Nota van wijziging : Tweede nota van wijziging
35 479 Tijdelijke bepaling in verband met de informatieverstrekking aan het RIVM bij de bestrijding het novel coronavirus (2019-nCoV) (Tijdelijke wet informatieverstrekking RIVM i.v.m. COVID-19)
Nr. 11
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 2 oktober 2020
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I wordt het voorgestelde artikel 14.7 als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. De informatie die op grond van het eerste lid wordt verstrekt bestaat uit de totaalaantallen
per Nederlandse gemeente en per uur van de mobiele eindapparaten die op enig moment
in dat uur in die gemeente actief verbinding maakten met het openbare mobiele telecommunicatienetwerk
van de betreffende aanbieder, uitgesplitst naar afgeleide herkomst van de houder van
het mobiele eindapparaat.
2. Onder vernummering van het derde tot en met achtste lid tot zevende tot en met
twaalfde lid worden na het tweede lid de volgende leden ingevoegd:
3. De totaalaantallen, bedoeld in het tweede lid, worden uitsluitend afgeleid uit
de reeds op grond van artikel 11.5 door de aanbieder bewaarde verkeersgegevens van
actieve verbindingen, waarbij per door het dekkingsgebied van een antenne bestreken
gemeente volgens een door het CBS bepaalde verdeelsleutel wordt berekend hoe groot
de kans is dat de actieve verbinding in die gemeente is gemaakt en het gebruikte eindapparaat
aldus wordt meegewogen in het totaalaantal van die gemeente.
4. De afgeleide herkomst, bedoeld in het tweede lid, staat gelijk aan:
1°. de gemeente waar het eindapparaat gemiddeld over de afgelopen 30 dagen het grootste
deel van de tijd verbinding heeft gemaakt met het openbare mobiele telecommunicatienetwerk
van de betreffende aanbieder, waarbij uitsluitend gebruik wordt gemaakt van de resultaten
van de berekeningen bedoeld in het derde lid, of
2°. in geval van een buitenlands nummer, het land dat is af te leiden uit de mobiele
landencode als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Nummerplan voor identiteitsnummers
ten behoeve van internationale mobiliteit (IMSI-nummers), ingedeeld in negen categorieën,
te weten:
– Duitsland;
– België;
– het Verenigd Koninkrijk;
– overige landen binnen Europa;
– landen in Noord-Amerika;
– landen in Zuid-Amerika;
– landen in Azië;
– landen in Afrika;
– landen in Oceanië,
5. Bij de totaalaantallen, bedoeld in het tweede lid, wordt geen informatie verstrekt
over een totaalaantal met eenzelfde afgeleide herkomst dat kleiner is dan 15.
6. De informatie, bedoeld in het eerst lid, die betrekking heeft op een datum na inwerkingtreding
van dit artikel wordt telkens eenmaal per 24 uur verstrekt.
3. Het zevende lid (nieuw) komt te luiden:
7. Bij de verwerking ten behoeve van de verstrekking, bedoeld in het eerste lid, worden
de artikelen 11.5 en 11.5a waar nodig buiten toepassing gelaten. De aanbieders vernietigen
de resultaten van de berekeningen, bedoeld in het derde lid, direct na het bepalen
van de afgeleide herkomst overeenkomstig het vierde lid, onderdeel 1°, met betrekking
tot de dertigste dag na de datum waar die resultaten betrekking op hebben.
4. In het tiende lid (nieuw) wordt «, bedoeld in het tweede lid,» vervangen door:
overeenkomstig het derde en vierde lid.
5. In het elfde lid (nieuw) wordt «zesde lid» vervangen door: tiende lid.
B
Artikel II, tweede tot en met vierde lid, komt te luiden:
2. Artikel 14.7 van de Telecommunicatiewet vervalt met ingang van zes maanden na het
tijdstip van inwerkingtreding van deze wet. Bij koninklijk besluit kan worden bepaald
dat artikel 14.7 van de Telecommunicatiewet op een eerder tijdstip vervalt.
3. Bij koninklijk besluit kan worden bepaald dat artikel 14.7 van de Telecommunicatiewet
op een later tijdstip vervalt, met dien verstande dat dit tijdstip steeds ten hoogste
drie maanden na het tijdstip ligt waarop dit artikel zou vervallen.
4. De voordracht voor een koninklijk besluit als bedoeld in het tweede of derde lid,
wordt niet eerder gedaan dan een week nadat het ontwerp aan beide Kamers van de Staten-Generaal
is overgelegd.
Toelichting
In deze toelichting worden de gewijzigde en nieuwe leden van het voorgestelde artikel
14.7, alsmede de wijziging van artikel II van het wetsvoorstel, kort toegelicht. Voor
de toelichting op deze tweede nota van wijziging wordt tevens verwezen naar hetgeen
hierover is gezegd in de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken en de
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 2 oktober 2020 aan de Tweede Kamer.
Wijzigingen in het voorgestelde artikel 14.7 van de Telecommunicatiewet
Tweede en derde lid
Met de wijziging van het tweede lid (oud) wordt het lid voor de leesbaarheid ten eerste
opgeplitst in vijf leden. In de tekst van het nieuwe tweede lid en het nieuwe derde
lid wordt verduidelijkt dat uitsluitend de actieve verbindingen van mobiele eindapparaten
met het openbare mobiele telecommunicatienetwerk worden gebruikt voor de totaalaantallen
die op grond van het eerste lid moeten worden verstrekt aan het CBS ten behoeve van
de wettelijke taak van het RIVM bij het bestrijden van het coronavirus. Onder «actieve
verbindingen» wordt hier verstaan het telefoneren, sms’en of het opstarten van een
dataverbinding via het mobiele netwerk. Van deze actieve verbindingen worden op grond
van artikel 11.5 van de Telecommunicatiewet voor de daar genoemde doelen verkeersgegevens
bewaard, tot uiterlijk zes maanden. Er wordt dus geen gebruik gemaakt van de verkeersgegevens
die door de aanbieders slechts kort bewaard worden, zoals de «paraatstandgegevens»,
«timing advance gegevens» of het «paging systeem» waarmee voor een soepele afhandeling
van oproepen periodiek gepeild wordt waar een toestel zich in het netwerk bevindt.
Het wetsvoorstel voorziet dan ook uitdrukkelijk niet in een verplichting (en ook geen
grondslag) om dergelijke gegevens langer te bewaren dan de aanbieders momenteel doen.
Wel wordt er ten behoeve van de tellingen aan de hand van de verkeersgegevens berekend
wat de kansen zijn dat een toestel zich bij de start van een actieve verbinding in
een gemeente bevond. De uitkomst van deze berekeningen zijn de enige «nieuwe gegevens»
die ontstaan. Met het nieuwe zevende lid wordt ook verduidelijkt dat deze gegevens
na dertig dagen moeten worden vernietigd, zodra zij zijn gebruikt als input voor het
vaststellen van de afgeleide herkomst voor de tellingen op de dertigste dag. Belangrijk
is verder dat deze informatie (het resultaat van de berekening van de kans dat een
toestel zich in een gemeente bevond) mede als gevolg van de bewerking die in het nieuwe
derde lid wordt voorgeschreven, een minder precieze afgeleide is van de verkeersgegevens
die de opsporings- en veiligheidsdiensten al kunnen opvragen. Hoewel de resultaten
van deze berekeningen de tellingen statistisch relevanter maken, geven deze resultaten
een minder getrouw beeld van de daadwerkelijke locatie waar het toestel zich bevond
dan de brongegevens. Dit maakt dat deze «extra gegevens» geen bijdrage kunnen leveren
voor opsporingsdiensten en veiligheidsdiensten.
Derde lid
In het derde lid (nieuw) wordt, naast het beperken tot de reeds door de aanbieder
bewaarde verkeersgegevens van actieve verbindingen, ook geregeld dat de aanbieder
ten behoeve van het verkrijgen van de totaalaantallen per gemeente, een bewerking
uitvoert die de tellingen statistisch relevanter maakt en bovendien «statistische
ruis» toevoegt. Deze methode draagt er aan bij dat de uiteindelijk aan het CBS te
verstrekken totaalaantallen niet herleidbaar zijn tot identificeerbare individuen.
Deze werkwijze zou worden voorgeschreven aan de aanbieders in de aanwijzingen op grond
van het tiende lid (nieuw). Met dit nieuwe derde lid wordt deze anonimiserende methode
vastgelegd in het wetsvoorstel. Voor een uitgebreidere toelichting wordt verwezen
naar de eerder genoemde brief van 2 oktober 2020.
Vierde lid
De aanpassing van het vierde lid (nieuw) verduidelijkt dat er door de aanbieder als
gevolg van deze bepaling niet meer gegevens worden bewaard ten behoeve van het vaststellen
van de afgeleide herkomst, dan de statistische afgeleiden van de brongegevens die
de aanbieders zelf reeds bewaren.
Zevende lid
Het zevende lid (nieuw) maakt nogmaals duidelijk dat alle registraties van de gemeenten
waar de telefoon aanwezig is geweest volgens de verdeelsleutel bedoeld in het derde
lid, na dertig dagen worden vernietigd zodra de afgeleide herkomst met betrekking
tot de dertigste dag is bepaald. De extra gegevens die tijdelijk ontstaan ten behoeve
van het vaststellen van de afgeleide herkomst op grond van het wetsvoorstel worden
daarmee eerder vernietigd dan de verkeersgegevens waaruit deze gegevens worden afgeleid,
die de aanbieders al zelf bewaren op grond van artikel 11.5 van de Telecommunicatiewet.
Tiende lid
In het tiende lid (nieuw) is verduidelijkt dat de aanwijzing die de Minister van EZK
in overeenstemming met de Minister van VWS kan opleggen aan een aanbieder, geen andere
methodiek kan voorschrijven dan wat binnen de wettelijke bepalingen van het derde
en vierde lid is vastgelegd over de manier waarop de totaalaantallen en de afgeleide
herkomst tot stand worden gebracht.
Wijziging van artikel II
Met de wijzigingen van artikel II wordt de werkingsduur en mogelijkheid tot verlenging
van dit wetsvoorstel gelijk getrokken met hetgeen daar in de Tijdelijke wet maatregelen
COVID-19 over is bepaald.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.