Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de oprichting van regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) in Utrecht en Flevoland (Kamerstuk 29697-84)
2020D11539 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de haar brief
inzake de oprichting van regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) in Utrecht
en Flevoland (Kamerstuk 29 697, nr. 84).
De voorzitter van de commissie, Diks
De griffier van de commissie, Nava
Inhoudsopgave
Blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord/reactie van de Staatssecretaris
4
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD hebben kennisgenomen van het voornemen van de regering voor de
oprichting van regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) in Utrecht en Flevoland.
De leden hebben aan de hand van dit voornemen nog vragen en opmerkingen.
Deze leden lezen dat de Algemene Rekenkamer (ARK) aangeeft dat er niet altijd een
duidelijke exit-strategie is. Het is dus onduidelijk wanneer overheden stoppen met
projecten via de ROM’s te subsidiëren. Ondanks dat de regering aangeeft dat de ROM’s
voor onbepaalde duur zijn, vragen zij of er niet moet worden nagedacht over een exit-strategie.
Hoe wenselijk het eigenlijk is dat de ROM’s geen tijdshorizon kennen, zo vragen de
leden van de VVD-fractie.
Ook lezen de leden van de VVD-fractie dat voor een kapitaalbehoefte die de capaciteit
van de ROM’s ontstijgt, de ROM’s gestimuleerd worden de samenwerking zoeken met collega
ROM’s en Invest-NL. De leden vragen wanneer een bedrijf bij een ROM kan aankloppen
en vanaf wanneer het dit bij Invest-NL kan doen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de oprichting
van ROM’s in Utrecht en Flevoland. Zij zijn positief over de voorgenomen oprichting
van twee nieuwe ROM’s, waarmee een land dekkend stelsel van ROM’s verder vorm krijgt.
In haar brief schrijft de Staatssecretaris onder meer dat zij «rekening houdt met
de verschillende regionaal economische speerpunten en economische omvang van beide
regio’s». Wat kan de Staatssecretaris over elke regio melden ten aanzien van de economische
speerpunten en economische omvang? Waar kunnen de nieuwe ROM’s in haar ogen het verschil
gaan maken?
De leden van de CDA-fractie lezen verder dat de nieuw op te richten ROM’s een belangrijke
rol zullen vervullen bij de uitvoering van het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid.
Hoopt en/of verwacht de Staatssecretaris dat ook zij medeondertekenaar worden van
het recent gesloten Kennis- en Innovatieconvenant? Kan zij een inschatting maken van
hoeveel bedrijven uit het midden- en kleinbedrijf (mkb) in elk van beide provincies
straks kunnen gaan profiteren van de (participatieactiviteiten) van de twee nieuwe
ROM’s?
Een van de kerntaken van de ROM’s is acquisitie, waarvoor de Staatssecretaris aan
de ROM Regio Utrecht B.V. en het Groeifonds Flevoland B.V. respectievelijk € 1 mln.
en € 500.000 subsidie op jaarbasis toekent (periode 2020–2024). Deze leden vragen
hoe het acquisitiebeleid van de nieuwe ROM’s gaat aanhaken bij de nationale acquisitiestrategie.
Aangaande Invest-NL lezen de leden van de CDA-fractie dat «(d)e participatieactiviteiten
(...) met name gericht (zijn) op het verstrekken van risicodragend vermogen aan startende
en innovatieve mkb’ers. Van belang hierbij is een goede samenwerking met Invest-NL»
(pagina 2), en «dat (v)oor een kapitaalbehoefte die de capaciteit van de ROM’s ontstijgt
(...) de ROM’s (worden) gestimuleerd de samenwerking te zoeken met collega ROM’s en
Invest-NL» (pagina 3). Deze leden zijn benieuwd of er afspraken zijn of zullen worden
gemaakt tussen de ROM’s en Invest-NL over het ondersteunen van het brede mkb en zo
ja, wat die afspraken inhouden.
Ten aanzien van het Groeifonds Flevoland B.V. merken de leden van de CDA-fractie op
dat, anders dan bij de meest ROM’s, wordt gekozen voor het werken zonder Raad voor
Commissarissen. Zij vragen wie of wat die rol dan op zich neemt.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de ARK, waarin vijf
aandachtspunten worden genoemd:
• de onverenigbaarheid van functies;
• het scherper benoemen dat de leden van de investeringscommissies en directieleden
niet mee vergaderen en beslissen bij zaken waarbij zij een persoonlijk belang hebben;
• de bevoegd- en verantwoordelijkheid van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
(EZK) om te controleren of subsidies recht- en doelmatig worden besteed;
• de vraag of EZK’s participatie in de nieuwe ROM’s van onbepaalde duur is;
• het belang van duidelijke afspraken omtrent informatievoorziening aan het parlement
over de financiële prestaties van revolverende fondsen.
In haar brief licht de Staatssecretaris toe hoe zij met elk van deze aandachtspunten
omgaat. Deze leden hebben hier geen op-/aanmerkingen bij. Waar de Staatssecretaris
in haar brief niet op ingaat, is de zorg van de ARK over het ontbreken van een bevoegdheid
van rekenkamers om ter plaatse onderzoek te doen bij (klein)dochterondernemingen van
gezamenlijke overheidsdeelnemingen. Dit terwijl de eigenlijke bedrijfsactiviteiten
van veel overheidsdeelnemingen juist in (klein)dochterondernemingen worden uitgevoerd
Op pagina 24 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Versterking decentrale
rekenkamers schrijft de regering dat «het haar niet is gebleken dat in de huidige
praktijk noodzaak bestaat voor een verdere uitbreiding van de onderzoeksbevoegdheden
van rekenkamers op dit punt». Echter, de ARK wijst erop dat de voorgenomen oprichting
van het Participatiefonds ROM Regio Utrecht BV als een 100% dochteronderneming van
ROM Regio Utrecht BV «laat zien dat dergelijke situaties zich wel degelijk voordoen».
Gevolg is dat de ARK en decentrale rekenkamers straks niet de bevoegdheid hebben om
ter plaatse onderzoek te doen bij deze dochteronderneming, terwijl dáár nu juist het
publieke geld wordt uitgegeven. De ARK dringt er daarom op aan dat het wetsvoorstel
Versterking decentrale rekenkamers op dit punt wordt gewijzigd. Is de Staatssecretaris
bereid dit dringende advies van de ARK over te nemen, bij de Minister van BZK onder
de aandacht te brengen en hierover aan de Kamer te (laten) rapporteren?
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar de zogeheten «digitale MKB-werkplaatsen»,
dit in het licht van het amendement-Amhaouch/Verhoeven over middelen voor Regionale
Ontwikkelingsmaatschappijen (Kamerstuk 35 300 XIII, nr. 18). Met dit amendement komt in 2020 € 500.000 extra beschikbaar om ROM’s een rol te
geven bij experimenten ter versterking van digitale MKB-werkplaatsen. De indieners
hebben de ROM’s de ruimte gegeven om zelf binnen de grenzen van dit amendement te
prioriteren. Deze leden vragen in hoeverre de nieuwe ROM’s ook voor deze extra middelen
in aanmerking zullen komen. Dezelfde vraag hebben de zij ook ten aanzien van het amendement
Amhaouch/Weverling over extra middelen voor Trade&InnovateNL (Kamerstuk 35 300 XVII, nr. 19): waar landt deze extra 2.000.000 euro?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorliggende
brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat. Deze leden wensen
iedereen in de provincie Utrecht en Flevoland en de betrokkenen bij het oprichten
van de regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) veel kracht toe tijdens deze
coronacrisis. Zij willen de Staatssecretaris nog enkele vragen stellen.
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris welke gevolgen de afgekondigde
maatregelen naar aanleiding van het coronavirus hebben voor voortgang van het oprichten
van de ROM’s en de beschikbare financiering van de ROM’s in Utrecht en Flevoland.
De leden van de D66-fractie memoreren dat uit de evaluatie van de ROM’s door onderzoeksbureau
Ecorys in 2016 (bijlage bij Kamerstuk 29 697, nr. 23) blijkt dat het voor de ROM’s in andere provincies zoeken is naar de juiste aansturing
van de ROM’s. Zo blijkt dat aan de ene kant sturing nodig is vanuit het beleid om
succesvol te zijn op de beleidsdoelen, terwijl aan de andere kant ROM’s aangeven beleidsvrijheid
nodig te hebben om slagkracht te hebben. Daarom vragen deze leden hoe de aansturing
in Utrecht en Flevoland georganiseerd gaat worden om het succes en de slagkracht van
de ROM’s te waarborgen.
De leden van de D66-fractie constateren dat het onduidelijk is waar de financiering
van de ROM’s besteed gaat worden. Deze leden vragen de Staatssecretaris toe te lichten
of zij voornemens is randvoorwaarden te stellen aan de besteding van de beschikbare
financiering, bijvoorbeeld gelijk aan de aandachtsgebieden en randvoorwaarden geformuleerd
voor Invest-NL (Kamerstuk 28 165, nr. 320).
De leden van de D66-fractie vragen tot slot in welke ROM's de Staat, na de oprichting
van Flevoland en Utrecht, een deelneming heeft en of de Staatssecretaris ook onderzocht
heeft wat de kansen van een ROM voor Caribisch Nederland zou kunnen zijn.
II Antwoord / reactie van de Staatssecretaris
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L.I. Diks, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
D.S. Nava, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.