Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk verslag over het rapport Clingendael: China's invloed op onderwijs in Nederland: een verkenning (Kamerstuk 35207-35)
2020D38594 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 3 juli 2020 inzake Rapport Clingendael:
China's invloed op onderwijs in Nederland: een verkenning (Kamerstuk 35 207, nr. 35).
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Verouden
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
3
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
5
•
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
6
II
Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
7
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het rapport van Clingendael:
China’s invloed op onderwijs in Nederland: een verkenning. Zij hebben hierover nog
enkele vragen en opmerkingen.
Inleiding
Deze leden lezen dat er twee middelen van beïnvloeding en inmenging bestaan, namelijk
positieve en negatieve. Is het bekend van welke van deze twee middelen China het meeste
gebruik maakt en hoe vaak dit gebeurt? Hoe verhoudt zich dit met andere landen, zoals
bijvoorbeeld met Iran?
Politieke beïnvloeding via Confucius Instituten
Deze leden lezen dat Chinese regelgeving voorschrijft dat alle Chinese burgers en
organisaties mee moeten werken met de Chinese inlichtingendienst als dat gevraagd
wordt en dat er ook diverse gevallen bekend zijn waarbij dit heeft plaatsgevonden.
Deze leden vragen of de personen in deze gevallen al vanaf het begin van de aanstelling
samenwerkten met de inlichtingendienst, of dat zij hier pas later voor werden benaderd.
Wat voor kennis werd er gedeeld in deze gevallen?
Confucius instituten in Nederland
De leden van de VVD-fractie lezen dat het Confucius Instituut Groningen (CIG) zogenaamde
«principals trips» organiseert naar China. Hoe vaak hebben personen van de omschreven
doelgroep deelgenomen aan een dergelijke reis? Wat waren de ervaringen?
Deze leden vragen hoeveel studenten in totaal studeren bij de Confucius instituten.
Daarbij vragen zij ook naar de verdeling Chinese en Nederlandse studenten die verbonden
zijn aan deze instellingen.
Bevindingen t.a.v. politieke beïnvloeding door Confucius Instituten
Voornoemde leden vragen of er kan worden verduidelijkt in cijfers wat «beperkt in
omvang» inhoudt.
Deze leden lezen dat het publieke debat rondom de Confucius instituten de gesprekpartners
zeer alert heeft gemaakt. Hoe krijgt deze alertheid vorm? Wordt hier actief naar gehandeld?
Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Deze leden lezen dat volgens gesprekspartners Chinese directeuren en docenten op de
hoogte zijn van het Nederlandse academische klimaat en hierdoor beter geen pogingen
doen tot politieke beïnvloeding. Vindt u dit voldoende overtuigend? Is het mogelijk
dat de Chinese overheid politieke beïnvloeding uitoefent via haar studenten? Is het
in het onderzoek meegenomen dat Chinezen gewend zijn aan een bepaalde mate van overheidsbemoeienis,
die hoger is dan voor Nederlanders, en zij daardoor wellicht minder goed kunnen bepalen
waar de grens ligt?
Beïnvloeding in onderwijs
De leden van de VVD-fractie lezen dat er op beperkte schaal politieke beïnvloeding
plaatsvindt rondom bijeenkomsten over China-gerelateerde thema’s aan Nederlandse universiteiten.
Zijn hier specifieke voorbeelden van bekend? Kan «beperkte schaal» worden toegelicht?
Beïnvloeding van studenten
Deze leden lezen dat studenten die opleidingen of cursussen op het gebied van China
volgen doen aan zelfcensuur. Betreft dit Nederlandse studenten in Nederland? Zo ja,
waarom wordt dit niet tegen gegaan? Stimuleren docenten de studenten om afstand te
nemen van deze zelfcensuur?
Voornoemde leden lezen dat sommige studenten actief Chinese beleidsdoelstellingen
promoten. Hoe krijgt deze actieve promotie vorm? Welke beleidsdoelstellingen worden
voornamelijk gepromoot? Vanuit welke motivatie promoot een student deze beleidsdoelstellingen?
Hoe werkt het in het geval dat er wordt opgemerkt dat een student aan actieve promotie
doet? Hoe en door wie wordt hierop gelet? Op welke manier vindt zo’n proces plaats?
Welke consequenties hangen eraan wanneer er wordt geconstateerd dat een student aan
actieve promotie doet?
Beïnvloeding bij academische uitgeverijen: Bevindingen
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Chinese markt voor veel uitgevers van dermate
groot commercieel belang is dat zij zelfcensuur accepteren. Wat vindt u hiervan? Waar
kunnen deze uitgevers terecht met hun zorgen en vragen ten aanzien van deze kwestie?
Overig
Deze leden lezen dat de Minister het rapport gaat gebruiken als inspiratie voor het
ontwikkelen van beleid en dat de Kamer dit in het najaar mag verwachten. Loopt dit
rapport inmiddels vertraging op? Zo ja, wanneer kunnen de leden dit rapport dan verwachten?
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap inzake Rapport Clingendael: China's invloed op onderwijs
in Nederland: een verkenning. Deze leden zijn teleurgesteld dat de Minister, ondanks
de stevige conclusie van het Clingendael instituut «dat het nu echt nodig is om beleid
te ontwikkelen en maatregelen te nemen» en het verzoek van de universiteiten om verantwoordelijkheid
te nemen en een nationale aanpak te ontwikkelen, alsnog concludeert dat er geen aanleiding
is tot hard ingrijpen.
Deze leden hebben over het rapport nog enkele vragen.
Confucius Instituten
De leden van de CDA-fractie hebben middels schriftelijke vragen al meerdere malen
hun zorgen geuit over de Confucius Instituten. Ziet de Minister, naar aanleiding van
de zorgen van het Instituut Clingendael over de Confucius Instituten, reden om bij
de desbetreffende hogescholen en universiteiten aan te dringen op stopzetting van
de samenwerking? Klopt het dat het contract in principe stilzwijgend verlengd wordt
per vijf jaar, als geen van de partijen negentig dagen van tevoren heeft opgezegd
en dat die datum nu al is verstreken? Zo ja, waarom heeft de Minister dit niet in
de beantwoording van de schriftelijke vragen aangegeven? Kan de Minister aangeven
of de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) de samenwerking heeft opgezegd? Indien de
RUG dit niet gedaan heeft willen deze leden graag weten welke andere mogelijkheden
er zouden zijn om de samenwerking komende vijf jaar te ontbinden en wat de consequenties
daarvan zijn.
Tevens willen deze leden graag weten wanneer het contract met Hogeschool Zuyd toe
is aan verlenging en welke randvoorwaarden hiervoor zijn opgesteld.
Zelfcensuur
De leden van de CDA-fractie zijn verontrust over de conclusies die het Instituut Clingendael
trekt over de mate waarin er in Nederland sprake is van zelfcensuur. Deze leden lazen
dat de universiteit van Oxford maatregelen heeft genomen om studenten te beschermen
tegen de Chinese veiligheidswet1. Wat vindt de Minister van dit initiatief van Oxford, willen de voornoemde leden
graag weten. Zouden Nederlandse instellingen dit voorbeeld moeten volgen? Zou dit
nu al mogelijk zijn of moet er eerst wet- en/of regelgeving hierop aangepast worden?
Het Instituut Clingendael adviseert om het bewustzijn van de risico’s van politieke
beïnvloeding in de samenwerking met China actief te versterken. Wat vindt de Minister
van de suggestie van deze leden om hierover een nationaal trainingsprogramma te ontwikkelen
wat door alle instellingen, KNAW2 en NWO3 gevolgd kan worden?
Veiligheidsdiensten
Leveren de veiligheidsdiensten dreigingsinformatie aan bij de Minister, zo willen
deze leden weten. In hoeverre kan de Minister deze informatie delen met de instellingen
en doet de Minister dat ook? Klopt het dat Nederlandse wetenschappelijke instellingen
en instituten gevraagd is om gezamenlijke activiteiten met Chinese instellingen, onderzoekers
of instituten in kaart te brengen en te melden?
Klopt het dat de veiligheidsdiensten volgens de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
de rol hebben om onderzoek te doen naar personen en/of organisaties die een dreiging
zouden kunnen vormen voor de nationale veiligheid en democratische rechtsorde? Gaat
dit tot op het niveau van inkomende onderzoekers en studenten, zo vragen deze leden.
Voortgezet onderwijs
In het Clingendael rapport wordt ten aanzien van het voortgezet onderwijs geconcludeerd
dat er geen sprake is van beïnvloeding zonder deze conclusie nader te onderbouwen.
Deze leden vragen de Minister te vragen aan de onderzoekers waar zij deze conclusie
op baseren en of dit ook gedaan is op basis van onderzoek naar zowel het voorgeschreven
als het daadwerkelijk gebruikte lesmateriaal. Wordt er verder ook door de Onderwijsinspectie
gekeken of er in de klas sprake is van beïnvloeding of zelfcensuur door de Chinese
docenten?
Overig
Tevens zijn deze leden benieuwd wanneer de Minister dit najaar haar beleid over de
positie van Nederland ten opzichte van China op het terrein van onderwijs en wetenschap
naar de Kamer stuurt en wat ze hier, op hoofdlijnen, van kunnen verwachten als de
Minister geen aanleiding ziet om hard in te grijpen. Erkent de Minister dat er door
de ontwikkelingen die door het Instituut Clingendael geschetst worden sprake is van
aantasting van academische vrijheid, vrijheid van meningsuiting en van de integriteit
van wetenschappelijke samenwerking en bestuurlijke besluitvorming? En dat deze ontwikkelingen
uiteindelijk resulteren in ondermijning van het internationale liberale klimaat?
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het rapport van Clingendael getiteld
«China’s invloed op het onderwijs in Nederland: een verkenning» en de aanbiedingsbrief
van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze leden constateren dat het
kabinet in het najaar de Kamer informeert over de positie van Nederland ten opzichte
van China op het terrein van onderwijs en wetenschap. Deze leden hebben ter voorbereiding
van het dan te voeren debat enkele vragen voor nadere informatie.
Politieke beïnvloeding via Confucius Instituten
Deze leden constateren dat op dit moment twee Confucius Instituten actief zijn. Deze
leden vragen of, en met welke bedragen de Nederlandse publieke kennisinstellingen
en decentrale overheden met de publieke bekostiging bijdragen aan de betreffende Confucius
Instituten. Zij vragen de Minister toe te lichten of deze geldstromen openbaar zijn.
Voornoemde leden lezen dat het Confucius Instituut Groningen een leerstoel Chinese
Cultuur en Taal aan de Rijksuniversiteit Groningen meefinanciert. Deze leden vragen
de Minister of er meer, en zo ja welke, statelijke actoren zijn die leerstoelen aan
Nederlandse kennisinstellingen financieren.
Politieke beïnvloeding bij Nederlandse universiteiten
De leden van de D66-fractie lezen dat het vermijden van onderzoek op politiek gevoelige
thema’s tot gevolg heeft dat de Nederlandse kennispositie ten aanzien van China wordt
aangetast. Het betreft met name op voor Nederland relevante onderwerpen. Deze leden
vragen de Minister of het kabinet dit herkent en op welke wijze het kabinet deze lacunes
in de kennispositie probeert op te vullen.
Deze leden vragen op welke wijze Nederlandse universiteiten bij actieve samenwerkingsverbanden
met Chinese partners in de praktijk ervoor zorgen dat onderzoekers conform de Gedragscode
Wetenschappelijke Integriteit (hierna: gedragscode) kunnen werken.
Deze leden lezen dat Chinese studenten zich soms geïntimideerd voelen en/of gediscrimineerd
worden in Nederland. Deze leden vragen de Minister toe te lichten of het kabinet en/of
de onderwijsinstellingen zich verantwoordelijk voelen voor het wegnemen van vooroordelen
en stereotyperingen. Zo ja, welke acties zijn er concreet ondernomen om de discriminatie
van studenten met een Chinese afkomst te verminderen?
De leden van de D66-fractie vragen of er signalen zijn dat Chinese studenten en onderzoekers
door China verplicht worden om zich te melden bij de Chinese ambassade en lid te worden
van een Chinese (studenten)organisatie.
Deze leden constateren dat in Oxford studenten voortaan scripties en papers over China
anoniem kunnen inleveren, groepscolleges soms vervangen worden door een-op-eengesprekken
en tijdens colleges over China geen opnames mogen worden gemaakt. De maatregelen zijn
bedoeld om de anonimiteit van studenten te borgen, nu Chinese autoriteiten op basis
van de nationale veiligheidswet in Hongkong iedereen, waar ook ter wereld, die kritiek
heeft op China vervolgd kan worden. Deze leden vragen de Minister of Nederlandse universiteiten
ook de mogelijkheid hebben om deze maatregelen te treffen?
Conclusies, implicaties, en aanbevelingen
Voornoemde leden vragen of, en op welke wijze de bestuursafdelingen van universiteiten
en andere publiek gefinancierde kennisinstellingen diepgaande kennis over (de risico’s
van samenwerken met) China verzamelen voorafgaand en tijdens samenwerkingsprojecten.
Deze leden vragen de Minister te verhelderen welke formele rol het Ministerie van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat,
het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de inlichtingendiensten op dit moment
hebben als een universiteit een samenwerkingsverband aangaat met een onderzoeksgroep
uit een onvrij land. Verschaffen zij bijvoorbeeld adviezen hoe inbreuk op wetenschappelijke
integriteit geborgd kan worden en is er een mogelijkheid om een (aanstaand) samenwerkingsproject
op te schorten?
De leden van de D66-fractie vragen de Minister welke bijzondere regelingen er op dit
moment bestaan ten aanzien van het inperken van risico’s door deelnemers aan het onderwijs
of onderzoek uit onvrije landen. Zijn er bijvoorbeeld regels over het al dan niet
toelaten van onderzoekers uit onvrije landen ten aanzien van dual-use technologieën?
Deze leden vragen toe te lichten welke departementen vanuit welke invalshoeken of
raakvlakken betrokken zijn bij de nog te verschijnen positionering van Nederland ten
opzichte van China op het terrein van onderwijs en wetenschap.
Voornoemde leden vragen de Minister of er contact is met andere Europese landen over
de positionering ten opzichte van China op onderwijs en wetenschap. Op welke wijze
waarborgen zij academische vrijheid en wetenschappelijke integriteit? Ziet zij aanknopingspunten
voor een Europese coördinatie of een gezamenlijke aanpak, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap inzake het rapport Clingendael:
China’s invloed op onderwijs in Nederland: een verkenning. Deze leden delen de conclusie
van het rapport dat onderwijssamenwerking met China zorgen met zich mee brengt over
financiële afhankelijkheid van China, ongewenste kennisoverdracht, spionage en politieke
beïnvloeding. Derhalve hebben deze leden enkele vragen.
Voornoemde leden lezen in het rapport dat herhaaldelijk en uitgebreider onderzoek
kan bijdragen aan het herkennen van patronen en naar verwachting een zorgelijker beeld
van toenemende Chinese politieke beïnvloeding in het onderwijs zal opleveren. Deze
leden zijn benieuwd of de Minister bereid is om op een systematische wijze uitgebreid
onderzoek uit te voeren naar de rol van China in het onderwijs. Zo nee, waarom niet?
Is de Minister bereid nader te onderzoeken of op dit moment CCP4-partijcellen aan Nederlandse universiteiten actief zijn op het gebied van politieke
beïnvloeding? Zo nee, waarom niet? Wat is de Minister bereid te ondernemen als blijkt
dat CCP-partijcellen wel actief zijn, zo vragen deze leden.
Voorst lezen de leden van de GroenLinks-fractie in het rapport dat de meerderheid
van de gesprekspartners behoefte heeft aan informatievoorziening over samenwerking
met China vanuit de Nederlandse overheid. Ook de VSNU5 vraagt de regering om op dit thema haar verantwoordelijkheid te nemen en een nationaal
plan van aanpak te maken6. Voornoemde leden vragen hoe de Minister deze rol wil vervullen. Is zij bereid een
proactief nationaal plan van aanpak te maken, zo vragen deze leden.
Voornoemde leden zien een vergelijkbare alarmerende trend in andere landen waar studenten
uit China een relatief grote inkomstenbron vormen voor onderwijsinstellingen. Zo is
het aandeel in collegegeldinkomsten inkomsten rond de 20 procent bij de 24 bekendste
en hoogst aangeschreven instellingen in het Verenigd Koninkrijk. Bij de University
of Glasgow is dit geschatte aandeel zelfs bijna 35 procent7. Ook in Australia zijn studenten uit China cruciaal geworden voor het onderwijssysteem,
omdat de overheid jarenlang heeft bezuinigd op het onderwijs8. Wat kan de Minister doen om te voorkomen dat ook Nederlandse onderwijsinstellingen
een significant deel van hun financiering uit studenten uit China halen? In hoeverre
hebben de bezuinigen op het onderwijs in Nederland de afhankelijkheid van buitenlandse
studenten vergroot?
Vindt de Minister het ook zorgelijk dat op dit moment 50 procent van een leerstoel
Chinese Cultuur en Taal aan de RUG wordt gefinancierd door de Chinese Ministerie van
Onderwijs? Zo nee, waarom niet?
Tenslotte lezen de leden van de GroenLinks-fractie dat binnen Nederlandse universiteiten
Chinese studenten een belangrijk doelwit van, en instrument voor politieke beïnvloeding
zijn. Zij voelen zich niet vrij in hun doen en laten. Deze leden vragen hoe studenten
uit China beschermd worden tegen de invloed van de Chinese overheid. Waar kunnen deze
studenten terecht indien ze te maken hebben met ongewenste beïnvloeding of censuur? Welke zekerheid en bijstand kan het kabinet en de onderwijsinstellingen
hen bieden, zo vragen deze leden.
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
E.M. Verouden, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.