Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. inzet Jaarvergadering Wereldbankgroep 2020
2020D38841 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan
de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de brieven
inzake Inzet Jaarvergadering Wereldbankgroep 2020 (Kamerstuk 26 234, nr. 242) en Verslag Voorjaarsvergadering Wereldbankgroep (Kamerstuk 26 234, nr. 241).
De voorzitter van de commissie, De Roon
De adjunct-griffier van de commissie, Meijers
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Algemeen
2
Respons van de Wereldbankgroep op COVID-19
2
Schuldhoudbaarheid
4
Institutionele onderwerpen
6
Overig
6
II
Antwoord/Reactie van de Minister
7
III
Volledige agenda
7
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Algemeen
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor de toegezonden brieven van 26 mei
en 2 oktober 2020 met betrekking tot de Nederlandse inzet binnen de Wereldbankgroep.
Zij hebben hier nog enkele vragen over.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de inzet van
het kabinet voor de Jaarvergadering Wereldbankgroep 2020. Zij hebben nog enkele vragen
over de COVID-19 respons van de Wereldbankgroep en over de Nederlandse inzet met betrekking
tot het betalingsmoratorium.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief
over de Nederlandse inzet bij de jaarvergadering van de Wereldbankgroep. De coronacrisis
dreigt een decennium aan vooruitgang op het gebied van armoedebestrijding teniet te
doen en de Wereldbank is een cruciale speler om de armste landen te ondersteunen in
deze moeilijke tijd. Deze leden ondersteunen de inzet van het kabinet bij de jaarvergadering,
maar hebben nog wel enige vragen.
Respons van de Wereldbankgroep op COVID-19
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Wereldbank een aantal zwarte scenario’s schetst
met betrekking tot de sociaaleconomische gevolgen van de coronacrisis. Kan de Minister
toelichten waar deze inschattingen op gebaseerd zijn, op welk moment deze inschattingen
gemaakt zijn en in hoeverre dit realistische inschattingen zijn?
De leden van de VVD-fractie lezen daarnaast dat de Minister meent dat de Wereldbank
«selectief» dient te zijn en duidelijk moet kiezen voor «groen, duurzaam en inclusief»
herstel. Voorgenoemde leden vragen of zij kan toelichten hoe de wens om een dergelijk
selectief afwegingskader gericht op duurzaamheid te hanteren zich verhoudt tot de
ernst van de situatie zoals deze wordt ingeschat door de Wereldbank. Verder lezen
voorgenoemde leden dat het steunpakket kansen biedt om «steun aan sectoren die afhankelijk
zijn van fossiele brandstoffen uit te faseren». Deze leden menen dat deze opvatting
van de Minister gebaseerd is op een gebrekkige en kortzichtige inschatting van de
mogelijke gevolgen van een dergelijk uitfaseren. Zij menen daarnaast dat de Minister
tekort schiet door geen beoordeling te geven van de mogelijke nadelige gevolgen van
een dergelijk besluit. Deelt de Minister de opvatting dat het, mede gezien de nog
lange transitieperiode die voor ons ligt met betrekking tot het duurzaam produceren
van energie, juist noodzakelijk is om in de lage- en middeninkomenslanden te kiezen
voor een realistische benadering van de financiering van olie- en gasprojecten? Kan
de Minister toelichten waarom zij geen aandacht besteedt in haar brief aan de verregaande,
nadelige gevolgen voor ontwikkelingslanden in het geval van een abrupte stop van financiering
van dergelijke projecten? Kan zij toezeggen dat zij in de Nederlandse inzet bij de
Jaarvergadering ook aan dit punt aandacht zal besteden?
De leden van de VVD-fractie lezen daarnaast dat de vraag naar concessionele financiering
de komende jaren flink zal toenemen. Voorgenoemde leden voelen zich in dit kader gesterkt
door de reeds aangenomen motie Weverling met betrekking tot het onderzoeken van het
meer en breder beschikbaar stellen van concessionele financiering in nationaal verband
(Kamerstuk 35 300-XVII, nr. 29), mede om de Nederlandse concurrentiepositie op dit punt te versterken. Kan de Minister
toelichten op welke wijze de uitkomsten van dit onderzoek vorm krijgen in de Nederlandse
inzet op dit punt? Kan zij eveneens toelichten in hoeverre de door de Wereldbank gesignaleerde
noodzaak van meer concessionele financiering ook in het eigen, nationale beleid herkend
wordt? Als dit het geval is, hoe krijgt deze noodzaak in de komende jaren vorm?
Kan de Minister daarnaast toelichten wat met betrekking tot de toekenning van financiering
bedoeld wordt met «selectiviteit in allocatie»? Waarop ziet deze selectiviteit toe?
Waarop baseert de Wereldbank de stelling dat de huidige beschikbare financiering onvoldoende
is, nog voordat het genoemde «assessment» voltooid is? Wat zijn de uitgangspunten
en beoordelingskaders van dit assessment? Deelt de Minister de observatie dat een
dergelijke stellingname doet voorkomen alsof de Wereldbank, middels het genoemde assessment,
naar een bepaalde conclusie toe aan het redeneren is, te weten kapitaalverhoging en
een uitbreiding van de beschikbare financiering? Deelt de Minister daarbij de opvatting
dat dit op dit moment niet wenselijk zou zijn?
Volgens de Bank zullen mogelijk 90 miljoen meer mensen in extreme armoede leven dan
was voorspeld vóór de crisis en 1,6 miljard leerlingen geraakt worden door de tijdelijke
sluiting van scholen. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om deze cijfers
te specificeren naar regio en dan vooral binnen welke Nederlandse focusregio’s deze
vallen.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister op welke manier Nederland garant staat
voor of bijgedragen heeft aan de Fast Track COVID-19 Facility (FTCF).
De leden van de CDA-fractie steunen het pleidooi van het kabinet omtrent de gevormde
Strategie Saving Lives, Scaling-Up Impact and Getting Back on Track – World Bank Group COVID-19
Crisis Response Approach Paper om zo invulling te geven aan de strategie Building Back Better. Daarin wordt de nadruk gelegd op duurzame financiële stabiliteit en sociaaleconomisch
herstel, digitalisering en duurzame economische groei en banen. Echter, deze leden
vragen de Minister of daarvan ook deel uitmaakt het versterken van de gezondheidssystemen
en deze leden vragen de Minister welk tijdpad de Bank hanteert aangezien bovenstaande
doelstellingen bijdragen aan een post-COVID wereld terwijl we eerst uit de crisis
moeten komen en de wereld van een vaccin moeten voorzien. Deze leden vragen de Minister
in hoeverre de inzet van de Bank ook bijdraagt aan het eerlijk verspreiden van een
vaccin en het versterken van de daarvoor nodige gezondheidsinfrastructuur. De leden
van de CDA-fractie ondersteunen de extra steun die Nederland in het kader van de COVID-19-respons
aan de Global Financing Facility for Every Woman Every Child heeft gegeven. Echter, deze leden vragen de Minister om breder uit te meten waar
de inzet van de Bank tegemoet komt aan het versterken van de gezondheidssystemen in
algemene zin.
De leden van de D66-fractie zijn verheugd te lezen dat Nederland de Wereldbank blijft
oproepen om het steunpakket van USD 160 miljard te besteden aan groen, duurzaam en
inclusief herstel. Voorafgaand aan de voorjaarsvergadering van de Wereldbankgroep
schreef de Minister dat er via de Fast Track COVID-19 Facility (FTCF) op korte termijn USD 14 miljard was vrij gemaakt voor de eerste respons op
de coronacrisis, waarvan USD 8 miljard bedoeld was om bedrijven te ondersteunen bij
het adresseren van de financiële impact van het virus (Kamerstuk 26 234, nr. 235).
Heeft de Minister al inzicht in hoe het geld uit deze eerste respons is besteed? Zijn
de principes van building back better daarbij volgens de Minister voldoende in acht genomen? Hoe zorgt de Minister dat
afspraken op het gebied van investeren in groen, duurzaam en inclusief herstel bij
het nog te besteden deel van het steunpakket worden nageleefd?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij dat de Wereldbank een steunpakket voor
sociaaleconomisch herstel heeft aangekondigd. Alhoewel de omvang substantieel is,
vragen deze leden zich wel ten zeerste af of het ook voldoende is. Veel rijke landen
stimuleren hun economie ter waarde van wel 10% van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI),
terwijl de armste landen amper de ruimte hebben om zelfs maar 1% van het BNI te mobiliseren.
Veel ontwikkelingsexperts benadrukken dat het Wereldbank-pakket tot dusverre onvoldoende
is in deze unieke omstandigheden. Is het kabinet bereid te pleiten voor een verdere
uitbreiding van de algehele omvang van het steunpakket?
Deze leden kunnen zich erg goed vinden in de strategische kaders voor het bestaande
steunpakket van USD 160 miljard. Wel zijn zij benieuwd waarom er tot dusverre slechts
USD 45 miljard ook daadwerkelijk is gecommitteerd? De nood is hoog en deze leden zijn
benieuwd wanneer de verwachting is dat de volledige USD 160 miljard zal zijn gecommitteerd.
Kan de Minister ook een verdeling geven van de USD 45 miljard tussen landen, en met
name aangeven welk deel naar de allerarmste landen en fragiele staten gaat?
Deze leden zijn uiterst tevreden met de Nederlandse nadruk op groen, duurzaam en inclusief
herstel en dat het kabinet kansen ziet om steun aan sectoren die afhankelijk zijn
van fossiele brandstoffen uit te faseren. In hoeverre ondersteunt de Wereldbank, met
inbegrip van de International Finance Corporation (IFC) en de Multilateral Investment Guarantee Agency (MIGA) nu nog de fossiele industrie en per wanneer wordt die steun uitgefaseerd? Is
het kabinet bereid om te pleiten voor een helder tijdpad voor het uitfaseren van steun
aan de fossiele industrie en sectoren die afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen?
Zo ja, welk tijdpad?
Schuldhoudbaarheid
De leden van de VVD-fractie hechten er waarde aan andermaal te benoemen dat, hoewel
zij de noodzaak van het opschorten van betalingen van schulden door ontwikkelingslanden
delen, zij geen voorstander zijn van het kwijtschelden van dergelijke schulden. Voorgenoemde
leden menen dat zonder fundamentele en structurele aanpassingen aan de economieën
van dergelijke landen kwijtschelding van schulden slechts zal leiden tot het aangaan
van nieuwe schulden. Deelt de Minister deze opvatting? Welke voorwaarden met betrekking
tot economische hervorming dienen wat haar betreft te worden verbonden aan het opschorten
van betalingen of het kwijtschelden van schulden? Verder delen zij het belang van
een eerlijke verdeling van de lasten tussen crediteuren. Kan de Minister in dit verband
toezeggen dat van herstructurering of kwijtschelding van schulden zonder gelijke deelname
hierin van China hoe dan ook geen sprake kan zijn?
De leden van de CDA-fractie maken zich net als het kabinet grote zorgen om de schuldontwikkeling
van de landen in de focusregio’s. Nederland heeft zich aan het Debt Service Suspension Initiative (DSSI) gecommitteerd en verleent uitstel van betaling op officiële bilaterale schulden
aan landen die daarvoor in aanmerking komen en een aanvraag tot uitstel hebben ingediend.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister een overzicht te geven van de landen
waaraan Nederland binnen het DSSI-systeem uitstel heeft verleend en om hoeveel dat
gaat. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre schuldkwijtschelding
tot de strategische mogelijkheden behoort om verlichting te bieden aan deze landen
met grote schuldenproblematiek. Tevens vragen deze leden de Minister de ontwikkeling
weer te geven van de hoogte van remittances sinds het uitbreken van de crisis.
De leden van de CDA-fractie vragen of en zo ja in hoeverre Nederlandse handel in gevaar
komt door liquiditeitsproblemen in de lage inkomenslanden.
De leden van de D66-fractie lezen dat het Debt Service Suspension Initiative (DSSI) eind 2020 ten einde loopt. Zij maken zich zorgen over de financiële druk die
er op lage-inkomenslanden zou komen te staan wanneer hier geen alternatief voor in
de plaats zou komen.
Hoe zal Nederland reageren op de oproep van de Wereldbank en het Internationaal Monetair
Fonds (IMF) om het betalingsmoratorium te verlengen? Welke reactie wordt er verwacht
van andere leden van de Club van Parijs en de G20? Hoe kijkt het kabinet aan tegen
een herstructurering van schulden? Onder welke voorwaarden zou herstructurering van
schulden voor het kabinet acceptabel zijn?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn tevreden dat Nederland zich heeft gecommitteerd
aan het Debt Service Suspension Initiative (DSSI). Wel zijn er zorgen over de effectiviteit van het DSSI in de huidige vorm.
Welke appreciatie maakt het kabinet van de algehele effectiviteit? Welk percentage
van de landen en schuldbetalingen die in principe in aanmerking komen voor het DSSI
hebben hier tot dusverre ook daadwerkelijk gebruik van gemaakt? Hoe kan dit percentage
worden verhoogd?
Kan de Minister een overzicht geven van de totale officiële bilaterale schulden die
de landen die voor DSSI in aanmerking komen uit hebben staan bij Nederland, hoeveel
betalingen gepland stonden voor de periode van mei tot en met eind 2020, en voor welk
deel daarvan inmiddels uitstel van betaling is aangevraagd en verleend?
Deze leden begrijpen dat de capaciteit van de multilaterale ontwikkelingsbanken (MDBs)
om financiering te verstrekken belangrijk is, maar vinden het tegelijkertijd ongemakkelijk
dat zij zich niet aansluiten bij het DSSI uit angst voor negatieve effecten op de
kredietbeoordeling. Kan de Minister aangeven hoeveel betalingen over schuld aan MDBs
de landen die in aanmerking komen voor DSSI moeten doen over 2020 en 2021? Hoe pakt
de netto financieringsstroom aan die landen uit?
Deze leden zijn voorstander van een verlenging van het DSSI, maar zijn tegelijkertijd
van mening dat de reikwijdte van het initiatief moet worden vergroot, in verschillende
dimensies. Zo komen verschillende middeninkomenslanden, die nu niet in aanmerking
komen voor DSSI, ook in de problemen. Is de Minister bereid om te pleiten voor de
mogelijkheid dat, onder bepaalde omstandigheden, ook middeninkomenslanden in aanmerking
kunnen komen voor DSSI?
Deze leden lezen dat het kabinet het van belang vindt dat er ook wordt gezocht naar
structurele oplossingen, zoals de herstructurering van schulden. De president van
de Wereldbank, de heer Malpass, heeft al eens gewezen op de noodzaak van gedeeltelijke
schuldkwijtschelding. Is het kabinet bereid om, naast herstructurering, ook te pleiten
voor de mogelijkheid tot schuldkwijtschelding in bepaalde gevallen, en onder bepaalde
voorwaarden?
Deze leden maken zich voorts ernstige zorgen over de schuld van de armste landen aan
private crediteuren, een significant deel van de totale schuld van deze groep landen.
Zoals het kabinet terecht opmerkt, doen deze private crediteuren nu niet mee aan het
DSSI. Private crediteuren hebben tot dusverre alle initiatieven voor enige schuldverlichting
van hun kant resoluut afgewezen. Zij pleiten voor een case-by-case benadering, wetende dat individuele ontwikkelingslanden niet snel zullen vragen om
private schuldverlichting, uit angst voor negatieve gevolgen voor hun kredietstatus.
Dit is dus een klassiek collective action probleem, dat dus juist vraagt om een gezamenlijke, brede benadering. Deelt het kabinet
deze analyse? Wat wordt er gedaan om private crediteuren in beweging te krijgen en
is het kabinet bereid om er bij de Wereldbankvergadering op aan te dringen dat private
crediteuren actief onder druk worden gezet om mee te doen met schuldverlichtingsinitiatieven?
Kan het kabinet aangeven in hoeverre China nu meedoet met het DSSI? Klopt het dat
de Export-Import Bank wel meedoet, maar de China Development Bank niet? Deze leden
delen de wens van het kabinet om tot een eerlijke verdeling van de lasten tussen verschillende
crediteuren te komen, en in dat kader is het belangrijk dat China zich volledig aansluit
bij het DSSI. Tegelijkertijd mag het niet zo zijn dat private crediteuren zich verschuilen
achter het feit dat een enkele Chinese instantie niet meedoet, om zo hun eigen verantwoordelijkheid
te ontwijken. Deelt het kabinet die mening?
Institutionele onderwerpen
De bepaling van stemrechten bij de Bank is de afgelopen 50 jaar niet gewijzigd en
reflecteert daarom wat Nederland betreft onvoldoende wereldwijde ontwikkelingen, zoals
de toetreding van nieuwe donorlanden, de veranderde positie van een aantal ontvangende
landen en de recente toetreding van de International Development Association (IDA) tot de kapitaalmarkt. De leden van de CDA-fractie steunen de Minister van harte
in het pleidooi voor de wijziging van de stemprocedure. Deze leden vragen de Minister
het speelveld te schetsen voor en tegen de wijzing van de stemprocedure.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met grote interesse kennisgenomen van de
externe evaluatie die eerder dit jaar werd uitgevoerd naar het klachtenmechanisme
van IFC/MIGA. Wat is de appreciatie van het kabinet van dit rapport en is de Minister
bereid om bij de jaarvergadering op te roepen tot de volledige implementatie van alle
aanbevelingen? Wat vindt de Minister van de bevinding dat het IFC de Compliance Advisor/Ombudsman
(CAO) vaak simpelweg negeert? Is de Minister bereid om te eisen dat het IFC, en de
Wereldbank in het algemeen, voortaan verplicht worden om aanbevelingen van de CAO
proactief op te volgen en als reactie op elk CAO rapport actieplannen te presenteren
aan de Board? Is de Minister voorts bereid om te pleiten voor extra middelen voor
de CAO én voor compensatieregelingen voor individuen en gemeenschappen die schade
ondervinden als gevolg van IFC projecten, met strikte tijdslimieten voor de afhandeling
van compensatiebetalingen?
Overig
Ten slotte vragen de leden van de CDA-fractie de Minister naar de rol, positie en
status van China binnen de Bank. Deze leden vragen de Minister of het klopt dat China
volgens de maatstaven van de Wereldbank nog steeds als een ontwikkelingsland wordt
gekwalificeerd en als zodanig de voordelen van dergelijke kwalificatie geniet. Deze
leden vragen de Minister of voor China ook geldt dat ze gebruik kan maken van schuldenreductie
programma’s zoals DSSI. Deze leden vragen de Minister indien dat het geval is of de
Minister bereid is er voor te pleiten deze kwalificatie op te heffen en China te beoordelen
op basis van de rol die het heeft in de wereld.
II. Antwoord/Reactie van de Minister
III. Volledige agenda
Inzet Jaarvergadering Wereldbankgroep 2020. Kamerstuk 26 234, nr. 242 – Brief regering d.d. 02-10-2020, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag
Verslag Voorjaarsvergadering Wereldbank 2019. Kamerstuk 26 234, nr. 241 – Brief regering d.d. 26-05-2020, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.