Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
35 422 Herstel van de voorzieningen in het bestuur van het openbaar lichaam Sint Eustatius (Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius)
Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING
Algemeen deel
1. Inleiding
Dit wetsvoorstel strekt ertoe de bestuurlijke ingreep op Sint Eustatius te verlengen
en de huidige voorzieningen in de Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius
(hierna: Tijdelijke wet) geleidelijk af te bouwen.
Naar aanleiding van het rapport van de Commissie van Wijzen, dat stelde dat er sprake
was van grove taakverwaarlozing door het eilandsbestuur van Sint Eustatius1, heeft de wetgever in februari 2018 bestuurlijk ingegrepen op Sint Eustatius. Op
grond van de Tijdelijke wet is de eilandsraad ontbonden en het bestuur uit zijn functie
ontheven. Er is een regeringscommissaris aangesteld die sindsdien voorziet in het
bestuur van Sint Eustatius. Het doel van de bestuurlijke ingreep is om de grove taakverwaarlozing
te beëindigen en de voorwaarden voor goed bestuur duurzaam te verbeteren, zodat toekomstige
eilandsbesturen zelf hun taken naar behoren kunnen vervullen. Uitgangspunt hierbij
is dat de ingreep niet langer mag duren dan noodzakelijk, tegelijkertijd sloot het
kabinet, met de Commissie van Wijzen, niet uit dat een duur van langer dan twee jaar
noodzakelijk zou kunnen zijn.
Bij brief aan de Eerste en Tweede Kamer van 24 september 20192 is de voortgang op Sint Eustatius per 1 september 2019 getoetst aan de hand van twaalf
criteria die zijn opgenomen in de tweede voortgangsrapportage van 14 november 2018.
Op basis van deze toetsing is geconcludeerd dat er sinds de aanvang van de ingreep
veel werk is verzet en dat duidelijk in kaart is gebracht welke verbeteringen nog
nodig zijn, maar dat het – ondanks alle gezette stappen – niet de verwachting is dat
de situatie op korte termijn zodanig zal zijn verbeterd dat een nieuw bestuur voldoende
basis zal hebben om zijn taken naar behoren te kunnen uitoefenen. Ook voor het op
orde brengen van het financieel beheer en de ambtelijke organisatie is meer tijd nodig.
De grove taakverwaarlozing is, kortom, op bepaalde terreinen door de regeringscommissaris
nog niet voldoende hersteld waardoor het niet aannemelijk is dat een volledig lokaal
eilandsbestuur naar behoren kan functioneren en het niet verantwoord is om de ingreep
op korte termijn te beëindigen.
De Tijdelijke wet voorziet in een uiterlijke datum van verkiezingen voor de eilandsraad
op 17 maart 2021, waarna de wet vervalt. Gezien de huidige situatie op Sint Eustatius
en gelet op het tempo waarmee duurzame verbetering bewerkstelligd wordt, is verlenging
van de ingreep noodzakelijk. Alleen dan kunnen de tot nu toe doorgevoerde verbeteringen
duurzaam worden geborgd en kunnen verdere verbeteringen worden gerealiseerd. Te allen
tijde moet voorkomen worden dat de ontstane situatie op het eiland van vóór de ingreep
zich na terugkeer naar de reguliere bestuurlijke verhoudingen opnieuw voordoet. Tegelijkertijd
is het voor de bevolking van Sint Eustatius van groot belang dat de lokale democratie
zo snel als mogelijk hersteld wordt. Verkiezingen zijn wezenlijk voor de lokale bevolking;
op deze manier wordt zij vertegenwoordigd. In voornoemde brief van 24 september 2019
is het vertrouwen uitgesproken dat in het najaar van 2020 sprake zal zijn van voldoende
institutionele stabiliteit om verkiezingen voor de eilandsraad te organiseren.
De regering acht het wenselijk dat de eilandsraad een belangrijk deel van zijn taken
hervat, maar acht het tegelijkertijd noodzakelijk dat de regeringscommissaris nog
enige tijd verantwoordelijk blijft voor de overige taken van de eilandsraad alsmede
de taken van het bestuurscollege en de gezaghebber. Met dit wetsvoorstel worden de
huidige voorzieningen verlengd en wordt tegelijkertijd een overgangsregime ingevoerd
om deze geleidelijke overgang naar een reguliere bestuurlijke situatie te faciliteren.
Het aanstellen van de eilandsraad is in dit overgangsregime de eerste stap in de afbouw
van de bestuurlijke ingreep.
In het volgende hoofdstuk wordt allereerst de voorgeschiedenis van de bestuurlijke
ingreep beschreven, alsmede de voortgang die de afgelopen anderhalf jaar is geboekt
en de actuele stand van zaken. Hoofdstuk 3 betreft de hoofdlijnen van het wetsvoorstel
en de voorziene ondersteunende maatregelen voor de verdere afbouw van de bestuurlijke
ingreep. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de verhouding van het wetsvoorstel tot het
bestaande en komende recht, waarna in hoofdstuk 5 de gevolgen aan bod komen.
2. Aanleiding
2.1. Aanleiding bestuurlijke ingreep
Vanwege de aanhoudende zorgen over de staat van bestuur van het openbaar lichaam Sint
Eustatius heeft de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(hierna: BZK) op 24 mei 2017 een Commissie van Wijzen (verder: de commissie) gevraagd
om onderzoek te doen naar het functioneren van het openbaar lichaam en daarover aan
hem te rapporteren, inclusief conclusies en aanbevelingen. Op 5 februari 2018 heeft
de commissie haar rapport gepresenteerd.3 De commissie heeft vastgesteld dat Sint Eustatius zowel sociaaleconomisch als fysiek
in sterk verwaarloosde staat verkeerde en dat er sprake was van ernstig verstoorde
bestuurlijke verhoudingen en een ongunstig ondernemings- en investeringsklimaat met
elementen van willekeur.
Volgens de commissie werd de situatie op bestuurlijk vlak gekenmerkt door wetteloosheid,
financieel wanbeheer, het negeren van ander wettelijk gezag, discriminatie, intimidatie
en het nastreven van persoonlijke macht; de verhoudingen tussen de coalitie en de
oppositie en tussen het Nederlandse en Statiaanse bestuur waren ernstig verstoord
of vrijwel geheel verbroken. In de eilandsraad is een motie aangenomen waarin werd
uitgesproken dat de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna:
WolBES) en de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna:
FinBES) niet langer op het eiland zouden worden toegepast. De commissie constateerde
dat het bestuur van Sint Eustatius zich had afgewend van de bestaande rechts- en staatsorde
en niet meer bereid was de eigenmachtig toegeëigende autonomie weer los te laten.
Burgers gaven aan dat politici en bestuurders steun kochten met beloftes, het vergeven
van banen en het zwartmaken van Nederland. Bovendien was er, aldus burgers en ondernemers,
sprake van een bestuurscultuur van rechtsongelijkheid, willekeur en uitsluiting, in
stand gehouden door een kleine groep.
De commissie concludeerde dat de mogelijkheden om de situatie te verbeteren door het
benutten van de reguliere instrumenten waren uitgeput. Gelet op de bestuurlijke wanorde
op vrijwel alle terreinen en de wetteloosheid binnen het bestuur, constateerde de
commissie grove taakverwaarlozing. Het laten voortbestaan van de situatie zou volgens
de commissie funest zijn voor de bevolking en het eiland. Daarop is maar één antwoord
mogelijk, aldus de commissie, namelijk bestuurlijk ingrijpen door Nederland. Het door
de commissie geschetste beeld van de bestuurlijke situatie overtrof de vermoedens
van het kabinet, zo gaf het aan in zijn reactie op het rapport.4 Het kabinet deelde de opvatting van de commissie dat het onbestaanbaar is dat een
bestuurlijk orgaan in Nederland zich afkeert van de bestaande rechts- en staatsorde.
Met de commissie concludeerde het kabinet dat de situatie van wanorde niet langer
kon worden toegestaan in het belang van de bevolking. De situatie zou ingrijpende
gevolgen hebben voor het dagelijks leven van de bevolking; ontstane achterstanden
in projecten ter verbetering van wegen, de watervoorzieningen, woningen en afvalverwerking
zijn immers direct voelbaar voor de Statianen.
Met de Tijdelijke wet heeft de wetgever de bestuurlijke ingreep geregeld en voorzieningen
getroffen om de grove taakverwaarlozing te keren. Op 6 februari 2018 werd het wetsvoorstel
Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius door beide Kamers der Staten-Generaal
unaniem aangenomen.5 Met deze wet werd de eilandsraad ontbonden en de eilandgedeputeerden en de waarnemend
gezaghebber werden van hun functie ontheven. Op basis van de Tijdelijke wet is een
regeringscommissaris aangesteld die voorziet in het bestuur van Sint Eustatius en
alle taken en bevoegdheden van het eilandsbestuur uitoefent. De ingreep moest ertoe
leiden dat het bestuur van het eiland op orde komt en de voorwaarden worden vervuld
voor duurzame verbetering.
Hoewel de bijzondere voorzieningen enerzijds niet langer mogen duren dan noodzakelijk,
moet anderzijds voorkomen worden dat binnen korte tijd na het herstel van de normale
bestuurlijke verhoudingen een nieuwe ingreep moet worden overwogen. De Tijdelijke
wet bepaalt in artikel 8, eerste lid, dat verkiezingen voor de eilandsraad gehouden
worden wanneer de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat mag worden verwacht dat
het bestuur van het openbaar lichaam Sint Eustatius duurzaam in staat is zijn taken
zelf naar behoren te kunnen vervullen. Zodra dat het geval is, wordt bij koninklijk
besluit bepaald dat in Sint Eustatius verkiezingen zullen plaatsvinden voor de eilandsraad.
De uiterlijke datum van kandidaatstelling is op grond van de Tijdelijke wet 1 februari
2021 en dat betekent dat verkiezingen uiterlijk 17 maart 2021 plaatsvinden.6 De Tijdelijke wet en de daarin geregelde voorzieningen vervallen vervolgens een dag
na de toelating van de nieuwe leden tot de eilandsraad (artikel 13, derde lid).
2.2. Toetsing van de voortgang
De werkzaamheden van de regeringscommissaris zijn erop gericht zo snel mogelijk de
omstandigheden te creëren waaronder het bestuur van Sint Eustatius zijn taken zelf
naar behoren kan vervullen. Bij de totstandkoming van de Tijdelijke wet is reeds geconcludeerd
dat het op voorhand niet eenvoudig te zeggen is welke stappen gezet moeten worden
om tot het oordeel te kunnen komen dat het bestuur van Sint Eustatius zijn taken wederom
zelf adequaat kan uitoefenen. Daarbij is aangegeven dat de eerste ervaringen en constateringen
van de regeringscommissaris bepalend zijn voor het verdere vervolg en dat het kabinet
samen met de regeringscommissaris de criteria voor het beëindigen van de ingreep nader
zou definiëren. Hierbij werd al wel aangegeven dat daartoe in ieder geval de financiën
en het ambtelijk apparaat van Sint Eustatius op een aanvaardbaar niveau moeten zijn
gebracht. Dit wil zeggen dat er in ieder geval sprake is van ordentelijk personeelsbeleid,
rechtmatig, doelmatig en controleerbaar financieel beheer, beleidskaders waarbinnen
de taken van het bestuur worden uitgevoerd en dat de ambtenaren over een redelijk
niveau van kennis en kunde beschikken om hun werkzaamheden te kunnen verrichten. Dat
er sprake dient te zijn van ordentelijke procedures om transparante en objectieve
communicatie te bevorderen – ambtenaren moeten zich vrij voelen om zich uit te spreken
en tegenwicht te bieden aan het bestuur – en dat ook de financiële, bevolkings- en
personeelsadministraties van het openbaar lichaam op orde dienen te zijn. Voorts is
aangegeven dat verder valt te denken aan het op orde brengen van het stelsel van verordeningen
en vergunningverlening en een daarbij behorend handhavings- en toezichtsregime.
De Tweede Kamer is met periodieke rapportages geïnformeerd over de voortgang van de
grote verscheidenheid aan projecten op Sint Eustatius. Daarbij gaat het niet alleen
om de hierboven genoemde projecten, maar ook om projecten binnen het sociaaleconomisch
en fysieke domein en alle activiteiten in relatie tot de wederopbouw van het eiland
na de orkanen Irma en Maria uit september 2017. In paragraaf 3.3 wordt hier verder
op ingegaan. De situatie op Sint Eustatius bleek bij aanvang van de ingreep nog ernstiger
dan gedacht en gaandeweg deden zich nieuwe vraagstukken voor waarover de Tweede Kamer
is bericht. Uit de voortgangsrapportages van 31 mei 2018, 14 november 2018 en 29 mei
2019 blijkt dat de grote reeks aan verschillende projecten met voortvarendheid wordt
aangepakt door de regeringscommissaris, zijn plaatsvervanger, het ondersteuningsteam
en de lokale ambtenaren.7 Tegelijkertijd wordt duidelijk dat het binnen de kleinschalige werkelijkheid van
het eiland vaak lastig is om voldoende kennis, mankracht, materiaal en middelen te
verzamelen om projecten tijdig af te ronden.
In de tweede voortgangsrapportage van 14 november 2018 heeft de Staatssecretaris de
toezegging gedaan om op 1 september 2019 de stand van zaken op Sint Eustatius te toetsen
aan de hand van de voortgang van een twaalftal criteria om zo inzichtelijk te maken
op welk moment op Sint Eustatius verkiezingen van de eilandsraad gehouden kunnen worden.
Deze criteria zijn:
– opschonen bevolkingsadministratie;
– hoogwaardig beheren van administraties als de belastingadministratie en kadasterfunctie;
– aanpassen onjuiste en verouderde verordeningen;
– reorganiseren ambtelijk apparaat en voorzien in de juiste procedures en werkinstructies;
– beschrijven beleidskaders openbaar lichaam;
– ordenen toezicht- en handhavingsinstrumentarium;
– toerusten openbaar lichaam voor uitvoering toezicht en handhaving;
– invoeren meerjarig opleidingsprogramma ambtenaren en politici;
– digitaliseren en centraliseren financiële processen;
– inrichten planning- en controlcyclus conform FinBES;
– uitvoeren acties uit Plan van Aanpak financieel beheer;
– instellen rekenkamer(functie).
Om een nieuw lokaal bestuur in staat te stellen zijn taken naar behoren uit te voeren,
moet de bestuurlijke structuur, inclusief de ambtelijke organisatie en het financieel
beheer, niet alleen op orde zijn, maar ook duurzaam zijn ingericht. Dan is het vervolgens
aan de toekomstige bestuurders om de duurzame inrichting te onderhouden en het vertrouwen
van de bevolking in de democratie en rechtsorde vorm te geven.
2.3. Stand van zaken
Uit de brief aan de Tweede Kamer van 24 september 20198 blijkt dat er na anderhalf jaar veel werk is verzet, de vraagstukken helder in beeld
zijn gebracht en het duidelijk is welke verbeteringen nog nodig zijn. In de bijlage
bij die brief is eveneens gedetailleerd aangegeven wat de stand van zaken is, met
daarbij – voor zover mogelijk – de verwachte einddata van de aangekondigde maatregelen.
Tegelijkertijd wordt vastgesteld dat er sprake is van een veelheid aan problematiek,
meer dan aanvankelijk was gedacht en dat de werklast voor het huidige bestuur maar
vooral voor de ambtenaren zwaar is. Het is geen geringe opdracht om de sterke, gedurende
jaren ontstane, bestuurlijke verwaarlozing van Sint Eustatius te kantelen naar een
situatie waarbinnen toekomstige lokale besturen hun functie meer zelf adequaat kunnen
uitoefenen en waarin achterstanden hanteerbaar worden.
De nog steeds omvangrijke en arbeidsintensieve bestuurlijke opdracht leidt naar het
oordeel van de regering tot de conclusie dat een besluit tot volledig herstel van
de democratie en de daarbij behorende reguliere bestuurlijke verhoudingen nog niet
verantwoord is. Op basis van de stand van zaken ligt het volgens de regering niet
in de lijn der verwachting dat, ondanks alle stappen die inmiddels zijn gezet, de
situatie op korte termijn zodanig is verbeterd dat een nieuw bestuurscollege voldoende
basis heeft om zijn taken en/of functie naar behoren te kunnen uitoefenen. Dat betekent
dat, omstreeks de nu wettelijk voorgeschreven uiterlijke verkiezingsdatum, er naar
verwachting nog geen einde zal zijn gekomen aan de grove taakverwaarlozing ten aanzien
van de bestuurlijke taken, inclusief het financieel beheer.
Bestuurlijke processen
De eilandsraad kan haar controlerende en verordenende taken goed uitvoeren met een
goed uitgeruste griffie. Tevens is het voor de ondersteuning van de controlerende
taak van de eilandsraad van belang dat de rekenkamer is ingesteld. Inmiddels is de
Rekenkamer Rotterdam bereid gevonden om de rekenkamer in Sint Eustatius op te zetten
en te ondersteunen. Naar verwachting wordt hiertoe in de eerste helft van 2020 de
benodigde verordening vastgesteld. Ten slotte worden vanaf de eerste helft van 2020
opleidingsprogramma’s voor potentiële politici aangeboden. Eilandsgedeputeerden kunnen
hun bestuurlijke taken naar behoren uitvoeren wanneer de lokale wet- en regelgeving,
de administraties en werkprocessen van het ambtelijk apparaat op orde zijn. Het openbaar
lichaam kent ruim honderd verordeningen en bijhorende besluiten, waarvan een groot
deel op het moment van ingrijpen niet actueel was. Inmiddels is een aantal verordeningen
ingetrokken (belang verloren) en is een aantal verordeningen aangepast, onder meer
vanwege contra-legem bepalingen. De verwachting is dat afronding begin 2021 plaatsvindt.
De administraties op het gebied van vergunning- en ontheffingsverlening, subsidieverlening
en belastingheffingen worden up-to-date gebracht. De bevolkingsadministratie, ook
van belang voor het kiesregister en andere administraties en afnemers – in de zorg,
onderwijs en de sociale voorzieningen – wordt opgeschoond. Dit is een bewerkelijk
en arbeidsintensief project omdat vertrekkers en nieuwkomers zich lang niet altijd
hebben uit- of ingeschreven. Het onderzoek naar persoonslijsten en de aanwezigheid
van brondocumenten loopt tot in de eerste helft van 2020. Het kiesregister is dan
gereed voor de verkiezingen.
De procesbeschrijvingen voor de ambtelijke ondersteuning bij de uitvoering van de
bestuurlijke processen zijn met de ontwikkeling van een nieuw model voor een besluitvormingsnota
en de besluitenlijst van het bestuurscollege afgerond. Op deze wijze is een heldere
besluitvormingslijn ingericht. Inzake de toezicht- en handhavingsfunctie is er een
nieuwe Unitmanager Vergunningen, toezicht & handhaving aangesteld. In samenwerking
met deze Unitmanager en de Ministeries van BZK, Infrastructuur en Waterstaat en Economische
Zaken en Klimaat wordt momenteel een plan gemaakt om het openbaar lichaam te ondersteunen
bij het inrichten van een nieuw en eenvoudiger toezicht- en handhavingsbeleid. Daarnaast
zijn er 15 medewerkers van het openbaar lichaam en enkele andere organisaties opgeleid
tot Buitengewone agenten van politie (BAV-Pol). De verwachting is dat begin 2021 het
toezicht en handhaving volledig op orde zal zijn.
Financieel beheer
Goed financieel beheer vormt de ondergrond voor goed bestuur. Het Plan van aanpak
financieel beheer van de regeringscommissaris uit oktober 2018 bevat een groot aantal
projecten, gebaseerd op een vrijwel volledige professionalisering van het financieel
beheer. Met ongeveer de helft van de maatregelen is een start gemaakt, met een derde
is deels gestart en met zo’n 20% van de maatregelen moet nog een aanvang worden gemaakt.
Uiteindelijk wordt toegewerkt naar een goedkeurende accountantsverklaring over het
boekjaar 2021. Het verbeteren van ICT-faciliteiten en digitalisering van financiële
processen spelen hierbij een belangrijke rol. Ter versterking van de ICT-faciliteiten
stelt het kabinet € 3,5 mln. beschikbaar uit de Regio Envelop, waarbij met name wordt
ingezet op het verbeteren van de automatisering. Dit komt onder andere het financieel
beheer ten goede.
De afronding van de maatregelen zal meer tijd in beslag nemen dan aanvankelijk werd
verwacht. Dat komt onder meer vanwege de samenloop van de grote hoeveelheid aan projecten
en acties, terwijl er tegelijkertijd sprake is van een tekort aan gekwalificeerde
financiële medewerkers. Van volledige implementatie kan gesproken worden wanneer ook
toekomstige bestuurders zich de nieuwe werkwijzen eigen hebben gemaakt.
Ambtelijke organisatie en griffie
Ook ondersteuning door een gekwalificeerd ambtenarenapparaat is noodzakelijk voor
een goede taakvervulling. Na een proces dat meer dan een jaar in beslag heeft genomen,
is per 1 september 2019 een nieuwe organisatiestructuur ingevoerd, waarbij functiescheiding
en kennisbundeling de leidende principes zijn. Enkele vacatures worden nog ingevuld.
Tevens is afronding van procedures en werkinstructies voor het openbaar lichaam voorzien
in de zomer van 2020. Het werken in een andere context van ambtelijk vakmanschap verlangt
het afstand nemen van jarenlange gewoonten en gebruiken. Een adequaat trainings- en
opleidingsprogramma is daartoe onontbeerlijk, te meer omdat het de afgelopen jaren
heeft ontbroken aan voldoende (bij)scholing en opleidingen. Om duurzaam effect en
kwaliteitsverbetering te bewerkstelligen, loopt het opgestelde opleidingsprogramma,
van start gegaan in 2018, meerjarig door.
2.4. Aanleiding voor verlenging en nadere regeling van de geleidelijke afbouw van
de voorzieningen
De regering concludeert op basis van het voorgaande dat het noodzakelijk is dat de
regeringscommissaris langer aanblijft dan waarin de huidige Tijdelijke wet voorziet.
Om alle verbeteringen duurzaam te kunnen waarborgen is het van groot belang dat het
kabinet zijn handen niet van deze opgave aftrekt voordat alle werkzaamheden zijn afgerond
en het vertrouwen bestaat dat Sint Eustatius niet in de oude situatie vervalt.
De regering is daarbij van mening dat een geleidelijke terugkeer naar de reguliere
bestuurlijke verhoudingen wenselijk is om de bestuurlijke ingreep tot een goed einde
te kunnen brengen. Bij de totstandkoming van de Tijdelijke wet heeft de Afdeling advisering
van de Raad van State opgemerkt9 dat die wet niet voorziet in de mogelijkheid van een eventuele geleidelijke overgang
van de situatie waarin de regeringscommissaris alle taken uitoefent naar de reguliere
situatie. De Afdeling achtte het denkbaar dat zo’n geleidelijke overgang minder disruptief
is dan een plotselinge terugkeer naar de reguliere situatie. Hierbij zou volgens de
Afdeling bijvoorbeeld kunnen worden gedacht aan een situatie waarin de eilandsraad
al wel weer geheel of gedeeltelijk in functie is, maar de regeringscommissaris nog
enige tijd de taken en bevoegdheden van het bestuurscollege en van de gezaghebber
uitoefent. Dit biedt de mogelijkheid om stap voor stap het nieuwe bestuur van Sint
Eustatius te introduceren. Daarnaast kan dit zorgen voor een geleidelijke ontwikkeling
naar institutionele stabiliteit, wat volgens de Afdeling ook met het oog op de financiële
situatie wenselijk is. De regering heeft vervolgens nadrukkelijk aangegeven dat het
denkbaar is dat voor de periode na beëindiging van de grove taakverwaarlozing een
dergelijk overgangsregime wordt getroffen om de terugkeer naar normale verhoudingen
in goede banen te leiden.
Tijdens het functioneren van de regeringscommissaris is bezien of een overgangsregime
noodzakelijk is en hoe dit het beste kan worden ingericht. De regering acht het voor
de inwoners van Sint Eustatius van groot belang dat de democratie en het bestuur op
het eiland op deugdelijke en ordentelijke wijze worden hersteld en gaan functioneren.
De gefaseerde aanpak heeft als belangrijk voordeel dat de eilandsraad als volksvertegenwoordiging
snel kan terugkeren. Ook het bestuurscollege heeft door middel van deze fasering de
mogelijkheid om in de nieuwe constellatie geleidelijk weer in positie te komen. Als
onderdeel van het bestuurscollege geldt ditzelfde ook voor de gezaghebber. Door middel
van een geleidelijke overgang naar volledig herstel van de reguliere situatie is enerzijds
een zachte overdracht mogelijk, inclusief verrijking van bestuurlijke praktijkervaring.
Anderzijds kunnen de nog noodzakelijke activiteiten worden uitgevoerd om het toekomstig
Statiaans bestuur in staat te stellen zijn taken uit te voeren conform de eisen van
behoorlijk bestuur, zonder tempoverlies en onder leiding van de regeringscommissaris.
Met dit wetsvoorstel wordt de geleidelijke afbouw van de bestuurlijke ingreep tegelijk
met de verlenging van de huidige bestuurlijke voorzieningen geregeld. De voorzieningen
kunnen dan worden afgebouwd zodra de nodige resultaten zijn bereikt. Met dit wetsvoorstel
worden de reguliere bestuurlijke verhoudingen in vier fases langs de lijnen van de
WolBES en de FinBES teruggebracht. Deze fases worden in het volgende hoofdstuk nader
beschreven.
3. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
Dit wetsvoorstel regelt de verlenging van de bestuurlijke ingreep op Sint Eustatius
en de geleidelijke afbouw van de voorzieningen. Het is – gelet op de achtergrond van
de problematiek en de regeling zoals deze door de Tijdelijke wet is getroffen – niet
mogelijk om het herstel van het een op het andere moment plaats te laten vinden. Het
doel van de geleidelijke afbouw is dat de ingreep zo in verhouding blijft staan tot
de actuele bestuurlijke situatie en perspectief biedt op herstel en normalisering.
In vier fases wordt daarom op proportionele wijze toegewerkt naar een einddoel, namelijk
het bewerkstelligen van een reguliere bestuurlijke situatie op Sint Eustatius. Het
wetsvoorstel voorziet daarnaast gedurende de geleidelijke afbouw in het herstel en
de aanscherping van het toezicht op de uitoefening van de taken van het openbaar lichaam
om goed bestuur te kunnen borgen.
De regering acht het van belang op te merken dat de met deze wet geregelde juridische
voorzieningen die bedoeld zijn om te voorkomen dat de situatie van voor het begin
van de ingreep zich wederom voordoet, zoals de hierna beschreven aanvullende goedkeuringsbevoegdheid,
in eerste instantie dienen als vangnet. Van groter belang is de bereidheid van de
toekomstige eilandraadsleden en gedeputeerden tot constructieve samenwerking en communicatie,
onderling en met de regeringscommissaris, en de bereidheid om hun taken en bevoegdheden
uit te oefenen ten bate van het collectief belang van het openbaar lichaam en de inwoners
van Sint Eustatius. De regeringscommissaris zet zich daarom in om op transparante
wijze en in goed overleg met de toekomstige ambtsdragers, inwoners en het maatschappelijk
middenveld zijn taken uit te oefenen en om gezamenlijk te werken aan goed bestuur
van Sint Eustatius.
De geleidelijke afbouw in vier fases en de opbouw van het wetsvoorstel worden in dit
hoofdstuk toegelicht. Hoewel de fases een logische volgtijdelijkheid kennen, kunnen
sommige voorzieningen, zoals de verantwoordelijkheid voor het financieel beheer en
de verantwoordelijkheid voor de ambtenaren en de griffie, parallel worden hersteld.
Dit hangt af van de situatie en geboekte voortgang op dat moment. Zodra dat mogelijk
is, worden taken en bevoegdheden teruggegeven aan de reguliere bestuursorganen, maar
wel steeds gepaard met de nodige grip op de situatie.
3.1. Voortzetting huidige voorzieningen
In paragraaf 2.3 en 2.4 is aangegeven dat de regering het noodzakelijk acht de bestuurlijke
ingreep te verlengen, met daarbij de regeling van een overgangsregime. Een verlenging
brengt met zich dat de afwijking van de normale bestuurlijke inrichting zoals die
is verankerd in de Grondwet langer wordt voortgezet. Op grond van artikel 132a van
de Grondwet, gelezen in samenhang met artikel 132, vijfde lid, van de Grondwet, is
het vereist dat de verlenging bij formele wet wordt geregeld. In dit wetsvoorstel
worden de voorzieningen van de Tijdelijke wet zo overgenomen dat de bestuurlijke ingreep
op dezelfde voet kan worden voortgezet, totdat de verkiezingen hebben plaatsgevonden
en de eilandsraad weer in functie is. De Tijdelijke wet wordt met de inwerkingtreding
van dit wetsvoorstel ingetrokken.
Ten opzichte van de Tijdelijke wet bevat dit wetsvoorstel een belangrijke wijziging
ten aanzien van het moment waarop verkiezingen voor de eilandsraad kunnen worden uitgeschreven,
met als reden de eilandsraad te kunnen herstellen zonder dat de bestuurlijke ingreep
wordt beëindigd. In het huidige artikel 13, derde lid, van de Tijdelijke wet is het
verval van de bestuurlijke ingreep gekoppeld aan de terugkeer van de eilandsraad en
daarom kunnen de verkiezingen thans pas plaatsvinden als het (gehele) bestuur zijn
taken zelf naar behoren kan vervullen. Het onderhavige wetsvoorstel is erop gericht
het functioneren van de eilandsraad te herstellen, terwijl de regeringscommissaris
verantwoordelijk blijft voor een deel van de taken van de eilandsraad, het bestuurscollege
en de gezaghebber en de verdere opbouw van het eiland. De voorgestelde artikelen 2
tot en met 12 voorzien hierin. Met dit wetsvoorstel wordt in de artikelen 2, 6, 7
en 8 de bestuurlijke ingreep alleen voortgezet ten aanzien van de taken en bevoegdheden
van het bestuurscollege, de gezaghebber en ten aanzien van de griffie en ambtelijke
organisatie en het financieel beheer.
Voorts is het niet langer noodzakelijk om te regelen dat de gezaghebber alle maatregelen
neemt die noodzakelijk zijn ter voorkoming van de vernietiging van documenten die
berusten bij het eilandsbestuur. Het doel van deze bepaling toentertijd was te voorkomen
dat bestuurders of ambtenaren van Sint Eustatius, na het openbaar worden van de Tijdelijke
wet, zouden overgaan tot vernietiging van papieren stukken en digitale (archief)stukken.
Deze voorziening is nu niet meer nodig.
Het bepaalde in artikel 10 van de Tijdelijke wet wordt dan ook niet opgenomen in het
wetsvoorstel. Ook de maatschappelijke raad van advies is na het herstel van de eilandsraad
niet langer nodig om de regeringscommissaris te kunnen adviseren en het draagvlak
van zijn optreden te verzekeren. De regeringscommissaris kan draagvlak peilen bij
de eilandsraad en de eilandsraad kan met het reguliere vragen- en interpellatierecht
en moties een standpunt innemen over het gevoerde bestuur van de regeringscommissaris.
De regeringscommissaris blijft bovendien in gesprek met inwoners en het maatschappelijk
middenveld, in aanvulling op de eilandsraad. Omdat belangrijk is dat het openbaar
lichaam van Sint Eustatius dichtbij de bevolking staat, heeft de regeringscommissaris
een strategisch communicatieplan ontwikkeld. Een belangrijk onderdeel van dit plan,
dat momenteel wordt geïmplementeerd, is het instellen van een Burgerparticipatieraad
die de huidige maatschappelijke adviesraad zal vervangen op het moment dat de nieuwe
eilandsraad is aangetreden. Het is van belang dat het helder is voor het openbaar
lichaam wat de bewoners van Sint Eustatius bezighoudt en de Burgerparticipatieraad
is hier van toegevoegde waarde. Daarnaast is de «Central Dialogue Statia» (Centrale
Dialoog) opgericht. De Centrale Dialoog biedt een vorm van gestructureerd overleg
van lokale overheid, Kamer van Koophandel en vertegenwoordigers van werkgevers en
werknemers en zal zich met name richten op sociaaleconomische thema’s die op het eiland
spelen. Bovendien kan de Centraal Dialoog advies uitbrengen aan het Rijk, bijvoorbeeld
wanneer ontwerpwetsvoorstellen voor consultatie worden voorgelegd.
Enkele andere wijzigingen in de voorgestelde hoofdstukken 1, 2 en 3 ten opzichte van
de Tijdelijke wet zijn technisch van aard en worden toegelicht in het artikelsgewijze
deel van deze memorie van toelichting.
3.2. Systeem van inrichting geleidelijk herstel
Zoals vermeld wordt in de voorgestelde hoofdstukken 2 en 3 van het wetsvoorstel bepaald
dat de eilandsraad wordt hersteld, terwijl de regeringscommissaris verantwoordelijk
blijft voor een deel van de taken van de eilandsraad, het bestuurscollege en de gezaghebber
en de verdere opbouw van het eiland. Het voorgestelde hoofdstuk 4 bepaalt vervolgens
het overgangsregime betreffende het bestuurscollege en de gezaghebber.
In de voorgestelde artikelen 7 en 8 zijn de verantwoordelijkheden omtrent de ambtelijke
organisatie en het financieel beheer afzonderlijk geregeld, zodat die taken langer
door de regeringscommissaris uitgevoerd kunnen worden. Op deze manier is de fasering,
zoals toegelicht in paragraaf 2.4 van deze memorie van toelichting, in het wetsvoorstel
opgenomen. De overgang tussen de verschillende fases wordt telkens gemarkeerd met
een koninklijk besluit, waarin het tijdstip wordt bepaald van de ingangsdatum van
die fase. Op dat tijdstip wordt vervolgens het wetsvoorstel telkens zo gewijzigd dat
leden voor het betreffende orgaan benoemd kunnen worden en het orgaan zijn wettelijke
taken en bevoegdheden zelf kan uitoefenen. Bij de overgang naar een volgende fase
wordt rekening gehouden met voorwaarden, relevante ijkpunten – namelijk de criteria
genoemd onder paragraaf 2.2. – die bij de desbetreffende overgang worden betrokken.
Indien de Minister van BZK oordeelt dat zich zodanige verbeteringen hebben voltrokken
dat de volgende fase kan aanvangen, is dit mogelijk zonder al te voldoen aan (alle)
gestelde voorwaarden. De Staten-Generaal wordt uitdrukkelijk betrokken bij ieder overgangsmoment
omdat het ontwerp van voorgenoemde koninklijke besluiten voor de inwerkingtreding
van de afzonderlijke artikelen in een zogenoemde voorhangprocedure aan beide Kamers
wordt gezonden met een toelichting waarin het gekozen moment voor de start van een
volgende fase worden onderbouwd.
3.2.1. Herstel voorzieningen m.b.t. de eilandsraad
Als eerste stap richting volledig herstel van de reguliere bestuurlijke verhoudingen
worden na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel zo spoedig mogelijk bij koninklijk
besluit de datum van kandidaatstelling vastgesteld en de verkiezingen voor de eilandsraad
vinden dan plaats op de vierenveertigste dag na de kandidaatstelling. Voordat hiertoe
kan worden overgaan moeten bepaalde resultaten behaald zijn om verkiezingen te kunnen
houden en om zeker te stellen dat de nieuwe eilandsraad goed kan functioneren. Het
is noodzakelijk dat het kiesregister gereed is voor de verkiezingen. De verwachting
is dat de eilandsraad in staat is zelf een groot deel van zijn taken naar behoren
uit te oefenen, als voorafgaand aan de inwerkingtreding van onderhavig wetsvoorstel
ter ondersteuning van de eilandsraad de griffie van de juiste werkinstructies is voorzien
en de rekenkamer is ingesteld. Daarvoor moet de reorganisatie afgerond zijn, inclusief
ambtelijke procedures en werkinstructies. De opleidingsprogramma’s voor potentiële
politici moeten eveneens beschikbaar zijn, om toekomstige raadsleden de mogelijkheid
te bieden om zich te verdiepen in de bijkomende taken en bevoegdheden. Op kortere
termijn zal hierover een algemene voorlichting voor het bredere publiek plaatsvinden.
De focus ligt hierbij op het geven van informatie over de aanloop naar de eilandsraadverkiezingen
en de te volgen stappen indien men zich verkiesbaar wil stellen.
De eilandsraad heeft na het herstel de controlerende taak voor zover het gaat om het
vragenrecht en het interpellatierecht (artikel 159 van de WolBES). De mogelijkheid
om moties in te dienen kan de eilandsraad nader regelen in het reglement van orde
(artikel 17 van de WolBES). In deze fase is er nog geen bestuurscollege en geen gezaghebber.
De leden van de eilandsraad kunnen gebruik maken van het hun toekomende vragenrecht,
waarbij de vragen gesteld kunnen worden aan de regeringscommissaris, die in deze fase
nog steeds de taken van het bestuurscollege en de gezaghebber uitvoert. Op grond van
het voorgestelde artikel 11 (het thans geldende artikel 4 van de Tijdelijke wet) blijft
voorop staan dat de regeringscommissaris namens de regering optreedt en verantwoording
verschuldigd is aan de Minister van BZK. Dit brengt mee dat hij de aanwijzingen van
de Minister opvolgt en alle inlichtingen verstrekt die de Minister verlangt. Deze
verantwoordingsplicht staat er niet aan in de weg dat de regeringscommissaris na het
aantreden van de eilandsraad gehouden is de vragen van de leden van de eilandsraad
te beantwoorden en inlichtingen te verstrekken over zijn beleid, met inachtneming
van de kaders van de WolBES. De raad kan zo de regeringscommissaris kenbaar maken
wat wenselijke beleidsvoornemens zijn en wat het draagvlak is voor het gevoerde bestuur.
De eilandsraad kan evenwel de regeringscommissaris niet ontslaan, die bevoegdheid
is uitsluitend belegd bij de regering, op voordracht van de Minister van BZK.
Een tweede taak die de eilandsraad heeft, is de vaststelling van eilandsverordeningen,
zowel autonome verordeningen die de eilandsraad in het belang van het openbaar lichaam
nodig oordeelt als verordeningen waarmee uitvoering wordt gegeven aan in de medebewindswetgeving
gevorderde taken (artikel 149 in samenhang met artikel 152 van de WolBES). De regeringscommissaris
is bij de uitvoering van de taken van het bestuurscollege bevoegd om de beslissingen
van de eilandsraad voor te bereiden en uit te voeren (het voorgestelde artikel 6,
eerste lid, in samenhang met artikel 168, eerste lid, onderdeel b, van de WolBES)
en kan zo voorstellen doen voor de vaststelling van eilandsverordeningen. Daarnaast
heeft de eilandsraad het amendementsrecht en initiatiefrecht (de artikelen 151, eerste
lid, en 150, eerste lid, van de WolBES).
Om te voorkomen dat de uitoefening van de bevoegdheden leidt tot een verslechtering
van de situatie op Sint Eustatius is in aanvulling op het regulier toezicht een goedkeuringsbevoegdheid
voor besluiten van de eilandsraad belegd bij de regeringscommissaris. De vastgestelde
verordeningen zijn daarmee onderworpen aan goedkeuring van de regeringscommissaris
(het voorgestelde artikel 10). Hij onthoudt een verordening alleen van goedkeuring
wanneer deze in strijd is met hoger recht, ingaat tegen de belangen van de bevolking
van Sint Eustatius, disproportionele administratieve lasten met zich meebrengt, financieel
onuitvoerbaar is of het behoorlijk functioneren van het eilandsbestuur in de toekomst
belemmert. Zo kan worden voorkomen dat de eilandsraad met de uitoefening van zijn
bevoegdheden tegen de belangen van Sint Eustatius en haar inwoners ingaat en dat inmiddels
doorgevoerde verbeteringen kunnen worden teruggedraaid. Hierbij wordt opgemerkt dat
de regeringscommissaris als voorzitter van de eilandsraad voor de agendering van een
mogelijk strijdig besluit de mogelijkheid heeft om in overleg te treden met de leden
van de eilandsraad over de voorgenomen besluitvorming. De aanvullende goedkeuringsbevoegdheid
is bedoeld als vangnet waarmee geboekte voortgang en positieve ontwikkelingen op het
eiland juridisch gewaarborgd kunnen worden. De regeringscommissaris maakt die afweging.
Indien toch sprake is van een eilandsverordening die in werking treedt, maar in strijd
met het recht of het algemeen belang blijkt, dan kan de regeringscommissaris als ultimum
remedium deze aandragen voor vernietiging met toepassing van artikel 223 van de WolBES.
Als de eilandsraad taken die voorvloeien uit medebewindswetgeving niet of niet naar
behoren uitoefent, kan de regeringscommissaris – in zijn taakuitoefening van het bestuurscollege –
tevens in de plaats treden met toepassing van artikel 230 WolBES.
In het wetsvoorstel worden bovendien drie uitzonderingen geregeld voor enkele taken
en bevoegdheden die regulier bij de eilandsraad belegd zijn, maar nog niet onmiddellijk
onderdeel zijn van het herstel van de voorzieningen. In de eerste plaats is dat het
recht van onderzoek (enquêterecht), dat is geregeld in de artikelen 160 tot en met
165 van de WolBES (het voorgestelde artikel 9). De reden voor deze uitsluiting is
dat een dergelijke enquête een zware bevoegdheid is die veel vraagt van de organisatie
van het openbaar lichaam en waarvoor een aantal vergaande medewerkingsplichten gelden.
Het proces van bewerkstelligen van bestuurlijke stabiliteit loopt mogelijk schade
op door de inzet van een dergelijk ingrijpend onderzoek als dat deze bevoegdheid teweeg
kan brengen. De inzet van dit controlemiddel verdraagt zich daarnaast niet goed met
de omstandigheid waarin de regeringscommissaris nog veel bestuurlijke taken uitvoert.
Ten tweede blijft de regeringscommissaris vooralsnog de taken en bevoegdheden uitoefenen
die de eilandsraad heeft op grond van de FinBES, waaronder het budgetrecht en de vaststelling
van de jaarrekening (het voorgestelde artikel 8). Ter ondersteuning van de regeringscommissaris
en gezien het feit dat de advisering op de begroting een elementair onderdeel is van
het proces van budgettering en financieel beheer hervat het College financieel toezicht
Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Cft BES) haar adviesfunctie zoals beschreven in artikel 17
van de FinBES. Een derde uitzondering betreft de bevoegdheid van de eilandsraad om
rechtspositionele beslissingen te nemen ten aanzien van de ambtenaren die werkzaam
zijn op de griffie (het voorgestelde artikel 7). Wel benoemt de eilandsraad zelf een
griffier. Zoals beschreven in paragraaf 2.3 is de verwachting dat voor de duurzame
verbetering van het financieel beheer en de ambtelijke organisatie meer tijd nodig
is. De afzonderlijke regeling van het herstel van deze taken en bevoegdheden stelt
de regeringscommissaris in de gelegenheid om ook na het aantreden van de eilandsraad
zijn werkzaamheden op deze terreinen te blijven uitvoeren.
3.2.2. Herstel voorzieningen m.b.t. het bestuurscollege
In de tweede fase verkrijgt de eilandsraad de bevoegdheid om de gedeputeerden te benoemen
en te ontslaan. Voor aanvang van deze fase is voorwaardelijk dat alle eilandsverordeningen
zijn vastgesteld en in werking zijn getreden, de procedures en werkinstructies van
het bestuurscollege op orde zijn en dat de administraties op het terrein van vergunning-
en/of ontheffingsverlening, subsidieverlening en de kadasterfunctie gereed zijn. Daarnaast
is toezicht en handhaving op orde, zowel wat betreft het handhavingsbeleid als voor
toereikende aanstelling en opleiding van medewerkers.
Na benoeming van de gedeputeerden door de eilandsraad, vormen zij het bestuurscollege
tezamen met de regeringscommissaris die nog de taken van de gezaghebber blijft uitvoeren.
De verhouding van de regeringscommissaris jegens de eilandgedeputeerden, zoals eerder
beschreven met betrekking tot de eilandsraad, geldt hier – eveneens met inachtneming
van zijn verantwoordingsplicht jegens de Minister van BZK – ongewijzigd.
Op grond van het wetsvoorstel blijft het mogelijk om in afwijking van de WolBES geen
gezaghebber te benoemen (het voorgestelde artikel 16). De regeringscommissaris is
in die functie voorzitter en lid van het bestuurscollege Ten behoeve van diens ondersteuning
benoemt het bestuurscollege een eilandsecretaris. Zolang onderhavige wet na inwerkingtreding
van kracht is, is het niet mogelijk voor het bestuurscollege om de eilandsecretaris
te ontslaan. Gelet op de situatie van vóór de ingreep is het van belang ontslag van
de eilandsecretaris om oneigenlijke redenen te voorkomen. De bevoegdheid van de regeringscommissaris
om besluiten van het bestuurscollege goed te keuren, is ook op het besluit tot benoeming
van de eilandsecretaris van toepassing.
De eilandsraad kan in deze fase het gebruikelijke vragen- en interpellatierecht inzetten
ten aanzien van het bestuurscollege en heeft de bevoegdheid om gedeputeerden te ontslaan,
bijvoorbeeld nadat zij het vertrouwen in een gedeputeerde hebben opgezegd (artikel 60
van de WolBES).
Het bestuurscollege voert het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam en is verantwoordelijk
voor de uitvoering van de autonome- en medebewindstaken, inclusief het toezicht op
de naleving van wet- en regelgeving en de handhaving in geval van overtredingen met
betrekking tot de wettelijke taken en bevoegdheden van het bestuurscollege. De autonome
en medebewindstaken die in de reguliere situatie bij de gezaghebber belegd zijn, worden
in deze fase nog uitgevoerd door de regeringscommissaris. De regeringscommissaris
treedt eveneens in de plaats van het bestuurscollege bij de uitoefening van de taken
en bevoegdheden op grond van de FinBES en de ambtelijke organisatie en rechtspositionele
beslissingen ten aanzien van ambtenaren werkzaam voor het openbaar lichaam uitgezonderd
(de voorgestelde artikelen 7 en 8).
De tweede fase zal pas ingaan als de regering, op basis van de genoemde voortgang
van projecten en het functioneren van de eilandsraad, verwacht dat gedeputeerden hun
taken als goed bestuurders kunnen uitoefenen en besluiten zullen nemen die voldoen
aan de wettelijke eisen. De regeringscommissaris als voorzitter van het bestuurscollege
en de eilandsecretaris hebben in de voorbereiding van de besluiten tevens een belangrijke
rol om goed bestuur te verzekeren. Het komt het bestuurlijk proces en de samenwerking
tussen de gedeputeerden en de regeringscommissaris ten goede indien in de voorbereiding
van besluiten voldoende rekening wordt gehouden met de in de wet opgenomen eisen waaraan
een besluit moet voldoen. Ook is de regeringscommissaris verantwoordelijk voor de
agendering en ziet hij toe op de kwaliteit van de besluitvorming. Om te voorkomen
dat beslissingen van het bestuurscollege kunnen leiden tot een verslechtering van
de situatie op Sint Eustatius, worden in eerste instantie de besluiten aan goedkeuring
van de regeringscommissaris onderworpen (het voorgestelde artikel 13 in samenhang
met artikel 10 (nieuw)). Dit is net als bij terugkeer van de eilandsraad een belangrijk
vangnet om preventief toezicht te kunnen houden en een aanvulling op het reguliere
toezicht op het bestuurscollege. Het onthouden van goedkeuring is ook hier alleen
mogelijk wanneer een besluit in strijd is met hoger recht, ingaat tegen de belangen
van de bevolking van Sint Eustatius, disproportionele administratieve lasten met zich
meebrengt, financieel onuitvoerbaar is of het behoorlijk functioneren van het eilandsbestuur
in de toekomst belemmert. Indien toch sprake blijkt van inwerking getreden besluiten
die bij nader inzien in strijd zijn met het recht of het algemeen belang, dan kan
de regeringscommissaris deze aandragen voor vernietiging met toepassing van artikel 223
van de WolBES. Als het bestuurscollege taken die voorvloeien uit medebewindswetgeving
niet of niet naar behoren uitoefent, kan de regeringscommissaris – in zijn taakuitoefening
van het gezaghebber – tevens in de plaats treden van het bestuurscollege met toepassing
van artikel 231 van de WolBES.
3.2.3. Verantwoordelijkheid voor de griffie en ambtelijke organisatie
Hiervoor is aangegeven dat de taken en bevoegdheden van de eilandsraad en het bestuurscollege
die zien op het stellen van regels over de griffie en de verdere ambtelijke organisatie
en beslissingen over benoeming, schorsing en ontslag van ambtenaren langer worden
uitgezonderd. Deze taken en bevoegdheden blijven bij de regeringscommissaris totdat
de politieke ambtsdragers en ambtenaren het aangeboden opleidingsprogramma hebben
afgerond en het personeelsbeleid op orde is. Zodra de eilandsraad en het bestuurscollege
weer bevoegd zijn omtrent deze aangelegenheden zal de regeringscommissaris in plaats
van de Rijksvertegenwoordiger de reguliere goedkeuringsbevoegdheden uitoefenen (het
voorgestelde artikel 13: het voorgestelde artikel 10 (nieuw)).
3.2.4. Verantwoordelijkheid voor het financieel beheer
Hiervoor is aangegeven dat de taken en bevoegdheden die de eilandsraad en het bestuurscollege
uitoefenen op grond van de FinBES langer worden uitgezonderd en dat hiervoor de regeringscommissaris
verantwoordelijkheid blijft dragen. Door het budgetrecht en andere besluiten rond
de financiën afzonderlijk te regelen, kunnen deze in een later stadium worden hersteld
langs de lijnen van de FinBES. Daarmee kan de regeringscommissaris in de gelegenheid
worden gesteld om deze werkzaamheden duurzaam af te ronden, alsmede om de beoogde
resultaten van de ondersteunende maatregelen verder vorm te geven. De financiële taken
worden weer bij de eilandsraad en het bestuurscollege belegd zodra de financiële processen
zijn gedigitaliseerd en gecentraliseerd, de planning- en controlecyclus conform de
FinBES loopt en alle acties uit het Plan van aanpak financieel beheer gereed zijn
(het voorgestelde artikel 15). De besluiten van het bestuurscollege zijn tot aanvang
van de volgende fase onderworpen aan de goedkeuring van de regeringscommissaris. Dit
heeft dus ook betrekking op besluiten van financiële aard. De FinBES bevat verder
diverse goedkeuringsbevoegdheden ten aanzien van de vaststelling en wijziging van
de begroting en andere besluiten van de eilandsraad met financiële gevolgen. In die
gevallen kan goedkeuring worden onthouden door de Minister van BZK en het Cft heeft
hiertoe een adviserende rol. In het wetsvoorstel wordt voor de tweede fase geregeld
dat in aanvulling op de in de FinBES genoemde gronden goedkeuring ook onthouden kan
worden als de besluitvorming ingaat tegen de belangen van de bevolking van Sint Eustatius,
disproportionele administratieve lasten met zich meebrengt, financieel onuitvoerbaar
is of het behoorlijk functioneren van het eilandsbestuur in de toekomst belemmert.
In aanvulling op het reguliere preventieve toezicht van de FinBES worden tevens de
vaststelling van de kwartaal uitvoeringsrapportages, jaarrekeningen, jaarverslagen,
belastingverordeningen en eilandsverordeningen over de controle op het financiële
beheer en de inrichting van de financiële organisatie aan goedkeuring van de Minister
van BZK onderworpen. Het Cft heeft hier een adviserende taak en neemt in het advies
naast financiële belangen en uitvoerbaarheid eveneens de belangen van de bevolking
van Sint Eustatius, administratieve lasten en het functioneren van het eilandsbestuur
in de toekomst mee. Goedkeuring van de besluiten met financiële gevolgen zorgt in
deze fase van geleidelijke afbouw voor een veiligheidsklep om (de verbeteringen omtrent)
ordentelijk financieel beheer te kunnen waarborgen.
3.2.5. De terugkeer van de gezaghebber en de taak van de Rijksvertegenwoordiger na
het beëindigen van de voorzieningen wegens grove taakverwaarlozing
Deze derde fase vangt aan als de grove taakverwaarlozing op alle taken is beëindigd.
De implementatie van alle ondersteunende maatregelen op het gebied van het financieel
beheer, de bestuurlijke structuur en het ambtelijk apparaat is dan voltooid.
In deze fase is er sprake van volledig herstel. De eilandsraad en het bestuurscollege
hebben in deze fase weer de verantwoordelijkheid over al hun reguliere taken – zoals
het budgetrecht – en oefenen hun bevoegdheden op grond van de WolBES en de FinBES
op reguliere wijze uit. De Rijksvertegenwoordiger is bevoegd goedkeuring te verlenen
aan beslissingen over benoeming, schorsing en ontslag van ambtenaren. Met inachtneming
van artikel 73 van de WolBES wordt een gezaghebber benoemd die alle, op grond van
wet- en regelgeving, aan hem toekomende taken en bevoegdheden uitoefent. Voorafgaand
aan de benoeming van de gezaghebber moet zijn gebleken dat het bestuurscollege naar
behoren en langs de lijnen van de WolBES en FinBES functioneert en dat ook de verwachting
is dat een gezaghebber zijn taken en bevoegdheden naar behoren kan vervullen. Tot
aan dit moment is overgang naar deze fase onverantwoord. Zodra de gezaghebber middels
koninklijk besluit is benoemd, is de situatie in lijn met de WolBES en wordt de regeringscommissaris
uit zijn functie ontheven. Als alle hiervoor beschreven taken en bevoegdheden weer
door de betreffende bestuursorganen worden uitgevoerd, wordt daarmee niet langer afgeweken
van de artikelen 125 en 127 in samenhang met artikel 132a van de Grondwet.
Gezien de voorgeschiedenis op Sint Eustatius, zoals beschreven in paragraaf 2.1, blijft
een reëel risico dat na herstel van de voorzieningen op grond van dit wetsvoorstel
wederom de bestuurlijke verhoudingen verstoord raken en bestuurlijke integriteitsproblemen
ontstaan. De primaire verantwoordelijkheid voor het bevorderen en bewaken van de bestuurlijke
integriteit binnen het openbaar lichaam is gelegen bij de gezaghebber. Dit is sinds
2016 wettelijk verankerd in artikel 172, tweede lid, van de WolBES. Het is mogelijk
dat de gezaghebber gezien zijn positie in het lokale politieke krachtenveld belemmerd
wordt om deze taak naar behoren uit te (kunnen) voeren, of dat de situatie zodanig
escaleert dat hij de grip verliest. Op dat moment kan behoefte zijn aan de bijstand
van een ambtsdrager die beschikt over gezag, kennis en een zekere afstand tot de betrokken
partijen. Met dit wetsvoorstel komt de zorgplicht om deze behoefte te vervullen bij
de Rijksvertegenwoordiger te liggen. De Rijksvertegenwoordiger wordt belast met het
adviseren over en bemiddelen bij verstoorde bestuurlijke verhoudingen in het openbaar
lichaam Sint Eustatius en wanneer de bestuurlijke integriteit van het openbaar lichaam
in het geding is. Een vergelijkbare taak wordt in het Europees deel van Nederland
uitgevoerd door de commissaris van de Koning. Er is sprake van regulier toezicht in
de zin van artikel 132, tweede lid, van de Grondwet, in samenhang met artikel 132a,
tweede lid, van de Grondwet, dat bij wet geregeld wordt.
Het is tevens wenselijk dat, nadat alle reguliere taken weer door de betreffende bestuursorganen
worden uitgevoerd, een vinger aan de pols kan worden gehouden, door goed gebruik te
maken van goedkeuring, vernietiging en indeplaatsstelling als reguliere toezichtinstrumenten.
In deze fase kunnen zowel de Rijksvertegenwoordiger en de gezaghebber weer besluiten
aandragen voor vernietiging. Als het eilandsbestuur medebewindstaken niet of naar
behoren uitoefent, kan de Rijksvertegenwoordiger hierin voorzien. Ten behoeve van
de intensivering van het reguliere toezicht is het nodig dat de Rijksvertegenwoordiger
voldoende inzicht heeft in het beleid van het eilandsbestuur. Er zijn momenteel geen
formele belemmeringen voor de Rijksvertegenwoordiger om, net als eenieder, kennis
te nemen van documenten en hetgeen dat wordt besproken in openbare vergaderingen van
de eilandsraad. Ook de besluiten van het bestuurscollege zijn openbaar, maar dit geldt
niet voor de vergaderingen van het bestuurscollege, deze vinden plaats achter gesloten
deuren. Ook de eilandsraad kan besluiten om gebruik te maken van de bevoegdheid om
informatie of bijeenkomsten achter gesloten deuren te laten plaatsvinden en dan is
de vergadering niet toegankelijk te maken voor het publiek. Met dit wetsvoorstel wordt
aan de Rijksvertegenwoordiger het recht toegekend de vergaderingen van de eilandsraad
en het bestuurscollege bij te wonen, ook als deze achter gesloten deuren plaatsvinden.
Voorts wordt aan de Rijksvertegenwoordiger het recht toegekend om kennis te mogen
nemen van alle bescheiden waarover het eilandsbestuur beschikt (het voorgestelde artikel 16
in samenhang met artikel 12 (nieuw)). De Rijksvertegenwoordiger fungeert zo als extra
controlerende schakel ten behoeve van het behoud van duurzaam doorgevoerde verbeteringen
en de naleving van de voorwaarden voor goed bestuur.
3.2.6. Eindfase, volledig herstel van de voorzieningen
Met de vierde fase wordt de bestuurlijke ingreep beëindigd. Gelet op het tijdelijke
karakter van de bestuurlijke ingreep vervalt de Wet op 1 september 2024. Dat betekent
dat de Rijksvertegenwoordiger nog anderhalf jaar na de eerstvolgende reguliere verkiezingen,
die gehouden worden in maart 2023, zijn aanvullende bevoegdheden behoudt. Bij verval
van de Wet is de Rijksvertegenwoordiger wederom verantwoordelijk voor al zijn reguliere
taken en bevoegdheden zoals opgenomen in de WolBES.
De Wet kan echter bij koninklijk besluit (tot 1 september 2025) worden verlengd als
op 1 februari 2024 de derde fase nog niet is aangevangen en de regeringscommissaris
nog in de plaats treedt van het bestuurscollege en de gezaghebber bij (een deel van)
diens taken. Hieraan voorafgaand zendt Onze Minister, in overeenstemming met het gevoelen
van de ministerraad, een standpunt naar beide Kamers der Staten-Generaal over het
voornemen tot verlenging van de wet of wordt een voorstel van wet daaromtrent ingediend.
Wordt het wetsvoorstel dat strekt tot verlenging ingetrokken of verworpen, dan wordt
de Wet waarvan de werkingsduur verlengd was, onverwijld bij koninklijk besluit ingetrokken
(het voorgestelde artikel 21). Als binnen de verlengingstermijn geen wetsvoorstel
wordt ingediend, vervalt de wet na afloop van de verlengingstermijn alsnog. Een hernieuwde
verlenging is niet mogelijk.
3.2.7 Waarborgen binnen de gefaseerde afbouw
In de eerste, tweede en derde fase van de afbouw van de bestuurlijke ingreep zijn
verschillende waarborgen, ook wel veiligheidskleppen, ingebouwd die ervoor zorgen
dat de inzet van teruggegeven bevoegdheden geen negatieve gevolgen heeft voor het
eiland en de inwoners van Sint Eustatius en niet ten nadele komt van tot dan toe doorgevoerde
verbeteringen. Samengevat kan overgang naar de volgende fase pas plaatsvinden als
concrete resultaten zijn behaald en wanneer de betreffende bevoegdheden naar verwachting
duurzaam en naar behoren uitgeoefend worden en zijn de bevoegdheden van de eilandsraad
en het bestuurscollege in eerste instantie beperkt, omdat de taken in het kader van
het financieel beheer en de organisatie van de griffie en het ambtelijk apparaat in
een later stadium worden toegekend. Tevens is in aanvulling op het reguliere toezicht
een goedkeuringsbevoegdheid voor de besluiten van de eilandsraad in de eerste fase
en het bestuurscollege in de tweede fase belegd bij de regeringscommissaris, waarbij
nadrukkelijk rekening wordt gehouden met de belangen van de inwoners en goed bestuur.
Financiële besluiten van de eilandsraad behoeven in de tweede fase ook de goedkeuring
van de regeringscommissaris. Als de regeringscommissaris goedkeuring onthoudt, treden
de besluiten niet in werking. Omdat de regeringscommissaris ook na terugkeer van de
eilandsraad en gedeputeerden in functie blijft, behoudt hij goed zicht op het functioneren
en de beslissingen van beide organen en kan tijdig worden ingegrepen, in goed en snel
overleg met het Ministerie van BZK. Zoals al is weergegeven in paragraaf 3.1 van deze
toelichting ziet de regering deze waarborgen als een vangnet. Dit wetsvoorstel beoogt
de regeringscommissaris een juridisch handelingsperspectief te bieden, mocht de situatie
daarom vragen. Goed bestuur laat zich echter niet alleen vangen in een wet, maar verlangt
ook het nodige van de toekomstige eilandraadsleden en het bestuurscollege. Belangrijk
is dat de regeringscommissaris op transparante wijze en in goed overleg met de toekomstige
eilandraadsleden en gedeputeerden het collectief belang van het eiland en haar inwoners
blijft dienen. Om te voorkomen dat de situatie van voor de ingreep zich herhaalt en
om de kans op een eilandsbestuur te vergroten dat keuzes maakt in het belang van het
eiland en haar inwoners is het van belang dat de leden van de eilandsraad en de gedeputeerden
bereid zijn om samen te werken en goed te communiceren met elkaar en met de regeringscommissaris.
De opleidingen die aan eilandraadsleden en gedeputeerden beschikbaar worden gesteld,
zijn hier ook op gericht.
Omdat deze waarborgen tezamen ervoor zorgen dat er tijdens de geleidelijke afbouw
in de eerste en tweede fase geen situatie kan ontstaan waarin het afnemen van bevoegdheden
wenselijk is, is de mogelijkheid tot het afschalen van bevoegdheden in de eerste en
volgende fases niet nodig. In de derde fase, na afloop van de taakverwaarlozing en
na vertrek van de regeringscommissaris, verkrijgt de Rijksvertegenwoordiger toegang
tot alle informatie en kan hij aanwezig zijn bij alle (besloten) vergaderingen. Deze
aanvulling stelt de Rijksvertegenwoordiger in staat om intensief gebruik te maken
van het reguliere toezicht ten aanzien van Sint Eustatius. Bovengenoemde veiligheidskleppen
zijn daarnaast aanvullend op het bestaande wettelijke bestel van toezicht. Indien
zich opnieuw een situatie zou voordoen waarin moet worden vastgesteld dat sprake is
van grovelijke taakverwaarlozing door het eilandsbestuur en waarvoor het noodzakelijk
is om bevoegdheden weg te nemen bij de eilandsraad, het bestuurscollege of de gezaghebber,
dan is het aan de wetgever om de nodige nieuwe voorzieningen te treffen met toepassing
van artikel 132, vijfde lid, in samenhang gelezen met artikel 132a Grondwet. De gefaseerde
afbouw van de ingreep en waarborgen die met het onderhavige wetsvoorstel worden voorgesteld
zijn erop gericht dat deze situatie zich niet zal voordoen.
De regering deelt de opvatting van de Raad van State dat voldoende aandacht moet worden
besteed aan benodigde structurele veranderingen om te voorkomen dat na afloop van
de bestuurlijke ingreep een situatie ontstaat die nieuw ingrijpen noodzakelijk maakt.
Het kabinet heeft met de kabinetsreactie onder andere de voorgenomen maatregelen uiteengezet
rond de vormgeving van de Haagse coördinatie en de verbetering van de samenwerking
tussen Europees Nederland en Caribisch Nederland. De uitwerking van deze maatregelen
zal de komende tijd zijn beslag moeten krijgen, onder coördinatie van het Ministerie
van BZK. Onderdeel hiervan is het uitwerken van een vorm van ingrijpen die tussen
de hierboven geschetste vormen van regulier toezicht en een bestuurlijke ingreep instaat.
De laatste vorm is zeer ingrijpend, maar de eerstgenoemde mogelijkheden zullen niet
in alle gevallen voldoende effect sorteren om taakverwaarlozing voor te zijn. Dit
vergt een zorgvuldig opgezet traject, dat tevens ingaat op andere aanpassingen van
de WolBES. Deze wet zal hier daarom niet op vooruitlopen. Ondertussen wordt gewerkt
aan het (verder) uitwerken van beleidskaders, ter ondersteuning en uitvoering van
bestaande toezichtsbevoegdheden. In de voorgaande paragrafen wordt opgemerkt dat de
gemaakte keuzen, toegelicht in deze memorie van toelichting, zoals het herstel van
de functie van Rijksvertegenwoordiger, in dit verband niet vooruitlopen op eventuele
toekomstige aanpassingen van onder meer de WolBES, zoals aangegeven in de kabinetsreactieop
de voorlichting van de Raad van State en het Interdepartementaal Beleidsonderzoek
Koninkrijksrelaties.10
Het traject van wijziging van de WolBES loopt mogelijk tegelijk op met de geleidelijke
afbouw van de bestuurlijke ingreep, zoals geregeld in onderhavige wet. Dat kan betekenen
dat de tweede helft van de afbouw samenloopt met de inwerkingtreding van de nieuwe
WolBES of dat voortzetting van het onderhavige wetsvoorstel niet meer nodig is omdat
de afbouw kan worden voortgezet onder de nieuwe WolBES. In het wetsvoorstel tot wijziging
van de WolBES zullen de nodige samenloopbepalingen worden opgenomen.
3.2.8. Schematische weergave fasering
Stap
Wat
Afronding
VOORWAARDEN
1
–
Kiesregister gereed
Voorafgaand
–
Reorganisatie ambtelijk apparaat gereed
aan fase 1
–
Procedures en werkinstructies ambtelijke organisatie en griffie gereed
–
Rekenkamer ingesteld
–
Opleidingsprogramma potentiele politici aangeboden
FASE 1 (inwerkingtreding Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius)
2
–
Koninklijk besluit met vaststelling datum kandidaatstelling (artikel 3)
Aanvang en
–
Verkiezingen eilandsraad
tijdens fase 1
Herstelde bevoegdheden eilandsraad:
–
Vragen- en interpellatierecht
–
Indienen moties regelen in reglement van orde
–
Vaststelling verordeningen (autonoom en medebewind)
–
Amendementsrecht
–
Initiatiefrecht
Uitgezonderd:
–
Enquêterecht (artikel 9)
–
Bevoegdheden en taken o.g.v. FinBES
–
Rechtspositionele beslissingen ambtenaren griffie
Rol regeringscommissaris:
–
Blijft in de plaats treden van bestuurscollege en gezaghebber (artikel 6)
–
Blijft in de plaats treden van bevoegdheden eilandsraad en bestuurscollege o.g.v.
FinBES en ambtenaren griffie (artikel 7 en 8).
–
Goedkeuring van alle verordeningen eilandsraad (artikel 10), in aanvulling op regulier
repressief toezicht op de eilandsraad o.g.v. WolBES.
VOORWAARDEN
3
–
Procedures en werkinstructies bestuurscollege afgerond
Tijdens fase 1,
–
Verordeningen vaststellen en in werking
voorafgaand
–
Administraties vergunning-/ontheffingsverlening, subsidieverlening, kadasterfunctie
op orde
aan fase 2
–
Toezicht en handhaving (beleid + aanstelling en opleiding personeel) op orde
FASE 2 (koninklijk besluit artikel 13)
4
–
Eilandsraad benoemt gedeputeerden
Aanvang en
Herstelde bevoegdheden:
tijdens fase 2
–
Alle autonome en medebewindstaken bestuurscollege
–
Inclusief bevoegdheden inzake toezicht op de naleving van wet- en regelgeving en de
handhaving daarvan
Uitgezonderd:
–
Taken/bevoegdheden o.b.v. FinBES
–
Taken/bevoegdheden t.o.v. ambtelijke organisatie en rechtspositionele beslissingen
Rol RC:
–
Blijft in de plaats treden van gezaghebber (artikel 6)
–
Blijft in de plaats treden van bevoegdheden eilandsraad en bestuurscollege o.b.v.
FinBES en ambtenaren griffie (artikel 7 en 8).
–
Reguliere goedkeuring van verordeningen eilandsraad i.p.v. RV (artikel 10 lid 1)
–
Goedkeuring van alle besluiten bestuurscollege (artikel 10 lid 2) in aanvulling op
regulier repressief toezicht op de eilandsraad en het bestuurscollege o.g.v. WolBES.
VOORWAARDEN
5
–
Afronden aangeboden opleidingsprogramma ambtelijk vakmanschap ambtenaren
Tijdens fase 2,
–
Afronden aangeboden opleidingsprogramma raadsleden en gedeputeerden
voorafgaand
–
Personeelsbeleid op orde en rechtspositionele regelgeving opnieuw vastgesteld.
aan fase 2.1
FASE 2.1 (koninklijk besluit artikel 14)
6
Herstelde bevoegdheden:
Tijdens
–
Taken/bevoegdheden t.o.v. ambtelijke organisatie en rechtspositionele beslissingen
eilandsraad en bestuurscollege (benoeming, schorsing en ontslag van ambtenaren)
fase 2
Rol RC:
–
Reguliere goedkeuring van personeelsbesluiten, i.p.v. Rijksvertegenwoordiger (artikel 10).
VOORWAARDEN
7
–
Digitaliseren en centraliseren financiële processen
Tijdens fase 2.1,
–
Planning- en controlecyclus conform de FinBES
voorafgaand
–
Alle acties Plan van aanpak financieel beheer gereed
aan fase 2.2
FASE 2.2 (koninklijk besluit artikel 15)
8
Herstelde bevoegdheden:
Tijdens
–
Taken/bevoegdheden eilandsraad en bestuurscollege o.g.v. FinBES
fase 2.1
Rol regeringscommissaris:
–
Goedkeuring van alle besluiten o.g.v. FinBES, i.p.v. Rijksvertegenwoordiger (artikel 10).
VOORWAARDEN
9
–
Alle bovengenoemde voorwaarden zijn vervuld en alle ondersteunende maatregelen geïmplementeerd:
grove taakverwaarlozing is beëindigd en verwachting is dat nieuwe gezaghebber de bereikte
situatie kan voortzetten.
Tijdens fase 2, voorafgaand aan fase 3
FASE 3 (koninklijk besluit artikel 16)
10
–
Volledig herstel van reguliere bestuurlijke verhoudingen langs lijnen WolBES en FinBES
Aanvang en
–
Start procedure benoeming gezaghebber conform art. 73 WolBES
tijdens fase 3
FASE 3.1 Dag waarop gezaghebber wordt benoemd (koninklijk besluit o.g.v. 73 WolBES)
11
Herstelde bevoegdheden:
Tijdens
–
Taken/bevoegdheden gezaghebber
fase 3
–
Taken/bevoegdheden Rijksvertegenwoordiger
Aanvullend geregeld:
–
Rijksvertegenwoordiger adviseert over bestuurlijke verhoudingen en heeft inzage- en
aanwezigheidsrecht
Rol regeringscommissaris:
–
Benoeming beëindigd, geen taken en bevoegdheden meer
FASE 4 (1 september 2024, tenzij verlengd)
12
–
Aanvullende bevoegdheden worden beëindigd.
Eindfase
3.3. Implementatie van het voorstel en ondersteunende maatregelen
Naast de in paragraaf 2.3 beschreven maatregelen inzake het op orde krijgen van het
bestuurlijk domein, het ambtelijk apparaat en het financieel beheer zijn en worden
er ook op andere terreinen ondersteunende maatregelen genomen. Deze staan beschreven
in de eerdergenoemde brief van 24 september 2019 en voortgangsrapportages. Deze memorie
beperkt zich daarom tot een beknopt, niet-limitatief, overzicht van maatregelen en
betrokken partijen.
Inzake het sociaal domein en ter verbetering van de situatie van inwoners van Caribisch
Nederland heeft het kabinet substantiële stappen gezet met de vaststelling van het
ijkpunt sociaal minimum en bijbehorende maatregelen. Hiermee zet het kabinet in op
het verlagen van de kosten van levensonderhoud en het verbeteren van de inkomenspositie
van inwoners. In het kader van het programma BES(t) 4 kids zijn op Sint Eustatius
opleidingstrajecten gestart voor de medewerkers van de kinderopvang. Daarnaast is
er onder meer aandacht voor maatregelen inzake het tegengaan van huiselijk geweld
en armoedebestrijding. Slachtoffers van huiselijk geweld kunnen terecht op een daarvoor
ingerichte locatie. Maatregelen inzake armoedebestrijding vragen tevens de nadrukkelijke
inspanning van het openbaar lichaam. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
biedt hier ondersteuning bij.
In het kader van de woonlastenverlaging is het belangrijk dat toegang bestaat tot
voldoende en kwalitatief goede sociale woningbouw. De Europees Nederlandse woningcorporatie
Woonlinie en het openbaar lichaam Sint Eustatius hebben daarom een gezamenlijk voorstel
ingediend om een structurele oplossing te vinden voor renovatie, onderhoud en nieuwbouw
van sociale huisvesting. Inmiddels wordt gewerkt aan het eerste pilotproject.
Ook binnen het fysiek domein is een aantal projecten in volle gang. Wegens de dreiging
van erosie op verschillende vitale plekken op het eiland wordt op basis van een integraal
plan erosiebestrijding, opgesteld door Rijkswaterstaat, gewerkt aan verscheidene projecten.
Zo is de stabilisatie van de klif onder Fort Oranje in een vergevorderd stadium en
worden wegen aangepakt die te lijden hebben onder erosie door afvoer van hemelwater
en achterstallig onderhoud. Tevens loopt de voorbereiding van maatregelen ter bescherming
van de kuststrook. In het kader van afvalbeheer heeft het Ministerie van Infrastructuur
en Waterstaat (I&W) middelen ter beschikking gesteld voor de aanschaf van een nieuwe
afvalverbrandingsinstallatie. Daarnaast hebben de regeringscommissaris en de Staatssecretaris
van I&W een intentieverklaring ondertekend omtrent de aanpak van zwerfafval.
Wat betreft de wederopbouw na de orkanen Irma en Maria van september 2017 is een groot
deel van de projecten inmiddels afgerond of bevinden zich in het laatste stadium.
Dit geldt bijvoorbeeld voor de het herstel van huizen met orkaanschade, watervoorziening
voor de landbouw en verscheidene natuurprojecten. Enkele projecten, zoals herbebossing
en koraalrestauratie, kennen een langere doorlooptijd.
4. Verhouding tot hoger recht en nationale regelgeving
4.1. Verhouding tot de Grondwet en het internationale recht
Sint Eustatius is een openbaar lichaam in de zin van artikel 132a van de Grondwet.
De instelling, inrichting, samenstelling en de bevoegdheden van de besturen van de
openbare lichamen in de zin van dit artikel zijn daarbij vormgegeven in de WolBES.
De relevante grondwetsbepalingen over gemeenten zijn op de openbare lichamen van overeenkomstige
toepassing verklaard (artikel 132a, tweede lid, van de Grondwet), waaronder de bepalingen
over het toezicht. Op grond van artikel 132, vijfde lid, van de Grondwet in samenhang
met artikel 132a, tweede lid, van de Grondwet kunnen bij wet voorzieningen worden
getroffen indien het bestuur van een openbaar lichaam zijn taken grovelijk verwaarloost.
Bij deze voorzieningen kan worden afgeweken van de normale bevoegdheidsverdeling binnen
het openbaar lichaam, zoals neergelegd in de artikelen 125 en 127 (in samenhang met
artikel 132a, tweede lid,) van de Grondwet en uitgewerkt in de WolBES.
De Grondwet bevat het beoordelingskader voor voorzieningen in verband met grove taakverwaarlozing.
Voorzieningen wegens grove taakverwaarlozing dienen bij formele wet te worden geregeld
en te voldoen aan vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit. Uit artikel 3
van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 25
van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten vloeien ter
zake geen aanvullende vereisten voort. Over de aard van de te treffen voorzieningen
is in de Grondwet niets vastgelegd. Een taakverwaarlozingswet heeft per definitie
tot doel tot een herstel van de normale taakuitoefening te geraken. In de Tijdelijke
wet is ervoor gekozen dat alle taken en bevoegdheden van het eilandsbestuur gedurende
de periode van grove taakverwaarlozing worden uitgeoefend door een regeringscommissaris.
De wetgever heeft tevens de afloop van de voorziening geregeld en vastgesteld op 17 maart
2021. Dit wetsvoorstel beoogt de voorziening wegens taakverwaarlozing te verlengen,
en dat betekent dat afwijking van de normale bestuurlijke inrichting en bevoegdheden
die zijn verankerd in de Grondwet, wordt voortgezet. Met de geleidelijke afbouw van
een getroffen voorziening bij grove taakverwaarlozing, zoals wordt voorgesteld eerst
uitsluitend de terugkeer van de eilandsraad, wordt de bestuurlijke ingreep evenwel
gedeeltelijk voortgezet. De verlenging en wijziging van de voorzieningen moeten op
grond van artikel 132, vijfde lid, van de Grondwet, in samenhang met artikel 132a,
tweede lid, van de Grondwet, bij wet worden geregeld. Dit wetsvoorstel voorziet hierin.
Wanneer zich een onvoorziene en uitzonderlijke situatie voordoet waarin het noodzakelijk
is om na herstel de eilandsraad buiten werking te stellen of zelfs te ontbinden, wordt
dit conform de Grondwet opnieuw aan de wetgever voorgelegd.
De Grondwet vereist voorts dat de voorzieningen noodzakelijk en proportioneel zijn.
In paragrafen 2.3 en 2.4 is aangegeven dat een verlenging van de voorziening noodzakelijk
is om alle verbeteringen duurzaam te kunnen waarborgen en de grove taakverwaarlozing
blijvend te keren. Dat bij deze verlenging wordt voorzien in een geleidelijke afbouw
en niet een onverkorte voortzetting van het bestuurlijk ingrijpen past volgens de
regering bij deze proportionaliteit en noodzakelijkheid. Bij de totstandkoming van
de Tijdelijke wet is reeds aangegeven dat de periode waarin de eilandsraad is ontbonden
zo kort mogelijk moet zijn. Het is de opvatting van de regering dat het gezien de
bereikte resultaten en de verwachte voortgang tijdens de behandeling van dit wetsvoorstel
niet langer noodzakelijk om in afwijking van de Grondwet de afwezigheid van de eilandsraad
te laten voortduren.
Vanaf de derde fase is er geen sprake meer van afwijking van de artikelen 125 en 127
van de Grondwet. Zoals in het vorenstaande is uiteengezet, kan deze derde fase intreden
als er geen sprake meer is van grove taakverwaarlozing, omdat alle maatregelen zijn
voltooid en de verwachting is dat het eilandsbestuur zijn taken onder die omstandigheden
naar behoren kan vervullen. Op grond van artikel 132, tweede lid, van de Grondwet
regelt de wet het toezicht. De Grondwet benoemt twee reguliere vormen van toezicht,
buiten situaties van taakverwaarlozing om, namelijk de regeling van goedkeuring van
besluiten en vernietiging van besluiten in geval van strijd met het recht of met het
algemeen belang. Deze vormen van toezicht worden wat betreft de openbare lichamen
in Caribisch Nederland verder uitgewerkt in de WolBES. Ook goedkeuring is voor een
aantal specifieke besluiten al voorgeschreven op grond van de WolBES, de FinBES en
medebewindswetgeving. Andere vormen van toezicht kunnen geregeld worden bij formele
wet, waarbij delegatie mogelijk is. Dat toezicht kan niet zo ver gaan dat wordt afgeweken
van de hiervoor genoemde grondwettelijke kaders. De tijdelijke aanvullende taak en
bevoegdheden voor de Rijksvertegenwoordiger die met dit wetsvoorstel voorgesteld worden
in de fase na afloop van de grove taakverwaarlozing (het voorgestelde artikel 16,
derde lid, wijzigt artikel 12), zijn te beschouwen als toezicht in de zin van artikel 132,
tweede lid, van de Grondwet. De regering acht dit aanvullende toezicht voor Sint Eustatius
noodzakelijk om te borgen dat het herstel van de reguliere verhoudingen duurzaam is
en dat niet wordt teruggevallen in de oude situatie voor de ingreep. Dergelijke differentiatie
tussen de openbare lichamen is in overeenstemming met artikel 137 van de WolBES, dat
onderscheid tussen de openbare lichamen mogelijk maakt.
4.2. Verhouding tot de WolBES en de FinBES
De inrichting van de openbare lichamen, hun samenstelling en de bevoegdheden van hun
besturen zijn geregeld in de WolBES. Op grond van het wetsvoorstel zal de regeringscommissaris
alle taken en bevoegdheden uitoefenen die aan de eilandsraad, het bestuurscollege
of de gezaghebber zijn opgedragen, waaronder de (autonome) taken en bevoegdheden op
grond van de WolBES. Dit laat, voor zover het wetsvoorstel niet anders bepaalt, de
overige bepalingen van de WolBES onverlet. Een aantal van deze bepalingen zal gedurende
het functioneren van de regeringscommissaris niet relevant zijn. Te denken valt aan
de bepalingen over de positie van gedeputeerden en gezaghebber zolang die niet zijn
benoemd. Voor het overige is in hoofdstuk 3 aangegeven door welk orgaan de taken en
bevoegdheden die zijn geregeld in de WolBES en de FinBES in de verschillende fases
worden uitgeoefend.
5. Gevolgen
5.1. Algemene gevolgen
Het algemene gevolg van dit wetsvoorstel is dat de voorzieningen, die op grond van
de Tijdelijke wet van kracht zijn, langduriger worden voortgezet dan op grond van
de huidige wet mogelijk is. Dit moet ertoe leiden dat het bestuur van het eiland duurzaam
op orde komt. Getracht moet worden te voorkomen dat een situatie zoals ontstaan vóór
aanvang van de bestuurlijke ingreep zich na terugkeer naar de reguliere bestuurlijke
verhoudingen opnieuw kan voordoen. Zoals beschreven is hier meer tijd voor nodig,
hetgeen op basis van onderhavig wetsvoorstel mogelijk is. De nuance hierbij is dat
de organen en bevoegdheden van het lokale bestuur stapsgewijs terugkomen, de bestuurlijke
ingreep wordt dus niet in volledige vorm voortgezet, maar geleidelijk afgebouwd.
Er wordt voor alle betrokken partijen perspectief geboden op een overgang naar de
reguliere situatie. Burgers hebben wederom actief en passief kiesrecht en burgers
en bedrijven kunnen zich na verloop van tijd weer tot een bestuurscollege wenden,
waarvan de gedeputeerden door hun volksvertegenwoordiging zijn benoemd. De eilandsraad
en het bestuurscollege kunnen zich door middel van het overgangsregime geleidelijk
ontwikkelen in het werkveld, hetgeen de kans op een duurzaam functionerend bestuurlijk
systeem op Sint Eustatius vergroot. Een stabiel bestuur komt de bevolking uiteraard
ten goede. Het bestuur wordt daarnaast nog nadrukkelijk gevolgd zodat burgers, bedrijven
en ook het milieu niet worden geconfronteerd met de gevolgen van een tekortschietend
bestuur.
5.2. Financiële gevolgen
De verlenging en geleidelijke afbouw van de ingreep in het bestuur van Sint Eustatius
moet er, zoals hiervoor is beschreven, toe leiden dat het bestuur van het eiland duurzaam
op orde komt en zelf naar behoren kan functioneren. Voorkomen moet worden dat een
situatie zoals ontstaan vóór de ingreep zich na terugkeer naar de reguliere bestuurlijke
verhoudingen opnieuw voordoet. Investeren in het eiland blijft daarom onontbeerlijk.
Gelet op de zwaarte van de opdracht op Sint Eustatius hebben de regeringscommissaris
en zijn plaatsvervanger ondersteuning nodig. Hierbij gaat het om een aantal sleutelfuncties
op verschillende terreinen in het ambtelijk apparaat. Afhankelijk van de looptijd
van onderhavige wet en het tempo waarmee de verschillende fases worden doorlopen,
wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van de regeringscommissaris en zijn plaatsvervanger.
Ditzelfde geldt voor hun ondersteuning. Wanneer dit medewerkers uit Europees Nederland
betreft, zal er gedurende hun aanwezigheid zoveel mogelijk worden geïnvesteerd in
de overdracht van kennis op lokaal personeel. Waar mogelijk zal kennis en expertise
uit de regio worden ingezet.
Naast de salariskosten voor de regeringscommissaris, zijn plaatsvervanger en de benodigde
ondersteuning zal nog steeds geïnvesteerd worden in de opleiding en training van ambtenaren.
Tevens wordt geïnvesteerd in training van potentiele politici en, wanneer in functie,
in opleiding van raadsleden en gedeputeerden. De kosten die hiermee gemoeid zijn,
bedragen in 2020 tot en met 2023 jaarlijks € 1,8 mln.
In het regeerakkoord is voorzien in regionale enveloppen, die ook ter beschikking
kunnen komen voor Caribisch Nederland. Ook worden via het infrastructuurfonds, tevens
op grond van het regeerakkoord, structureel middelen beschikbaar gemaakt voor de verbetering
van de infrastructuur.
6. Advies en consultatie
Ter consultatie is het wetsvoorstel voorgelegd aan de regeringscommissaris van Sint
Eustatius. In zijn reactie laat de regeringscommissaris weten zich te kunnen vinden
in het wetsvoorstel en geen verdere opmerkingen te hebben bij zowel de verlenging
van de ingreep als de gefaseerde afbouw van de voorzieningen.
De regeringscommissaris heeft het wetsvoorstel daarnaast besproken met de Maatschappelijke
Raad van Advies op Sint Eustatius. De Maatschappelijke Raad van Advies, met een voor
Sint Eustatius representatieve samenstelling, adviseert de regeringscommissaris gevraagd
en ongevraagd over in de lokale samenleving bestaande opvattingen over bestuurlijke
aangelegenheden. De meerderheid van de leden heeft zijn steun voor het voorstel uitgesproken.
Tegelijkertijd zijn er op- en aanmerkingen geplaatst. Zo roept het voorstel vragen
op wat betreft het voorziene tijdspad aangezien de fases elkaar opvolgen op basis
van criteria en niet een uiterste datum bevatten. Overgang van fases zou gepaard moeten
gaan met duidelijke mijlpalen in de tijd, criteria kunnen daarbij dienen als hulpmiddel.
Daarbij dient het op voorhand duidelijk te zijn hoe en door wie de criteria – op objectieve
wijze – worden beoordeeld. De meerderheid van de leden gaf ook aan de voorgenomen
verkiezingen in het najaar van 2020 aan de ambitieuze kant te vinden. De start van
de opleiding voor potentiële politici op de korte termijn wordt daarom als noodzakelijk
gezien in het proces richting goed bestuur. Tevens heeft de meerderheid voorkeur voor
het verstevigen van de positie van de gezaghebber om diens mogelijkheden tot handelen
uit te kunnen breiden. De minderheid van de leden gaf te kennen dat inwoners erg uitzien
naar de terugkeer van hun democratische rechten. Er werd aangegeven dat er groepen
binnen de gemeenschap zijn die zich van hun stemrecht beroofd voelen. Gelet daarop
zou elke vertraging te lang duren.
Artikelsgewijs deel
Artikel 1
Het voorgestelde artikel 1 komt overeen met het thans geldende artikel 1 van de Tijdelijke
wet. Voorgesteld wordt om aan de definitiebepaling de definitie van «eilandsbestuur»
toe te voegen. Ter zake wordt verwezen naar de definitie van artikel 1, eerste lid,
onderdeel b, van de WolBES.
Artikel 2
Zoals in paragraaf 2.4 van het algemeen deel van de memorie van toelichting beargumenteerd,
acht de regering het wenselijk dat de voorzieningen die met de Tijdelijke wet wegens
grove taakverwaarlozing werden getroffen, worden afgebouwd waar het gaat om de eilandsraad.
Het thans geldende artikel 2, eerste lid, van de Tijdelijke wet is in die zin met
het voorgestelde artikel 2, eerste lid, zo aangepast dat de situatie wordt voortgezet
dat er nog geen eilandgedeputeerden en geen gezaghebber zijn in Sint Eustatius. De
regeringscommissaris blijft vooralsnog de taken en bevoegdheden van het bestuurscollege
en de gezaghebber uitvoeren en is in die functie tevens voorzitter van de eilandsraad.
Het voorgestelde tweede tot en met vijfde lid komt overeen met dezelfde leden van
het thans geldende artikel 2 van de Tijdelijke wet. De aanstelling van de regeringscommissaris
en de plaatsvervangend regeringscommissaris eindigt op het moment dat de gezaghebber
wordt benoemd. Zie hiervoor de artikelsgewijze toelichting bij de artikelen 16 en
21.
Artikelen 3 en 4
Het voorgestelde artikel 3 komt grotendeels overeen met het thans geldende artikel 8,
tweede en vierde lid, van de Tijdelijke wet, waarin is geregeld wanneer verkiezingen
voor de eilandsraad kunnen plaatsvinden. In het voorgestelde artikel 3, eerste lid,
wordt de dag van kandidaatstelling bij koninklijk besluit bepaald. Hierbij wordt artikel J
1 van de Kieswet in acht genomen en dat betekent dat de dag van stemming plaatsvindt
op de vierenveertigste dag na de kandidaatstelling. Om de verkiezingen spoedig te
kunnen laten plaatsvinden, kan daarbij afgeweken worden van enkele termijnen van de
Kieswet met betrekking tot de registratie van aanduidingen van politieke groeperingen
(het voorgestelde artikel 3, eerste lid).
In de regel oordelen de zittende leden van de eilandsraad over de toelating van nieuwgekozen
leden (artikel V 4 van de Kieswet). Omdat er momenteel geen eilandsraad in Sint Eustatius
functioneert en geen zitting hebbende eilandsraadsleden zijn, is bepaald dat de benoemde
leden het geloofsbrievenonderzoek zelf verrichten (het voorgestelde tweede lid). Voor
de toepassing van de artikelen H 4, achtste lid, H 14 en I 14 van de Kieswet wordt
uitgegaan van de laatstgehouden verkiezing van de leden van de eilandsraad van Sint
Eustatius, die plaats heeft gevonden op 18 maart 2015.
Bij de artikelen van de Kieswet wordt voorts ook nog verwezen naar artikel Ya 13 van
die wet. Hierin is bepaald dat de betreffende artikelen van de Kieswet ook gelden
voor de eilandsraden.
Het voorgestelde artikel 4, eerste en tweede lid, komt overeen met het thans geldende
artikel 9 van de Tijdelijke wet en regelt de zittingsduur van de eilandsraad. De zittingsperiode
van de nieuwe leden van de eilandsraad van Sint Eustatius eindigt in beginsel tegelijk
met de zittingsperiode van de leden van de eilandsraden van Bonaire en Saba na de
eerstvolgende reguliere eilandsraadsverkiezingen. Het is echter niet wenselijk dat
de nieuwgekozen eilandsraad van Sint Eustatius slechts korte tijd zitting heeft. Daarom
bepaalt het voorgestelde artikel 4, tweede lid, dat de reguliere eilandsraadsverkiezingen
van 15 maart 2023 in Sint Eustatius worden overgeslagen als het moment waarop de nieuwe
leden tot de eilandsraad zijn toegelaten valt binnen twee jaar voor die verkiezingen.
Zo wordt verzekerd dat de nieuwgekozen eilandsraad ten minste twee jaar (en ten hoogste
ongeveer zes jaar) zitting heeft. Het thans geldende artikel 8, vijfde lid, Tijdelijke
wet regelt dat voor de verkiezing van de leden van het kiescollege zelfstandige stembureaus
worden ingericht in het geval de reguliere eilandsraadsverkiezingen van 15 maart 2023
in Sint Eustatius niet doorgaan en dit wordt overgenomen in het voorgestelde artikel 4,
derde lid.
Artikel 5
Aangezien de eilandsraad op dit moment niet in functie is, is met artikel 2, zesde
lid, van de Tijdelijke wet de waarnemend eilandgriffier eervol ontslagen en is de
benoeming van een nieuwe eilandgriffier en de in artikel 34 van de WolBES voorgeschreven
medeondertekening van stukken achterwege gebleven. Zodra de eilandsraad weer in functie
is, benoemt hij in overeenstemming met artikel 130 van de WolBES zo spoedig mogelijk
een nieuwe eilandgriffier. Voorgesteld wordt dat het besluit houdende de benoeming
van de eilandgriffier de goedkeuring behoeft van de regeringscommissaris in plaats
van de Rijksvertegenwoordiger. Goedkeuring kan worden onthouden in geval van strijd
met het recht of strijd met de regels die door de regeringscommissaris zijn vastgesteld
voor benoeming, bevordering, schorsing en ontslag van de eilandgriffier op grond van
artikel 134 van de WolBES in samenhang gelezen met artikel 3 Tijdelijke wet, en na
de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel, het voorgestelde artikel 7.
Artikel 6
Het voorgestelde artikel 6, eerste tot en met vierde lid, komt grotendeels overeen
met het thans geldende artikel 3 van de Tijdelijke wet, met dien verstande dat de
regeringscommissaris niet meer in de plaats treedt van de eilandsraad. De regeringscommissaris
blijft de taken en bevoegdheden van de gezaghebber uitvoeren en is in die functie
ook voorzitter van de eilandsraad. Met het oog op de geleidelijke afbouw is de verantwoordelijkheid
voor de taken en bevoegdheden van de eilandsraad op het terrein van de griffie en
de ambtelijke organisatie en de taken en bevoegdheden van de eilandsraad op grond
van de FinBES afzonderlijk in de voorgestelde artikelen 7 en 8 opgenomen.
In het voorgestelde artikel 6, vijfde lid, is de zogenoemde medewerkingsplicht opgenomen.
Om te bewaken dat de regeringscommissaris zijn taken die zien op het herstel van de
voorzieningen goed kan uitvoeren ook wanneer de eilandsraad weer zitting heeft, en
later het bestuurscollege, wordt met deze bepaling medewerking van alle ambtenaren
verzekerd.
Artikel 7
Op grond van het thans geldende artikel 3, eerste lid, van de Tijdelijke wet voert
de regeringscommissaris momenteel alle taken en bevoegdheden van de eilandsraad en
het bestuurscollege uit, waaronder ook de taken op gebied van de organisatie van de
griffie, overige ambtelijke organisatie en de rechtspositie van de voor het openbaar
lichaam werkzame ambtenaren. In paragraaf 3.2.3 van het algemeen deel van deze memorie
van toelichting is toegelicht dat de regering het wenselijk acht dat de personele
verantwoordelijkheid voor de ambtenaren die werkzaam zijn op de griffie ook na herstel
van de eilandsraad bij de regeringscommissaris belegd blijft. In het voorgestelde
artikel 7, eerste lid, is daarom bepaald dat de regeringscommissaris voorziet in de
uitoefening van artikel 134 van de WolBES. In het voorgestelde tweede en derde lid
wordt de verantwoordelijkheid van de regeringscommissaris voor de ambtelijke organisatie
voortgezet (artikelen 168, eerste lid, onderdeel c en d, en tweede lid van de WolBES
en artikelen 16 en 16d van Boek 1, Titel 4, Afdeling 1, van het Burgerlijk Wetboek
Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Hiertoe is bepaald dat, in afwijking van artikel 4
van de Ambtenarenwet BES, de regeringscommissaris geldt als het bevoegd gezag voor
de ambtenaren die werkzaam zijn bij het openbaar lichaam, inclusief de eilandgriffier
en het griffiepersoneel. Ook de taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Ambtenarenwet
BES door het bestuurscollege worden uitgeoefend, blijven nog bij de regeringscommissaris.
Het voorgestelde artikel 7, vijfde lid, komt overeen met artikel 3, tweede lid, van
de Tijdelijke wet; besluiten die de regeringscommissaris in de plaats van de eilandsraad
en het bestuurscollege neemt op het personele terrein, worden geacht afkomstig te
zijn van die organen. Dit verzekert de continuïteit van het bestuur en zorgt ervoor
dat – ook na beëindiging van de voorzieningen op grond van deze wet – de reguliere
voorschriften en procedures van toepassing blijven.
Artikel 8
Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Tijdelijke wet treedt de regeringscommissaris
sinds aanvang van de bestuurlijke ingreep in de plaats van de eilandsraad en het bestuurscollege
bij de uitvoering van de taken en bevoegdheden op grond van de FinBES. In dit wetsvoorstel
wordt deze indeplaatsstelling bij financiële taken specifiek geregeld in het voorgestelde
artikel 8, eerste lid. Het voorgestelde artikel 8, tweede lid, komt overeen met het
thans geldende artikel 3, tweede lid. Besluiten die de regeringscommissaris in de
plaats van de eilandsraad of het bestuurscollege neemt op grond van de FinBES, worden
geacht afkomstig te zijn van die organen.
Het voorgestelde artikel 8, derde lid, komt overeen met het thans geldende artikel 7,
eerste lid, van de Tijdelijke wet. Net als in artikel 3, eerste lid, van de Tijdelijke
wet wordt in het voorgestelde artikel 8, derde lid, ten aanzien van Sint Eustatius
een aantal bepalingen van de FinBES buiten toepassing verklaard voor de periode waarin
de regeringscommissaris in functie is. Het gaat om voorschriften over de financiële
functie, (de goedkeuring van) de besluiten met financiële gevolgen, de begroting en
de jaarrekening, alsmede de rol van het College financieel toezicht BES en de Minister
in het kader van het financieel toezicht. Een wijziging ten opzichte van het thans
geldende artikel 7, eerste lid, is wel dat het College financieel toezicht BES haar
adviserende taak ten aanzien van de ontwerpbegroting op grond van artikel 17 van de
FinBES hervat. Enkele voorschriften over geldleningen, de rekening-courant en de zorg
voor de bankrekeningen gelden ook weer ten aanzien van het openbaar lichaam Sint Eustatius
(respectievelijk de artikelen 11, 12 en 37 van de FinBES), ook gedurende de periode
waarin de regeringscommissaris namens de regering verantwoordelijk is voor het op
orde brengen van de financiën van Sint Eustatius. Het volgen van de overige thans
in artikel 7 van de Tijdelijke wet uitgesloten voorschriften ligt niet in de rede
en deze uitsluitingen worden voortgezet. Voorts dient de regeringscommissaris de ontwerpbegroting
en het advies van het College financieel toezicht voor eenieder ter inzage te leggen
en ervoor te zorgen dat deze algemeen verkrijgbaar is. Van de terinzagelegging en
de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennisgegeven (het voorgestelde artikel 8,
vierde lid), dit komt overeen met het thans geldende artikel 7, derde lid, van de
Tijdelijke wet.
Artikel 9
Zoals paragraaf 3.2.1 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting vermeldt,
verkrijgt de eilandsraad in beginsel geen recht van onderzoek. Dit komt tot uiting
in het voorgestelde artikel 9.
Artikel 10
Na instelling van de eilandsraad is hij bevoegd tot het vaststellen van verordeningen,
met uitzondering van de verordeningen op grond van de FinBES omdat deze nog worden
vastgesteld door de regeringscommissaris in plaats van de eilandsraad (vgl. het voorgestelde
artikel 8). Zoals in paragraaf 3.2.1 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting
uiteen is gezet is het wenselijk dat in de eerste periode de regeringscommissaris
spoedig kan ingrijpen als eilandsverordeningen in strijd zijn met het recht of nadelige
gevolgen hebben voor het openbaar lichaam. Hiervoor is in artikel 10, eerste lid,
een goedkeuringsbevoegdheid voorgesteld. Naast strijd met het recht wordt een aantal
limitatieve criteria aangelegd voor het onthouden van goedkeuring. In de eerste plaats
is dat als naar het oordeel van de regeringscommissaris de uitvoering van de eilandsverordening
voor de ingezetenen van het openbaar lichaam Sint Eustatius onevenredig nadelige gevolgen
heeft in verhouding tot de met de eilandsverordening te dienen doelen. De regeringscommissaris
kan tevens goedkeuring onthouden als de uitvoering van de verordening leidt tot onredelijke
administratieve of financiële lasten voor het openbaar lichaam Sint Eustatius. Bij
deze afweging is relevant of de baten in verhouding met de beoogde administratieve
en financiële lasten. Ten slotte kan de regeringscommissaris goedkeuring onthouden
als de verordening het behoorlijk functioneren van het eilandsbestuur in de toekomst
belemmert. Dit laatste houdt verband met de zorg van de regeringscommissaris voor
het bevorderen van de omstandigheden waaronder het bestuur van het openbaar lichaam
Sint Eustatius in de toekomst zal kunnen functioneren. Deze taak is thans geregeld
is in artikel 3, vierde lid, van de Tijdelijke wet en die wordt voorgesteld in artikel 6,
vierde lid, van dit wetsvoorstel. Op goedkeuring is afdeling 10.2.1 van Algemene wet
bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.11
Tevens wordt voorgesteld dat de regeringscommissaris in plaats van de Rijksvertegenwoordiger
ontheffing kan verlenen in het geval van bepaalde verboden handelingen die op grond
van artikel 16 van de WolBES gelden voor de leden van de eilandsraad. De regeringscommissaris
kan in het kader van het reguliere repressieve toezicht eveneens besluiten van de
eilandsraad aandragen voor vernietiging, zonder tussenkomst van de Rijksvertegenwoordiger,
met toepassing van artikel 223 van de WolBES.
Artikel 11
Het voorgestelde artikel 11 komt overeen met het thans geldende artikel 4 van de Tijdelijke
wet.
Artikel 12
Net als nu het geval is op grond van het thans geldende artikel 6, eerste lid, van
de Tijdelijke wet, oefent de Rijksvertegenwoordiger zijn taken op grond van de WolBES
niet uit ten aanzien van Sint Eustatius gedurende de periode dat de regeringscommissaris
taken van het eilandsbestuur uitvoert. De regeringscommissaris handelt immers net
als de Rijksvertegenwoordiger namens de regering en functioneert nu tijdelijk als
schakel tussen het eilandsbestuur en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Voor zover de regeringscommissaris taken en bevoegdheden blijft uitoefenen, is voor
die besluiten geen goedkeuring vereist. Voor zover voor besluiten van de eilandsraad
goedkeuring vereist is, wordt dit op grond van het voorgestelde artikel 10 uitgeoefend
door de regeringscommissaris.
Het voorgestelde artikel 12, tweede en derde lid, komen overeen met het thans geldende
artikel 6, tweede en derde lid, van de Tijdelijke wet.
Artikel 13
Zodra de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat mag worden verwacht dat de nieuwe
bestuurders de autonome en medebewindstaken van het openbaar lichaam weer naar behoren
kunnen vervullen, zoals is toegelicht in paragraaf 3.2.2 van het algemeen deel van
deze memorie van toelichting, wordt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
deze wet zo gewijzigd dat de eilandsraad weer gedeputeerden kan benoemen. Het bestuurscollege
hervat zijn reguliere taken en bevoegdheden, met uitzondering van de taken op het
terrein van de ambtelijke organisatie en financiële taken, deze bevoegdheden zijn
afzonderlijk geregeld in het voorgestelde artikel 14 en 15. In de aanhef van het voorgestelde
artikel 13 is opgenomen dat voor het nemen van dit koninklijk besluit niet verwacht
hoeft te worden dat de taken die betrekking hebben op de ambtelijke organisatie van
het openbaar lichaam, bedoeld in artikel 168, eerste lid, onderdeel c, van de WolBES
naar behoren kan worden vervuld. Dat is omdat deze taken afzonderlijk zijn geregeld
in het voorgestelde artikel 14; de regeringscommissaris kan deze taken blijven uitoefenen
na terugkeer van het bestuurscollege, zolang het in artikel 14 genoemde koninklijke
besluit niet is genomen. De formulering van de voorgestelde artikelen 14 en 15 is
zo dat deze koninklijke besluiten tegelijkertijd met het in artikel 13 genoemde besluit
genomen kan worden.
Met het voorgestelde artikel 13, eerste lid, wordt het voorgestelde artikel 2, eerste
lid, zo gewijzigd dat het in afwijking van de WolBES mogelijk blijft geen gezaghebber
te benoemen. De regeringscommissaris blijft de taken en bevoegdheden van de gezaghebber
uitvoeren en is in die functie voorzitter en lid van het bestuurscollege. Voorts behoeven
de besluiten van het bestuurscollege goedkeuring van de regeringscommissaris en hiertoe
worden de voorgestelde artikelen 10 en 12 gewijzigd.
Artikel 14
In paragraaf 3.2.3 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting is toegelicht
wat nodig is om de ambtelijke organisatie en griffie duurzaam op orde te brengen voordat
de verantwoordelijkheid voor de ambtelijke organisatie weer bij het bestuurscollege
belegd kan worden en voor de griffie bij de eilandsraad. Dat betekent dat het bestuurscollege
reeds is hersteld op grond van het voorgestelde artikel 13 of dat dit gelijktijdig
gebeurt. Zodra de verwachting is dat de eilandsraad en het bestuurscollege hun taken
op dit terrein naar behoren kunnen vervullen, wordt op een bij koninklijk besluit
te bepalen tijdstip deze wet zo gewijzigd dat deze organen weer zelf regels kunnen
stellen over de ambtelijke organisatie en beslissen over benoeming, schorsing en ontslag
van ambtenaren en hun rechtspositie. Hiertoe vervalt het voorgestelde artikel 7.
Artikel 15
In paragraaf 3.2.4 van het algemeen deel van de memorie van toelichting is toegelicht
wat nodig is om het financieel beheer duurzaam op orde te brengen voordat de verantwoordelijkheid
voor de financiële taken en bevoegdheden weer bij de eilandsraad en het bestuurscollege
belegd kunnen worden. Dat betekent dat het bestuurscollege reeds is hersteld op grond
van het voorgestelde artikel 13 of dat dit gelijktijdig gebeurt. Zodra de verwachting
is dat het bestuurscollege de financiële taken naar behoren kan vervullen, wordt op
een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip deze wet zo gewijzigd dat de hiervoor
geregelde uitzondering in het voorgestelde artikel 8 vervalt. Tevens wordt een nieuw
artikel 10a voorgesteld, om te borgen dat na herstel van het financieel beheer alle
besluiten en eilandsverordeningen met financiële gevolgen, de begroting, kwartaal
uitvoeringsrapportages, jaarrekeningen, jaarverslagen en belastingverordeningen goedgekeurd
worden door de Minister van BZK die daarover geadviseerd wordt door het Cft. In aanvulling
op de in de FinBES genoemde gronden voor het onthouden van goedkeuring, worden ook
de gronden die al in artikel 10 zijn genoemd overgenomen, te weten onevenredige belasting
van de belangen van de bevolking van Sint Eustatius, disproportionele administratieve
lasten, financieel onuitvoerbaarheid en het behoorlijk functioneren van het eilandsbestuur
in de toekomst.
Artikelen 16 en 20, onderdeel b
Indien de taken en bevoegdheden van de eilandsraad en het bestuurscollege zijn hersteld,
na toepassing van de voorgestelde artikelen 13 tot en met 15, is niet langer sprake
van grove taakverwaarlozing en wordt niet meer afgeweken van artikel 125 en 127 van
de Grondwet. Het voorgestelde artikel 16, aanhef en eerste lid, bepaalt dat dan bij
koninklijk besluit artikel 2 van de wet zodanig wordt gewijzigd dat de gezaghebber
zal worden benoemd. Dit koninklijk besluit wordt genomen op voordracht van de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in overeenstemming met het gevoelen
van de ministerraad. De functie van regeringscommissaris verdwijnt dientengevolge.
Dit betekent dat de artikelen 6, 9, 10 en 11 komen te vervallen (het voorgestelde
artikel 16, tweede lid).
Met het voorgestelde artikel 12 (nieuw) is nader invulling gegeven aan de taken en
bevoegdheden van de Rijksvertegenwoordiger. Op grond van het voorgestelde en op dat
moment geldende artikel 12 geldt namelijk dat de Rijksvertegenwoordiger zijn taken
en bevoegdheden op grond van de WolBES nog niet vervult. Het voorgestelde artikel 12,
eerste lid, (nieuw) bepaalt dat de Rijksvertegenwoordiger wel bevoegd is zijn rol
bij de benoeming van de gezaghebber uit te oefenen.
In paragraaf 3.2.5 van het algemeen deel van de memorie van toelichting is aangegeven
dat het wenselijk is dat na afloop van de bestuurlijke ingreep op grond van artikel 132,
vijfde lid, in samenhang met artikel 132a, tweede lid, van de Grondwet de Rijksvertegenwoordiger
een aanvullende taak verkrijgt, namelijk het adviseren en bemiddelen bij verstoorde
bestuurlijke verhoudingen in het openbaar lichaam Sint Eustatius en wanneer de bestuurlijke
integriteit van het openbaar lichaam in het geding is. Een vergelijkbare taak rust
in het Europees deel van Nederland op de commissaris van de Koning. Er is sprake van
regulier toezicht in de zin van artikel 132, tweede lid, in samenhang met artikel 132a,
tweede lid, van de Grondwet dat bij wet geregeld wordt. Met de voorgestelde wijziging
van artikel 12, tweede lid, (nieuw) wordt deze aanvullende taak geregeld. Zo worden
de bevoegdheden toegekend ten behoeve van de uitoefening van deze taak, te weten het
recht de vergaderingen van de eilandsraad en het bestuurscollege bij te wonen, ook
als deze met gesloten deuren plaatsvinden, en het recht kennis te nemen van alle bescheiden
waarover het eilandsbestuur beschikt en waarvan naar het redelijk oordeel van de regeringscommissaris
kennisneming voor het vervullen van zijn taak nodig is, ook als op deze documenten
geheimhouding rust. Deze voorgestelde wijziging van artikel 12 treedt in werking op
de dag dat de gezaghebber is benoemd (zie het voorgestelde artikel 20, onderdeel b).
Artikel 17
De overgang tussen de verschillende fases wordt telkens gemarkeerd met een koninklijk
besluit waarin het tijdstip wordt bepaald van de ingangsdatum van de betreffende fase.
Het voorgestelde artikel 17 bepaalt de voorhangprocedure.
Artikelen 18, 19 en 20, aanhef en onderdeel a
Met dit wetsvoorstel wordt de Tijdelijke wet ingetrokken (het voorgestelde artikel 19)
op het moment dat dit wetsvoorstel in werking treedt. De inwerkingtreding zal bepaald
worden bij koninklijk besluit (het voorgestelde artikel 20, aanhef). Na inwerkingtreding
van deze wet worden verkiezingen gehouden voor de eilandsraad op grond van het voorgestelde
artikel 4. Gedurende de periode tussen de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel en
de toelating van de nieuwe leden tot de eilandsraad blijven de artikelen 3 en 5 van
de Tijdelijke wet van kracht, waarmee de regeringscommissaris bevoegd blijft om in
de plaats van de eilandsraad te treden. Dit overgangsrecht wordt voorgesteld in artikel 18.
Tegelijkertijd zal de inwerkingtreding van de voorgestelde artikelen 6 tot en met
10 ook uitgesteld worden tot dat moment (het voorgestelde artikel 20, onderdeel a).
Artikel 21
De bestuurlijke ingreep op Sint Eustatius heeft een tijdelijk karakter en voorgesteld
wordt dat de wet op 1 september 2024 vervalt.
Het voorgestelde artikel 21, tweede lid, voorziet in de mogelijkheid dat het tijdstip
waarop de wet vervalt, bij koninklijk besluit wordt verlengd (tot uiterlijk 1 september
2025) als op 1 februari 2024 het koninklijk besluit, bedoeld in het voorgestelde artikel 16,
nog niet is vastgesteld. Hieraan voorafgaand zendt Onze Minister, in overeenstemming
met het gevoelen van de ministerraad, een standpunt naar beide Kamers der Staten-Generaal
over het voornemen tot verlenging van de wet of wordt een voorstel van wet daaromtrent
ingediend. Wordt het wetsvoorstel dat strekt tot verlenging tijdens de verlengde termijn
ingetrokken of verworpen, dan wordt de onderhavige wet waarvan de werkingsduur verlengd
was, onverwijld ingetrokken (artikel 21, derde lid). Dat gebeurt bij koninklijk besluit
dat de datum van intrekking bepaalt.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.W. Knops, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
PVV | 20 | Voor |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
PvdD | 4 | Voor |
50PLUS | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Voor |
Groep Krol/vKA | 2 | Voor |
Van Haga | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.