Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde Agenda Informele Raad WSBVC 17 juli 2020
2020D29283 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben fracties de
behoefte om enkele vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid over de brieven Geannoteerde Agenda Informele Raad WSBVC
van 17 juli 2020 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 570), Antwoorden op vragen commissie over de Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal
Beleid van 9 juni 2020 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 566) en Verslag informele ministeriële videoconferentie werkgelegenheid en sociaal beleid
van 9 juni 2020 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 568).
De voorzitter van de commissie, Rog
De adjunct-griffier van de commissie, Reinders
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
3
II
Antwoord/ Reactie van de Minister
5
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda Informele
Raad WSBVC van 17 juli 2020. Zij blijven de regering steunen in het benoemen van het
belang van de interne Europese markt voor herstel en ook steunen ze de inzet van de
regering dat de nationale bevoegdheden voor het sociale zekerheidssysteem onverminderd
van kracht zijn. Zij herkennen de constatering dat de huidige verordeningen sociale
zekerheid voldoende werken en er dus geen noodzaak is om die aan te passen.
De leden van de VVD-fractie hebben daarnaast nog enkele opmerkingen en vragen. In
het algemeen vragen zij de Minister toe te lichten wat het beoogde doel is van de
drie break-out sessies? Verwacht de Minister dat het Duits voorzitterschap, of de
Raad, op basis van de opbrengsten vervolgstappen initieert? Zo ja, wat is het verwachte
vervolg en hoe wordt de Kamer hierin meegenomen?
Werkloosheidsverzekeringen en minimuminkomensregelingen
De leden van de VVD-fractie vinden dat niet vaak genoeg benadrukt kan worden dat de
nationale bevoegdheden van kracht zijn. Daarbij steunen zij de lijn van de Minister
dat er geen aanleiding is haast te maken met de herziening van de coördinatieverordening
sociale zekerheid (2004/883). Verwacht de Minister dat andere lidstaten en het Duits
voorzitterschap wel haast willen maken met de herziening van de coördinatieverordening?
Hierbij benadrukken zij dat het belangrijk is dat de Kamer tijdig geïnformeerd wordt,
wanneer er ontwikkelingen op dit gevoelige dossier zijn.
Jeugdwerkgelegenheid en Leven Lang Ontwikkelen
De leden van de VVD-fractie zien dat de Europese Commissie hernieuwde ambities heeft
met betrekking tot de jeugdwerkgelegenheid in de Europese lidstaten. Daarbij constateren
ze dat het oprekken van de leeftijd, naar 29 jaar zoals genoemd, afwijkt van de Nederlandse
definitie van jeugd in het kader van sociale zaken en werkgelegenheid. Een dergelijk
oprekken is niet doelmatig en staat goede vergelijkingen tussen landen in de weg.
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de ideeën rondom jeugdwerkgelegenheid
aansluiten op de ook aangekondigde Europese Unie-vaardighedenagenda. Met betrekking
tot die agenda vragen de leden of er recent vorderingen zijn op het gebied van erkenning
van met name mbo-diploma’s en mbo-gerelateerde vaardigheden tussen de lidstaten.
Beide plannen zijn wat de leden van de VVD-fractie betreft interessant met betrekking
tot het uitwisselen van best practices en vergelijkingen, maar moeten ver blijven
van inmenging in de nationale bevoegdheden.
Demografische uitdagingen in de EU
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de antwoorden van de Minister
op de inbreng vorige maand. Deze leden herhalen dat de sterke vergrijzing niet opgevangen
kan noch zou moeten worden met «meer migratie». Dit is wat de leden van de VVD-fractie
betreft geen acceptabele oplossingsrichting. Zij brengen hierbij in herinnering dat
de Minister in de beantwoording voor het schriftelijk overleg voor de informele Raad
WSBVB van 9 juni jongstleden naar de nationale discussie in Nederland verwijst naar
aanleiding van (inmiddels gepubliceerde) de verkenning bevolking 2050.1 Hoe zorgt de Minister ervoor dat het Europese groenboek vergrijzing deze nationale
discussie niet doorkruist? Wat is de inzet bij en de verwachting over dit groenboek
vergrijzing van de Minister? Hoe wordt de Kamer geïnformeerd over de vervolgstappen?
Minimumloon
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister hoe hij het vervolg ziet op de minimumloondiscussie.
Welke ruimte biedt art. 153, lid 1b, Verdrag betreffende de Werking van de Europese
Unie (VWEU) – of een ander door de Europese Commissie beoogd verdragsartikel – in
de ogen van de Minister voor een wetgevend instrument als tegelijkertijd aan artikel 153,
vijfde lid, VWEU voldaan moet worden? Hoe toetst de Minister of het commissievoorstel
voldoet aan de eis van opwaartse convergentie en aan de nationale bevoegdheid voor
regelgeving op beloning uit art. 153, vijfde lid, VWEU? Is de Minister bereid een
subsidiariteitstoets in te zetten, wanneer het commissievoorstel inbreuk maakt op
de nationale bevoegdheid op regelgeving voor beloning als bedoeld in art. 153, vijfde
lid, VWEU?
Zelfstandigen
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat er in het kader van de «Digital Services
Act» gesproken wordt over de ruimte voor collectieve onderhandeling door zelfstandigen,
binnen het Europese mededingingsrecht (art. 101 VWEU). Wat is de appreciatie van de
commissievoorstellen op dit vlak van de Minister? Hoe verhouden de commissievoorstellen
zich tot de staande richtlijn van de Autoriteit Consument & Markt (ACM) over collectieve
onderhandeling door zelfstandigen? Wanneer verwacht de Minister dat de commissievoorstellen
tot besluitvorming leiden en wordt de Kamer hierin meegenomen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Algemeen
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben
daarover de volgende vragen en opmerkingen.
Geannoteerde Agenda Informele Raad WSBVC 17 juli 2020
De leden van de CDA-fractie staan positief tegenover het agenderen van het thema seizoensarbeid/mobiele
werknemers. In dat kader vragen zij naar de uitvoering van de motie van de leden Palland
en Tielen, die de regering verzoekt:
• met voorstellen te komen om de registratieplicht van tijdelijke buitenlandse werknemers
in de gemeentelijke BRP aan te scherpen en sneller te laten ingaan, en de regels daaromtrent
te verduidelijken;
• in overleg met decentrale overheden te bezien op welke wijze(n) de knelpunten met
betrekking tot huisvesting van tijdelijke buitenlandse werknemers kunnen worden aangepakt,
en daarbij de suggestie te betrekken om het Stichting Normering Flexwonen keurmerk
en/of het Agrarisch Keurmerk Flexwonen-keurmerk via de gemeentelijke algemene plaatselijke
verordeningen verplicht te stellen.2
De leden van de CDA-fractie vragen op welke termijn het kabinet de uitvoering van
deze motie oppakt.
Daarnaast zijn de leden van de CDA-fractie benieuwd of de Minister tijdens de Raad
ook het onderwerp grip op/regulering van (arbeids-)migratie aan de orde wil stellen,
waarvan de leden zich zouden kunnen voorstellen dat dit ook in andere lidstaten op
de politieke agenda staat?
Voorts ondersteunen de leden van de CDA-fractie het pleidooi van Nederland dat «werkloosheid
als gevolg van de Coronacrisis zoveel mogelijk moet worden voorkomen en als die toch
intreedt een tijdelijk karakter moet hebben en niet structureel mag worden». Zij rekenen
erop dat de Minister vasthoudend zal blijven in zijn inzet ten aanzien van de herziening
van de coördinatieverordening sociale zekerheid.
De leden van de CDA-fractie merken op dat uit een onderzoek van de Provincie Noord-Brabant
met VNO-NCW Brabant Zeeland en Flanders Investment & Trade, Ondernemen over de grens, blijkt dat «zowel de Nederlandse als de Vlaamse ondernemers met name aanlopen tegen
problemen aan die te maken hebben met nationale wet- en regelgeving op het gebied
van arbeidsrecht en belastingen (verschillende tarieven en fiscale aftrekposten),
in het bijzonder problemen die zich voordoen bij grensarbeid».3 Gesteld wordt dat toegankelijke en eenduidige informatie op het gebied van wet- en
regelgeving en grensarbeid volgens ondernemers lastig te verkrijgen is. Is de Minister
bekend met dit onderzoek en herkent de Minister de probleemanalyse? Hoe staat de Minister
tegenover de voorgestelde oplossingen, waaronder een centraal informatiepunt voor
informatie over verschillen in wet- en regelgeving en praktische consequenties, het
aanwijzen experimenteer- of regelluwe regio’s in de grensregio, (in-)formele ontmoetingsplekken
voor ondernemers om kennis en ervaring over zakendoen over de grens en in de grensregio
uit te wisselen, en het (proactief) verstrekken van (gratis) informatie over de buitenlandse
markt en over subsidiemogelijkheden voor grensoverschrijdend ondernemen (bijvoorbeeld
via de Kamers van Koophandel of Regionale ontwikkelingsmaatschappijen)? Kan de Minister
aangeven wat er ten aanzien van deze onderwerpen al wel gebeurt en wat nog niet?
Net als het kabinet onderschrijven de leden van de CDA-fractie het belang van gezond
en veilig werken. Op 8 juli 2020 ontvingen zij van de Staatssecretaris een brief over
de voortgang om het juridisch mogelijk te maken onder stringente voorwaarden alcohol-
en drugstesten af te nemen, voor specifieke functies die cruciaal zijn voor de veiligheid
binnen de Besluit risico's zware ongevallen-bedrijven. De leden zouden graag weten
hoe in andere lidstaten van de Europese Unie over dergelijke testen wordt gedacht,
en of de Minister/Staatssecretaris voorbeelden kan delen van landen waar deze testen
reeds mogen worden afgenomen en tot welke resultaten dit heeft geleid?
II Antwoord/ Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.R.J. Rog, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
R.D. Reinders, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.