Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de eindevaluatie sectorakkoorden (po en vo) en bijgestelde aanwending prestatieboxmiddelen (Kamerstukken 31293 en 31289-549)
2020D44138 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van Minister voor
Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 12 oktober 2020 inzake de eindevaluatie
sectorakkoorden (po1 en vo2) en bijgestelde aanwending prestatieboxmiddelen (Kamerstuk 31 293, nr. 549).
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Arends
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
4
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
6
•
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
7
•
Inbreng van de leden van de SP-fractie
8
•
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
9
II
Reactie van Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
10
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de eindevaluatie sectorakkoorden
(po en vo) en bijgestelde aanwending prestatieboxmiddelen en hebben hierover nog enkele
vragen.
1.1 Voortgang po
De leden van deze fractie lezen in de voortgang po dat 80 procent van de besturen
een voldoende scoren op de standaard kwaliteitszorg. Kan de Minister verder ingaan
op de differentiatie binnen de 80 procent? Zij vragen hoeveel procent ruim voldoende
scoort en hoeveel procent net een voldoende haalt op de standaard kwaliteitszorg.
Op welke manier wordt ook de laatste twintig procent over de lijn van voldoende getrokken,
zo vragen de leden. Bovendien vragen zij of er wellicht overeenkomsten zijn binnen
de besturen die onvoldoende hierop scoren? Zijn dit vooral besturen uit de grote steden
of wellicht uit de regio? De voornoemde leden vragen of dit bovendien besturen uit
bepaalde denominaties zijn.
1.2 Voortgang vo
De leden lezen dat het aantal thuiszitters nog steeds een zorgpunt is binnen het vo.
Om hoeveel kinderen gaat dit momenteel en zijn er sinds de zomer verbeteringen zichtbaar,
na de laatste update rondom het aantal thuiszitters, zo vragen de voornoemde leden.
2 Bijgestelde aanwending prestatieboxmiddelen
De leden van de VVD-fractie merken op dat bij het sluiten van de sectorakkoorden de
afspraak is gemaakt dat wanneer er op sommige doelen uit de sectorakkoorden voldoende
voortgang zou zijn behaald, (een deel van) de prestatieboxmiddelen aan de lumpsum
konden worden toegevoegd. Om hoeveel middelen gaat dit precies en voor welke doeleinden?
Daarnaast lezen de leden dat voor doelen waarop de afgelopen jaren minder voortgang
is gerealiseerd, er andere instrumenten worden ingezet. Over welke doelen gaat dit
precies?
Daarnaast lezen de leden over de afspraken omtrent starters en strategisch personeelsbeleid.
Op welke manier is het voor scholen momenteel mogelijk om excellente leraren beter
te belonen? En deelt de Minister de mening dat betere beloning voor excellente leraren
een goede methode is om de carrièreperspectief van een leraar te verbeteren, zo vragen
de leden.
2.1 Behaalde doelen
De leden constateren dat voor thema’s waarop voldoende voortgang is geboekt, middelen
worden toegevoegd aan de lumpsum. Het gaat hier onder andere over het thema toptalenten.
Op welke manier wordt hier aandacht besteed aan topsporters of bijvoorbeeld leerlingen
die een toptalent hebben voor dans of muziek?
Daarnaast lezen de leden dat ook op het thema cultuureducatie de middelen worden toegevoegd
aan de lumpsum, om zo scholen in staat te stellen om cultuur en erfgoed onderdeel
te maken van het lesprogramma. Op welke manier koppelt de Minister dit thema met maatschappelijk
actuele thema’s? Denk bijvoorbeeld aan het bezoeken van erfgoed om zo de thematiek
rondom de Tweede Wereldoorlog en de holocaust beter bespreekbaar te maken in de klas?
Ziet de Minister ook dat dit mogelijkheden kan bieden aan schoolbesturen om bepaalde
thema’s beter onder de aandacht te brengen en is de Minister bereid om bij de cultuureducatie
ook de huidige maatschappelijke betekenis van bepaalde erfgoed en cultuur mee te nemen
in het kader van de burgerschapsopdracht, zo vragen de eerder genoemde leden.
Professionalisering en begeleiding startende leraren en schoolleiders
De leden van de VVD-fractie onderschrijven dat het professionaliseren en begeleiden
van startende leraren aandacht nodig heeft. Nog te vaak verlaten startende leraren
het onderwijs, omdat zij in de eerste belangrijke periode van hun carrière te weinig
aandacht of begeleiding hebben gekregen. Op welke manier gaat de Minister monitoren
dat zijn genomen maatregelen ook daadwerkelijk tot meer professionalisering van startende
leraren zorgen? Tevens vragen zij welke meetbare doelen de Minister zichzelf hierin
stelt.
Bewegingsonderwijs: onvoldoende voortgang
De leden maken zich zorgen over de onvoldoende voortgang op het thema bewegingsonderwijs.
Daarom zijn zij benieuwd op welke manier de Minister de aangenomen motie van het lid
Rudmer Heerema gaat uitvoeren die gaat over het inzetten van middelen om aan de verplichting
van twee uur bewegingsonderwijs te voldoen3.
Aandacht nodig voor zittenblijvers, strategisch personeelsbeleid en begeleiding startende
leerkrachten en schoolleiders
De leden van de VVD-fractie lezen dat er meer aandacht nodig is om de achterstanden,
die zijn ontstaan door de coronacrisis, bij leerlingen weg te werken. Hiervoor zijn
onder andere de zomerscholen ingericht. De leden vragen hoeveel leerlingen momenteel
gebruik maken van de huidige regelingen om de achterstanden in te halen en hoeveel
scholen dat voor deze leerlingen hebben aangevraagd? Zijn er daarnaast scholen die
geen extra ondersteuning hebben aangevraagd? Zo ja, hoe monitort de Minister de voortgang
bij het wegwerken van de achterstanden bij leerlingen van deze scholen, zo vragen
de voornoemde leden.
Tot slot
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de Minister aandacht heeft voor het
algemene reken- en leesniveau van leerlingen binnen de sectorakkoorden. De Minister
geeft zelf aan dat op bepaalde thema’s scholen in het po en vo onvoldoende voortgang
hebben geboekt. Dit kan natuurlijk ook gezegd worden van het algemene leesniveau van
leerlingen, zoals de resultaten van het PISA onderzoek laten zien, en het teruglopende
niveau van de rekenvaardigheden van leerlingen. Ziet de Minister mogelijkheden om
binnen de sectorakkoorden specifiek deze twee onderwerpen te borgen? Op welke manier
gaat de Minister de komende tijd het lees- en rekenniveau van leerlingen monitoren,
ook in het kader van het achterstandenbeleid? Ziet de Minister, buiten de curriculumherziening,
nog mogelijkheden om dit belangrijke thema op de agenda te houden bij schoolbesturen,
zo vragen de eerder genoemde leden.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van bovengenoemde brief van de Minister
en hebben nog enige vragen.
1.1. Voortgang po
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of de redenen waarom op het gebied
van twee uren bewegingsonderwijs geen voortgang is geboekt dezelfde redenen zijn als
bij vorige evaluaties, of dat er andere redenen voor zijn.
1.3 Sectorakkoorden als instrument
De leden vragen in hoeverre de Minister van mening is dat de gestelde doelen in de
sectorakkoorden ook zonder dit akkoord gehaald hadden kunnen worden. Met andere woorden
in hoeverre bevordert het sectorakkoord en de daarbij horende prestatieboxmiddelen
het behalen van de gestelde doelen? Tevens vragen deze leden op welke wijze besturen
leraren en schoolleiders meer zouden moeten betrekken bij het opstellen van de schoolambities
naar de mening van de Minister. Daarnaast vragen zij wat er hier nu niet helemaal
goed gaat op dit punt.
2. Bijgestelde aanwending prestatieboxmiddelen
De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze de Minister gaat bevorderen dat
de prestatieboxmiddelen voor de onderdelen die worden overgeheveld naar de lumpsum
op de juiste wijze worden ingezet. Hoe gaat de Minister, zo vragen deze leden, ervoor
zorgen dat blijft worden voldaan aan het afgesproken doel op dat punt in de sectorakkoorden.
Gaat de Minister monitoren hoe het gaat met deze gestelde doelen na de overheveling
van prestatieboxmiddelen naar de lumpsum? Zo nee, waarom niet, zo vragen de voornoemde
leden.
2.1 Inzet prestatieboxmiddelen po
Professionalisering en begeleiding startende leraren en schoolleiders
De leden vragen wat de Minister precies verstaat onder het alloceren van de middelen
voor de bovenstaande doelen op schoolniveau en hoeverre dit anders is dan het toevoegen
van deze middelen aan de lumpsum of een doelfinanciering. Welke voorwaarden worden
aan de besteding van deze middelen gesteld en in hoeverre wordt bekeken of deze middelen
efficiënt en doelmatig worden ingezet voor het beoogde doel?
De leden lezen dat de Minister 138 miljoen euro gaat inzetten voor bovengenoemde thema’s.
Zij vragen in hoeverre dit overeen komt met de beschikbare middelen vanuit de sectorakkoorden
voor deze doelen of dat het gaat om een hoger of lager bedrag.
Bewegingsonderwijs: onvoldoende voortgang
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister 8 miljoen euro aan de scholen ter
beschikking stelt om het gestelde doel van twee uren bewegingsonderwijs voor elke
leerling op elke school in 2023 te halen. Deze leden vragen of het hierbij gaat om
extra geld bovenop de middelen in het sectorakkoord voor dit doel. Tevens vragen de
leden nader te motiveren waarom de Minister denkt dat met extra geld de problemen
waar scholen tegenaanlopen bij het halen van de doelstelling opgelost kunnen worden,
terwijl het bij de meeste scholen gaat om het probleem van het niet kunnen vinden
van voldoende bevoegde leraren of ruimtegebrek. Ook hier weer de vraag op welke wijze
deze middelen aan de scholen worden verstrekt, volgens de methode van de prestatiebox,
doelfinanciering of anders? Tevens vragen zij of deze middelen aan alle scholen worden
toegewezen of alleen aan de scholen die het gestelde doel op dit moment nog niet gehaald
hebben.
2.2 Inzet prestatieboxmiddelen vo
Aandacht nodig voor zittenblijvers, strategisch personeelsbeleid en begeleiding startende
leerkrachten en schoolleiders
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister 88 miljoen euro beschikbaar stelt
aan de schoolbesturen voor strategisch personeelsbeleid en begeleiding van startende
leraren. Deze leden vragen of het hierbij gaat om hetzelfde bedrag dat via het sectorakkoord
beschikbaar was voor deze doelen of dat het om een lager of hoger bedrag gaat. Gaat
het hier om toevoegen aan de lumpsum of een doelfinanciering of anderszins? Ook hier
wederom de vraag op welke wijze vinger aan de pols wordt gehouden over de inzet en
effectiviteit van de middelen.
Onvoldoende voortgang thuiszitters – scherpere inzet noodzakelijk
De leden lezen dat de Minister de komende twee jaren jaarlijks 20 miljoen euro aan
de scholen beschikbaar stelt om het aantal thuiszitters terug te dringen. Wederom
de vraag of dit hetzelfde bedrag is als via de sectorakkoorden beschikbaar was of
dat het een hoger dan wel lager bedrag is. Indien het gaat om extra geld vragen deze
leden nader toe te lichten waarom de bestaande knelpunten bij de voortgang thuiszitters
opgelost moeten worden met geld. Gaat het bij de versterking van het verzuimbeleid
niet al om zaken die scholen sowieso geacht worden in orde te hebben? Hetzelfde geldt
ten aanzien van het veel voorkomende knelpunt dat verschillende mensen uit verschillende
organisaties verantwoordelijk zijn voor een thuiszitter, maar dat uiteindelijk iemand
de regie moet hebben over de casus met doorzettingsmacht, waarom helpt extra geld
hierbij? Gaat het, zo vragen deze leden, niet veel vaker om beleidsregels/afspraken
etcetera die (onbedoeld) belemmerend werken op de terugkeer van een thuiszitter naar
school en hoeverre is extra geld hiervoor de oplossing. Zij vragen of niet eerder
moet worden gekeken naar de mogelijkheden om maatwerk te kunnen bieden, in weerwil
van bestaande regels, om een thuiszitter weer naar school te krijgen.
3. Tot slot
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister van mening is dat incidentele en
soms versnipperde bekostiging op losse thema’s veelal niet leidt tot kwaliteitsverbetering
die beklijft en dat als scholen onzeker zijn over de continuïteit van bekostiging
men terughoudend kan zijn om gewenste of noodzakelijke investeringen te doen. Deze
leden vragen of deze constatering ook leidt tot herziening van het beleid ten aanzien
van onderwijssubsidies die immers ook gezien kunnen worden als een incidentele en
versnipperde vorm van bekostiging. Zij ontvangen gaarne een nadere toelichting.
Bijlage: Kader doelfinanciering: Lumpsum en bijzondere financiering in perspectief
De leden van de CDA-fractie danken de Minister voor deze uiteenzetting naar aanleiding
van de vragen van het lid Rog over een overzicht van de diverse vormen van financiering.
Deze leden kunnen zich in hoofdlijnen vinden in de omschrijving van en voorwaarden
voor de doelfinanciering zoals omschreven in de bovengenoemde bijlage. Deze leden
vragen wanneer de Minister met de definitieve invulling hiervan komt, bijvoorbeeld
ten aanzien van het totale bedrag dat beschikbaar is voor doelfinanciering, welke
vormen van doelfinanciering hij zal voorstellen, welke invloed de Kamer en het brede
onderwijsveld hierop hebben en wanneer deze vorm van doelfinanciering in zal gaan.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de eindevaluatie
sectorakkoorden (po en vo) en de bijgestelde aanwending prestatieboxmiddelen. Deze
leden hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.
De leden stellen dat, met name in het primair onderwijs, een ruim aantal ambities
uit 2014 niet zijn gerealiseerd. Dit komt doordat leraren nauwelijks betrokken zijn
geweest bij deze afspraken en doordat er voor sommige ambities geen realistisch budget
is aangewend. De Minister is in gesprek gegaan met besturen en schoolleiders over
de effectiviteit van de sectorakkoorden als beleidsinstrument en de eventuele verbeteringen
die zijn ingezet. Waarom is de Minister niet in gesprek gegaan met leraren over de
sectorakkoorden, aangezien juist daar de weeffout zat? Deze leden zijn van mening
dat juist bij leraren interessante informatie aanwezig is over de effectiviteit van
het middel, namelijk in hoeverre leraren gemerkt hebben dat er andere ambities en
fors meer geld is bijgekomen sinds 2014. Is de Minister bereid alsnog met de leraren
in gesprek te gaan over de effectiviteit van het instrument sectorakkoorden en aan
de hand van deze gesprekken zijn conclusie te heroverwegen? Hoe gaat de Minister ervoor
zorgen dat besturen in het primair onderwijs zich nu wel aan de gemaakte afspraken
houden? Voorts vragen deze leden of de budgetten toereikend zijn om de gestelde doelen
te halen.
De leden van de D66-fractie lezen dat de gemaakte afspraken voor twee jaar gelden.
Deze leden vragen de Minister waarom er gekozen is voor deze termijn en of de middelen
structureel staan ingeboekt op de begroting voor de langere termijn of nog slechts
twee jaar incidenteel beschikbaar zijn.
De leden zijn blij om te lezen dat een deel van het geld wordt gealloceerd via de
systematiek van de werkdrukmiddelen, en zo de school en de leraar de zeggenschap krijgen
over het geld. De voornoemde leden lezen dat de Minister stelt dat «het zou goed zijn
om schoolleiders en leraren meer te betrekken bij de ambities van schoolbesturen».
Deze leden onderschrijven deze visie. Welke acties gaat de Minister ondernemen om
ervoor te zorgen dat leraren en schoolleiders hier meer bij worden betrokken?
De leden van de D66-fractie lezen dat er in het primair onderwijs uitdagingen resteren.
Welke stappen moeten volgens de Minister worden genomen in het kader van voorgaande
uitdagingen? Hoe kan in de ogen van de Minister de jaarlijkse zelfevaluatie verbeterd
worden? Welke acties gaat hij hierbij nemen? Hoe is hij van plan het aantal zwakke
scholen te verminderen, zodat alle kinderen dezelfde kansen hebben?
De leden lezen dat het afgelopen jaar het aantal onbevoegd gegeven lessen is afgenomen.
Deze leden zijn tevreden dit te vernemen. Hoeveel is dit aantal afgenomen? Welke stappen
zet de Minister om dit aantal nog verder te laten dalen? Ook lezen deze leden dat
het een blijvende uitdaging is om het aantal thuiszittende leerlingen terug te brengen.
Hoe veel leerlingen zitten momenteel thuis? Kan de Minister uiteenzetten welke effecten
de coronacrisis heeft gehad op dit aantal? Hoe gaat de Minister zorgen dat dit aantal
gaat dalen de aankomende jaren? Welke redenen ziet de Minister dat het niet goed lukt
om dit aantal terug te brengen? Kunnen deze middelen ook worden ingezet voor kinderen
die al thuis zitten? Tevens vragen de voornoemde leden of ook geld van de prestatieboxmiddelen
beschikbaar wordt gesteld om het huidige aantal thuiszittende kinderen omlaag te brengen.
Ook vernemen deze leden dat voor het terugdringen van het aantal zittenblijvers 9
miljoen euro beschikbaar blijft, waarbij dit bedrag wordt ingezet voor zomerscholen.
Hoeveel leerlingen kunnen met dit bedrag geholpen worden? Zij vragen tevens of de
Minister hierbij in acht neemt welke effecten de coronacrisis heeft op het aantal
zittenblijvers.
De leden van de D66-fractie signaleren dat een deel van de prestatieboxmiddelen aan
de lumpsum kan worden toegevoegd, namelijk 218 miljoen euro. Hierbij stelt de Minister
dat schoolbesturen erop moeten toezien dat deze middelen goed worden ingezet, waarbij
bestedingskeuzes inzichtelijk moeten blijven. Welke eisen worden hierbij precies gesteld
aan schoolbesturen? Wordt hierbij aan scholen zelf gevraagd waar dit geld aan besteed
moet worden, of ligt deze keus geheel bij de besturen, zo vragen de eerder genoemde
leden.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het goed dat er met vertegenwoordigers van
leraren, schoolleiders en schoolbestuurders is gesproken over de bijgestelde aanwending
van de prestatieboxmiddelen. Toch hebben voornoemde leden een aantal vragen over de
bijgestelde aanwending.
Eindevaluatie Sectorakkoorden
De leden lezen dat de middelen uit de prestatiebox in veel gevallen zijn ingezet voor
structurele uitgaven waar nog doorlopende verplichtingen aan vast zitten, zoals salaris
van personeel en ICT-afschrijvingen. Waren de middelen daarvoor bedoeld? In hoeverre
waren schoolbesturen verplicht de middelen te besteden aan de gekozen ambities? Op
welke manier hebben zij hier verantwoording over afgelegd? Wanneer er vooral voortgang
is geboekt op de ambities die al aansloten bij die van individuele schoolbesturen,
hoe denkt de Minister schoolbesturen in de toekomst te motiveren om wél aandacht te
besteden aan die ambities die zij misschien zelf niet op de radar hebben, zo vragen
de voornoemde leden Of is de conclusie te trekken dat dit instrument niet voor elke
doel werkt? Voor welk doel werkt het wel en welke niet? Graag ontvangen zij een reflectie
hierop. Tevens vragen de leden of de Minister voornemens is om het instrument prestatieboxmiddelen
na de twee jaar van bijgestelde aanwending voort te zetten. Wat is de meerwaarde van
dit soort sectorakkoorden? Zij vragen of het niet beter is om de middelen uit de bestuursakkoorden
structureel in de lumpsum op te nemen en betere afspraken te maken over de verantwoording.
Bijgestelde aanwending prestatieboxmiddelen
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er afgesproken is dat wanneer er op sommige
doelen voldoende voortgang is behaald, de prestatieboxmiddelen aan de lumpsum kunnen
worden toegevoegd. Zijn schoolbesturen dan nog steeds verplicht om het toegevoegde
geld aan die specifieke doelen te besteden? Waarom gebeurt dit ook op onderdelen waar
onvoldoende voortgang is behaald? De voornoemde leden vragen tenslotte of er geen
gevaar is dat dit toegevoegde geld in de reservepot van de scholen terecht komt. Wordt
dat in de gaten gehouden?
De leden constateren dat er onvoldoende voortgang is bereikt op bewegingsonderwijs.
Is er een duidelijke reden waarom scholen hier geen voortuitgang op boeken? Wanneer
is duidelijk hoe de 8 miljoen euro hiervoor besteed zal worden? De voornoemde leden
lezen dat er ook onvoldoende voortgang is op het vlak van thuiszitters. De situatie
is juist verslechterd. Kan de Minister verklaren waarom voortgang op dit vlak zo achterblijft?
Wat heeft het Thuiszitterspact precies uitgehaald? Is duidelijk wat er met het geld
hiervoor gebeurd is? De leden van deze fractie lezen dat de komende twee jaar jaarlijks
20 miljoen euro beschikbaar wordt gesteld aan schoolbesturen om doelgericht in te
zetten op thuiszitters. Waarom wordt dit geld zomaar aan de schoolbesturen gegeven,
terwijl er duidelijk onvoldoende voortgang is bereikt op dit doel? Zij vragen of het
niet de afspraak was dat de prestatieboxmiddelen de komende twee jaar alleen aan de
lumpsum zouden worden toegevoegd wanneer er voldoende voortgang bereikt was. Welke
eisen zijn er verbonden aan deze jaarlijks 20 miljoen euro? Hoe controleert de Minister
dat dit geld ook daadwerkelijk wordt besteed aan thuiszitters? De voornoemde leden
lezen dat de inzet van de middelen moet worden afgestemd met de MR4, zodat de positie van ouders en leerlingen steviger is verankerd. Echter, ouders
van thuiszitters zitten niet in de MR, omdat hun kinderen niet aan een school verbonden
zijn en thuiszitten. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat het geld van deze middelen
echt terecht komt bij thuiszitters? De voornoemde leden lezen dat de focus erg gericht
is op verzuimbeleid, terwijl de Minister daarmee enkel focust op eventuele thuiszitters
in de toekomst. Wat gaat de Minister doen voor kinderen die nu thuiszitten? Tevens
vragen zij in hoeverre deze twee keer 20 miljoen euro ook ten goede komt aan deze
groep kinderen. Deelt de Minister de mening dat het bij thuiszitters vaak niet alleen
gaat om verzuim, maar dat er allerlei andere zaken spelen, en enkel inzetten op verzuimbeleid
een nauwe benadering van het probleem is? De voornoemde leden lezen in de brief dat
bovenstaande aanwending van de middelen is besproken met onder andere de bonden. Uit
gesprek met bonden blijken deze niet achter de nieuwe aanwending van de middelen voor
thuiszitters te staan. Is de specifieke invulling hiervan, namelijk gericht op verzuimbeleid,
ook besproken met de bonden? De voornoemde leden vragen of de Minister hierover in
gesprek gaat.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de eindevaluatie sectorakkoord
primair en voortgezet onderwijs en de bijgestelde aanwending prestatieboxmiddelen.
Zij hebben daar nog enkele vragen over.
1. Eindevaluatie sectorakkoorden
De Minister verwacht en vertrouwt erop dat schoolbesturen zullen doorgaan met voortgang
maken op bepaalde thema’s. Hoe gaat de Minister de voortgang blijven monitoren? Wat
gebeurt er als blijkt dat er geen voortgang meer plaatsvindt? Tevens vragen zij of
er nog steeds gebruik wordt gemaakt van dashboards met doelen of wordt dit nu volledig
losgelaten.
2. Bijgestelde aanwending prestatieboxmiddelen
De leden van de SP-fractie vragen om een overzicht van de bedragen die anders aangewend
worden, waar deze precies naartoe gaan, of deze al dan niet in de lumpsum terechtkomen
en hoe er verantwoording over afgelegd moet worden. Hoe voorkomt de Minister dat middelen
die wel in de lumpsum terecht komen niet voor andere zaken gebruikt gaan worden dan
voor thema’s die voorkomen uit de sectorakkoorden? Hoe wordt hier zicht op gehouden,
zo vragen de leden van de SP-fractie. Tevens vragen zij of de Minister bereid is om
met de vertegenwoordigers uit het onderwijs, die betrokken zijn geweest bij de afspraken
over de bijgestelde aanwending van de prestatieboxmiddelen, in gesprek te gaan over het aanwenden van een deel van de middelen specifiek voor de professionalisering van leraren
voor het tekort op de lerarenbeurs, indien het amendement Kwint5 daarover niet door de Kamer wordt aangenomen.
2.1 Inzet prestatieboxmiddelen po
Bewegingsonderwijs: onvoldoende voortgang
De voornoemde leden vragen waar scholen tegenaan lopen om nu al te voldoen aan de
wettelijke deugdelijkheidseis om twee lesuren bewegingsonderwijs te realiseren voor
alle leerlingen. Hoe wordt de voortgang van het bewegingsonderwijs in het po in de
gaten gehouden en door wie? Tevens vragen zij wat hierbij de rol is van de Inspectie
voor het Onderwijs (hierna: inspectie). Op welke wijze wordt nu al bevorderd dat zoveel
mogelijk ALO6-opgeleide vakleerkrachten bewegingsonderwijs gaan geven? Hoeveel geld uit de werkdrukmiddelen
wordt door scholen besteed aan bewegingsonderwijs door een vakleerkracht? Hoeveel
scholen zetten de werkdrukmiddelen op deze manier in, zo vragen de leden van de SP-fractie.
2.2. Inzet prestatieboxmiddelen vo
Onvoldoende voortgang thuiszitters – scherpere inzet noodzakelijk
Er wordt de komende twee jaar ongeveer 20 miljoen euro beschikbaar gesteld aan schoolbesturen
om doelgericht in te zetten op het terugdringen van het aantal thuiszitters. Waarom
wordt er niet ingezet op het voorkomen van thuiszitten? Op welke wijze verwacht de
Minister dat schoolbesturen het aantal thuiszitters met dit geld gaan terugdringen,
aangezien het vaak gaat om hele complexe casussen? Daarnaast vragen de leden van deze
fractie de Minister in hoeverre hij van mening is dat het Thuiszitterspact al dan
niet werkt, aangezien het aantal thuiszitters niet daalt, maar zelfs blijft stijgen.
Zij vragen of het niet tijd is voor andersoortige maatregelen. Zo ja, wat voor maatregelen
heeft de Minister voor ogen? Zo nee, waarom niet, zo vragen de voornoemde leden.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de eindevaluatie
van de sectorakkoorden po en vo. De Minister benoemt dat incidentele en soms versnipperde
bekostiging op losse thema’s veelal niet tot kwaliteitsverbetering leidt die beklijft
en dat men terughoudend kan zijn om gewenste of noodzakelijke investeringen te doen
als scholen onzeker zijn over de continuïteit van bekostiging. Deelt de Minister de
mening dat die continuïteit van bekostiging niet zomaar betekent dat zoveel mogelijk
geld in de lumpsumbekostiging moet worden gestoken? Zo ja, welke consequenties verbindt
hij hieraan?
De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat de Minister nu met de PO-Raad, VO-raad,
AVS7, CNV8, AOB9, FvOv10 en het Lerarencollectief tot afspraken is gekomen over de manier waarop de prestatieboxmiddelen
de komende twee jaar ten gunste blijven komen aan de sector, op een manier die recht
doet aan de autonomie van schoolbesturen, evenals aan hun verantwoordelijkheid voor
de kwaliteit van onderwijs. Ongeveer tweederde deel van de prestatieboxmiddelen wordt
in het voortgezet onderwijs toegevoegd aan de lumpsum en het overige deel kunnen besturen
in 2021 en 2022 inzetten voor het realiseren van nog niet behaalde doelstellingen
uit het sectorakkoord vo. Kan de Minister nader toelichten in hoeverre deze verdeling
toereikend is voor het realiseren van de verantwoordelijkheid van schoolbesturen voor
de kwaliteit van het onderwijs? De Minister staat voor ogen dat na deze twee jaar
de afspraken door een nieuw kabinet kunnen worden bezien, opnieuw in samenspraak met
vertegenwoordigers van leraren, schoolleiders en schoolbestuurders. De leden van de
PvdA-fractie signaleren dat te vaak budget dat is bestemd voor onderwijs wordt uitgegeven
aan overbodige overhead en dat schoolbesturen te vaak onderwijsgeld oppotten in onnodige
reserves. Deelt de Minister de mening dat dit moet stoppen? Welke rol ziet hij hierbij
voor de inspectie? Wat betekenen de afspraken die de Minister heeft gemaakt de komende
tijd voor de mogelijkheden om binnen het budget voor onderwijs geld bestemd voor onderwijzend
personeel, onderwijsachterstanden en zorgleerlingen beter te oormerken, zo vragen
de voornoemde leden.
II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.