Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 375 Wijziging van de Wet op rechterlijke organisatie in verband met het wegnemen van belemmeringen voor gerechten bij het verlenen van onderlinge bijstand in geval van gebrek aan voldoende zittingscapaciteit
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de Wet op de rechterlijke
organisatie aan te passen in verband met het wegnemen van belemmeringen voor gerechten
bij het verlenen van onderlinge bijstand in geval van gebrek aan voldoende zittingscapaciteit;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet op de rechterlijke organisatie wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 21b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 21c
De zittingsplaatsen onderscheidenlijk overige zittingsplaatsen van de rechtbank Amsterdam,
de rechtbank Oost-Brabant, de rechtbank Overijssel en de rechtbank Rotterdam zijn
over en weer zittingsplaatsen onderscheidenlijk overige zittingsplaatsen van deze
rechtbanken in zaken waarin deze rechtbanken bevoegd zijn op grond van artikel 2,
eerste lid, voorlaatste en laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering.
B
Artikel 46a, eerste lid, komt te luiden:
1. Onze Minister kan, gehoord de Raad, een rechtbank of meerdere rechtbanken aanwijzen
waarvan de zittingsplaatsen onderscheidenlijk overige zittingsplaatsen ten behoeve
van een in de aanwijzing te bepalen categorie of categorieën van zaken tijdelijk mede
worden aangemerkt als zittingsplaatsen onderscheidenlijk overige zittingsplaatsen
van een andere rechtbank, indien dit noodzakelijk is als gevolg van gebrek aan voldoende
zittingscapaciteit binnen het arrondissement waarin die andere rechtbank is gelegen.
C
Artikel 62a, eerste lid, komt te luiden:
1. Onze Minister kan, gehoord de Raad, een gerechtshof of meerdere gerechtshoven aanwijzen
waarvan de zittingsplaatsen onderscheidenlijk overige zittingsplaatsen ten behoeve
van een in de aanwijzing te bepalen categorie of categorieën van zaken tijdelijk mede
worden aangemerkt als zittingsplaatsen onderscheidenlijk overige zittingsplaatsen
van een ander gerechtshof, indien dit noodzakelijk is als gevolg van gebrek aan voldoende
zittingscapaciteit binnen het ressort waarin dat andere gerechtshof is gelegen.
ARTIKEL II
In artikel 3, aanhef, van de Beroepswet en artikel 4, aanhef, van de Wet bestuursrechtspraak
bedrijfsorganisatie wordt «21b» telkens vervangen door «21b, 21c».
ARTIKEL III
De artikelen 46a en 62a van de Wet op de rechterlijke organisatie, zoals deze luidden
op de dag vóór de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen B en C, van
deze wet, blijven van toepassing op een aanwijzing als bedoeld in deze artikelen die
vóór de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen B en C, van deze wet
in de Staatscourant is gepubliceerd.
ARTIKEL IV
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Rechtsbescherming,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.