Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 574 Wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en enkele andere wetten met het oog op verbetering van de uitvoerbaarheid van toeslagen (Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen)
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
ARTIKEL V
ARTIKEL VI
ARTIKEL VII
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is maatregelen te treffen
waarmee de uitvoerbaarheid van de inkomensafhankelijke regelingen wordt verbeterd
door het versterken van de menselijke maat, het verbeteren van de praktische rechtsbescherming
en het voorkomen van schrijnende situaties als gevolg van partnerschap en daartoe
in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en enige andere wetten wijzigingen
aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt artikel 1.2 als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel e, wordt «de belastingplichtige door middel van een
schriftelijke huurovereenkomst» vervangen door «de belastingplichtige een verzoek
indient om niet als partner te worden aangemerkt van degene, bedoeld in de aanhef
van dit lid, bij welk verzoek de belastingplichtige door middel van een schriftelijke
huurovereenkomst». Voorts wordt «huurt van de ander» vervangen door «huurt van de
ander of dat beiden op zakelijke gronden een eigen gedeelte van de woning huren van
een derde».
2. In het zesde lid wordt «worden aangemerkt» vervangen door «worden aangemerkt of aangemerkt
zijn geweest». Voorts wordt «gehuwden» vervangen door «gehuwden, onderscheidenlijk
voormalige gehuwden».
3. In het negende lid wordt «het vierde lid, onderdeel c, en het achtste lid» vervangen
door «het eerste lid, onderdeel e, het vierde lid, onderdeel c, of het achtste lid».
4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
10. Op een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, het vierde lid, onderdeel
c, of het achtste lid beslist de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking.
ARTIKEL II
In de Wet kinderopvang wordt in artikel 1.5, eerste lid, «te betalen kosten» vervangen
door «betaalde kosten».
ARTIKEL III
In de Wet op de zorgtoeslag wordt artikel 2 als volgt gewijzigd:
1. Het vijfde lid vervalt, onder vernummering van het zesde tot en met achtste lid tot
vijfde tot en met zevende lid.
2. In het zesde lid (nieuw) wordt «in het zesde lid» vervangen door «in het vijfde lid».
ARTIKEL IV
De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 5a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen»
vervangen door «artikel 5a, eerste lid en derde tot en met zevende lid, van de Algemene
wet inzake rijksbelastingen».
2. In het tweede lid, onderdeel e, wordt «de belanghebbende door middel van een schriftelijke
huurovereenkomst» vervangen door «de belanghebbende een verzoek indient om niet als
partner te worden aangemerkt van degene, bedoeld in de aanhef van dit lid, bij welk
verzoek de belanghebbende door middel van een schriftelijke huurovereenkomst». Voorts
wordt «huurt van de ander» vervangen door «huurt van de ander of dat beiden op zakelijke
gronden een eigen gedeelte van de woning huren van een derde».
3. In het tweede lid vervalt onderdeel f, onder vervanging van de puntkomma aan het
slot van onderdeel e door «; of» en onder verlettering van onderdeel g tot f.
4. In het derde lid wordt «het tweede lid» vervangen door «het eerste of tweede lid».
Voorts wordt «ook als partner aangemerkt in de andere perioden van het berekeningsjaar»
vervangen door «vanaf de dag waarop het partnerschap ingevolge het eerste of tweede
lid is ontstaan, ook als partner aangemerkt in de daaropvolgende perioden van het
berekeningsjaar».
5. In het vierde lid wordt de tweede zin vervangen door twee zinnen, luidende: Indien
de belanghebbende op dat moment op grond van het eerste lid een partner heeft, blijft
het tweede lid buiten toepassing. Indien op dat moment geen persoon op grond van het
eerste lid als partner is aangemerkt, geldt als partner degene die op grond van de
in het tweede lid eerstgenoemde categorie als partner wordt aangemerkt.
6. Het zesde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Na de eerste zin wordt een zin ingevoegd, luidende: De eerste zin is van overeenkomstige
toepassing op personen die partners zijn op grond van het eerste lid.
b. De derde zin (nieuw) komt te luiden: Op verzoek van ten minste een van de partners,
bedoeld in de eerste of tweede zin, worden zij niet meer als partners aangemerkt voor
de duur van de opname van een van hen in het verpleeghuis of het verzorgingshuis.
7. Onder vernummering van het zevende tot en met negende lid tot achtste tot en met
tiende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
7. Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen worden twee ongehuwde
personen die met toepassing van de vorige leden als elkaars partners worden aangemerkt
of aangemerkt zijn geweest, voor de bepaling van aanverwantschap gelijkgesteld met
gehuwden, onderscheidenlijk voormalige gehuwden.
8. In het negende lid (nieuw) wordt «vijfde lid» vervangen door «vijfde lid, onderdeel a,».
9. In het tiende lid (nieuw) wordt «het vijfde lid, onderdeel b, of achtste lid» vervangen
door «het tweede lid, onderdeel e, het vijfde lid, onderdeel b, of het negende lid».
B
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling
van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn» vervangen door «die van
belang kunnen zijn voor:
a. de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming;
of
b. de bepaling van de hoogte van een voorschot op de tegemoetkoming of het herzien van
een voorschot, bedoeld in artikel 16, vijfde lid».
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Indien de persoon de aan hem gevraagde gegevens en inlichtingen niet op tijd heeft
verstrekt, maant de Belastingdienst/Toeslagen hem schriftelijk aan om binnen een daarbij
te stellen termijn van minimaal twee weken die gegevens en inlichtingen alsnog te
verstrekken. De Belastingdienst/Toeslagen wijst de persoon in de aanmaning op de mogelijke
gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting.
3. Het vierde lid komt te luiden:
4. Indien de gevraagde gegevens en inlichtingen niet zijn verstrekt binnen de aanmaningstermijn,
bedoeld in het derde lid, kan de Belastingdienst/Toeslagen de hoogte van de tegemoetkoming
of het voorschot ambtshalve bepalen of het voorschot herzien, bedoeld in artikel 16,
vijfde lid. Artikel 26b is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat
de redelijke termijn, bedoeld in artikel 26b, gelijk is aan de aanmaningstermijn,
bedoeld in het derde lid.
4. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:
5. De bevoegdheid tot ambtshalve bepalen of herzien, bedoeld in de eerste zin van het
vierde lid, kan door de Belastingdienst/Toeslagen niet worden gebruikt voor zover
het niet verstrekken van de gevraagde gegevens en inlichtingen binnen de aanmaningstermijn,
bedoeld in het derde lid, leidt tot een tegemoetkoming van nihil, een voorschot van
nihil of een herziening van een voorschot waarbij uitsluitend de uitbetaalde termijnen
gedurende het berekeningsjaar van dat herziene voorschot niet wijzigen.
6. Het vijfde lid is niet van toepassing indien de Belastingdienst/Toeslagen een redelijkerwijs
te vergen inspanning heeft verricht om de persoon die niet heeft voldaan aan de verplichting,
bedoeld in het eerste lid, in de gelegenheid te stellen alsnog de gevraagde gegevens
en inlichtingen binnen een redelijke termijn te verstrekken voordat die persoon is
aangemaand als bedoeld in het derde lid.
7. Indien de belanghebbende, zijn partner of een medebewoner gehouden is aan de inspecteur
een opgaaf te verstrekken van het niet in Nederland belastbaar inkomen en deze persoon
daaraan niet, dan wel niet binnen de daartoe gestelde termijn heeft voldaan, kan de
Belastingdienst/Toeslagen de hoogte van de tegemoetkoming of van het voorschot ambtshalve
bepalen.
C
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
2. Het terug te vorderen bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt volledig door de Belastingdienst/Toeslagen
teruggevorderd. Voor zover de nadelige gevolgen voor de belanghebbende van een volledige
terugvordering van het bedrag ingevolge het eerste lid onevenredig zijn in verhouding
tot de met die volledige terugvordering te dienen doelen, kan de Belastingdienst/Toeslagen
bij het vaststellen van de beschikking tot terugvordering een lager bedrag terugvorderen
dan het bedrag ingevolge het eerste lid.
3. In bij ministeriële regeling aan te wijzen gevallen herziet de Belastingdienst/Toeslagen
de onherroepelijk geworden beschikking tot terugvordering in het voordeel van de belanghebbende.
D
Na artikel 26 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 26a. Doelmatigheidsgrenzen
Indien een herziening van een toegekende tegemoetkoming of een verrekening van een
voorschot met een tegemoetkoming leidt tot een terug te vorderen bedrag, wordt dit
bedrag niet teruggevorderd indien dat niet meer bedraagt dan het bedrag, genoemd in
artikel 9.4, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001. Bij de vaststelling
van de beschikking tot toekenning van de tegemoetkoming of de beschikking tot herziening
van de tegemoetkoming, bedoeld in de eerste zin, wordt de beschikking tot terugvordering
vastgesteld op nihil. De eerste en tweede zin zijn van overeenkomstige toepassing
indien na de vaststelling van de beschikking tot toekenning van de tegemoetkoming
of de herziening, bedoeld in de eerste zin, het terug te vorderen bedrag bij het vaststellen
of het herzien van de beschikking tot terugvordering is verminderd ingevolge artikel 26,
tweede lid, en dat bedrag na die vermindering niet meer bedraagt dan het bedrag, genoemd
in artikel 9.4, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001.
Artikel 26b. Gelegenheid tot naar voren brengen zienswijze
1. Voordat de Belastingdienst/Toeslagen de beschikking tot toekenning van de tegemoetkoming,
bedoeld in artikel 14, de beschikking tot herziening van de tegemoetkoming, bedoeld
in artikel 21, of de beschikking tot terugvordering die samenhangt met die beschikking
tot toekenning of herziening van de tegemoetkoming vaststelt waarbij die beschikking
leidt tot voor de belanghebbende nadelige gevolgen die mogelijk onevenredig zijn in
verhouding tot de met de betreffende beschikking te dienen doelen, stelt de Belastingdienst/Toeslagen
de belanghebbende in de gelegenheid zijn zienswijze binnen een redelijke termijn naar
voren te brengen. De Belastingdienst/Toeslagen stelt de belanghebbende in ieder geval
in de gelegenheid tot het naar voren brengen van diens zienswijze indien de betreffende
beschikkingen in totaal leiden tot een terug te vorderen bedrag van ten minste € 1.500
per berekeningsjaar.
2. De Belastingdienst/Toeslagen geeft geen gelegenheid tot het naar voren brengen van
een zienswijze op een beschikking, indien die beschikking het gevolg is van:
a. een verzoek van of namens de belanghebbende waaraan door de Belastingdienst/Toeslagen
volledig tegemoet is gekomen; of
b. de verwerking van door of namens de belanghebbende aangeleverde gegevens.
3. De Belastingdienst/Toeslagen geeft eveneens geen gelegenheid tot het naar voren brengen
van een zienswijze indien de in het eerste lid bedoelde beschikking tot toekenning
van de tegemoetkoming uitsluitend het gevolg is van het beschikbaar komen of wijzigen
van het inkomensgegeven of van het door de inspecteur vastgestelde niet in Nederland
belastbaar inkomen.
E
In artikel 27, tweede lid, wordt «de beschikking tot toekenning onderscheidenlijk
de beschikking tot herziening van de tegemoetkoming» vervangen door «de beschikking
tot toekenning van de tegemoetkoming, tot herziening van de tegemoetkoming of tot
herziening van de terugvordering».
F
Artikel 31 komt te luiden:
Artikel 31. Uitstel van betaling en kwijtschelding
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot het verlenen van
uitstel van betaling en regels op grond waarvan aan de belanghebbende die niet in
staat is anders dan met buitengewoon bezwaar het bedrag van een terugvordering, de
met die terugvordering samenhangende rente, bedoeld in de artikelen 27 en 29, en kosten van invordering alsmede het bedrag van een bestuurlijke boete, geheel
of gedeeltelijk te voldoen, gehele of gedeeltelijke kwijtschelding kan worden verleend.
G
Na artikel 31 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 31bis. Geen kwijtschelding
De Belastingdienst/Toeslagen kan het bedrag van een terugvordering, de met die terugvordering
samenhangende rente, bedoeld in de artikelen 27 en 29, en kosten van invordering alsmede het bedrag van een bestuurlijke boete, niet geheel
of gedeeltelijk kwijtschelden.
H
Artikel 31bis vervalt.
I
In artikel 33, derde lid, wordt in de eerste zin «verschuldigd bedrag aan terugvordering
voor zover dat bedrag» vervangen door «verschuldigd bedrag aan terugvordering zonder
rekening te houden met de toepassing van artikel 26, tweede lid, voor zover het terug
te vorderen bedrag overeenkomstig artikel 26, eerste lid,». Voorts wordt in de tweede
zin «het gedeelte van de terugvordering dat in dezelfde verhouding staat tot het bedrag
van de terugvordering» vervangen door «het gedeelte van de terugvordering overeenkomstig
artikel 26, eerste lid, dat in dezelfde verhouding staat tot het bedrag van de terugvordering
zonder rekening te houden met de toepassing van artikel 26, tweede lid,».
J
Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Openbare lichamen met uitzondering van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius
en Saba en rechtspersonen die bij of krachtens een bijzondere wet rechtspersoonlijkheid
hebben verkregen, de onder hen ressorterende instellingen en diensten, lichamen die
hoofdzakelijk uitvoering geven aan het beleid van het Rijk, administratieplichtigen
als bedoeld in artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en verhuurders
van een woning als bedoeld in artikel 1, onderdeel k, van de Wet op de huurtoeslag
verstrekken kosteloos aan de Belastingdienst/Toeslagen desgevraagd alle gegevens en
inlichtingen die van belang kunnen zijn voor de uitvoering van deze wet, de daarop
berustende bepalingen of een inkomensafhankelijke regeling.
2. Onder vernummering van het tweede tot en met zesde lid tot derde tot en met zevende
lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Onverminderd de verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, zijn de bij algemene maatregel
van bestuur aan te wijzen lichamen, instellingen, diensten, rechtspersonen of personen
gehouden de bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gegevens en inlichtingen
waarvan de kennisneming voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van
de hoogte van de tegemoetkoming of het voorschot van een derde, het herzien van een
tegemoetkoming van een derde, bedoeld in de artikelen 21 en 21a, of het herzien van
een voorschot van een derde, bedoeld in artikel 16, vijfde lid, van belang kunnen
zijn eigener beweging te verstrekken aan de Belastingdienst/Toeslagen volgens bij
algemene maatregel van bestuur te stellen regels.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. Ingeval een lichaam, instelling, dienst, rechtspersoon of persoon de verplichting,
bedoeld in het eerste of tweede lid, is nagekomen maar van oordeel is dat de verplichting
onrechtmatig is opgelegd, kan op verzoek een vergoeding van kosten die rechtstreeks
verband houden met deze nakoming worden toegekend. De Belastingdienst/Toeslagen kent
bij beschikking een redelijke kostenvergoeding toe in geval van een onrechtmatig opgelegde
verplichting. Voor de toepassing van de wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep
wordt de rechtmatigheid van de opgelegde verplichting van het eerste of tweede lid
geacht deel uit te maken van het geschil in bezwaar en beroep tegen de beschikking
tot toekenning van een kostenvergoeding.
K
In artikel 40 wordt, onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde
tot en met vijfde lid, een lid ingevoegd, luidende:
2. De bestuurlijke boete, bedoeld in het eerste lid, kan door de Belastingdienst/Toeslagen
ter zake van een verzuim ten aanzien van een verplichting als bedoeld in artikel 18,
eerste lid, slechts worden opgelegd indien de Belastingdienst/Toeslagen:
a. een redelijkerwijs te vergen inspanning heeft verricht om de persoon die niet heeft
voldaan aan een verplichting als bedoeld in artikel 18, eerste lid, in de gelegenheid
te stellen alsnog de gevraagde gegevens en inlichtingen binnen een redelijke termijn
te verstrekken voordat die persoon is aangemaand als bedoeld in artikel 18, derde
lid; en
b. de gegevens of inlichtingen niet zijn verstrekt binnen de aanmaningstermijn, bedoeld
in artikel 18, derde lid.
L
Artikel 41, vijfde lid, komt te luiden:
5. In afwijking van het eerste lid kan de Belastingdienst/Toeslagen ter zake van een
vergrijp ten aanzien van een verplichting als bedoeld in artikel 38, eerste of tweede
lid, een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste het bedrag van de vierde categorie,
bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
ARTIKEL V
1. De in artikel IV, onderdeel D, opgenomen artikelen 26a en 26b van de Algemene wet
inkomensafhankelijke regelingen vinden voor het eerst toepassing met betrekking tot
berekeningsjaren die aanvangen op of na 1 januari 2021.
2. Artikel 38 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen zoals dat luidde op
31 december 2020 blijft van toepassing met betrekking tot berekeningsjaren die zijn
aangevangen voor 1 januari 2021.
ARTIKEL VI
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2021 met dien verstande dat:
a. artikel I en artikel IV, onderdelen A, onder 7, F en H, in werking treden op een bij
koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen
daarvan verschillend kan worden vastgesteld;
b. artikel IV, onderdelen B en K, met ingang van 1 januari 2022 in werking treedt.
ARTIKEL VII
Deze wet wordt aangehaald als: Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Financiën,
De Staatssecretaris van Financiën,
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Minister voor Medische Zorg,
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
PVV | 20 | Voor |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
PvdD | 4 | Voor |
50PLUS | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Voor |
Krol | 1 | Voor |
Van Haga | 1 | Voor |
Van Kooten-Arissen | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.