Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het Evaluatierapport ‘De nieuwe weg van NWO. Schakel tussen wetenschap en samenleving’ (Kamerstuk 29338-221)
2020D43865 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 12 oktober 2020 inzake het evaluatierapport
«De nieuwe weg van NWO1. Schakel tussen wetenschap en samenleving (Kamerstuk 29 338, nr. 221).
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Arends
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de SP-fractie
4
•
Inbreng van de leden van de SGP-fractie
5
II
Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
5
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het rapport «de nieuwe weg van
NWO» en danken de commissie voor haar onderzoek. De leden zijn dan ook erg benieuwd
naar de reactie van het kabinet.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het eindrapport
van de commissie Rinnooy Kan getiteld «de nieuwe weg van NWO» en zien uit naar de
reactie van de Minister op de aanbevelingen.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het evaluatierapport
over NWO. Deze leden zijn de commissie erkentelijk voor de scherpe analyse en aanbevelingen.
Zij zijn benieuwd naar de reactie van het kabinet op het evaluatierapport en de aanbevelingen
en beoordelen dan of er noodzaak is tot het stellen van vragen.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met bijzondere belangstelling kennisgenomen
van het evaluatierapport «De nieuwe weg van NWO». Voornoemde leden benadrukken dat
het investeren in onderzoek en innovatie van cruciaal belang zijn. De COVID-19 pandemie
illustreert dit zeer duidelijk. Deze leden zijn dan ook positief over de aantoonbare
verbeteringen van de afgelopen jaren bij NWO. Voornoemde leden hebben enkele vragen
over de aanbevelingen van de commissie.
De leden van deze fractie lezen in het evaluatierapport een aantal aanbevelingen die
specifiek gericht zijn aan de Minister. Voornoemde leden zijn benieuwd naar de appreciatie
van de Minister inzake deze aanbevelingen. De commissie-Rinnooy Kan stelt in haar
rapport dat substantiële additionele middelen voor NWO noodzakelijk zijn. De leden
constateren ook dat inmiddels meerdere commissies hebben gepleit voor additionele
middelen voor onderzoek en innovatie. Derhalve vragen deze leden of er inmiddels niet
voldoende aanleiding is om substantiële additionele middelen vrij te maken, en of
de Minister hiertoe bereid is. Zo ja, aan welk bedrag zit de Minister te denken? Zo
nee, waarom niet? Deze leden constateren dat de commissie wijst op de huidige disbalans
tussen thematisch onderzoek en ongebonden onderzoek.2 De leden van de GroenLinks-fractie wijzen al langer op het belang van ongebonden
onderzoek, en pleiten ook al langer voor meer middelen hiervoor. Is de Minister het
met deze leden eens dat huidige situatie betreffende ongebonden onderzoek zeer problematisch
is? Zo nee, waarom niet? Zij vragen of de Minister ook de noodzaak ziet van additionele
middelen om de huidige disbalans te herstellen.
De commissie-Rinnooy Kan beveelt in haar rapport aan dat NWO zijn ongebonden onderzoek
moet structureren en beoordelen op wetenschappelijke excellentie zoals dat gebeurt
in de Excellent Science pijler van de Europese onderzoeksfinanciering; de programma’s
van de European Research Council (ERC).3 De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de brief van dr. Poot, ondertekend door
157 prominente wetenschappers, de aanbeveling voor extra fondsen voor bestaande ongebonden
onderzoeksprogramma’s bij NWO zoals de open competities of de Vernieuwingsimpuls,
programma’s die zijn ingericht volgens dezelfde principes als de ERC, of nieuwe programma’s
zoals bijvoorbeeld een post-VICI programma, analoog aan de ERC advanced subsidie4. Voornoemde leden zijn benieuwd naar de appreciatie van de Minister inzake deze aanbeveling.
Is de Minister het met deze leden eens dat extra fondsen voor bestaande ongebonden
onderzoeksprogramma’s bij NWO in lijn is met de aanbeveling van de commissie en derhalve
noodzakelijk om de huidige situatie te verbeteren? Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben hiertoe al naar aanleiding van commissie-Weckhuysen
een motie ingediend, waarin de regering wordt verzocht met relevante stakeholders
in gesprek te gaan om te zorgen voor een betere balans tussen middelen voor ongebonden
onderzoek en strategisch onderzoek bij NWO5. Voornoemde leden vragen de Minister of zij dit advies van de commissie-Rinnooy Kan
kan meenemen in die gesprekken en de Kamer hierover wil informeren.
Honoreringspercentage
De honoreringspercentages bij de door NWO verstrekte subsidies zijn laag, constateert
de commissie.6 De oplossingen worden vaak gezocht in het verminderen van de aanvraagdruk. De leden
van de GroenLinks-fractie zien liever dat de beschikbare middelen hiervoor worden
verhoogd. Voornamelijk in het hoger beroepsonderwijs is de beperkte financiering,
zowel in de eerste geldstroom als via NWO problematisch. Is de Minister het met de
leden eens dat de aanvullende middelen noodzakelijk zijn ten einde de honoreringspercentages
te verhogen? Tevens vragen zij of de Minister bereid is om specifiek met het hoger
beroepsonderwijs in gesprek te gaan over aanvullende middelen hierover.
De leden van de GroenLinks-fractie zien dat in omringende landen, zoals Duitsland
het honoreringspercentage hoger ligt.7 Welke lessen kan de Minister trekken uit de resultaten van onze buurlanden, zo vragen
deze leden. Hoeveel is het honoreringspercentage gemiddeld in Europa? Is dit lager
of hoger dan het percentage in Nederland? Indien laatstgenoemde, kan de Minister uiteenzetten
hoeveel middelen noodzakelijk zijn om de honoreringspercentages op te krikken naar
het Europees gemiddelde? Ten aanzien van het lage honoreringspercentage doet de commissie
het voorstel om te werken met zogeheten rolling grants. Hiertoe is additioneel budget noodzakelijk, aldus de commissie.8 De commissie-Weckhuysen heeft dit voorstel eerder in haar evaluatierapport aangedragen,
waarop de Minister heeft aangegeven het voorstel te verkennen. De leden van de voornoemde
fractie zijn optimistisch over de voordelen. Derhalve zijn de leden benieuwd naar
de stand van zaken betreft de verkenning. Kan de Minister aangeven hoe het hiermee
staat en of zij voornemens is additioneel budget hiervoor vrij te maken, zo vragen
deze leden. Zij vragen wat de bezwaren zijn van de Minister om dit niet te doen.
De leden van de GroenLinks-fractie missen in het evaluatierapport het aspect diversiteit.
Deze leden vinden dit een gemiste kans gezien de maatschappelijke rol die NWO ambieert,
zoals in het evaluatierapport staat beschreven. Daarbij moeten de leden ook constateren
dat de samenstelling van de commissie-Rinnooy Kan te wensen overlaat als het gaat
om vertegenwoordiging van etnische diversiteit. Deelt de Minister de mening dat NWO
een belangrijke rol speelt in het bewerkstelligen van diversiteit in de wetenschappelijke
gemeenschap? Kan de Minister uiteenzetten hoe NWO diversiteit en inclusie beter kan
verankeren, in bijvoorbeeld de beoordeling van onderzoeksvoorstellen en het selecteren
van onderzoekers. Hoe wordt NWO meegenomen in het nationaal actieplan voor diversiteit
en inclusie in wetenschappelijk onderwijs en onderzoek? Tevens vragen zij of er naast
het impulsprogramma voor Nederlandse onderzoekers met een niet-westerse achtergrond
en vluchtelingen andere maatregelen zijn die NWO kan treffen.
De voornoemde leden lezen dat NWO jaarlijks 40 miljoen euro misloopt, omdat de budgetten
voor NWO – voor zover afkomstig van de begroting van OCW – in 2018 en 2019 niet zijn
geïndexeerd9. Kan de Minister toelichten waarom deze budgetten niet worden geïndexeerd en deze
alsnog indexeren? Zo nee, waarom niet, zo vragen zij.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van «De nieuwe weg van NWO. Schakel
tussen wetenschap en samenleving». De leden twijfelen aan de manier waarop NWO kwaliteit
stimuleert en onderzoeksvoorstellen selecteert en subsidieert. Zij hebben hierover
nog enkele vragen en opmerkingen.
De evaluatiecommissie stelt dat de honoreringspercentages laag zijn, de beoordelingsprocedures
ondoorzichtig en nodeloos bureaucratisch. De complexiteit van het aanvraagproces staat
niet altijd in verhouding tot de honoreringskans en de omvang van de subsidie. Onlangs
heeft NWO samen met VSNU10 een actieplan met maatregelen opgesteld. De commissie twijfelt aan de bepleite maatregelen
van voorselectie. Zij stellen dat dit het probleem van aanvraagdruk niet zal oplossen.
De leden vragen hoe de Minister hierover denkt.
De leden vragen of het niet doelmatiger is om NWO af te schalen en het geld dat daarbij
vrijkomt toe te voegen aan de eerste geldstroom of direct uit te keren aan wetenschappers.
De wetenschappers Krist Vaesen en Joel Katzav onderzochten of een basisbeurs voor
wetenschappers mogelijk zou zijn.11 Deze basisbeurs voor wetenschappers zou uitkomen op ongeveer 500.000 euro voor vijf
jaar voor een onderzoeker. Dit zou betekenen dat onderzoekers geen projectvoorstellen
hoeven te schrijven en in commissies hoeven te zitten om die van anderen te beoordelen, waardoor wetenschappers meer
tijd en geld hebben voor hun onderzoek. Afschaling van NWO zou tevens kunnen leiden
tot meer mankracht op de werkvloer, daling van de frustratie bij wetenschappers, minder
competitie en meer samenwerking. De leden vragen in hoeverre de Minister openstaat
voor dit idee.
Inbreng van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het evaluatierapport
over de NWO.
De leden vragen een reactie op de wenselijke verhouding tussen ongebonden en strategisch
onderzoek, mede in het licht van de verhouding die bij de ERC12. Deze leden constateren dat deze verhouding in Nederland met de meest gunstige presentatie
1:2,5, terwijl dit bij de ERC ongeveer 1:2 zou zijn. Vindt het kabinet het ook wenselijk
dat duidelijker gepresenteerd wordt wat die verhouding op basis van de bestaande budgetten
in Nederland is en of een streefnorm als toekomstperspectief zou moeten gelden.
De leden van de SGP-fractie constateren dat nog steeds veel onvrede bestaat bij onderzoekers
over de hoge aanvraagdruk. De veranderingen van de afgelopen jaren bieden voor dat
probleem geen wezenlijke oplossing. Deze leden vragen of het kabinet vanuit de gedachte
in het rapport dat NWO duidelijker als nationaal instituut geprofileerd kan worden
het niet voor de hand ligt de toekenning van middelen door NWO meer te richten op
de voorstellen die door de beoordelaars als kennelijk excellent gelden en de andere
voorstellen meer op basis van loting of buiten NWO af te doen. Eveneens vragen deze
leden in hoeverre het kabinet actief instellingen voor hoger onderwijs ondersteunt
bij het zoeken naar methoden voor eerlijke selectie in eigen huis.
De leden van de SGP-fractie vragen een reactie op de aanbeveling in het rapport om
NWO een prominenter rol te laten vervullen als boegbeeld van wetenschap en onderzoek.
Deze leden vragen in hoeverre het kabinet in deze begrijpelijke suggestie ook risico’s
onderkent voor het onafhankelijke imago van NWO.
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.