Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda informele Raad Buitenlandse Zaken Handel van 20 en 21 september 2020 (Kamerstuk 21501-02-2199)
2020D35193 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan
de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over o.a. de brief
inzake Geannoteerde agenda informele Raad Buitenlandse Zaken Handel van 20 en 21 september 2020 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2199).
De voorzitter van de commissie, De Roon
De adjunct-griffier van de commissie, Meijers
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Algemeen
2
Herziening van het EU-handelsbeleid
2
Europese Staalindustrie
6
Voortgangsrapportage handelsakkoorden
7
Verslag videoconferentie Raad Buitenlandse Zaken Handel van 9 juni 2020
7
Verslag SO over o.a. de geannoteerde agenda VTC RBZ/Handel van 9 juni 2020
7
Reactie op de motie Ouwehand c.s. inzake intrekken steun Mercosur-verdrag
8
Reactie op de motie Weverling inzake internationaal aanbestedingsinstrument
9
Overig
10
II.
Antwoord/Reactie van de Minister
11
III.
Volledige agenda
11
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Algemeen
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor de toegezonden stukken. Zij hebben
hier nog enkele vragen over.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
op de agenda voor het Schriftelijk Overleg Raad Buitenlandse Zaken Handel. Deze leden
willen hierover nog enkele vragen en opmerkingen voorleggen aan de Minister.
De leden van de GroenLinks-fractie danken de regering voor het toezenden van de geannoteerde
agenda. Zij zijn verheugd dat een momentum lijkt te ontstaan voor een (groene) kentering
in het handelsbeleid. Deze leden hebben enkele opmerkingen en vragen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
Informele Raad Buitenlandse Zaken Handel in Berlijn op 21 september 2020 en hebben
daar een aantal vragen over.
De leden van de PvdA fractie hebben de geannoteerde agenda met belangstelling gelezen
en zijn blij met de inzet van de Minister met betrekking tot gepaste zorgvuldigheid.
Toch hebben zij nog enkele vragen.
Herziening van het EU-handelsbeleid
De leden van de VVD-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat zowel de Kamerbrief
over de kabinetsinzet als het Frans-Nederlandse non-paper in samenhang gezien moeten
worden als de Nederlandse inzet bij de discussie over de herziening van het EU-handelsbeleid.
In dit verband vragen voorgenoemde leden of de Minister kan toelichten hoe, in haar
inzet, de Europese Commissie verwacht dient te worden om op basis van wederzijds vertrouwen
handelsverdragen te sluiten met derde landen wanneer tariefverlagingen in dergelijke
handelsverdragen eenzijdig door de EU kunnen worden «teruggetrokken»? Kan de Minister
dat toelichten? Kan zij eveneens toelichten op welke wijze het te rechtvaardigen is
dat op basis van het non-paper het kennelijk de kabinetsinzet is dat ondernemers in
de Europese Unie of in een derde land waarmee een handelsakkoord gesloten is het slachtoffer
dienen te worden van het niet naleven van duurzaamheidsafspraken door die derde landen?
De leden van de VVD-fractie lezen in de kabinetsinzet dat door de Minister steun wordt
uitgesproken voor handelsakkoorden, daar deze toegang tot derde markten faciliteren,
handelsbelemmeringen wegnemen en nieuwe kansen voor Nederlandse ondernemers creëren.
Voorgenoemde leden zijn dit volledig met de Minister eens. Gezien dit grote belang
vragen zij waarom het belang van het overeenkomen van handelsverdragen die nu onderhandeld
worden, zoals met Indonesië of Australië, niet in de kabinetsinzet benoemd worden.
Deelt de Minister de mening dat het van groot belang is dat deze lopende handelsonderhandelingen
zo snel mogelijk worden afgerond, om ook deze markten te openen voor Nederlandse ondernemers?
Verder vragen de voorgenoemde leden of de Minister de opvatting deelt dat handelsverdragen
en handelsbeleid in de eerste en belangrijkste plaats het doel heeft om toegang tot
derde markten te faciliteren, handelsbelemmeringen weg te nemen en nieuwe kansen voor
ondernemers, werknemers en (ontwikkelings-)landen te creëren?
Daarnaast merken de voorgenoemde leden op dat het van het allergrootste belang voor
onze economie is dat de wereldhandel en de export weer gaan aantrekken. Hierin is
Nederland uiteraard afhankelijk van de economische ontwikkelingen in het buitenland,
maar de ernst van de situatie vraagt ook om een zo ambitieus mogelijke inzet van de
EU op dit punt. Er is dit jaar € 23 miljard exportwaarde verdampt en 6 op de 10 internationale
ondernemers geeft aan nog steeds belemmeringen te ervaren als gevolg van de coronacrisis.
Kan de Minister toelichten hoe zij tijdens de Raad voornemens is om aandacht te vragen
voor de precaire positie van de wereldhandel? Welke gelegenheden ziet zij voor de
Commissie om nog intensiever handelsbelemmeringen te identificeren en (derde) landen
die voor deze handelsbelemmeringen verantwoordelijk zijn aan te spreken? Welke rol
kan de EU volgens haar spelen bij het informeren van Europese ondernemers over de
geldende handelsbelemmeringen in derde landen?
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister het tijdpad te schetsen aangaande de
herziening van het EU-handelsbeleid. Deze leden vragen de Minister aan te geven in
hoeverre het behoud van een vorm van geschillenbeslechting onderdeel uit moet blijven
maken van het EU handelsbeleid. Tevens vragen deze leden naar de voortgang van het
model investeringsbeschermingsakkoord zoals voorgesteld door de Minister en in behandeling
bij de Europese Commissie. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in de discussie
naast strategische autonomie van de EU, het gendersensitief handelsbeleid en een specifieke
duurzaamheidsinzet nadrukkelijk aandacht te vragen voor de incorporatie van de strategische
EU-Afrika agenda wanneer het gaat om herziening van het Europese handelsbeleid. Tevens
vragen deze leden de Minister aan te geven in hoeverre het midden- en kleinbedrijf
(mkb) de maat is in de voorgenomen Europese plannen tot herziening van het handelsbeleid.
Hierover is weinig terug te lezen in de EU Trade Policy Review, hetgeen de leden van de CDA-fractie de Minister doet vragen voor wie deze review
precies geschreven is. Tenslotte vragen de leden van de CDA-fractie over dit onderwerp
dat de EU bij het bevorderen van handel nadrukkelijk rekening houdt met het beschermen
van vitale economische sectoren wanneer deze met oneerlijke concurrentie door bijvoorbeeld
staatssteun te maken krijgen.
Op de agenda van de informele Raad staan gesprekken over hoe de economische impact
van COVID-19 het best aangepakt kan worden. De leden van de CDA-fractie vragen de
Minister waarom hierover niets in de geannoteerde agenda staat en verzoeken de Minister
aan te geven wat ze zal inbrengen bij dit punt. Deze leden verzoeken de Minister tevens
in het verslag van de Raad de best practices van deze discussie te benoemen. In dit licht vragen deze leden of de EU Trade Policy Review gezien moet worden als een reactie op COVID-19. De leden van de CDA-fractie zijn
van mening dat de internationale handelsverhouding al voor de pandemie volledig uit
balans was en dit terecht een diepere discussie vereist over de gevolgen voor de wereldhandel.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om een nadere toelichting te geven
en concrete voorbeelden aan te dragen aangaande het Brussel-effect zoals wordt genoemd
in de brief over de EU trade policy review. Tevens vragen deze leden de Minister hoe het Brussel effect geïntegreerd kan worden
in het debat over de verschillende handelsverdragen die de EU afsluit.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Nederlands-Franse
non-paper over handel en duurzaamheid. Het is goed dat Nederland het initiatief neemt
om het Europese handelsbeleid te verduurzamen en de Europese handelsambities naar
een hoger plan te tillen. De oud-Eurocommissaris Hogan heeft inmiddels aangegeven
dat sommige punten uit het non-paper ten uitvoering zullen worden gebracht en anderen
verder kunnen worden uitgewerkt. Kan de Minister toelichten welke punten worden uitgevoerd
en welke punten nog nader moeten worden uitgewerkt? In het non-paper wordt gesproken
over het belonen van partnerlanden die Trade and Sustainable Development (TSD) hoofdstukken van handelsakkoorden naleven. Kan de Minister een beeld schetsen
van hoe een dergelijke beloning eruit zou kunnen zien? Het is goed dat de Minister
beoogt om betere sociaaleconomische analyses te laten uitvoeren om gedetailleerdere
voorspellingen te kunnen doen over de effecten van handelsverdragen. Kan de Minister
aangeven welke sociaaleconomische effecten beter in kaart moeten worden gebracht?
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de kabinetsinzet
in de EU Trade Policy Review. Deze leden waarderen de vergrote ambitie op het gebied van duurzaamheid en Internationaal
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO). Een oproep voor een EU-actieplan op
het gebied van IMVO is een stap in de goede richting. De leden van de D66-fractie
zouden ook graag zien dat Nederland de voortrekkersrol op dit gebied behoud. Welke
rol ziet de Minister voor Nederland weggelegd in het realiseren van het EU-actieplan?
Kan de Minister nader toelichten hoe de ambities op het gebied van IMVO terugkomen
in de kabinetsinzet aangaande de EU Trade Policy Review?
De leden van de D66-fractie verwelkomen de komst van de Chief Trade Enforcement Officer (CTEO). Om de normatieve kracht van de EU effectief te benutten, is het van belang
dat nauwlettend in de gaten wordt gehouden of partnerlanden zich houden aan wederzijds
afgesproken normen. Welke middelen heeft de CTEO ter beschikking om te controleren
op eventuele overtredingen? Welke concrete stappen zouden volgens de Minister ondernomen
moeten worden, indien een overtredingen worden geconstateerd? Kan de Minister toelichten
hoe de Kamer geïnformeerd zal worden over de werkzaamheden van de CTEO?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn positief over het feit dat de EU haar handelsbeleid
tegen het ligt houdt in het kader van de recente mondiale ontwikkelingen. Deze leden
steunen de ideeën die de Minister samen met haar Franse ambtsgenoot op papier heeft
gezet en die zij tot inzet maakt bij deze besprekingen. Deze leden vragen of er reeds
(informeel) contact is geweest met de Europese Commissie en/of andere lidstaten over
het Frans-Nederlandse non-paper en of hieruit al iets kan worden geconcludeerd aangaande
de steun voor en haalbaarheid van de voorstellen in het non-paper.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wanneer een uitkomst kan worden verwacht
van de te voeren discussie over het herzien van het handelsbeleid, en hoe dit zijn
weerslag zal hebben op de lopende onderhandelingen over handelsverdragen.
Allereerst is het goed dat het Europese handelsbeleid op de schop gaat, zo stellen
de leden van de SP-fractie. De coronacrisis heeft onomstotelijk blootgelegd dat het
blinde streven naar steeds minder democratisch opgelegde beperkingen voor vrijhandel
en buitenlandse investeringen, ongeacht de afkomst of het doel daarvan, veel negatieve
gevolgen heeft voor de economie en de samenleving. Het kabinet geeft aan te willen
blijven profiteren van vrije handel en dat het de ontvlechting van waardeketens wil
voorkomen. Ondertussen neemt de roep om strategische autonomie toe. De leden van de
SP-fractie verwelkomen het streven naar autonomie op essentiële zaken, bijvoorbeeld
in zorgmaterialen. Deze leden vragen de Minister hoe zij gaat voorkomen dat haar vastklampen
aan vrijhandel gaat botsen met het streven naar strategische autonomie. De leden van
de SP-fractie vragen een toelichting op het krachtenveld in de Raad met betrekking
tot het spanningsveld tussen strategische autonomie enerzijds en het vastklampen aan
vrijhandel anderzijds.
Hoe ziet Minister die naleving voor zich van de duurzaamheidsstandaarden in handelsakkoorden,
zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Welke rol ziet Minister hier voor het bedrijfsleven
en hoe kan en gaat het bedrijfsleven hier actief een rol in spelen?
Het kabinet acht het van belang dat ook in de WTO-onderhandelingen duurzaamheid een
centrale rol krijgt. Welke definitie van duurzaamheid hanteert kabinet hier? Zijn
dat alleen zogenaamde «groene» goederen en diensten?
In het Nederlands-Franse non-paper doet de Minister een aantal voorstellen om de voortrekkersrol
van de EU in het belang van duurzame ontwikkeling – zowel de economische, sociale
als milieudimensie – te behouden en kracht bij te zetten. Erkent de Minister dat handel
moet bijdragen aan het halen van de klimaatdoelen? En dat daarom niet alleen de duurzaamheidscriteria,
maar juist de volledige handelsovereenkomsten in dienst gesteld moeten worden van
deze doelen? Kortom, de vraag is: welke handel draagt bij aan verduurzaming van de
wereld in plaats van hoe kunnen we onze handel verduurzamen?
De leden van de PvdA fractie merken op dat de Minister oproept om te streven naar
ambitieuzere Trade and Sustainable Development-hoofdstukken en een effectieve implementatie daarvan, inclusief op het gebied van
arbeidsrechten. Dat is een nobel streven, maar de leden hebben zorgen over de uitvoering
en naleving ervan. In de antwoorden op de schriftelijke vragen d.d. 4 september jl.
(2020Z14314) schrijft het kabinet dat Nederlandse en Europese bedrijven moeite hebben om aannemelijk
te maken dat bijvoorbeeld textiel uit Xinjiang zonder dwangarbeid of andere mensenrechtenschendingen
worden geproduceerd; dat zij zelf geen zicht hebben op bedrijven die via hun toeleveringsketen
zijn gelinkt aan de situatie in Xinjiang. Over de rol van het kabinet is de inzet
nog immer dat zij bedrijven wijzen op hun verantwoordelijkheid om internationaal maatschappelijk
verantwoord te ondernemen, conform de richtlijnen voor multinationale ondernemingen
van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO-richtlijnen).
Het toepassen van gepaste zorgvuldigheid is de verantwoordelijkheid van bedrijven.
Waarom zou dit in EU-verband beter gaan als het blijft bij «streven naar» en «oproepen
tot», zonder toezicht op daadwerkelijke naleving?
Ook willen de leden van de PvdA-fractie graag weten welke juridische middelen de door
de Europese Commissie aangestelde Chief Trade Enforcement Officer heeft om zich sterk in te zetten voor goede implementatie, naleving en handhaving
van afspraken op het gebied van handel en duurzame ontwikkeling. En hoe zou dat er
in het concrete geval van bedrijven die moeite hebben om aannemelijk te maken dat
bijvoorbeeld textiel uit Xinjiang zonder dwangarbeid of andere mensenrechtenschendingen
worden geproduceerd uit zien?
Ook constateren de leden van de PvdA-fractie dat er op dit moment te weinig bescherming
is voor actievoerders die opkomen voor het milieu en vakbondsleiders die zich inzetten
voor arbeiders. Handelsverdragen spelen daarbij wel degelijk een rol. Hoe gaat de
Minister handelsverdragen inzetten bij de bescherming van de krimpende ruimte voor
het maatschappelijk middenveld?
Een van de punten uit het Nederlands-Franse non-paper is ook het inrichten van een
gestroomlijnd mechanisme aan de EU-zijde dat het maatschappelijk middenveld de mogelijkheid
geeft om een klacht in te dienen, wanneer derde landen zich niet houden aan de duurzaamheidsafspraken
in bilaterale handelsakkoorden. Kan de Minister toelichten wat zij hiermee bedoelt?
Hoe verhoudt dit zich tot het plan van de Europese Commissie om te komen met wetgeving
over gepaste zorgvuldigheid? Hoe verhoudt dit zich tot het klachtenmechanisme waar
de VN nu mee bezig is?
De leden van de PvdA-fractie roepen het kabinet op om Conventie 190 Eliminating Violence and Harassment in the World of Work van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) te ratificeren en de ratificatie hiervan
door andere EU-staten aan te moedigen. Landen waarmee de EU handelsakkoorden sluit,
zouden ook aangespoord moeten worden de ILO-conventies te ratificeren en te implementeren.
Is de Minister hiertoe bereid?
Voor een holistische benadering op gendersensitief handelsbeleid moeten handelspartners
van de EU ook aangemoedigd worden om belangrijke klimaat- en mensenrechtenverdragen
te ondertekenen en uit te voeren, zoals Convention on the Elimination of Discrimination Against Women (CEDAW), Convention on the Rights of the Child (CRC) en Convention on Biological Diversity (CBD). Hoe geeft de Minister hier gestalte aan?
Daarnaast menen de leden van de PvdA-fractie dat het cruciaal is dat Nederland zich
inzet voor een gendersensitieve implementatie van de UN Guiding Principles via de Gender Dimensions of the Guiding Principles of Business and Human Rights. Binnen de EU kan Nederland leiderschap tonen door zich hard te maken voor een proactieve
rol in de onderhandelingen over de UN Binding Treaty on Transnational Companies en Human Rights. Aandacht voor gender impact assessments, access to remedy voor vrouwen bij mensenrechtenschendingen door bedrijven en de bescherming van vrouwelijke
mensenrechtenverdedigers is hier onontbeerlijk. Zeker nu we in het midden van de COVID-19
crisis een stijging van geweld tegen (vrouwelijke) mensenrechtenactivisten zien, zoals
in Colombia of de Filipijnen. Hoe denkt de Minister hierover en is zij bereid in EU-verband
een hier een leidende rol in te spelen?
Europese Staalindustrie
De leden van de CDA-fractie vragen een korte gedetailleerde update van de Minister
over de stand van de Nederlandse staalindustrie. Deze leden vragen hierbij in te gaan
op de consequenties van de vrijwaaringsmaatregelen voor productie, werkgelegenheid
en exportcijfers. De regering acht het op dit moment van belang om extra in te zetten
op een dialoog met de Amerikaanse autoriteiten met als doel het opheffen van de tarieven
op staal. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister aan te geven wanneer deze
gesprekken plaatsvinden en verzoeken de Minister de Kamer actief te informeren over
de voortgang van deze gesprekken.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om extra aandacht voor en het adresseren
van zorgen over de relatie met en optreden van de VS als het gaat om handelsrelaties
tussen de EU en de VS en de VS als economische bondgenoot. De leden van de CDA-fractie
vragen ten eerste aan de Minister of er mogelijkheden zijn om de Philips beademingsapparaten
welke de VS weigert af te nemen in EU verband wel weg te zetten.
Tot vandaag, 14 september, hebben chipmakers te tijd om hun lopende contracten met
Huawei af te handelen om te voorkomen dat ze in de problemen komen met de VS. Het
wordt Nederlandse chipmakers zo onmogelijk gemaakt handel te drijven met China vanwege
secundaire sancties van de VS. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om toe
te lichten wat precies de sancties van de VS inhouden. De leden van de CDA-fractie
vragen de Minister om met spoed in kaart te brengen welke consequenties deze Amerikaanse
sancties hebben voor de Nederlandse tech-sector. Bovendien vragen deze leden de Minister
dit optreden van de VS tijdens de Raad te adresseren en indien mogelijk een EU antwoord
te formuleren. Deze maatregelen van de VS zijn telkens eenzijdig en beïnvloeden de
Europese handelsagenda aanzienlijk. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister
wat het antwoord van de EU is op deze veranderende houding van de VS en hoe voorkomen
kan worden dat de EU telkens achter de VS aanloopt en omslachtige antwoorden formuleert
op secundaire sancties. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister de EU te verzoeken
een effectiever antwoord op de VS te formuleren en dat eveneens vanuit Nederland te
doen om eventueel het voortouw in de EU te nemen wanneer effectieve acties van de
Europese Commissie achterblijven.
Voortgangsrapportage handelsakkoorden
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de voortgangsrapportage handelsakkoorden
dat de Europese Commissie zal verkennen welke mogelijkheden er zijn om de onderhandelingen
over het Milieugoederenakkoord via de Wereldhandelsorganisatie (WTO) te hervatten.
Deze leden vragen of dit inmiddels is gebeurd, en zo ja wat hier de uitkomsten van
zijn. Indien dit nog niet is gebeurd, vragen deze leden op welke termijn de Europese
Commissie hier helderheid over kan geven.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister bereid is om bij de Europese
Commissie te pleiten voor het loslaten van de Investment Court System-bepaling in het conceptverdrag met Mexico. Deze leden vragen de Minister of zij niet
met hen anticipeert dat een verdrag met geschillenrecht dat alleen open staat voor
investeerders, hoe modern en transparant ook, bij ratificatie in de lidstaten op verzet
zal stuiten.
Verslag videoconferentie Raad Buitenlandse Zaken Handel van 9 juni 2020
De leden van de VVD-fractie lezen in het verslag dat de Commissaris heeft aangegeven
dat aan een deel van de voorstellen in het Frans-Nederlandse non-paper «binnenkort
reeds uitvoering zal worden gegeven». Kan de Minister toelichten voor welke voorstellen
uit het non-paper dit geldt? Verder vragen voorgenoemde leden op welke termijn het
in het verslag aangehaalde investeringsakkoord tussen de EU en Vietnam naar verwachting
ter ratificatie zal worden aangeboden.
Verslag schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda VTC Raad Buitenlandse
Zaken Handel van 9 juni 2020
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Commissie met een aantal initiatieven zal
komen om de strategische risico’s in bepaalde waardeketens te verminderen, waaronder
een strategische investeringsfaciliteit. Kan de Minister aangeven in welk stadium
van totstandkoming deze initiatieven zich op dit moment bevinden en op welke termijn
hierover concrete voorstellen kunnen worden verwacht?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom de Minister in de antwoorden in het
verslag van het schriftelijk overleg van de Raad Buitenlandse Zaken Handel d.d. 9 juni
2020 aangeeft geen bekend tijdpad te hebben voor de indiening van de ratificatiewetten
inzake de investeringsverdragen met Vietnam en Singapore. Deze leden horen graag wanneer
de Minister verwacht deze wetten bij de Raad van State aanhangig te maken, en indien
zij hier niet op kan antwoorden horen zij hier graag een verklaring voor.
Reactie op de motie Ouwehand c.s. inzake intrekken steun Mercosur-verdrag
De leden van de VVD-fractie lezen in de reactie van de Minister dat het Kabinet vooralsnog
geen standpunt heeft ingenomen met betrekking tot het verlenen van steun aan het Mercosur-verdrag,
omdat de volledige verdragstekst nog niet beschikbaar is. Kan de Minister aangeven
of los van de inhoudelijke beoordeling van de precieze verdragstekst zij een positieve
grondhouding kent ten opzichte van het Mercosur-verdrag, mede in het licht van het
door haar erkende cruciale belang van vrijhandel en handelsliberalisering, de noodzaak
van de versterking van de exportpositie van Nederland en de economische kansen die
de vrijhandelszone tussen de EU en Mercosur biedt voor de Nederlandse economie en
het Nederlandse bedrijfsleven?
De leden van de CDA-fractie danken de Minister voor de brief als reactie op de motie
Ouwehand over Mercosur. Deze leden onderschrijven het uitgangspunt van de Minister
dat het kabinet geen standpunt in dient te nemen voordat de daartoe benodigde stukken
beschikbaar zijn. De leden van de CDA-fractie vragen naar de voortgang van de juridische
check van het Mercorsur-verdrag. Voorts vragen deze leden de Minister een kort overzicht
te geven van de standpunten en eventuele aanpassing daarvan aangaande Mercosur van
de verschillende EU-lidstaten de afgelopen periode.
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de Minister in haar brief over de
door de Kamer aangenomen motie inzake het intrekken van de steun aan de onderhandelingen
voor het Mercosur-handelsverdrag niet aangeeft de motie te hebben uitgevoerd, dan
wel dat zij voornemens is dit op korte termijn alsnog te doen. Deze leden merken op
dat de motie de Minister verzoekt bij de Europese Commissie te kennen te geven dat
Nederland het voorliggende ontwerp van het Mercosur-handelsakkoord niet zal steunen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom de Minister zich verheven voelt boven
het uitvoeren van door de Tweede Kamer aangenomen moties.
De leden van de SP-fractie lezen dat de juridische revisie van de handelsovereenkomst
tussen de EU en de Mercosur-landen is afgerond en dat er nu wordt gewerkt aan de vertaling
van de eindtekst naar de alle officiële EU-talen. In de voortgangsrapportage handelsakkoorden
is te lezen dat het kabinet zijn positie pas zal bepalen als het de daartoe benodigde
stukken voorhanden heeft. De leden van de SP-fractie vragen de Minister of zij hiermee
een meerderheid in de Kamer tegen dit verdrag negeert. Niet alleen de Tweede Kamer
in Nederland is in meerderheid tegen. Driekwart van de geconsulteerde burgers uit
Duitsland, Frankrijk, Nederland en Spanje is van mening dat het EU-Mercosur verdrag
met de vier Zuid-Amerikaanse landen van tafel moet als het leidt tot ontbossing. Dit
blijkt uit een onderzoek dat onderzoeksbureau YouGov heeft afgenomen onder ruim 5000
mensen uit deze landen. De leden van de SP-fractie vragen de Minister om kennis te
nemen van dit onderzoek alvorens zij afreist naar Berlijn en dit ter sprake te brengen
als het Mercosur-verdrag wordt besproken.
De leden van de PvdA fractie hebben ook nog enige vragen over het Mercosur-verdrag.
De Minister stelt dat we via handelsdeals, zoals bijvoorbeeld de EU-Mercosurdeal,
druk kunnen uitoefenen op de milieu en mensenrechtensituatie in andere landen. Maar
in het geval van deze EU-Mercosurdeal lijkt het meer op een beloning voor de anti-
milieu en anti-mensenrechtenagenda van Bolsonaro: de Europese Commissie heeft het
principeakkoord gesloten met Brazilië en de andere Mercosur-landen, terwijl de regering-Bolsonaro
haar agenda om milieu en klimaatbescherming en inheemse rechten te verzwakken, al
uit rolde. Bolsonaro heeft dus kunnen zien dat zijn verwoestende agenda niet alleen
wordt getolereerd door de EU en ook door Nederland, maar ook daadwerkelijk wordt beloond.
Hoe denkt de Minister dat een handelsdeal ervoor gaat zorgen dat Bolsonaro zich in
de toekomst anders zal gedragen?
Reactie op de motie Weverling inzake internationaal aanbestedingsinstrument
De leden van de VVD-fractie wijzen op de toenemende urgentie van het tot stand komen
van een internationaal aanbestedingsinstrument (IPI) in Europees verband. Mede in
het licht van de (verwachte) toegenomen publieke uitgaven als gevolg van steun- en
stimuleringsmaatregelen voor de economie menen voorgenoemde leden dat het zaak is
dat een gelijk speelveld tussen Europese en niet-Europese ondernemers zo snel mogelijk
gerealiseerd wordt. In dat licht hebben voorgenoemde leden enkele vragen. Kan de Minister
toelichten hoe het krachtveld in de Raad ten aanzien van IPI op dit moment is? Wat
zijn de knelpunten bij de snelle totstandkoming van IPI? Kan de Minister toelichten
welk tijdspad voor de totstandkoming van IPI zij idealiter voor zich ziet en wat hierbij
belemmeringen kunnen zijn? Is zij bereid om bij de komende Raden en in het kader van
de herziening van het Europese handelsbeleid te pleiten voor een snelle totstandkoming
van IPI?
Aanvullend hebben de leden van de VVD-fractie nog enkele vragen over de precieze uitwerking
van het voorstel en eventuele wijzigingen die daarbij doorgevoerd zouden kunnen worden.
Waaruit bestaat de Nederlandse wens voor een «steviger invulling» van IPI precies?
Welk niveau van prijsopslagen moet hieronder worden verstaan en hoe moet «uitsluiting»
in dit verband worden begrepen? Hoe staat de Minister tegenover het feit dat in het
huidige voorstel wordt voorgesteld om alleen producten of diensten waarvan meer dan
de helft uit de EU afkomstig is onder de reikwijdte van de wet te laten vallen? Deelt
de Minister daarnaast de zorg dat met betrekking tot de gehanteerde prijsopslag van
20% de uitwerking in de richting van het voorkomen van biedingen vanuit staatsbedrijven
vaak onvoldoende zal zijn? Deelt de Minister daarbij de opvatting van voorgenoemde
leden dat in dergelijke gevallen, waarbij het de biedende partij of staatsbedrijf
meer om marktaandeel dan om winst te doen is, uitsluiting van biedingen effectiever
kan zijn?
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie of de Minister zich er voor wil inzetten
om ook aan lagere overheden duidelijk te maken dat het huidige stelsel van regelgeving
met betrekking tot aanbestedingen nu al de mogelijkheid biedt om biedingen uit landen
die geen partij zijn bij het General Procurement Agreement uit te sluiten? Zo ja, kan zij toelichten op welke wijze zij dit van plan is?
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de kabinetsinzet
omtrent het International Procurement Instrument. Het afdwingen van een gelijk speelveld in overheidsaanbestedingsprocedures is in
het belang van eerlijke internationale handel. Kan de Minister binnen dit kader toelichten
welk sanctiemechanisme ten aanzien van bedrijven uit landen met ongelijke toegang
tot overheidsopdrachten haar voorkeur geniet: fictieve prijsopslag of uitsluiting?
Overig
Deze maand lijkt er op grote schaal dumping van vliegtickets op de Europese markt
plaats te vinden. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of zij deelt dat
dit in strijd is met het uitgangspunt van een gelijk speelveld binnen de interne markt.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre dit wordt gemonitord door
de Europese Commissie en in hoeverre dit voldoet aan de Europese dumpingregels. Deze
leden vragen de Minister om dit te toetsen en de conclusies van een dergelijke toets
met de Kamer te delen.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister nader in te gaan op het terugbrengen
van industrie naar de EU, het zogenaamde re-shoring. Daarbij maken deze leden een onderscheid tussen de noodzaak voor productie van essentiële
goederen als gevolg van de COVID-19 crisis waardoor is gebleken dat Europa een grote
afhankelijkheid heeft van derde landen, en anderzijds de economische weerbaarheid
van de Europese maakindustrie en de werkgelegenheid die daarbij komt kijken. De leden
van de CDA-fractie vragen de Minister aan te geven hoe ver de EU is in het opstellen
van zijn essential goods guidelines. Tevens vragen deze leden welke strategie de EU hanteert om meer economische maakindustrie
binnen de EU te realiseren en in welke mate dit kan bijdrage aan het economisch herstel
als gevolg van de huidige economische crisis. De leden van de CDA-fractie vragen de
Minister tevens om duidelijk aan te geven hoe het belang van Nederland is geborgen
binnen deze Europese strategie en op welke manier Nederland en de inrichting van de
Nederlandse economie een rol kunnen spelen bij het realiseren van een onafhankelijke
positie van de EU op de wereldmarkten.
In het nieuwe Meerjarig Financieel Kader wordt de carbon-taks toegevoegd aan de Europese
eigen middelen. Voorstellen omtrent deze Europese importheffing worden in het eerste
kwartaal van 2021 verwacht. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in kaart
te brengen hoe deze geplande importheffing de internationale handel raakt en welk
effect de carbon-taks heeft op het Nederlandse bedrijfsleven. Tevens vragen deze leden
de Minister een impact assessment voor de Nederlandse markt voor te bereiden op basis waarvan eventueel flankerend
beleid opgesteld kan worden.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoe zij na de ontwikkelingen afgelopen
week een toekomstige handelsrelatie met het VK ziet. Wat gaat het kabinet ondernemen
om een goede handelsrelatie te realiseren wanneer er en no deal is en heeft Nederland de mogelijkheid om bilateraal met het VK te gaan onderhandelen
of blijft de strenge EU27 discipline heersen.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of deze bereid is een brief te sturen
over de voortgang van de Afrika Taskforce en de door de overheid ondernomen acties
als gevolg van aanbevelingen door de Taskforce voor aanvang van het nog in te plannen
algemeen overleg Handelsbetrekkingen Afrika.
Tenslotte vragen de leden van de CDA-fractie de Minister om een verslag van de EU-China
top die vandaag, op 14 september, plaatsvind. Deze leden vragen de Minister daarbij
met name in te gaan op de handelsaspecten zoals besproken tijdens deze Top en verzoeken
de Minister bij een volgende EU-China Top de inzet of gewenste resultaat van de regering
op voorhand met de Kamer te delen.
II. Antwoord/Reactie van de Minister
III. Volledige agenda
Geannoteerde agenda informele RBZ/Handel d.d. 20 en 21 september 2020. TK 2020Z16201 – Brief regering d.d. 11-09-2020, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag
Verslag videoconferentie Raad Buitenlandse Zaken Handel van 9 juni 2020. TK 21 501-02, nr. 2181 – Brief regering d.d. 19-06-2020, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag
Antwoorden op vragen commissie over o.a. de geannoteerde agenda VTC Raad Buitenlandse
Zaken Handel van 9 juni 2020. TK 21 501-02, nr. 2176 – Brief regering d.d. 08-06-2020, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag
Kabinetsinzet in de EU Trade Policy Review. TK 21 501-02, nr. 2197 – Brief regering d.d. 04-09-2020, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag
Frans Nederlandse non-paper over handel, duurzaamheid en sociaaleconomische ontwikkeling. TK 21 501-20, nr. 1541 – Brief regering d.d. 14-05-2020, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag
Reactie op de gewijzigde motie van het lid Ouwehand c.s. over het intrekken van de
steun voor het Mercosur-verdrag (Kamerstuk
21 501-20, nr. 1521). TK 31 985, nr. 67 – Brief regering d.d. 05-06-2020, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag
Reactie op de motie van het lid Weverling over een voortrekkersrol bij de totstandkoming
van een internationaal aanbestedingsinstrument (Kamerstuk
21 501-02, nr. 2124). TK 21 501-02, nr. 2177 – Brief regering d.d. 11-06-2020, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.