Brief Presidium : Brief van het Presidium over toezicht en handhaving op het gebied van integriteit
35 351 Gedragscode Leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Nr. 2
                   BRIEF VAN HET PRESIDIUM
            
Aan de leden
Den Haag, 10 februari 2020
Bij de behandeling van de Raming van de Tweede Kamer voor het jaar 2020 (Kamerstuk
                  35 166, nr. 21) zijn de aanbevelingen van de werkgroep Integriteit Leden van de Tweede Kamer aan
                  de orde geweest.1 De werkgroep, onder voorzitterschap van het toenmalige Kamerlid Van Oosten, werd
                  ingesteld naar aanleiding van de tweede nalevingsrapportage van GRECO (Groep van Staten
                  tegen Corruptie, onderdeel van de Raad van Europa).
               
Ter uitvoering van de aanbevelingen van de werkgroep legde het presidium in november
                  reeds een voorstel voor een Gedragscode Leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
                  aan de Kamer voor.2 Deze gedragscode is gebaseerd op de leidraad die de werkgroep heeft opgesteld. In
                  de gedragscode worden de geldende integriteitsregels samengebracht in de vorm van
                  een aantal gedragsregels, voorzien van een toelichting. Daarnaast wordt aandacht besteed
                  aan de contacten met lobbyisten. Tevens heeft het presidium per 1 januari jl. een
                  onafhankelijk adviseur integriteit benoemd.3 Conform de aanbevelingen van de werkgroep kunnen Kamerleden de onafhankelijk adviseur
                  benaderen voor vertrouwelijk, schriftelijk advies over de uitleg en toepassing van
                  de regels op het gebied van integriteit. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om vragen
                  of dilemma’s omtrent het aangaan van nevenfuncties of hoe om te gaan met belangen
                  of geschenken.
               
Ter completering van de maatregelen voor versterking van het integriteitsbeleid van
                  de Kamer bieden wij u hierbij een voorstel voor een regeling inzake toezicht en handhaving
                  aan. Het voorstel bouwt voort op de laatste aanbeveling van de werkgroep Integriteit.
                  Met de motie-Van der Molen c.s.,4 die met algemene stemmen is aangenomen, werd het presidium verzocht ter uitvoering
                  van deze aanbeveling een voorstel aan de Kamer voor te leggen en daarin maatregelen
                  voor toezicht en handhaving nader uit te werken.
               
Duidelijk is dat de Kamer ook op het punt van toezicht stappen moet zetten. In de
                  samenleving wordt kritischer gekeken naar het optreden van Kamerleden. Zij komen daardoor
                  vaker, al dan niet terecht, in opspraak. Daarbij komt dat Kamerleden een publiek ambt
                  vervullen, waaraan rechten en plichten verbonden zijn. Integriteitsschendingen kunnen
                  het gezag en de waardigheid van het parlement schaden. Ook de Staatscommissie parlementair
                  stelsel heeft in haar rapport een paragraaf gewijd aan de registratie van geschenken,
                  nevenfuncties en andere belangen, en het belang van adequaat toezicht daarop.5 Een voorziening voor eenduidig en gezaghebbend toezicht door de Kamer is daarom van
                  belang. Tegelijkertijd kan Kamerleden hiermee ook een adequate en zorgvuldige behandeling
                  worden geboden in het geval zij te maken krijgen met integriteitskwesties.
               
Nu in de Kamer een voorstel voor een gedragscode voorligt, is het dus van belang om
                  na te gaan hoe het toezicht op de naleving van de code kan worden vormgegeven en in
                  lacunes kan worden voorzien. De hierbij voorgestelde regeling vormt daarvan een uitwerking.
                  Tijdens de voorbereiding van de regeling is gesproken met de indieners van de motie,
                  zijn deskundigen geraadpleegd en is gekeken naar voorzieningen in andere parlementen.
                  Ook is het staatsrechtelijk kader in kaart gebracht, teneinde de grondwettelijke positie
                  van Kamerleden te waarborgen.
               
Op hoofdlijnen ziet het voorstel er als volgt uit:
– Klachten over de naleving van de gedragscode worden behandeld door een onafhankelijk
                           college van onderzoek. Het college bestaat uit drie leden met gezag en deskundigheid,
                           die worden benoemd door de Kamer op voordracht van het presidium.
                        
– Iedereen kan een klacht indienen. Het college beoordeelt vervolgens of een klacht
                           in behandeling kan worden genomen. Het college behandelt geen klachten die betrekking
                           hebben op mogelijke strafbare feiten, of wanneer het Reglement van Orde op andere
                           wijze het toezicht regelt.
                        
– Het Kamerlid verleent het college de benodigde medewerking bij de behandeling van
                           een klacht. Het college kan na het beoordelen van de informatie van het Kamerlid en
                           andere relevante feiten en omstandigheden besluiten dat een klacht niet nader onderzocht
                           wordt. Wanneer een nader onderzoek wel gerechtvaardigd wordt geacht, stelt het college
                           op basis van het onderzoek een rapportage op met daarin zijn bevindingen. Deze rapportage
                           wordt openbaar gemaakt, tenzij er zwaarwegende redenen zijn om delen ervan vertrouwelijk
                           te behandelen. Het Kamerlid wordt tijdens het onderzoek in de gelegenheid gesteld
                           te worden gehoord en kan een zienswijze indienen, die in de rapportage wordt verwerkt.
                        
– Het college kan aanbevelingen doen aan het Kamerlid, bijvoorbeeld over de wijze waarop
                           het beste invulling kan worden gegeven aan een registratieverplichting. Wordt op basis
                           van een onderzoek door het college geconcludeerd dat de gedragscode is overtreden,
                           dan kan tevens worden aanbevolen om een sanctie op te leggen, rekening houdend met
                           de aard en ernst van de overtreding. De sanctie kan bestaan uit een aanwijzing, een
                           berisping of een schorsing. De Kamer beslist over het opleggen van de aanbevolen sanctie.
                        
Verder wordt in het voorstel aandacht besteed aan de verhouding met de onafhankelijk
                  adviseur integriteit. De adviseur en het college van onderzoek vervullen immers verschillende
                  functies: de adviseur is er om in vertrouwelijkheid met Kamerleden mee te denken en
                  hen desgevraagd te adviseren, terwijl het college klachten behandelt en kan oordelen
                  over de naleving van de gedragscode.
               
Nadere gedachtenvorming
Met dit voorstel is getracht invulling te geven aan de breed gedragen wens van de
                  Kamer om het toezicht op het terrein van integriteit te versterken. Het presidium
                  benadrukt dat het van belang is dat voorstellen op dit terrein op voldoende draagvlak
                  binnen de Kamer kunnen rekenen. Daarom is het nu aan de Kamer om hierin verder richting
                  te bepalen. Ten behoeve van de nadere gedachtenvorming in de Kamer geeft het presidium
                  hieronder enkele modaliteiten bij het voorstel in overweging.
               
Aanvullende voorzieningen
Het presidium is zich ervan bewust dat een eventueel onderzoek door het college belangrijke
                  gevolgen kan hebben voor het betreffende Kamerlid. De regeling biedt daarom een zorgvuldige
                  procedure om klachten over naleving van de gedragscode op adequate en onafhankelijke
                  wijze te onderzoeken wanneer daartoe aanleiding is. Het presidium acht het echter
                  denkbaar dat aanvullende voorzieningen worden getroffen voor het geval het Kamerlid
                  zich niet kan verenigen met de bevindingen van het college van onderzoek. Daarvoor
                  ziet het presidium twee mogelijke alternatieven.
               
Alternatief 1: het Kamerlid krijgt de mogelijkheid om een nadere zienswijze te geven, die afzonderlijk
                  van de rapportage wordt gepubliceerd. Deze vormt een aanvulling op de reeds in het
                  voorstel opgenomen mogelijkheid dat het Kamerlid wordt gehoord en een zienswijze kan
                  geven, die wordt verwerkt in de rapportage (zie hoofdstuk 3 van het voorstel). Zo
                  nodig kan deze nadere zienswijze (deels) vertrouwelijk aan Kamerleden ter inzage worden
                  gegeven. Dit biedt Kamerleden de mogelijkheid om eventuele bedenkingen of aanvullingen,
                  die niet in de rapportage zijn verwerkt, binnen een duidelijk kader kenbaar te maken.
               
Alternatief 2: het Kamerlid krijgt de mogelijkheid om binnen twee weken beroep in te stellen naar
                  aanleiding van een rapportage van het college. In dat geval kan de Kamer, op voordracht
                  van het presidium, een tijdelijk college instellen dat op basis van de rapportage
                  en andere relevante feiten en omstandigheden nagaat of het college van onderzoek in
                  redelijkheid tot haar oordeel kon komen. Het Kamerlid wordt daarbij opnieuw gehoord
                  en kan een nadere zienswijze indienen.
               
Handhaving
In de motie-Van der Molen c.s. is het presidium verzocht om ook voorstellen te doen
                     voor versterking van de handhaving van de integriteitsregels. Bijgaand voorstel bevat
                     in dat verband een aantal nieuwe sancties die de Kamer kan opleggen. Deze mogelijkheid
                     bestaat wanneer het college een bepaalde sanctie heeft aanbevolen op basis van een
                     onderzoek (hoofdstuk 4).
                  
Het presidium geeft de Kamer in dit kader tegelijkertijd mee dat overwogen kan worden
                     om eerst enige tijd ervaring op te doen met de gedragscode en de nieuwe voorziening
                     voor toezicht, zodat de werking hiervan in de praktijk kan uitkristalliseren. De bepalingen
                     omtrent sanctionering zouden dan voorlopig achterwege kunnen blijven, of na evaluatie
                     van het stelsel op een nader te bepalen moment in werking kunnen treden.
                  
Het presidium verzoekt de commissie voor Binnenlandse Zaken het voorstel, in samenhang
                  met het eerder ingediende voorstel voor een Gedragscode Leden van de Tweede Kamer
                  der Staten-Generaal, in behandeling te nemen. Daarbij wordt in overweging gegeven
                  deze voorstellen te betrekken bij de aankomende behandeling van de Raming van de Tweede
                  Kamer.
               
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, K. Arib
VOORSTEL VOOR EEN REGELING TOEZICHT EN HANDHAVING GEDRAGSCODE LEDEN VAN DE TWEEDE
                     KAMER DER STATEN-GENERAAL
Hoofdstuk 1. Algemeen
Artikel 1 Begripsbepaling
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. Adviseur: de onafhankelijke adviseur integriteit;
b. College: het college van onderzoek integriteit;
c. Gedragscode: de Gedragscode Leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Hoofdstuk 2. Het College
Artikel 2 Samenstelling en benoeming
1. Het College bestaat uit een voorzitter en twee leden. Zij worden benoemd door de
                     Kamer op voordracht van het presidium voor de duur van ten hoogste zes jaar. De Kamer
                     besluit zonder beraadslaging. Herbenoeming kan twee maal en telkens voor ten hoogste
                     zes jaar plaatsvinden.
                  
2. Het College is onafhankelijk.
3. De leden van het College ontvangen enkel een vergoeding voor de kosten die samenhangen
                     met het uitvoeren van hun taken.
                  
Artikel 3 Taak
Het College heeft tot taak klachten aangaande overtreding van de Gedragscode door
                  Kamerleden te behandelen.
               
Artikel 4 Jaarverslag
1. Het College zendt jaarlijks in februari aan het presidium zijn jaarverslag over
                     het voorgaande jaar.
                  
2. Het College kan in zijn jaarverslag aanbevelingen doen die strekken tot een wijziging
                     van de gedragscode of een verduidelijking geven van de gedragscode.
                  
3. Het presidium maakt het jaarverslag openbaar.
Artikel 5 Archief
Het College draagt elke zes jaar de documenten die op zijn verzoek zijn verstrekt
                  en andere documenten die hij van belang acht aan de Kamer over. Hij kan hierbij gemotiveerd
                  aangeven dat documenten niet openbaar gemaakt mogen worden en voor de duur van tien
                  jaren alleen ter inzage liggen voor leden van het College.
               
Hoofdstuk 3. Klachtprocedure
Artikel 6 Klachten
1. Een ieder kan een klacht aangaande overtreding van de Gedragscode aanbrengen.
2. Een klacht wordt schriftelijk aangebracht en bevat ten minste de naam en het postadres
                     van de klager, de naam van het Kamerlid op wie de klacht ziet en de feiten die tot
                     het doen van de klacht hebben geleid.
                  
3. Het College kan besluiten een klacht niet in behandeling te nemen wanneer het deze
                     kennelijk ongegrond acht, wanneer niet is voldaan aan de vereisten, bedoeld in het
                     tweede lid, of wanneer eenzelfde klacht door verschillende klagers is gedaan. De klager
                     wordt hierover geïnformeerd.
                  
4. Een klacht die ziet op een mogelijke overtreding waarbij in het Reglement van Orde
                     op andere wijze in het toezicht is voorzien, wordt niet in behandeling genomen door
                     het College.
                  
5. Een klacht die ziet op een mogelijk strafbaar feit, niet zijnde een ambtsmisdrijf,
                     wordt niet in behandeling genomen door het College. Na overleg met de klager kan de
                     klacht worden doorgezonden aan het openbaar ministerie.
                  
Artikel 7 Klachtafhandeling
1. Het College informeert een Kamerlid wanneer een klacht over hem in behandeling
                     wordt genomen.
                  
2. Het College verzoekt het Kamerlid om informatie. Het Kamerlid verleent medewerking
                     aan dat verzoek.
                  
3. Het College kan na het beoordelen van de ontvangen informatie en andere feiten
                     en omstandigheden die het van belang acht, besluiten dat de klacht niet nader onderzocht
                     wordt. Het Kamerlid en de klager worden hierover geïnformeerd. Het College kan hierbij
                     een aanbeveling doen aan het Kamerlid.
                  
Artikel 8 Onderzoek naar klacht
1. Het College kan na ontvangst van de informatie, bedoeld in artikel 7, tweede lid,
                     en na het beoordelen van andere feiten en omstandigheden die het van belang acht,
                     besluiten een onderzoek in te stellen naar de klacht.
                  
2. Indien de klacht een kwestie betreft waarover de Adviseur eerder advies aan het
                     betrokken Kamerlid heeft uitgebracht en dit advies is opgevolgd, kan het College slechts
                     gemotiveerd besluiten tot een onderzoek.
                  
3. Indien het College besluit een onderzoek in te stellen, brengt de Adviseur aan
                     het betreffende Kamerlid over dezelfde kwestie geen advies meer uit.
                  
4. Het Kamerlid verleent de medewerking die door het College in het kader van zijn
                     onderzoek wordt verlangd.
                  
5. Het College stelt een conceptrapportage op van zijn bevindingen en stelt het Kamerlid
                     in de gelegenheid om binnen vier weken te worden gehoord. De zienswijze van het Kamerlid
                     wordt verwerkt in de rapportage. In de rapportage kan het College een aanbeveling
                     doen aan het Kamerlid.
                  
6. ndien het College een overtreding van de gedragscode vaststelt, kan in de rapportage
                     een aanbeveling voor een sanctie worden gedaan.
                  
Artikel 9 Rapportage
1. Het College zendt de rapportage aan het presidium en aan het Kamerlid die het betreft.
                     Het College kan bij de toezending bepalen dat delen ervan vertrouwelijk blijven in
                     verband met zwaarwegende redenen.
                  
2. Het presidium maakt de rapportage uiterlijk vier weken na de toezending ervan openbaar,
                     voor zover het College heeft bepaald dat deze openbaar kan worden.
                  
Hoofdstuk 4. Sanctionering
Artikel 10 Mogelijke sancties
De volgende sancties kunnen worden opgelegd bij overtreding van de gedragscode:
a. een aanwijzing, waaronder wordt begrepen een maatregel die een Kamerlid verplicht
                        tot herstel van een overtreding van de Gedragscode;
                     
b. een berisping, waaronder wordt begrepen een openbare brief van het presidium gericht
                        aan een Kamerlid waarin de handeling die tot een overtreding heeft geleid, wordt afgekeurd;
                     
c. een schorsing, waaronder wordt begrepen het uitsluiten van een Kamerlid voor de duur
                        van ten hoogste een maand van het deelnemen aan plenaire vergaderingen, behoudens
                        stemmingen, aan commissievergaderingen of aan andere activiteiten die door of namens
                        de Kamer worden gehouden.
                     
Artikel 11 Voorstel voor sanctionering door de Kamer
Indien een rapportage als bedoeld in artikel 9 een overtreding van de gedragscode
                  vaststelt waarbij een sanctie als bedoeld in artikel 10 wordt aanbevolen, zendt het
                  presidium tegelijkertijd met de openbaarmaking van de rapportage een brief aan de
                  Kamer met een voorstel tot het opleggen van de door het College aanbevolen sanctie.
               
Artikel 12 Besluit Kamer
De Kamer besluit zonder beraadslaging over het voorstel van het presidium, bedoeld
                  in artikel 11. Indien de Kamer besluit tot het opleggen van een sanctie, wordt deze
                  de dag na het Kamerbesluit ten uitvoer gelegd.
               
Artikel 13 Geen beroep
Van de beslissingen ingevolge deze regeling is beroep op de Kamer niet toegelaten.
Artikel 14 Herziening
Het presidium kan voorstellen aan de Kamer doen voor herziening van de Gedragscode
                  en de toelichting daarop. De presidium kan tevens voorstellen doen voor herziening
                  van deze regeling. Het presidium betrekt daarbij de jaarverslagen van de Adviseur
                  en het College.
               
Artikel 15 Toepassing regeling
Deze regeling is alleen van toepassing op overtredingen van de Gedragscode die plaatsvinden
                  na de inwerkingtreding van de regeling.
               
Toelichting
               
Algemeen deel
In voorgestelde toezichts- en handhavingsstelsel wordt het behandelen van klachten
                     inzake overtreding van de Gedragscode Leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
                     opgedragen aan een onafhankelijk college van onderzoek integriteit.
                  
Het College verricht onderzoek op basis van klachten over zittende Kamerleden. Iedereen
                     kan een klacht indienen. Indien het College oordeelt dat de gedragscode in een concrete
                     situatie is overtreden, kunnen drie soorten sancties worden voorgesteld aan de Kamer:
                     een aanwijzing, een berisping of een schorsing. De Kamer beslist over het opleggen
                     van de sanctie. Indien naar aanleiding van een klachtonderzoek geen overtreding wordt
                     vastgesteld, of wanneer een sanctie niet opportuun wordt geacht, kan het College een
                     aanbeveling doen aan het Kamerlid. Klachten die kennelijk ongegrond worden geacht,
                     die zien op overtredingen waarbij het Reglement van Orde een specifieke toezichtsregeling
                     kent, of die betrekking hebben op een strafbaar feit worden niet in behandeling genomen.
                  
De voorgestelde regeling bevat tevens voorzieningen om de mogelijke samenloop van
                     advisering door de onafhankelijk adviseur integriteit en toezicht door het beoogde
                     college zorgvuldig te regelen. Zo is opgenomen dat indien het Kamerlid het advies
                     van de Adviseur opvolgt, een besluit tot een onderzoek naar dezelfde kwestie door
                     het College een bijzondere motivering vergt. Aangezien uit de functie van de Adviseur
                     volgt dat deze zich zal toeleggen op het met name vooraf adviseren van Kamerleden
                     over de uitleg en toepassing van de integriteitsregels, brengt de Adviseur aan het
                     betreffende Kamerlid over een kwestie geen advies meer uit zodra een klacht over dezelfde
                     kwestie leidt tot een onderzoek door het College.
                  
Na vaststelling van de regeling door de Kamer kan worden overwogen om in het Reglement
                     van Orde een uitdrukkelijke verwijzing naar de regeling op te nemen, zodat de samenhang
                     kan worden geborgd.
                  
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1
Het college van onderzoek integriteit en de Gedragscode Leden van de Tweede Kamer
                  der Staten-Generaal staan centraal in de regeling. Om de leesbaarheid van de regeling
                  te verhogen worden deze termen verkort gedefinieerd. Tevens wordt de onafhankelijke
                  adviseur integriteit kort gedefinieerd.6
Artikel 2
Voor de klachtbehandeling is er een College van onderzoek, waarvan de leden worden
                  benoemd door de Kamer op voordracht van het presidium. De leden van het College zijn
                  personen met gezag en deskundigheid. Het verdient aanbeveling om de benoemingen en
                  herbenoemingscyclus zo in te richten dat voorkomen wordt dat de benoemingstermijn
                  voor alle drie de leden in hetzelfde jaar afloopt. Op deze wijze wordt de aanwezige
                  kennis en expertise van het College gewaarborgd. De onafhankelijkheid van het College
                  is nadrukkelijk in de regeling opgenomen. Hieruit vloeit overigens voort dat zittende
                  Kamerleden geen deel kunnen uitmaken van het College. Hoewel de functie van collegelid
                  onbezoldigd is, kunnen bij de benoeming van de collegeleden rechtspositionele afspraken
                  gemaakt worden inzake bijvoorbeeld de onkostenvergoeding die zij ontvangen. Verder
                  dient bij de benoeming worden vastgesteld dat het collegelid wordt gevrijwaard van
                  aansprakelijkheid.
               
Artikel 3
In dit artikel wordt de taak van het College beschreven.
Artikel 4
Het presidium ontvangt jaarlijks van het College een jaarverslag. Daarin kunnen de
                  verschenen rapportages, als bedoeld in artikel 9, uit het voorgaande jaar worden vermeld
                  en kan ingegaan worden op de werkzaamheden die zijn verricht. Ook kunnen aanbevelingen
                  worden gedaan omtrent de gedragscode. Mocht het college mogelijke verbeteringen voor
                  de gedragscode hebben geconstateerd, dan kan het dit aangeven in het jaarverslag middels
                  aanbevelingen. Het doel van het opnemen van de rapportages en mogelijke aanbevelingen
                  is dat deze mede gaan dienen als leidraad voor het handelen van Kamerleden. Bovendien
                  kan hiervan ook een zekere normerende werking uit gaan. De rapportages en aanbevelingen
                  dragen immers bij aan een eenduidige en bestendige uitleg en aan de verdere ontwikkeling
                  van de gedragscode. Bij een deel van de bestaande integriteitsregels, met name de
                  regels waarop nu nog geen toezicht wordt gehouden, kan in de praktijk nog nadere duiding
                  nodig zijn omdat zij bijvoorbeeld open normen bevatten. Deze ontwikkeling zal derhalve
                  over meerdere jaren plaatsvinden zodat na verloop van tijd een steeds duidelijker
                  en eenduidiger kader ontstaat.
               
Artikel 5
In dit artikel wordt de archivering beschreven.
Artikel 6
Klachten kunnen door iedereen worden aangebracht bij het College. Het tweede lid bevat
                     echter wel vereisten waaraan een klacht moet voldoen, waarbij het tot de bevoegdheid
                     van het College behoort om te besluiten wanneer een klacht aan de vereisten voldoet.
                     In het derde lid van dit artikel is opgenomen dat het College kan besluiten een klacht
                     niet in behandeling te nemen wanneer niet aan de vereisten uit het tweede lid is voldaan.
                     Wanneer bijvoorbeeld een klacht vrijwel geen feiten bevat omtrent de klacht of de
                     klacht niet ziet op een zittend Kamerlid (zoals een Minister), kan het College besluiten
                     dat de klacht niet in behandeling wordt genomen. Voorts heeft het College de bevoegdheid
                     om een klacht niet in behandeling te nemen wanneer deze kennelijk ongegrond is. Dit
                     kan bijvoorbeeld het geval zijn klachten met een onbegrijpelijke of niet-consistente
                     inhoud. Ten slotte kan het College besluiten klachten niet te behandelen wanneer dezelfde
                     klacht over hetzelfde Kamerlid meerdere malen of in grote aantallen binnenkomt. De
                     klager wordt hierover geïnformeerd. Niet uitgesloten is dat College ook het Kamerlid
                     informeert. Dit kan bijvoorbeeld raadzaam zijn om te voorkomen dat een Kamerlid later
                     publiekelijk wordt geconfronteerd met de beslissing van het College. Het is aan te
                     bevelen hier prudent mee om te gaan.
                  
In het vierde lid is opgenomen dat klachten over mogelijke overtredingen waarbij het
                     Reglement van Orde reeds op andere wijze in het toezicht voorziet, niet in behandeling
                     worden genomen. Daarbij kan worden gedacht worden aan klachten over de orde tijdens
                     plenaire en commissievergaderingen. Hierop zijn de artikelen 58 tot en met 62 Reglement
                     van Orde van toepassing.
                  
In het vijfde lid is opgenomen dat klachten die zien op strafbare feiten, niet zijnde
                     ambtsmisdrijven7, niet in behandeling kunnen worden genomen door het College. Hierbij kan worden gedacht
                     aan strafbare feiten gepleegd ten aanzien van personen, zoals geweldpleging. Hiervoor
                     staat immers de strafrechtelijke weg open. Het College kan evenwel met de klager in
                     overleg treden over het doorzenden van de klacht naar het openbaar ministerie. Zo
                     mogelijk kan het College de klager helpen de stap te zetten zelf aangifte te doen
                     van het strafbare feit.
                  
Artikel 7
Als het College besluit een klacht in behandeling te nemen, wordt het betreffende
                     Kamerlid zo spoedig mogelijk hierover geïnformeerd. Het College is vervolgens verplicht
                     om het Kamerlid informatie te verzoeken met betrekking tot de klacht. Het ligt hierbij
                     in de rede om ook een eventueel schriftelijk advies van de Adviseur over de betreffende
                     kwestie op te vragen. Het Kamerlid is verplicht tot medewerking aan het verzoek. Via
                     deze weg dient hij dan ook het advies aan het College te verstrekken. Een vertrouwelijk
                     advies wordt hiermee overigens niet openbaar; bestaande vertrouwelijkheid dient dan
                     ook te worden gewaarborgd. Gezien het feit dat in dit stadium nog geen sprake is van
                     onderzoek naar de klacht, zal het verzoek om informatie in de praktijk beknopt zijn.
                  
Indien naar aanleiding van de informatie van het Kamerlid duidelijk is dat de klacht
                     geen verder onderzoek rechtvaardigt, wordt de klacht als afgehandeld beschouwd. Daarbij
                     kan het college mede in overweging nemen in hoeverre de klacht naar haar oordeel voldoende
                     substantieel van aard is om een onderzoek met een daaruit volgende openbare rapportage
                     te billijken. De klager en het Kamerlid worden hierover geïnformeerd. Het College
                     kan evenwel het Kamerlid nog wel een aanbeveling doen, bijvoorbeeld over de wijze
                     waarop aan een registratieverplichting het beste invulling kan worden gegeven.
                  
Artikel 8
Het College kan besluiten een onderzoek in te stellen naar de klacht. De duur van
                     een onderzoek wordt mede bepaald door de aard en complexiteit van de vermeende overtreding,
                     maar verwacht mag worden dat een onderzoek binnen een redelijke termijn wordt afgerond.
                  
Indien de klacht betrekking heeft op een kwestie waarover eerder advies is uitgebracht
                     door de Adviseur en het Kamerlid heeft dat advies opgevolgd, kan het College slechts
                     gemotiveerd besluiten tot een onderzoek. Hiertoe kan bijvoorbeeld aanleiding zijn
                     wanneer er aanvullende feiten of omstandigheden bekend zijn geworden die tot een ander
                     advies hadden geleid, of wanneer nader onderzoek om andere zwaarwegende redenen van
                     belang wordt geacht. Deze bepaling dient ter bescherming van het Kamerlid. Het is
                     onwenselijk als een Kamerlid dat zich tot de Adviseur heeft gewend en het verkregen
                     advies heeft opgevolgd aan een nader onderzoek wordt onderworpen door het College
                     indien daar op voorhand geen gewichtige redenen voor zijn. Aan de adviezen van de
                     Adviseur wordt immers een zeker gezag toegekend. Het is aan het College om in voorkomende
                     gevallen af te wegen of een onderzoek nodig is. Het College kan ten behoeve van het
                     maken van die afweging indien nodig in contact treden met de Adviseur.
                  
Zodra het College besluit een onderzoek in te stellen, brengt de Adviseur over dezelfde
                     kwestie geen advies meer uit. Op deze manier wordt voorkomen dat de werkzaamheden
                     van de Adviseur en het College samenlopen. Aangezien uit de functie van de Adviseur
                     volgt dat deze zich zal toeleggen op het met name vooraf adviseren van Kamerleden
                     over de uitleg en toepassing van de integriteitsregels, ligt het voor de hand dat
                     de Adviseur de advisering richting het betreffende Kamerlid staakt zodra een klacht
                     over dezelfde kwestie leidt tot een onderzoek door het College.
                  
Het Kamerlid is ook in deze fase verplicht medewerking te verlenen aan het onderzoek
                     door het College en krijgt ook de gelegenheid te worden gehoord over de conceptrapportage.
                     De zienswijze van het Kamerlid wordt in de rapportage verwerkt. Dit biedt het Kamerlid
                     de waarborg dat alles wat relevant is naar voren kan worden gebracht in de betreffende
                     kwestie.
                  
In de conceptrapportage is opgenomen wat de uitkomst van het onderzoek is. De wijze
                     van het formuleren van de uitkomsten wordt aan het College overgelaten.
                  
Artikel 9
De rapportage wordt toegezonden aan het presidium en aan het betreffende Kamerlid.
                     Omdat er mogelijk gevolgen voor het betreffende Kamerlid zijn, wordt de rapportage
                     niet tevens direct toegezonden aan de klager. Het presidium is immers verplicht de
                     rapportage uiterlijk vier weken na de toezending ervan openbaar te maken, waardoor
                     op dat moment de klager kennis kan nemen van het rapport. Wel kan het College bepalen
                     dat delen van de rapportage vertrouwelijk blijven in verband met zwaarwegende redenen.
                     Zo kan het College bijvoorbeeld bepalen dat in verband met privacy bepaalde informatie
                     in een vertrouwelijke bijlage wordt opgenomen. Het presidium kan vervolgens alleen
                     die delen van het rapport openbaar maken die niet vertrouwelijk zijn.
                  
Indien het College een sanctie gepast acht, kan zij daartoe een aanbeveling doen in
                     haar rapportage. Ook kan het College concluderen dat een sanctie niet opportuun is,
                     of dat uitsluitend een aanbeveling aan het Kamerlid wordt gedaan. Dit kan bijvoorbeeld
                     het geval zijn wanneer het College oordeelt dat de overtreding van lichte aard is
                     of wanneer de betreffende integriteitsregel onvoldoende houvast bood en het Kamerlid
                     de geconstateerde overtreding in redelijkheid niet kon worden verweten. Daarbij kan
                     in overweging worden genomen dat openbaarmaking van de rapportage op zichzelf al zekere
                     gevolgen kan hebben.
                  
In het geval dat het College het vermoeden heeft dat er sprake is van een ambtsmisdrijf,
                     kan in beginsel in de rapportage geen overtreding van de gedragscode worden vastgesteld.
                     Voor een ambtsmisdrijf kan immers de weg van de Wet ministeriële verantwoordelijkheid
                     en ambtsdelicten leden Staten-Generaal, Ministers en Staatssecretarissen worden gevolgd.
                     Het ligt in de lijn van verwachting dat het College dan in de rapportage geen vaststelling
                     van een overtreding zal doen, maar aangeeft er een vermoeden van een ambtsmisdrijf
                     is. In dat geval ligt het voor de hand dat wordt bevorderd dat de hiervoor bestemde
                     procedure in werking wordt gesteld. Hiervoor hoeft geen nadere regeling te worden
                     getroffen.
                  
Artikel 10
In dit artikel is de uitwerking gegeven van de mogelijke op te leggen sancties bij
                     een overtreding van de gedragscode. Een aanwijzing kan bijvoorbeeld betrekking hebben
                     op de registratieverplichtingen van het Reglement van Orde. Over de berisping kan
                     worden opgemerkt dat deze kan worden gezien als een waarschuwing aan het Kamerlid.
                     De volgende mogelijke sanctie, de schorsing, is immers de zwaarste vorm. Deze sanctie
                     is nu alleen mogelijk in geval van schending van de geheimhouding of vertrouwelijkheid,
                     zoals neergelegd in de artikelen 145 en 147 Reglement van Orde. In dit voorstel wordt
                     de schorsing ook bij andere overtredingen van de gedragscode mogelijk. De schorsing
                     is overigens flexibel vormgegeven, zodat de maatregel op maat kan worden vormgegeven
                     en in verhouding kan staan tot de aard en ernst van de overtreding. Hierbij kan worden
                     gedacht aan een Kamerlid dat te registreren buitenlandse reizen herhaaldelijk niet
                     heeft gemeld, wordt geschorst van deelneming aan een komend buitenlands werkbezoek
                     van een commissie of van het lidmaatschap van een delegatie van de Kamer bij interparlementaire
                     conferenties of andere internationale gremia. Ook in deze meer flexibele vorm blijft
                     de schorsing uiteraard een zwaar middel, waartoe niet lichtvaardig moet worden besloten.
                     Denkbaar is bijvoorbeeld dat een schorsing in beeld komt wanneer de overtreding van
                     zeer ernstige aard is of wanneer een lid herhaaldelijk bepaalde overtredingen begaat,
                     waarvoor eerder lichtere sancties zoals een berisping zijn opgelegd.
                  
Er wordt verder op gewezen dat van het schorsen van deelneming aan de plenaire vergadering
                     de stemmingen zijn uitgezonderd. Dit betekent dat een lid dat is geschorst wel kan
                     deelnemen aan stemmingen. Het uitsluiten van deelname aan stemmingen zou onverenigbaar
                     zijn met de staatsrechtelijke positie van Kamerleden.
                  
Artikel 11
Bij het openbaar maken van de rapportage, wat tevens kan worden gezien als het toezenden
                     van de rapportage aan de Kamer voegt het presidium ook een brief met daarin het voorstel
                     voor een sanctie, indien het College een overtreding van de gedragscode heeft geconstateerd
                     en deze sanctie heeft aanbevolen.
                  
Op deze wijze wordt bevestigd dat een sanctie als bedoeld in artikel 10 alleen wordt
                     opgelegd na een voorafgaand onderzoek door het College. Van de Kamer mag immers worden
                     verwacht dat sanctionering van een individueel Kamerlid zorgvuldig wordt voorbereid
                     en onderbouwd. Bovendien wordt met een onderzoek door het College gewaarborgd dat
                     het betrokken Kamerlid heeft kunnen reageren op de geconstateerde feiten en omstandigheden.
                  
Artikel 12
De Kamer besluit zonder beraadslaging over de daadwerkelijke sanctieoplegging. Het
                  besluiten zonder beraadslaging is ook nu al het geval bij een voorstel tot schorsing
                  op grond van artikel 145 Reglement van Orde. Als er tot sanctieoplegging wordt besloten,
                  wordt de dag erna de sanctie tot uitvoer gelegd.
               
Artikel 13
Overeenkomstig artikel 62 Reglement van Orde, is geen beroep op de Kamer mogelijk
                  ten aanzien van beslissingen die ingevolge deze regeling worden genomen.
               
Artikel 14
De regeling treedt in werking zodra deze door de Kamer wordt vastgesteld, tenzij de
                     Kamer anders besluit.
                  
De Gedragscode is bedoeld als een levend document en is gebaseerd op de geldende integriteitsregels
                     in de Kamer. Naarmate de betekenis van de Gedragscode en de onderliggende regels door
                     de praktijk verdere invulling krijgen, kan het daarom nodig zijn de Gedragscode aan
                     te passen of de toelichting aan te vullen. Dat geldt ook voor het systeem van toezicht
                     en handhaving zoals dat is neergelegd in deze regeling. Het presidium kan daartoe
                     van tijd tot tijd voorstellen voor herziening doen aan de Kamer. Teneinde de eenduidigheid
                     van de uitleg en toepassing van de Gedragscode en de onderliggende regels te bevorderen,
                     betrekt het presidium in haar voorstellen nadrukkelijk de jaarverslagen van de Adviseur
                     en van het College.
                  
Gelet op de vernieuwingen die met deze regeling worden voorgesteld, wordt aanbevolen
                     om zes jaar na de inwerkingtreding – of zoveel eerder als wenselijk – een algehele
                     evaluatie van de werking en effectiviteit van de gedragscode en het stelsel van advisering,
                     toezicht en handhaving uit te voeren. Tevens kunnen al eerder deelevaluaties plaatsvinden
                     indien dit wenselijk wordt geacht.
                  
Artikel 15
Gelet op het belang van rechtszekerheid voor Kamerleden is in dit artikel nadrukkelijk
                  opgenomen dat de regeling alleen geldt voor overtredingen van de Gedragscode die plaatsvinden
                  na de inwerkingtreding van deze regeling.
               
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 K. Arib, Voorzitter van de Tweede Kamer
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
