Memorie van toelichting (initiatiefvoorstel) : Memorie van toelichting
35 386 Voorstel van wet van de leden Klaver en Ouwehand tot wijziging van de Wet milieubeheer en het Wetboek van Strafrecht in verband met de invoering van een vuurwerkverbod voor consumenten
Nr. 3 HERDRUK1
MEMORIE VAN TOELICHTING
I. ALGEMEEN
1. Inleiding
De jaarwisseling is een feest voor iedereen in Nederland. Maar de jaarlijkse viering
heeft een schaduwzijde. Volgens de Onderzoeksraad voor Veiligheid eindigen jaarlijks
bijna 500 mensen op de spoedeisende hulp, raken 200 ogen beschadigd, valt gemiddeld
één dode per jaar en worden zo’n 11.000 incidenten geregistreerd2 De wijze waarop de jaarwisseling in Nederland wordt beleefd is een zware belasting
voor de openbare orde en de rechtsorde, de veiligheid, de volksgezondheid en het milieu.
Het gaat dan om (zware) mishandelingen en bedreigingen, brandstichtingen en ontploffingen,
vernielingen, overlast, en geweld tegen hulpverleners zoals ambulance- en brandweerpersoneel
en politieagenten. De onzichtbare slachtoffers zijn de meer dan 700.000 longpatiënten
in Nederland die niet naar buiten kunnen tijdens oudejaarsavond door de hoeveelheid
fijnstof in de lucht. De harde geluiden, de lichtflitsen en de kruitdampen kunnen
angst oproepen bij huis- en wilde dieren met soms langdurige effecten.3 Voor mensen met PTSS kunnen de vuurwerkknallen tijdens oudejaarsavond een traumatische
herinnering oproepen.
Tijdens de jaarwisseling 2018/2019 bleek het aantal door de politie geregistreerde
incidenten ten opzichte van de voorgaande jaarwisseling met 10,1 procent te zijn gestegen.
Het aantal incidenten tegen politieambtenaren steeg van 51 naar 59, waarbij sprake
was van 58 slachtoffers van fysiek geweld (Landelijk beeld jaarwisseling 2018–2019, Brief van 11 januari 2019 Minister van Justitie en Veiligheid). 396 vuurwerkslachtoffers
moesten die jaarwisseling behandeld worden op een spoedeisende hulpafdeling en zo’n
800 slachtoffers belandden op een huisartsenpost. In januari 2019 berekende de voorzitter
van Brandweer Nederland dat vijf tot tien procent van het totaal aantal meldingen
per jaar nog altijd plaats in de ene nacht van 31 december op 1 januari4.
Ook tijdens de recente jaarwisseling (2019/2020) was weer een toename waar te nemen
van het aantal gewonden en van het aantal incidenten. Vanzelfsprekend staan de initiatiefnemers
allereerst stil bij het hartverscheurende drama dat zich in een appartementencomplex
in Arnhem voltrok. Vuurwerk dat in de hal van de flat werd afgestoken veroorzaakte
een brand, waardoor van een gezin dat op dat moment in de lift stond de vader en zoon
om het leven zijn gekomen en raakten moeder en dochter ernstig gewond. Naast deze
noodlottige gebeurtenis constateert de politie een opeenstapeling van incidenten die
de openbare orde zwaar belasten. In totaal vonden 9.335 incidenten plaats en werden
356 aanhoudingen verricht. Het aantal vuurwerkincidenten is gestegen volgens de politiecijfers
ten opzichte van de afgelopen twee jaar. Het aantal branden en ontploffingen is zelfs
fors hoger dan de afgelopen drie jaar.5
Het aantal vuurwerkslachtoffers nam in vergelijking met vorig jaar tijdens de jaarwisseling
2019–2020 met 100 personen toe naar bijna 1.300 gewonden. In totaal werd 81 procent
van de letsels veroorzaakt door legaal vuurwerk. 51 procent van alle slachtoffers
met vuurwerkletsel stak het vuurwerk niet zelf af, aldus het expertisecentrum voor
ongevallenpreventie VeiligheidNL.6 Op dit moment ontbreken exacte cijfers over het aantal gevallen van geweld tegen
politie-, brandweer- en ambulancepersoneel, maar Erik Akerboom, korpschef Nationale
politie gaat er van uit dat het geweld tegen politiepersoneel opnieuw is toegenomen.
Brandweer Nederland gaat in eerste inventarisaties ervan uit dat brandweerkorpsen
vaker moest uitrukken dan tijdens de vorige jaarwisseling. In totaal kwamen 4.340
meldingen binnen, 118 meer dan tijdens jaarwisseling 2018/2019.
Bij veel van de incidenten rond oud en nieuw speelt vuurwerk een prominente rol: vuurwerk
veroorzaakt letsel en materiële schade. Vuurwerk wordt gebruikt als projectiel om
anderen, zoals hulpverleners welbewust te bestoken. Terwijl de rest van Nederland
feest viert moeten politie-, brandweer- en ambulancepersoneel tijdens de jaarwisseling
soms onder zware omstandigheden van geweld en bedreiging met geweld hun werk doen
om Nederland en burgers van Nederland veilig te houden. Dat is onacceptabel.
In de afgelopen jaren zijn er een aantal maatregelen genomen om vuurwerkoverlast en
het geweld tegen hulpverleners te bestrijden. Zo kunnen gemeenten krachtens het Vuurwerkbesluit
hun gehele grondgebied vuurwerkvrij verklaren. Het wordt mogelijk om zwaardere straffen
op te leggen bij geweld tegen hulpverleners. Vuurwerkverkopers zijn verplicht om vuurwerkbrillen,
aansteeklonten en lanceerstandaarden aan hun klanten te verstrekken. Er komen voorlichtingscampagnes
en het kabinet heeft aangekondigd de zwaarste categorie consumentenvuurwerk (categorie
F3) te willen verbieden voor consumenten. Gezien de cijfers van de afgelopen jaarwisseling
draagt de toenemende bewustwording van de risico’s van vuurwerk helaas niet bij aan
het terugdringen van incidenten en de door velen ervaren vuurwerkoverlast. Tot slot
blijft het afsteken van vuurwerk een grote bron van luchtvervuiling. Tijdens oud en
nieuw neemt het aandeel fijnstof, zwaveldioxide, stikstofdioxiden en grote hoeveelheden
giftige zware metalen in de lucht aanzienlijk toe, met alle gevolgen van dien voor
mensen die daarvoor gevoelig zijn. Het aandeel plastics in vuurwerk zorgt voor aanzienlijke
hoeveelheden milieuverontreiniging. De milieu-impact van vuurwerk is daarmee aanzienlijk.
Het kabinet heeft naar aanleiding van de recente jaarwisseling bij monde van de Minister
van Algemene Zaken verdere inperkingen aangekondigd van het afsteken van vuurwerk
door consumenten. Het kabinet zal echter naar verwachting geen totaalverbod voorstellen
en alsnog een te ruime hoeveelheid consumentenvuurwerk toelaten. Initiatiefnemers
vrezen dat de te verwachten kabinetsmaatregelen zullen tekort schieten op het voorkomen
van overlast voor mens, dier en milieu en de politie voor grote handhavingsproblemen
zal stellen. Voor initiatiefnemers is dat reden om met dit initiatiefwetsvoorstel
te komen.
De roep om een landelijk vuurwerkverbod voor consumenten wordt steeds sterker, maar
vooralsnog lijkt het er niet op dat het kabinet daarvoor kiest. Initiatiefnemers zijn
van mening dat de incidenten rond de jaarwisseling 2019/2020 laten zien dat de genomen
maatregelen tekortschieten om politie-, brandweer- en ambulancepersoneel te beschermen,
het aantal vuurwerkongevallen te verminderen en de overlast voor mens, dier en milieu
te beperken. De schaal waarop Nederland tijdens jaarwisselingen wordt ontregeld door
overlast voor mens en dier, geweld, vernielingen en brandstichting en natuur en milieu
worden verstoord is naar het oordeel van de initiatiefnemers onaanvaardbaar en rechtvaardigt
een algemeen vuurwerkverbod voor consumenten, met een positieflijst voor vuurwerk
dat bij uitzondering en onder zeer strikte voorwaarden wél aan consumenten kan worden
toevertrouwd. Voortaan moet het voorhanden hebben en afsteken van vuurwerk voorbehouden
worden aan professionals, die met kennis van zaken en onder geconditioneerde omstandigheden
vuurwerkshows verzorgen.
De initiatiefnemers geven daarmee gehoor aan een indringende en al langer klinkende
oproep van politie, brandweer en medici. De invoering van een consumentenvuurwerkverbod
zal helaas niet alle incidenten rond de jaarwisseling kunnen voorkomen, maar initiatiefnemers
zijn ervan overtuigd dat een dergelijk verbod een aanzienlijke vermindering van letsel,
overlast en vernielingen betekent en het lokale gezag en de politie helpt bij het
handhaven van de openbare orde en de rechtsorde.
Meerdere landen voorzien inmiddels in voorwaarden voor consumentenvuurwerk. De Republiek
Ierland gaat daarbij het verst: daar is alleen consumentenvuurwerk uit de categorie
F1 (in de Pyrorichtlijn gedefinieerd als vuurwerk dat zeer weinig gevaar en een te
verwaarlozen geluidsniveau oplevert en bestemd is voor gebruik in een besloten ruimte,
inclusief vuurwerk dat bestemd is voor gebruik binnenshuis) toegestaan.
2. Hoofdlijnen van het voorstel
Dit wetsvoorstel voorziet in een wijziging van de Wet milieubeheer en het Wetboek
van Strafrecht tot de invoering van een algemeen vuurwerkverbod voor consumenten.
Initiatiefnemers voorzien in de mogelijkheid om onder zeer strikte voorwaarden bij
algemene maatregel van bestuur uitzonderingen te kunnen maken op het algemeen vuurwerkverbod
voor consumenten. Initiatiefnemers stellen zich voor dat een incidentele uitzondering
op het algemeen vuurwerkverbod voor consumenten slechts mogelijk is als, naast de
nu al geldende voorwaarden, voldaan wordt aan het uitgangspunt: «zo veilig, zo stil
en zo dier- en milieuvriendelijk als mogelijk». Vastgesteld moet worden, zo geven
de initiatiefnemers mee, dat vuurwerk dat onder de uitzonderingsbepaling van de positieflijst
kan vallen bijvoorbeeld niet als projectiel kan worden gebruikt en zo min mogelijk
belastend is voor mens, dier en milieu. Dit wetsvoorstel laat het professioneel afsteken
van vuurwerk, onder de bij of krachtens het Vuurwerkbesluit gestelde nadere regels,
ongemoeid.
Welk vuurwerk na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel door consumenten afgestoken
mag worden, volgt uit het Vuurwerkbesluit. Daarin is thans geregeld dat consumenten
geen vuurwerk af mogen steken van de categorie F4. De initiatiefnemers beogen daar
ook de categorieën F3 en F2 aan toe te voegen, tenzij – voor zover het vuurwerk uit
de categorie F2 betreft – daarvoor onder strikte voorwaarden een uitzondering kan
worden gemaakt. Het wordt, kort en goed, met het oog op de openbare orde en de veiligheid
voor personen en goederen alleen nog in georganiseerd en professioneel verband mogelijk
om vuurwerk af te steken, of als voor consumentenvuurwerk bij algemene maatregel van
bestuur een uitzondering is gemaakt. Voor consumenten wordt het, met uitzondering van de op de positieflijst opgenomen vuurwerkproducten, verboden om vuurwerk voorhanden te hebben of af te steken.
Voor Nederland geldt de EU-Richtlijn betreffende de harmonisatie van de lidstaten
inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen (Richtlijn 2013/29 van
het EP en de Raad van 12 juni, 2013, verder te noemen: Pyrorichtlijn). De Pyrorichtlijn
beoogt harmonisatie van de in de lidstaten van de Europese Unie geldende normen voor
pyrotechnische artikelen, waaronder vuurwerk, en het vrije verkeer ervan op de interne
markt. Tegelijkertijd moet met de Pyrorichtlijn een hoog niveau van bescherming van
de gezondheid van de mens en de veiligheid en de bescherming van de consument en de
professionele eindgebruiker worden geboden (overweging 5 van de Pyrorichtlijn). In
de richtlijn worden vier categorieën vuurwerk onderscheiden, waarvan de zwaarste categorie
(F4) professioneel vuurwerk is. De categorieën F1 t/m F3 mogen thans in Nederland
door consumenten afgestoken worden. Omwille van de openbare orde of gezondheid en
veiligheid of omwille van milieubescherming kan echter krachtens artikel 4 van de
Pyrorichtlijn het bezit, gebruik en/of de verkoop aan het grote publiek van vuurwerk
van de categorieën F2 (de Richtlijn kwalificeert dit als vuurwerk dat weinig gevaar
en een laag geluidsniveau oplevert en bestemd is voor gebruik buitenshuis in een afgebakende
plaats) en F3 (in de Richtlijn gekwalificeerd als vuurwerk dat middelmatig gevaar
oplevert en bestemd is voor gebruik buitenshuis in een grote open ruimte, en waarvan
het geluidsniveau niet schadelijk is voor de menselijke gezondheid), pyrotechnische
artikelen voor theatergebruik en andere pyrotechnische artikelen worden verboden of
beperkt. De richtlijn staat geen beperking voor vuurwerk uit de categorie F1 (vuurwerk
met zeer weinig gevaar en een te verwaarlozen geluidsniveau, geschikt voor gebruik
binnenshuis) toe.
Tot nu toe worden in Nederland regels rondom o.a. het verkopen, voorhanden hebben
en afsteken van vuurwerk beschreven in het Vuurwerkbesluit. De grondslag hiervoor
is mede gelegen in artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, op grond waarvan het is
toegestaan bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen over bepaalde stoffen,
mengsels of organismen als er een redelijk vermoeden gerezen is dat deze risico’s
kunnen vormen voor de gezondheid van mens of milieu. Initiatiefnemers stellen voor
om met het oog daarop in de Wet Milieubeheer en – met het oog op de openbare orde
– in het Wetboek van Strafrecht regels op te nemen over het voorhanden hebben en afsteken
van vuurwerk door consumenten. Het Vuurwerkbesluit dient de voorschriften te bevatten
met betrekking tot onder welke omstandigheden wél vuurwerk mag worden afgestoken.
Initiatiefnemers stellen zich voor om het voorhanden hebben en tot ontbranding brengen
van pyrotechnische artikelen voor te behouden aan personen met gespecialiseerde kennis
van professioneel vuurwerk. Het door deze professionele partijen afsteken van vuurwerk
wordt, zoals thans onder het Vuurwerkbesluit al het geval is, gebonden aan een daartoe
verleende vergunning.
Op dit moment voorzien het Vuurwerkbesluit en de Regeling aanwijzing consumenten-
en theatervuurwerk in de voorwaarden waaraan vuurwerk voor particulier gebruik moet
voldoen. De genoemde regelingen zijn respectievelijk een algemene maatregel van bestuur
en een ministeriële regeling die (op dit moment) door de Minister voor Milieu en Wonen
kunnen worden herzien. Dit wetsvoorstel formuleert het kader, waarbij het uitgangspunt
is dat het consumenten niet langer toegestaan is vuurwerk van de categorieën F2 tot
en met F4 af te steken. Het Vuurwerkbesluit en de Regeling aanwijzing consumenten-
en theatervuurwerk formuleren de precieze voorwaarden waaronder door professionele
partijen (en, voor zover het F1 en eventuele bij dat besluit aangewezen soorten F2
vuurwerk betreft, door consumenten) vuurwerk kan worden afgestoken. De indieners volgen
hiermee de aanbeveling van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid7 om vuurwerk uit de categorie F1 (artikel 1A.1.3 lid 3 onder a Vuurwerkbesluit) toe
te staan, conform Europese regelgeving. Daarnaast stellen initiatiefnemers zich voor
dat in het Vuurwerkbesluit uitzonderingen op het algemene vuurwerkverbod kunnen worden
gemaakt binnen de categorie F2 vuurwerk, indien uit onderzoek en na goed overleg met,
onder meer, (vertegenwoordigers van) het lokale openbaar bestuur, de Nationale politie,
brandweer, medische hulpverleners, het Nederlands Oogheelkundig Genootschap, het RIVM,
het ILT, de Dierenbescherming, de Vogelbescherming en andere natuur- en terreinbeherende
organisaties, blijkt dat specifieke soorten consumentenvuurwerk relatief veilig voor
mens, dier en milieu en zonder risico’s op oneigenlijk gebruik kan worden afgestoken
en tegelijkertijd voor het overige het vuurwerkverbod adequaat kan worden gehandhaafd,
sowieso conform de aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid uit 2017
inzake knalvuurwerk en vuurpijlen.
3. Uitvoerings- en handhavingsaspecten en gevolgen van het voorstel
Op dit moment bestaat de mogelijkheid tot het instellen van een lokaal vuurwerkverbod.
Het lokaal gezag kan beslissen om de gemeente geheel of gedeeltelijk vuurwerkvrij
te verklaren. Korpschef Akerboom van de Nationale politie heeft daartegen fundamentele
bezwaren geuit: volgens Akerboom leiden lokale vuurwerkverboden tot een lappendeken
die juist voor onoverzichtelijke situaties zorgt. De willekeur aan lokale verboden,
zo stelt de korpschef van de Nationale politie in een brief aan de Tweede Kamer, maakt
de handhaving van de openbare orde een stuk complexer8. Een landelijk vuurwerkverbod is zo bezien beter te handhaven dan de huidige lokale
vuurwerkverboden. In die zin is ook de Vereniging Nederlandse Gemeenten ervan overtuigd
dat alleen een landelijk vuurwerkverbod effectief is.9
Goede naleving van een landelijk vuurwerkverbod zal een omschakelperiode vergen en
in het begin waarschijnlijk nog steeds veel van handhavers vragen. Echter, ook het
fenomeen spontane naleving zal een belangrijke rol spelen. Wanneer de overheid iets
verbiedt en daarmee een duidelijke norm stelt, zijn mensen sneller geneigd hun gedrag
spontaan aan te passen.10 Die kans is het grootst wanneer de samenleving het verbod als rechtvaardig en proportioneel
beoordeelt. Voor een landelijk verbod op het afsteken van vuurwerk door consumenten
bestaat op dit moment onder twee derde van de Nederlandse bevolking draagvlak.11 Het verbodene heeft bovendien negatieve consequenties die bij een groot deel van
de bevolking bekend zijn en waar alom afschuw over bestaat. Ook laten mensen zich
beïnvloeden door wat «de rest» doet. Wanneer het merendeel van de bevolking zich aan
het verbod houdt, wordt het verboden gedrag sociaal onwenselijk. Dit bevordert tevens
de sociale controle. Wanneer het gedrag sociaal onwenselijk is en de bevolking zich
gesteund voelt door een duidelijke norm vanuit de overheid, dan wordt het aantrekkelijker
om wetsovertreders aan te spreken op hun gedrag. Indieners verwachten derhalve dat
de benodigde inzet van handhavers na verloop van tijd zal dalen.
4. Financiële gevolgen
Invoering van een algemeen verbod voor consumenten op het voorhanden hebben en het
afsteken van vuurwerk zal financiële gevolgen hebben voor de vuurwerkbranche. Volgens
Belangenvereniging Pyrotechniek Nederland hebben vuurwerkhandelaren tijdens de jaarwisseling
2019–2020 een omzet van 77 miljoen euro behaald. Daartegenover staan de maatschappelijke
kosten. Verzekeraars schatten de tijdens de recente jaarwisseling geschatte schade
op minimaal € 15 miljoen. De kosten die verbonden zijn aan de noodzakelijke medische
hulp zijn niet berekend, maar zullen, afgaande op de ruim 1.300 vuurwerkslachtoffers,
waaronder 168 slachtoffers met letsel aan één of beide ogen, substantieel zijn. Daar
bovenop, maar zeker niet onbelangrijk, valt te wijzen op het onbekende en nauwelijks
in geld uit te drukken gevolg van vuurwerk en -overlast voor mens, dier en milieu.
Afhankelijk van de omvang van de door initiatiefnemers voorgestelde positieflijst
is de balans tussen gederfde inkomsten van de vuurwerkbranche en de weggevallen maatschappelijke
kosten te bepalen.
5. Constitutionele paragraaf
Het wetsvoorstel kan beschouwd worden tegen de achtergrond van artikel 1 van het Eerste
Protocol (EP) bij het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens. In dit verband
kunnen parallellen getrokken worden tussen het verbod op paddo’s en de positie van
de smartshopbranche.12 In algemene zin kan daaruit opgemaakt worden dat de ongehinderde en legale verkoop
van een middel of product dat verboden wordt op zichzelf genomen niet als eigendomsrecht
gekwalificeerd moet worden in de zin van artikel 1 EP, dat de branche er geen aanspraak
op kan maken dat bestaande wetgeving geen wijzigingen ondergaat, en dat de daaruit
voortvloeiende verwachting dat inkomsten ook in de toekomst uit de handel van een
product of middel dat bij wetgeving verboden wordt gehaald kunnen worden, mitsdien
niet gelegitimeerd is, omdat zulks in beginsel tot het ondernemersrisico behoort.13 Verondersteld echter dat in onderhavig geval sprake zou zijn van een inmenging in
het recht op eigendom, is van belang of deze inmenging bij wet is voorzien, een gerechtvaardigd
algemeen belang dient en proportioneel is. Aan de eerste eis is voldaan, nu het vuurwerkverbod
zal berusten op een toegankelijke en voorzienbare grondslag in onderhavig wetsvoorstel.
Het vuurwerkverbod dient voorts naar de mening van de initiatiefnemers om de hierboven
uiteengezette redenen een gerechtvaardigd algemeen belang. Tot slot zijn de initiatiefnemers
van mening dat het met dit wetsvoorstel voorgestelde vuurwerkverbod – in het licht
van het daarmee te dienen algemeen belang – proportioneel is, omdat het verbod zich
beperkt tot het door consumenten afsteken van vuurwerk van de categorieën F2 en F3
(professionele partijen mogen deze categorieën vuurwerk nog wel blijven afsteken),
en voorts omdat het wetsvoorstel de mogelijkheid bevat bij algemene maatregel van
bestuur een «positieflijst» van vuurwerken uit de categorie F2 aan te wijzen die nog
wel door consumenten afgestoken mogen worden. Het verbod gaat daarmee naar de mening
van de initiatiefnemers niet verder dan noodzakelijk om het algemeen belang te dienen.
II. ARTIKELSGEWIJS
Artikelen I en II
Deze artikelen wijzigen de Wet milieubeheer en het Wetboek van Strafrecht teneinde
te regelen dat het consumenten niet langer toegestaan is om vuurwerk af te steken.
Daartoe wordt allereerst met artikel I een titel 9.2a met daarin een nieuw artikel
9.2a.1 in de Wet milieubeheer ingevoegd. In hoofdstuk 9 van de Wet milieubeheer zijn
regels neergelegd over stoffen en producten die in potentie gevaar opleveren voor
of ongewenste effecten kunnen hebben op de gezondheid van de mens of het milieu. Vuurwerk
is in potentie een dergelijke stof of product. Het Vuurwerkbesluit is dan ook mede
gebaseerd op titel 9.2 (artikel 9.2.2.1 in het bijzonder) van de Wet milieubeheer.
Mede tegen de achtergrond van het belang van de gezondheid van de mens en de bescherming
van het milieu wordt met het wetsvoorstel voorgesteld het afsteken van vuurwerk niet
langer door consumenten, maar alleen nog aan professionele partijen toe te staan.
Het eerste lid van het voorgestelde artikel 9.2a.1 regelt dat vuurwerk van de categorieën
F2 tot en met F4 voortaan uitsluitend nog tot ontbranding gebracht mag worden (en
dat handelingen ten behoeve van het tot ontbranding brengen en het na ontbranding
verwijderen) als daartoe krachtens algemene maatregel van bestuur een vergunning verleend
is. Op dit moment is het afsteken van vuurwerk van de categorie F4 reeds voorbehouden
aan professionele partijen die op grond van artikel 3B.1 van het Vuurwerkbesluit over
een toepassingsvergunning moeten beschikken, en niet toegestaan aan consumenten. Met
dit wetsvoorstel wordt dit uitgebreid naar de categorieën F2 en F3. Voor consumenten
blijft het overigens toegestaan om vuurwerk van de categorie F1 tot ontbranding te
brengen. Dit is in overeenstemming met artikel 4, tweede lid, van de Pyrorichtlijn.
Het tweede lid van het voorgestelde artikel 9.2a.1 van de Wet milieubeheer beoogt
het mogelijk te maken om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (het Vuurwerkbesluit)
soorten vuurwerk aan te wijzen binnen categorie F2 waarop het eerste lid niet van
toepassing is. Het afsteken van dergelijk vuurwerk binnen de categorie F2 is dan niet
slechts voorbehouden aan professionele partijen, maar mag dan ook door consumenten
afgestoken worden. Zoals hierboven reeds aangegeven, stellen initiatiefnemers zich
voor dat hier het nodige onderzoek en overleg aan vooraf gaat, en dat het belang van
de veiligheid voor mens, dier en milieu, en de handhaafbaarheid in de overwegingen
betrokken worden.
Het derde lid bevat een zware voorhang voor de krachtens het tweede lid vast te stellen
algemene maatregel van bestuur om parlementaire betrokkenheid bij het aanwijzen van
vuurwerk binnen de categorie F2 mogelijk te maken. Indien een der kamers der Staten-Generaal
binnen de voorhangtermijn niet instemt met het ontwerp van deze algemene maatregel
van bestuur, wordt daarvan geen voordracht gedaan. Na vier weken kan een nieuw ontwerp
worden voorgehangen.
Omwille van de openbare orde en veiligheid wordt met artikel II voorgesteld om het
voorhanden hebben en afsteken van vuurwerk, als dat gebeurt in andere gevallen dan
die bij of krachtens het hiervoor beschreven voorgestelde artikel 9.2a.1 van de Wet
milieubeheer toegelaten zijn, als gevaarzettingsdelict strafbaar te stellen in artikel
429 Wetboek van Strafrecht. Het betreft een overtreding, waarop een straf staat van
ten hoogste veertien dagen hechtenis of geldboete van de tweede categorie (momenteel
€ 4.350,–). Niet strafbaar is degene die vuurwerk voorhanden heeft of afsteekt in
de gevallen die bij of krachtens artikel 9.2a.1 van de Wet milieubeheer toegelaten
zijn. Derhalve zijn personen die een vuurwerk afsteken in overeenstemming met het
bepaalde in dat artikel en de daarop berustende algemene maatregel van bestuur (het
Vuurwerkbesluit), niet strafbaar.
Met dit wetsvoorstel wordt aldus beoogd uitputtend te regelen welke categorieën vuurwerk
door consumenten en door professionele partijen afgestoken mogen worden. De categorieën
F3 en F4 mogen uitsluitend nog door professionele partijen (partijen die beschikken
over een toepassingsvergunning als bedoeld in artikel 3B.1 van de Vuurwerkrichtlijn,
in welk verband onder meer een geldig certificaat van vakbekwaamheid vereist is op
grond van de artikelen 3B.2, tweede lid, onder c, en 3B.1, zesde lid) afgestoken worden.
Voor categorie F2 geldt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (het Vuurwerkbesluit)
bepaalde soorten vuurwerk binnen die categorie kunnen worden aangewezen waarop het
eerste lid niet van toepassing is, en die aldus nog wel door consumenten afgestoken
mogen worden. Het wetsvoorstel laat vuurwerk uit de categorie F1 buiten beschouwing.
De Pyrorichtlijn verzet zich overigens tegen het beperken of verbieden van het bezit
of gebruik van vuurwerk uit deze lichtste categorie.
Artikel III
Dit artikel regelt de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel, die bij koninklijk besluit
geschiedt. Initiatiefnemers beogen een zo voortvarend mogelijke behandeling met het
oog op de door hen gewenste inwerkingtreding van het voorstel voorafgaand aan de komende
jaarwisseling.
Klaver Ouwehand
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Jesse Klaver, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Esther Ouwehand, Tweede Kamerlid
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Tegen |
GroenLinks-PvdA | 25 | Voor |
VVD | 24 | Voor |
NSC | 20 | Voor |
D66 | 9 | Voor |
BBB | 7 | Tegen |
CDA | 5 | Voor |
SP | 5 | Tegen |
ChristenUnie | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
FVD | 3 | Tegen |
PvdD | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Voor |
JA21 | 1 | Tegen |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.