Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over regionale netwerken voor eetstoornissen in de regio Noord-Holland en Noord (Friesland, Groningen, Drenthe) (Kamerstuk 31839-716)
2020D08862 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben enkele fracties
                  de behoefte om een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van
                  Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 30 januari 2020 inzake Regionale
                  netwerken voor eetstoornissen in de regio Noord-Holland en Noord (Friesland, Groningen,
                  Drenthe) (Kamerstuk 31 839, nr. 716).
               
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier van de commissie, De Leau-Kolkman
Inhoudsopgave
Blz.
                         
                         
                         
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
4
II
Antwoord / Reactie van de Minister
5
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van
                  Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de start van twee regionale netwerken voor
                  eetstoornissen in de regio Noord-Holland en Noord. Zij hebben daarover enkele vragen
                  en opmerkingen.
               
De Minister stelt dat de regionale netwerken eetstoornissen in visie en werkwijze
                  onderdeel gaan uitmaken van de bovenregionale expertisecentra gespecialiseerde jeugdhulp.
                  De leden van de VVD-fractie willen weten hoeveel bovenregionale expertisecentra voor
                  gespecialiseerde jeugdhulp, naast de zeven netwerken voor eetstoornissen, worden opgericht,
                  bijvoorbeeld voor comorbiditeit waarbij geen sprake is van een eetstoornis. Hoe en
                  wanneer worden de bovenregionale expertisecentra voor gespecialiseerde jeugdhulp ingericht
                  zodat kinderen zo dichtbij mogelijk worden geholpen? Kan de Minister een tijdlijn
                  voor de oprichting van de bovenregionale expertisecentra voor gespecialiseerde jeugdhulp
                  delen?
               
De leden van de VVD-fractie willen van de Minister weten waarom niet voor meer inhoudelijke
                  diversiteit is gekozen, aangezien de twee pilots zullen dienen als input voor de bovenregionale
                  expertisecentra voor gespecialiseerde jeugdhulp.
               
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief van 11 november 2019 over het versterken
                  van de jeugd-ggz (Kamerstuk 31 839, nr. 698) dat een aantal intramurale plekken in de regio beschikbaar komt voor kinderen met
                  meervoudige problematiek die niet elders terecht kunnen. Kan de Minister uiteenzetten
                  hoeveel intramurale plekken met betrekking tot de expertisecentra voor gespecialiseerde
                  jeugdhulp worden ingericht? In hoeverre wordt zo een evenwichtige verdeling over Nederland
                  bereikt?
               
De leden van de VVD-fractie willen de Minister vragen hoe het nog te ontvangen advies
                  over een programma van eisen, waar de centra aan moeten voldoen, zich verhoudt tot
                  de inrichting van de twee pilots. Aan welke kwaliteitscriteria zullen de twee pilots
                  moeten voldoen? Hoe wordt het eerder aangedragen doel om op de lange termijn zoveel
                  mogelijk te voorkomen dat kinderen ziek worden binnen de twee pilots opgenomen?
               
De leden van de VVD-fractie hechten eraan dat ouders van kinderen die 18 worden betrokken
                  blijven worden bij behandelingen. Wordt daarmee rekening gehouden in de pilots?
               
Begrijpen deze leden goed dat het uitgangspunt bij de samenwerking binnen de pilots
                  is dat via netwerken patiënten vastgepakt worden en niet worden losgelaten, dat zij
                  derhalve niet te horen krijgen dat ze eerst zoveel moeten aankomen voordat behandeling
                  kan beginnen, dat zij in zo’n fase niet «alleen» worden gelaten? In hoeverre worden
                  aanvullende eisen gesteld aan een intake voor de regionale netwerken eetstoornissen?
                  Wordt de ervaren complexiteit van de intake hier ook bij meegenomen?
               
Op welke wijze wordt een regiefunctie ingericht, waarbij iemand een jongere met een
                  eetstoornis die toch tussen wal en schip dreigt te vallen helpt om binnen een netwerk
                  hulp te krijgen?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de start met twee
                  pilots van regionale expertisecentra voor de behandeling van eetstoornissen. Deze
                  leden delen de inzet van de Minister om de zorg aan kinderen en jongeren met een eetstoornis,
                  al dan niet in combinatie met een andere (psychische) aandoening, te verbeteren. Deze
                  leden hebben nog een aantal vragen.
               
De leden van de D66-fractie vragen per wanneer de zes beschreven doelstellingen uit
                  de brief gerealiseerd moeten zijn. Deze leden verzoeken de Minister om de tussenevaluatie,
                  wanneer die in juni beschikbaar is, per direct naar de Kamer te sturen. Zij vragen
                  om per doelstelling te beschrijven welke criteria of indicatoren worden gebruikt om
                  te toetsen dat de doelstellingen worden bereikt en/of resultaten worden geboekt.
               
De leden van de D66-fractie lazen in de eerdere brief van de Minister dat er over
                  10 jaar sprake moet zijn van een significante daling van het aantal ernstig zieke,
                  met de dood bedreigde, kinderen en jongeren met een eetstoornis. Deze leden vragen
                  om nader toe te lichten wanneer volgens de Minister sprake is van een significante
                  daling.
               
De leden van de D66-fractie vragen om een actueel overzicht van het aantal kinderen
                  en jongeren met een van de volgende vier groepen van eetstoornissen: boulimia nervosa,
                  anorexia nervosa, de eetbuistoornis en de vermijdende/restrictieve voedselinnamestoornis.
                  Deze leden vragen hoe de mate waarin deze eetstoornissen voorkomen zich verhoudt tot
                  andere landen. Hoe hebben omringende en vergelijkbare landen de behandeling en aanpak
                  van eetstoornissen georganiseerd? In welke mate is er sprake van grote verschillen
                  tussen beleid en resultaten, als het gaat om succesvolle behandelingen van eetstoornissen,
                  al dan niet met andere (psychische) aandoeningen? Welke lessen neemt de Minister hieruit
                  mee?
               
De leden van de D66-fractie vragen de Minister om te reageren op de berichtgeving
                  over een oproep van eetstoornisexperts van het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel
                  (CKM) om te voorkomen dat meer jonge meisjes slachtoffer worden van pro-anorexiacoaches.
                  Deze leden vragen op welke wijze de regionale expertisecentra en bijvoorbeeld de doelstelling
                  om de opbouw van kennis te bevorderen kunnen bijdragen aan de kennis over een aanpak
                  van pro-anorexiacoaches.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben de brief van de Minister inzake «Regionale
                  netwerken voor eetstoornissen in de regio Noord-Holland en Noord (Friesland, Groningen,
                  Drenthe)» tot zich genomen. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.
               
De Minister informeert de Kamer in de brief over de start van twee regionale netwerken
                  eetstoornissen. Dit zijn twee pilots van de regionale expertisecentra voor gespecialiseerde
                  jeugdhulp die de Minister wil inrichten. De leden van de GroenLinks-fractie vragen
                  waarom de Minister ervoor heeft gekozen om voor deze pilots twee expertisecentra voor
                  eetstoornissen te kiezen en niet één voor eetstoornissen en één voor een andere veelvoorkomende
                  aandoening, zoals autisme. Of één pilot waarbij een expertisecentra wordt ingericht
                  waar jongeren met multiproblematiek geholpen kunnen worden, zodat er bij de intake
                  niet in de eerste instantie naar een hoofdprobleem (anorexia) gekeken wordt, maar
                  direct naar de combinatie van meervoudige problemen? De voornoemde leden zijn benieuwd
                  hoe de Minister hiernaar kijkt.
               
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of naast de inbreng van de stuurgroep ketenaanpak
                  eetstoornissen (K-EET) ook is gekeken naar de inbreng van andere belanghebbenden,
                  zoals jongeren zelf, ervaringsdeskundigen en ouders. Zijn zij geraadpleegd? Zo ja,
                  op welke manier en wat is er met hun input gedaan?
               
Het idee achter het opzetten van regionale expertisecentra voor gespecialiseerde jeugdhulp
                  is het creëren van plekken waar jongeren geholpen kunnen worden die tegelijkertijd
                  twee of meer aandoeningen of stoornissen hebben. Met dat doel is door het amendement
                  van de leden Westerveld en Klaver 11,5 miljoen euro vrijgemaakt voor 2020 (Kamerstuk
                  35 300 XVI, nr. 7). De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom de Minister in de pilots dan zo
                  focust op anorexiazorg. Kan de Minister garanderen dat de blik binnen deze twee expertisecentra
                  voldoende breed blijft, dus niet alleen op anorexiazorg, maar ook op meervoudige problemen?
                  Zo ja, op welke manier?
               
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich zorgen over het feit dat enkel jongeren
                  die in de eerste instantie worden opgenomen voor anorexia op deze manier mee kunnen
                  doen aan de pilots. Zal er bij binnenkomst in de centra een bredere intake gedaan
                  worden dan alleen voor anorexia? Daarnaast vragen deze leden in hoeverre dwangbehandeling
                  en dwangvoeding onderdeel gaan uitmaken van de behandelmethode. Ook vragen zij aan
                  de Minister welk wetenschappelijk onderzoek aan de basis ligt van de gebruikte behandelmethodes.
                  Is er voldoende onderzoek beschikbaar, gebaseerd op de situatie van jongeren in Nederland
                  of vergelijkbare landen?
               
Kan de Minister daarnaast aangeven hoe de expertisecentra vorm gaan krijgen? Hoe wordt
                  ervoor gezorgd dat er voldoende personeel aanwezig is met de juiste kennis over multiproblematiek?
                  Is er een begroting op hoofdlijnen voorhanden over de besteding van het bedrag? Om
                  hoeveel jongeren gaat het in de pilots en hoeveel jongeren zullen naar verwachting
                  op termijn geholpen worden?
               
Tenslotte zijn de leden van de GroenLinks-fractie benieuwd binnen welke termijn de
                  Minister de expertisecentra voor gespecialiseerde jeugdhulp in de andere regio’s wil
                  opzetten. Moeten de overige regio’s wachten op resultaten uit de twee pilots of wordt
                  er ondertussen in de andere regio’s ook actie ondernomen? Waar kunnen jongeren die
                  op korte termijn geholpen willen worden zich aanmelden voor de centra?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
                  de regionale netwerken voor eetstoornissen in de regio Noord-Holland en Noord (Friesland,
                  Groningen, Drenthe). Deze leden steunen het voornemen om in 2020 te starten met twee
                  pilots van regionale expertisecentra voor eetstoornissen in twee regio’s. Zij vinden
                  de plannen voor de pilot er goed uitzien. Wel hebben zij enkele vragen. Kan de Minister
                  verduidelijken wanneer in 2020 de pilots precies kunnen starten? Kan de Minister aangeven
                  hoeveel plekken er gecreëerd worden voor jongeren die deze specialistische zorg nodig
                  hebben? Kan de Minister ook aangeven of er voldoende zorgverleners zijn om aan de
                  slag te gaan in deze twee regionale expertisecentra en de centra die daarna in andere
                  regio’s opgestart gaan worden?
               
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of hij kan ingaan op de financiering
                  van de pilots, maar ook van de centra die gestart gaan worden in de zeven regio’s.
                  Hoe zal de structurele financiering op lange termijn verlopen en hoe is dit gewaarborgd?
                  Kan de Minister aangeven of de financiering vanuit het gemeentefonds bekostigd gaat
                  worden of dat het Rijk voor de structurele financiering zorgt? Deze leden vragen om
                  een uitgebreide reactie hierop.
               
II Antwoord en reactie van de Minister
               
          Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 I.J. Leau-Kolkman, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
