Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over steun tijdens de coronacrisis voor de mediasector (Kamerstuk 32827-186)
2020D15928 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
van Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 7 april 2020 inzake de Steun tijdens
de coronacrisis voor de mediasector (Kamerstuk 32 827, nr. 186).
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Verouden
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
3
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
4
•
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
5
•
Inbreng van de leden van de SP-fractie
7
•
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
8
•
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
9
•
Inbreng van de leden van de 50PLUS-fractie
9
II
Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
10
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de
Minister over de steunmaatregelen voor de mediasector en hebben hierover nog enkele
vragen.
Deze leden onderschrijven de inleiding van de brief en spreken ook hun grote waardering
en bewondering uit voor iedereen in alle vitale sectoren, inclusief de mediasector
die momenteel keihard aan het werk zijn om ons te voorzien van belangrijke informatie.
De leden zijn dan ook blij om te lezen dat er momenteel extra gelden beschikbaar komen
voor lokale media, die nu zo onder druk komen te staan aangezien ze sterk afhankelijk
zijn van reclame-inkomsten vanuit het lokale midden- en kleinbedrijf, die op hun beurt
ook een zware tijd tegemoet gaan. Voornoemde leden vragen de Minister dan ook welke
kabinetsbrede maatregelen er momenteel beschikbaar zijn voor bedrijven en zzp’ers1 in de mediasector waarvan ze nu gebruik kunnen maken? Hoeveel bedrijven en zzp’ers
uit de mediasector maken naar schatting al gebruik van de huidige maatregelen, die
geschetst zijn in onderhavige brief?
De aan het woord zijnde leden zijn blij om te lezen dat er extra maatregelen zijn
genomen om de lokale nieuwsvoorziening extra te ondersteunen. Daarbij handelt de rijksoverheid
niet alleen, maar ook in nauw overleg met andere overheden. Ziet de Minister mogelijkheden
om best practices van lokale gemeenten met elkaar te delen, zodat niet elke gemeente
het wiel opnieuw hoeft uit te vinden en ze elkaar versterken met goede ideeën? Is
daar binnen de VNG2 ook structureel overleg over? Zo niet, ziet de Minister hierin een rol voor zichzelf
om dit verder aan te jagen?
Deze leden lezen dat er ook met het IPO3 gesproken wordt om proactief te zijn en waar mogelijk media vanuit de provincies
te steunen. Kan de Minister hier explicieter op ingaan? Welke mogelijkheden hebben
provincies om lokale media beter te ondersteunen? Kan ook hier het IPO aangemoedigd
worden om best practices vanuit provinciaal beleid zo goed als mogelijk met elkaar
te delen, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de maatregelen
die het kabinet heeft genomen voor de mediasector. Deze leden hebben hierover de volgende
vragen.
Deze leden zijn blij dat de Minister, naast de kabinetsbrede maatregelen, de mediasector
wil ondersteunen middels coulancemaatregelen en de huis-aan-huiskranten en lokale
publieke omroepen middels het Tijdelijke Steunfonds voor Lokale Informatievoorziening
(hierna: het Steunfonds). Deze leden vinden de continuïteit van lokale informatievoorziening
in Nederland namelijk van groot belang. Deze leden vinden het positief dat het Steunfonds
het doel heeft om lokale publieke omroepen en huis-aan-huiskranten tijdelijk te ondersteunen
zodat zij hun informatievoorziening kunnen continueren tijdens deze crisis. Zo tonen
huis-aan-huiskranten juist tijdens deze coronacrisis hun toegevoegde waarde aan. Kan
de Minister een indicatie geven van de aantal inschrijvingen op het Steunfonds? Kan
de Minister aangeven of al duidelijk is of het steunfonds volledig zal worden benut?
Hoe wil de Minister schrijnende randgevallen voorkomen? Kan de Minister aangeven of
het klopt dat de kranten die maandelijks verschijnen en kranten met een abonnementenbestand
niet onder de regeling vallen? Zo ja, ziet de Minister mogelijkheden om deze randgevallen
binnen de beschikbare middelen alsnog onder de regeling te laten vallen? Kan de Minister
bevestigen dat deze steunmaatregelen ook betekenis hebben voor de lokale kranten én
de lokale publieke omroepen op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba? Is de regeling ook
daar actief onder de aandacht gebracht? Kan de Minister verder aangeven welke effecten
hij verwacht nu de reeds voor 2020 gereserveerde middelen niet meer ingezet kunnen
worden voor waar het oorspronkelijk voor gereserveerd was, zo vragen deze leden.
De Minister geeft aan dat hij overtuigd is dat het effect van de aanvullende maatregelen
die hij voor de mediasector treft nog groter zullen zijn indien provincies en gemeenten
tevens een bijdrage leveren. Kan de Minister aangeven of, en in welke mate provincies
en gemeenten tevens een bijdrage leveren? Welke rol vervullen de VNG en het IPO hierbij?
Deze leden lezen verder dat om misbruik tegen te gaan de bijdrage in de vorm van een
krediet wordt toegekend. Achteraf zal door het SvdJ4 worden beoordeeld of het geld op de juiste manier besteed is. Voor zover dit zo is,
zal het krediet omgezet worden in een subsidie die niet terugbetaald hoeft te worden.
Kan de Minister aangeven hoe SvdJ zal beoordelen of het geld op de juiste manier is
besteed? Bij de coulanceregeling voor de mediasector geeft de Minister aan dat indien
de deadline van 15 september 2020 voor media-instellingen voor het indienen van de
begroting voor 2021 te krap blijkt te zijn als gevolg van de coronacrisis, hij bereid
is in overleg te treden over eventueel uitstel. Wat zouden de gevolgen zijn indien
het indienen van de begroting van 2021 naar achteren verschuift?
De Minister geeft verder aan met de RPO5 te hebben afgesproken dat eenmalig 2 miljoen euro uit de «Subsidieregeling innovatie
en samenwerking regionale publieke media-instellingen» op korte termijn ingezet wordt
om vanuit de regionale publieke omroepen de regionale en lokale journalistiek een
impuls te geven. Kan de Minister aangeven hoe deze impuls er precies uit gaat zien?
De Minister geeft verder aan dat de NLPO6 een waardevolle bijdrage levert door in 2020 de jaarlijkse ledenbijdrage voor de
lokale publieke omroepen te verlagen. Kan de Minister het effect van deze maatregel
schetsen? Kan de Minister verder toezeggen dat er goed contact blijft tussen het Ministerie
van OCW en verschillende mediaorganisaties over de gevolgen van de coronacrisis voor
hen en de effecten van deze ondersteuning?
De Minister geeft aan dat hij de situatie in de mediasector nauwgezet zal blijven
volgen. Kan de Minister aangeven hoe de Kamer hierbij wordt betrokken, zo vragen deze
leden.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de steunmaatregelen
voor de mediasector die door de Minister zijn ingesteld ten tijde van de coronacrisis.
Zij zijn de Minister erkentelijk voor deze inzet naar aanleiding van de schriftelijke
vragen die onder andere namens deze leden aan de Minister zijn gesteld.7 Het feit dat beroepen in media en communicatie zijn aangemerkt als cruciale beroepen
ten tijde van de coronacrisis onderstreept wat deze leden betreft het belang dat we
moeten hechten aan gedegen en onafhankelijke journalistiek in tijden van crisis. Meer
dan ooit is behoefte aan informatievoorziening over de crisis en kritische controle
van (lokaal) bestuur. Desondanks zien deze leden de kwetsbaarheid van een veelal op
freelancers en advertentie-inkomsten gebaseerde sector, waarmee die broodnodige informatievoorziening
onder druk komt te staan. Zij hebben daarover meerdere vragen aan de Minister.
Allereerst lezen voornoemde leden dat ook de mediasector gebruik kan maken van de
generieke economische steunmaatregelen, zoals de NOW8 en de Tozo9. Kan de Minister aangeven in hoeverre door de mediasector, onder andere de NPO, maar
ook freelance journalisten, gebruik maken van deze regelingen? Kan een overzicht gegeven
worden van de relevante SBI-codes10? Is er zicht op het percentage per doelgroep dat gebruik maakt van deze regeling?
Is de Minister het er mee eens dat deze crisis meer structurele problemen, namelijk
het grote aandeel freelancers waar de sector op bouwt, blootlegt? Op welke wijze wordt
door grote mediabedrijven steun verleend aan de vele freelancers van wiens diensten
doorgaans gebruikt werd gemaakt door deze grote concerns?
De aan het woord zijnde leden zijn positief over de maatregelen die de Minister ter
ondersteuning van de lokale mediasector heeft ingesteld. Deze leden begrijpen dat
de financiële steunmaatregelen per (lokale en streek)omroep gebaseerd is op het inwonersaantal
van de regio waartoe de omroep bereik heeft. Klopt het dat hiermee de compensatie
niet gebaseerd is op de volledige omzet van de omroep, omdat geen rekening wordt gehouden
met commerciële inkomsten die voor deze omroepen wegvallen? Waarom heeft de Minister
deze keuze gemaakt? Juist die afhankelijkheid van commerciële inkomsten valt in deze
crisis immers weg. Ziet de Minister aanleiding hiertoe meer maatwerk te leveren en
de volledige omzet van omroepen mee te nemen in de afweging om te voorzien in financiële
compensatie?
Voornoemde leden zien dat de Minister uit eigen middelen 11 miljoen euro vrijmaakt
ter ondersteuning van de lokale informatievoorziening door huis-aan-huiskranten en
lokale omroepen op peil te houden. Hiertoe zet de Minister onder andere 3 miljoen
euro in die geoormerkt was voor de pilot uit de motie van het lid Sneller c.s.11, wat oorspronkelijk was bedoeld voor het tweede en laatste pilotjaar van de versterking
van lokale publieke omroepen. In welke mate vindt deze pilot gewoon voortgang? De
leden begrijpen dat de Minister dit geld voor de acute huidige crisis inzet, maar
vragen wel of de Minister voornemens is het tweede pilotjaar op een andere wijze te
financieren om deze desondanks door te zetten. De pilot is immers al gestart en om
de effecten te kunnen meten van het eerste jaar, is voortzetting in het tweede jaar
noodzakelijk. Deze leden vragen daarom om het tweede pilotjaar, inclusief de benodigde
financiering, voort te zetten.
Hetzelfde geldt voor de versterking van de lokale journalistiek door de samenwerking
tussen de publieke omroepen. Hoewel dit nog in de ontwerpfase zat, zien deze leden
er – zeker in deze tijd waar ook lokale nieuwsvoorziening een essentiële taak blijft
– alle reden toe om deze impuls te behouden. Ziet de Minister mogelijkheden om deze
plannen voortgang te laten vinden? Hoe gaat de Minister dit realiseren?
Ten slotte constateren de aan het woord zijnde leden dat ook 3,5 miljoen euro gereserveerd
voor versterking van onderzoeksjournalistiek wordt ingezet. De leden zien minder logica
om het geld voor steunmaatregelen weg te halen uit dit budget, aangezien juist onderzoeksjournalistiek
in deze crisisperiode niet aan belang inboet. Zeker niet gezien de kritische controletaak
die de media ook richting bestuur in deze tijd moet kunnen uitvoeren. Is de Minister
het hiermee eens? Zo ja, waarom dekt de Minister het geld hieruit? Is de Minister
bereid op een andere wijze deze 3,5 miljoen euro opnieuw aan te vullen ter versterking
van onderzoeksjournalistiek?
Tevens lezen deze leden dat de Minister in nauw overleg staat met andere overheden
om ook hen te stimuleren steun te verlenen aan (lokale) nieuwsvoorzieningen, zoals
de VNG en het IPO. Welke inspanningen worden door deze lagere overheden op dit punt
al concreet geleverd?
Deze leden begrijpen vanuit de sector dat de advertentie-inkomsten voor mediabedrijven
sterk teruglopen. Kan de Minister de advertentie-inkomsten van de afgelopen vier maanden
voor de STER12 weergeven? Wat zijn de geactualiseerde ramingen, ook voor de komende zomer nu grote
sportevenementen en de voetbalwedstrijden zijn weggevallen? Verwacht de Minister dat
de AMr13 moet worden gebruikt? Zo ja, welke ruimte? Welke impact heeft dit op de AMr in het
algemeen? Kan de Minister cijfers doen toekomen over de vrijgevallen advertentieruimte
die nu door de STER met kortingen worden aangeboden? Hoe duidt de Minister deze acties
van de STER? In hoeverre gaat hier een marktverstorende werking vanuit? Kan de Minister
tot slot op dit punt ingaan op de programmering van de NPO deze zomer, wanneer mensen
thuis zullen zitten en evenementen en festivals zijn afgelast. In hoeverre heeft dit
effect op het programmeerbudget?
Ten slotte zijn voornoemde leden benieuwd hoe de Minister de voortgang ziet van de
hervorming van het mediabeleid zoals in de visiebrief over de toekomst van het publieke
omroepbestel14 eind 2019 is gepresenteerd. Op welke wijze gaat de Minister de voornemens in deze
visiebrief voortzetten, wetgeving hiertoe ontwikkelen en de zaken die nog verdere
uitwerking behoefden voortzetten, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben de brief van de Minister inzake «steun tijdens
de coronacrisis voor de mediasector» tot zich genomen. Deze leden hebben nog enkele
vragen hierover.
Deze leden zijn blij dat de Minister erkent dat juist nu in crisistijd goede betrouwbare
en toegankelijke informatie voor iedereen van levensbelang is. De vraag naar informatie
neemt alleen maar toe, terwijl de inkomsten tegelijk teruglopen. Het is dan ook goed
dat de Minister snel met het Steunfonds is gekomen. Deze leden constateren echter
dat het eenmalige budget van 11 miljoen euro afkomstig is uit voor 2020 reeds gereserveerde
middelen, namelijk: 4,5 miljoen euro gereserveerd voor versterking van lokale journalistiek
via samenwerking tussen publieke omroepen; 3 miljoen euro gereserveerd op basis van
de motie van het lid Sneller c.s.15 voor het tweede pilotjaar van de versterking van lokale publieke omroepen; 3,5 miljoen
euro gereserveerd voor de versterking van onderzoeksjournalistiek door het SvdJ, als
onderdeel van de structurele middelen voor onderzoeksjournalistiek die op basis van
het regeerakkoord beschikbaar zijn.
De Minister noemt het gerechtvaardigd om deze gelden te gebruiken vanwege de acute
en uitzonderlijke gevolgen van de coronacrisis, maar schrijft niets over of dit geld
later opnieuw beschikbaar komt voor de doelen waarvoor het oorspronkelijk bedoeld
en gereserveerd was. Voornoemde leden vragen dan ook of de Minister hier duidelijkheid
over kan geven? Komen deze gelden opnieuw beschikbaar na de crisis of krijgt de sector
hier eigenlijk een sigaar uit eigen doos? Waarom heeft de Minister er niet voor gekozen
om extra geld beschikbaar te stellen in plaats van al gereserveerd geld? De Minister
schrijft dat de inzet van het geld toch al aansluit bij de oorspronkelijke overkoepelende
doelstelling van de middelen: het versterken van de (lokale) journalistiek. Toch concluderen
deze leden dat versterking van de onderzoeksjournalistiek toch echt een andere doelstelling
is dan het overeind houden van lokale journalistiek. Deelt de Minister dit oordeel?
Ook vragen de leden op wat voor manier de Minister vervolg gaat geven aan de motie
Sneller c.s.16, als het budget nu voor iets anders gebruikt is.
De aan het woord zijnde leden lezen dat de huis-aan-huiskranten en lokale publieke
omroepen een eenmalige bijdrage kunnen aanvragen bij het Steunfonds voor een periode
van drie maanden, maar wat gebeurt er na die drie maanden als de noodmaatregelen nog
van kracht zijn en de economie nog niet hersteld is? Is de Minister bereid om het
Steunfonds na drie maanden te verlengen? Zo ja, met hoeveel geld en waar komt dat
geld vandaan? Heeft de Minister een plan voor structurele ondersteuning van deze vitale
sector zolang de crisis nog duurt?
Naast het Steunfonds wijst de Minister naar de kabinetsbrede maatregelen die mediaorganisaties
ook steun kunnen bieden. Deze leden vragen of de Minister een beeld kan geven over
hoeveel mediaorganisaties al een beroep hebben moeten doen op een regeling als NOW?
Zijn er signalen van (lokale) mediaorganisaties van wie de liquiditeit al zo slecht
is dat zij op omvallen staan? De Minister schrijft in de brief dat het effect van
de maatregelen groter zullen zijn indien provincies en gemeenten tevens een bijdrage
leveren. Kan de Minister aangeven of dit ook echt gebeurd? Zo niet, op welke manier
wil de Minister provincies en gemeenten stimuleren om ook te investeren in het overeind
houden van de (lokale) mediasector? Hoe ziet de Minister de bijdrage van decentrale
overheden voor de structurele langere termijn? Hebben gemeenten hier wel de ruimte
voor?
Voornoemde leden constateren dat veel freelance (foto)journalisten hard getroffen
worden door de crisis. Zij worden aan de kant gezet of niet meer ingehuurd omdat de
(lokale) opdrachtgever door de crisis weinig inkomsten heeft of omdat het veld waarin
zij werken (buitenland/sport/cultuur-journalistiek) nu niet werkbaar is. Vanwege het
ontbreken van de juiste SBI-code en/of het niet hebben van een externe werkruimte
kunnen veel daarvan geen beroep doen op het door het kabinet ingestelde TOGS-regeling17. Heeft de Minister zicht op hoeveel freelance (foto)journalisten buiten de maatregelen
vallen? Kan de Minister iets doen om ook deze groep waardevolle journalisten te steunen
in deze crisis? Kan de Minister ze bijvoorbeeld toegang geven tot de TOGS-regeling,
ook als ze niet in het bezit zijn van een externe werkruimte, zoals dat bijvoorbeeld
ook bij taxichauffeurs is gedaan, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over de media. Waar aan de ene kant megabedrijven
steeds meer media in handen krijgen, zoals De Persgroep die nu ook Sanoma heeft overgenomen,
vallen steeds meer kleine spelers om. Deze concentratie van macht kan door de coronacrisis
dieper worden, waar deze leden voor willen waken. Immers, kwetsbare spelers kunnen
vanuit het perspectief van de grote jongens relatief eenvoudig weggeconcurreerd of
overgenomen worden. Is het kabinet hier scherp op? Deze leden zijn tevreden dat het
kabinet inziet dat deze kleine spelers ondersteuning verdienen. De leden hebben hierover
nog wel enkele vragen en opmerkingen.
Zo lezen de voornoemde leden dat onder de generieke maatregelen ook extra leencapaciteit
valt. Deelt de Minister de mening dat hoewel op de korte termijn misschien een oplossing,
het extra lenen, in de toekomst juist voor grotere problemen kan zorgen? Hoe ziet
de Minister het voor zich de kwalijke gevolgen hiervan tegen te gaan?
Onder de algemene regelingen vallen ook freelancers. Heeft de Minister in beeld wie
buiten deze regeling valt, bijvoorbeeld als het gaat om mensen die hun bedrijf aan
huis hebben?
Voornoemde leden lezen dat de Minister ook andere overheden oproept om lokale media
te ondersteunen. Deze leden ondersteunen dit maar vragen tegelijkertijd hoe lokale
overheden dat moeten vormgeven omdat zij zelf weinig mogelijkheden hebben om inkomsten
te kunnen genereren, er jarenlang door kabinetten is bezuinigd op het gemeentefonds
en ook gemeenten grote onverwachte uitgaven moeten doen vanwege de coronacrisis.
De aan het woord zijnde leden lezen over een tijdelijk Steunfonds van 11 miljoen euro.
Het geld daarvoor is echter al eerder toegezegd. Kent de Minister de uitdrukking een
sigaar uit eigen doos? Is de Minister het met genoemde leden eens dat wanneer deze
middelen voor de coronacrisis gebruikt worden de media daarmee op langere termijn
niet geholpen is? Was het niet beter geweest te zoeken naar middelen die niet direct
de onderzoeksjournalistiek en regionale nieuwsvoorziening raken, die juist in deze
periode zo belangrijk zijn in het controleren van de democratische besluitvorming?
Kent deze regeling ook voorwaarden zodat het geld terechtkomt waar het hoort? Hoe
verhoudt dit steunpakket zich bijvoorbeeld tot de miljoenenwinsten van De Persgroep
terwijl journalisten stelselmatig onderbetaald worden? Is de Minister bereid eisen
te stellen aan de bedrijven die een beroep doen op het Steunfonds, zoals het verbieden
van winstuitkeringen, het onderbetalen van personeel en uitkeren van bonussen of salarissen
boven de WNT18? Is de Minister bereid deze eisen te stellen bij het eventueel verlengen van het
Steunfonds? Wil de Minister erop aandringen dat de betaling van freelancers juist
in deze tijd conform de uitspraak van de rechter in de zaak Van Uem/Rogier geschiedt?
Op welke grond is de beslissing genomen dat zelfstandige fotojournalisten wel aanspraak
kunnen maken op de TOGS-regeling, maar bijvoorbeeld schrijvende journalisten of kleine
persbureaus niet?
Voornoemde leden begrijpen dat het Steunfonds gebaseerd is op een bedrag per huishouden.
Hoe gaat dat bij streekomroepen die in landelijke gebieden opereren met relatief weinig
huishoudens? Waarom heeft de Minister hiervoor gekozen? Sluit dit aan bij de werkelijke
kosten van lokale omroepen? In hoeverre worden subsidiebedragen voor bijvoorbeeld
pilots bij streekomroepen meegeteld in de omzetcijfers? Vindt de Minister dat eerlijk?
Betekent dit niet dat de streekomroepen die geld zouden ontvangen voor de pilot door
dit steunfonds juist minder geld krijgen? Hoe gaat de Minister er zorg voor dragen
dat juist deze streekomroepen, maar ook lokale en regionale media deze tijd overleven?
Hoe verloopt het overleg met de gemeenten en provincies hierover, zeker in het licht
van de toenemende uitgaven die vooral gemeenten in deze tijd hebben, terwijl die er
financieel toch al niet heel erg florissant voorstonden.
Deze leden onderschrijven dat juist nu de toegang tot media belangrijk is voor mensen,
uiteraard om op de hoogte te blijven van de crisismaatregelen, maar ook om bijvoorbeeld
de eenzaamheid tegen te gaan. Heeft de Minister in beeld of mensen niet buiten de
boot vallen om toegang te hebben tot media, nu bijvoorbeeld de bibliotheken dicht
zijn? Is de Minister bereid, nu de leesvaardigheid nog steeds verder terugloopt en
mensen niet naar de bibliotheek kunnen, te kijken of het mogelijk is gratis e-books
uit te lenen of een bezorgservice voor leenboeken mogelijk te maken? Is de Minister
bereid om in overleg met de NPO de NPO Start-app voor iedereen tijdelijk gratis toegankelijk
te maken?
Klopt het dat bijvoorbeeld mediapartijen op de Antillen zelfs buiten de brede steunmaatregelen
vallen? Deelt de Minister de mening van deze leden dat ook hier een journalistieke
waakhond van essentieel belang is voor de controle van de democratie? Wat is de Minister
voornemens te doen om ook hier te investeren in een gezondere journalistiek, zo vragen
deze leden.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de maatregelen
die het kabinet treft om de mediasector tegemoet te komen gedurende de coronacrisis.
Deze leden delen het positieve oordeel van de Minister over het waardevolle werk dat
gedurende deze crisis wordt verricht door iedereen werkzaam in het medialandschap.
Zij zijn ook positief over de voortvarendheid waarmee via drie pijlers de mediasector
tegemoet wordt getreden. Kan de Minister aangeven of, naast de genoemde organisaties,
ook werknemers(organisaties) zijn betrokken bij de totstandkoming van dit «pakket»?
Indien zij niet zijn betrokken, ontvangen de leden graag een toelichting waarom niet.
Voornoemde leden herkennen de zorgen van de Minister over de effecten die de coronacrisis
heeft op met name de lokale publieke omroepen en de huis-aan-huisbladen. De leden
zijn in beginsel positief over de voorgestelde steun, maar begrijpen dat dit geen
extra middelen zijn. Kan de Minister in dat licht aangeven wat het nu uitgetrokken
bedrag van 11 miljoen euro betekent voor de lopende begroting en daarmee de consequenties
op langere termijn? Op basis waarvan acht hij dit eenmalige bedrag voldoende? De leden
lezen dat het bedrag wordt verdeeld op basis van onder meer het aantal huishoudens.
Wat betekent dit voor dunbevolkte gebieden? Erkent de Minister dat ook daar lokale
media een belangrijke rol spelen en hoe voorkomt hij dat deze gebieden achterblijven
bij de rest van Nederland? Wordt er bij het ondersteunen van lokale en regionale media
ook een beroep gedaan op provincies en gemeenten? Zo ja, op welke wijze?
Deze leden hebben waardering voor de flexibiliteit die de publieke omroep heeft laten
zien. In rap tempo is zij erin geslaagd tientallen nieuwe en aangepaste programma’s
te ontwikkelen die tegemoet komen aan nieuwe informatiebehoefte over (de gevolgen
van) COVID-19. Kan de Minister aangeven wat de financiële consequenties zijn van deze
aangepaste programmering? Wat betekent, ook financieel, het wegvallen van de inkomsten
uit evenementen zoals het EK herenvoetbal, de Olympische Spelen en het Songfestival?
Deelt de Minister de zorg van deze leden dat de (voorspelde) economische recessie
onverkort zal leiden tot nog verder dalende STER-inkomsten? Tot slot op dit punt vragen
de leden op welke termijn de Minister een schatting kan maken van wat de gevolgen
van de coronacrisis zijn op de AMr.
De aan het woord zijnde leden achten het terecht dat de sectoren media en communicatie
zijn opgenomen in de kabinetsbrede lijst van cruciale beroepen. Zij zijn in dit licht
benieuwd hoe dit zich in de praktijk vertaalt. Heeft de Minister zicht op de mate
waarin de media – en dan met name de publiek bekostigde – kampt met een oplopende
werkdruk als gevolg van eventueel uitvallende krachten? Zijn er signalen van mensen
binnen deze sectoren die zich niet vrij voelen om thuis te blijven indien zij zich
onvoldoende beschermd wanen tegen COVID-19?
Tot slot hechten deze leden eraan te benoemen dat zij zorgen hebben over de ogenschijnlijk
toename van nepnieuws dat de ronde doen over (de oorzaken van) het coronavirus. Herkent
de Minister deze trend en in welke mate baart dit hem zorgen? Hoe beoordeelt de Minister
de wijze waarop online en analoge mediaorganisaties hier momenteel mee omgaan? Is
de Minister hierover in gesprek met de mediasector en ziet de Minister in het bestrijden
van nepnieuws rondom COVID-19 ook een rol voor het kabinet weggelegd, zo vragen deze
leden.
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie spreken hun waardering uit voor het steunpakket
dat het kabinet beschikbaar heeft gesteld voor de mediasector. Juist in deze crisistijd
is goede, betrouwbare en toegankelijke informatie van groot belang. Huis-aan-huiskranten
en lokale publieke omroepen hebben daar een belangrijke rol in, maar zij worden op
dit moment hard geraakt door teruglopende advertentie-inkomsten. Daarom zijn deze
leden positief over de maatregelen die het kabinet heeft genomen.
Deze leden vragen naar de inschatting van de Minister in hoeverre de aangekondigde
steunmaatregelen soelaas bieden aan huis-aan-huiskranten en lokale publieke omroepen.
Deze leden krijgen signalen dat lang niet alle media in aanmerking komen voor het
Steunfonds en dat er diverse kleine bedrijven en ook zzp’ers zijn die tussen wal en
schip vallen. Wat is de stand van zaken ten aanzien van de steunaanvragen en wat is
het bereik van het Steunfonds?
Voornoemde leden vragen aandacht voor de betaalde nieuwsbladen die een sterke lokale
focus hebben. Zij lijken niet in aanmerking te komen voor het Steunfonds, terwijl
ook zij zwaar getroffen worden door het wegvallen van advertenties. Is de Minister
hiermee bekend en is hij bereid om te bezien of deze nieuwsbladen toch ook gesteund
kunnen worden?
Deze leden vragen aandacht voor media in het Caribische deel van het Koninkrijk. Zij
kunnen geen beroep doen op het noodfonds dat het kabinet heeft ingesteld, terwijl
zij wel stevig geraakt worden door de huidige situatie. Is de Minister bereid om te
bezien wat er voor de media in het Caribische deel van het Koninkrijk mogelijk is
en waar nodig in overleg te treden met de bestuurders aldaar?
De aan het woord zijnde leden vragen of de Minister de opvatting deelt dat er een
duurzame aanpak nodig is ten aanzien van lokale media, ook voor de langere termijn.
Want deze crisis maakt eens te meer duidelijk dat veel lokale media een kwetsbare
positie hebben. Is de Minister bereid om, in overleg met provincies en gemeenten,
ook voor de langere termijn te werken aan duurzaam beleid voor de lokale mediasector,
zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de 50PLUS-fractie
De leden van de 50PLUS-fractie hebben enkele vragen inzake de maatregelen met betrekking
tot de steun tijdens de coronacrisis voor de mediasector. Ten eerste kunnen bedrijven
die door de coronacrisis omzetverlies lijden een vergoeding krijgen van maximaal 90
procent van de loonkosten. Mogen bedrijven zelf bepalen hoe zij de 90 procent verdelen,
of is het bedrijf verplicht elke medewerker 90 procent van het loon te vergoeden?
Ten tweede hebben deze leden nog een vraag over de leningen voor mediaproducenten.
De maatregelen zorgen ervoor dat mediaproducenten eerder en meer geld kunnen lenen
om hun liquiditeit op peil te houden. Op welke manier worden de mediaproducenten ondersteund,
zodat de lening op lange termijn geen schulden oplevert?
Tot slot kunnen huis-aan-huiskranten en lokale publieke omroepen vanaf 11 april tot
en met 19 april 2020 in het kader van het Steunfonds bij het SvdJ een eenmalige bijdrage
aanvragen voor een periode van drie maanden. Zijn er mogelijkheden om na 15 juni 2020
waar nodig nog een bijdrage te verlenen, zo vragen deze leden.
II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
E.M. Verouden, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.