Lijst van vragen : Lijst van vragen over de Beleidsdoorlichting Internationale Samenwerkingsoperaties 2012-2017 (Kamerstuk 33199-36)
2020D37287 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de Beleidsdoorlichting Internationale
Samenwerkingsoperaties 2012–2017 (Kamerstuk 33 199, nr. 36).
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De griffier van de commissie, Haveman-Schüssel
Nr
Vraag
1
Heeft het vervangen van de prioritaire landenbenadering door een fenomeenbenadering
gevolgen gehad voor de samenwerking met de 16 prioritaire landen uit de landenbenadering?
2
Uit hoeveel bilaterale liaison officers bestaat de huidige Nederlandse inzet?
3
Welke landen betreft de 16 geprioriteerde landen van Nederland?
4
Onder welke voorwaarden kunnen niet-geprioriteerde landen worden aangemerkt als geprioriteerd
en vice versa?
5
Hoeveel geprioriteerde landen zijn er de afgelopen jaren bijgekomen?
6
In hoeverre worden de landenprogramma’s individueel geëvalueerd?
7
Hoe verhouden de opgestelde doelstellingen en activiteiten zich tot de algemene drie
uitgangspunten van het Beleidskader Landenbeleid Internationale Politiesamenwerking
2013–2015?
8
Hoeveel kost het inzetten van een bilaterale liaison officer, uit welke kosten bestaat
dit bedrag en verschilt dit bedrag per land waar de liaison officer wordt geplaatst?
9
In hoeverre zijn tot dusver de kosten die verbonden zijn aan de inzet van bilaterale
politie liaison officers geëvalueerd en wordt op basis hiervan geïnventariseerd hoe
kan worden bespaard op deze kosten?
10
Hoe verhoudt de inzet en de rol van bilateraal ingezette liaison officers zich tot
de rol van nationale liaison officers bij Europol?
11
Om welke reden wordt de intensiteit van criminaliteitsrelaties tussen Nederland en
andere landen niet meer onderzocht sinds 2014?
12
Op welke manier worden geprioriteerde landen vastgesteld wanneer geen onderzoek meer
wordt gedaan naar de intensiteit van criminaliteitsrelaties tussen Nederland en andere
landen?
13
Staat een analyse van de intensiteit van criminaliteitsrelaties tussen Nederland en
andere landen door de politie op de planning? Zo ja, binnen welke termijn zal deze
analyse plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
14
In hoeverre wordt geïnventariseerd en is er inzicht in andere indicatoren die nodig
zijn om de criminaliteitsrelaties van Nederland met andere landen te kunnen meten?
15
Wordt binnenkort onderzoek gedaan naar de bijdrage van landenprogramma’s en liaison
officers op de negatieve effecten van de rol van Nederland in de internationale georganiseerde
misdaad? Zo ja, binnen welke termijn kunnen we dit onderzoek verwachten? Zo nee, waarom
niet?
16
In hoeverre is bij de totstandkoming van bilaterale politiesamenwerking ruimte voor
de inbreng en inzichten van partnerlanden?
17
Op welke manieren in de vorm van programma’s en andere maatregelen wordt door Nederland
invulling gegeven aan het instrument informatiedelen?
18
In hoeverre worden de knelpunten op het gebied van informatie delen waar landenprogramma’s
nu mee te maken hebben, zoals geïdentificeerd door de onderzoekers van de Universiteit
Utrecht, aangepakt?
19
In hoeverre wordt ingezet op het identificeren van indicatoren die professionalisering,
een van de veronderstellingen die ten grondslag ligt aan de internationale samenwerking,
kunnen meten?
20
Wordt onderzocht in hoeverre de inbreng van partnerlanden vergroot kan worden in het
samenstellen van landenprogramma’s van Nederland? Zo nee, waarom niet?
21
Om welke reden zijn geen doelen verbonden aan de veronderstelling dat landenprogramma’s
de expertise van de Nederlandse politie vergroten en is het kabinet voornemens deze
doelen te formuleren om vervolgens vast te kunnen stellen op welke terreinen de Nederlandse
politie expertise vergroot zou kunnen worden?
22
Gelet op de kostbare voorziening van politie liaison officers, om welke reden is de
doeltreffendheid van de inzet van dergelijke liaison officers in de periode van 2012–2017
niet onderzocht?
23
Gelet op de kostbare voorziening van politie liaison officers en de bijdrage van nationale
desken bij Europol, wordt er onderzocht in hoeverre Europol liaisons taken kunnen
overnemen van bilaterale politie liaisons? Zo nee, waarom niet?
24
In hoeverre wordt binnen de Nederlandse politie gestuurd op het gebruik van het Europol-kanaal
bij Europol ten opzichte van het benutten van bilaterale politie liaison officers?
25
Hoe worden landenprogramma’s en bilaterale politie liaison officers ingezet bij criminele
groepen die opereren in meerdere Europese landen naast Nederland?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
M.E. Haveman-Schüssel, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.