelnemer schriftelijk en voorzien van een deugdelijke motivering aan hem bekend.
Indien de student, vavo-student of deelnemer jonger dan 18 jaar is, maakt het bevoegd
gezag de beslissing ook aan de ouders, voogden of verzorgers schriftelijk bekend.
Voorafgaand daaraan kan de student, vavo-student of deelnemer worden geschorst. Deze
schorsing kan de duur, bedoeld in artikel 8.1.7c, eerste lid, overschrijden. Het bevoegd
gezag gaat in geval van schorsing na op welke andere manier de betrokken student,
vavo-student of deelnemer onderwijs kan blijven volgen.
4. Op een bezwaarschrift tegen een beslissing over verwijdering van een student, vavo-student
of deelnemer beslist het bevoegd gezag, voor zover het een openbare instelling betreft
in afwijking van artikel 69 van de Wet administratieve rechtspraak BES, binnen vier
weken na ontvangst van het bezwaarschrift. Voorafgaand daaraan wordt de student, vavo-student
of deelnemer in de gelegenheid gesteld te worden gehoord en kennis te nemen van de
adviezen en rapporten over die beslissing. Is de student, vavo-student of deelnemer
jonger dan 18 jaar, dan komen deze rechten ook toe aan diens ouders, voogden of verzorgers.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over het verwijderen van studenten, vavo-studenten en deelnemers.
Z
Na artikel 11.6f wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 11.6g. Evaluatie in verband met wet inzake verbetering rechtsbescherming mbo-studenten
Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de Wet van ......
tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs met het oog op de
verbetering van de rechtsbescherming van mbo-studenten (Stb. ....) aan de Staten-Generaal
een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van die wet in de praktijk.
ARTIKEL IV. WIJZIGING VAN DE ALGEMENE WET BESTUURSRECHT
De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 van bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de zinsnede met betrekking tot de Wet educatie en beroepsonderwijs wordt na «6a.1.3» ingevoegd «, 7.5.9, eerste lid,».
2. In de zinsnede met betrekking tot de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek wordt na «6.5» ingevoegd «, 7.64, eerste lid,».
B
In artikel 2 van bijlage 3 wordt in de alfabetische volgorde een zinsnede ingevoegd,
luidende:
Wet educatie en beroepsonderwijs: artikel 7.5.9, eerste lid.
C
In artikel 2 van bijlage 3 wordt in de alfabetische volgorde een zinsnede ingevoegd,
luidende:
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek: artikel 7.64, eerste lid.
ARTIKEL V. WIJZIGING VAN DE WET INKOMSTENBELASTING 2001
In artikel 3.104, onderdeel e, van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt «artikelen
8.1.5 tot en met 8.1.5c en 8.1.5e van de Wet educatie en beroepsonderwijs» vervangen
door «artikelen 8.1.5 tot en met 8.1.5c, 8.1.5e en 8.1.6, eerste en tweede lid, van
de Wet educatie en beroepsonderwijs».
ARTIKEL VI. WIJZIGING VAN DE WET INKOMSTENBELASTING BES
De Wet inkomstenbelasting BES wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 8, onderdeel o, wordt «artikelen 8.1.6a tot en met 8.1.6d en 8.1.6f van
de Wet educatie en beroepsonderwijs BES» vervangen door «artikelen 8.1.6a tot en met
8.1.6d, 8.1.6f en 8.1.6i, eerste en tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs
BES».
B
In artikel 20, derde lid, onderdeel c, onder 2°, wordt «artikelen 8.1.6a tot en met
8.1.6d en 8.1.6f van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES» vervangen door «artikelen
8.1.6a tot en met 8.1.6d, 8.1.6f en 8.1.6i, eerste en tweede lid, van de Wet educatie
en beroepsonderwijs BES».
ARTIKEL VII. INWERKINGTREDING
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 34 | Voor |
D66 | 24 | Voor |
PVV | 17 | Voor |
CDA | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
SP | 9 | Voor |
GroenLinks | 8 | Voor |
PvdD | 6 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
FVD | 5 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
Groep Van Haga | 3 | Voor |
JA21 | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 3 | Voor |
BBB | 1 | Voor |
BIJ1 | 1 | Voor |
Fractie Den Haan | 1 | Voor |
Omtzigt | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.