Voorstel van wet (tweede lezing) : Voorstel van wet zoals het luidt na de daarin tot en met 17 december 2019 aangebrachte wijzigingen
35 282 Wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het stellen van voorschriften ten behoeve van de toegankelijkheid van het hoger onderwijs en met betrekking tot taal in het hoger en middelbaar beroepsonderwijs (Wet taal en toegankelijkheid)
ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WET OP HET HOGER ONDERWIJS EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS
ARTIKEL III. WIJZIGING WET REFERENTIENIVEAUS NEDERLANDSE TAAL EN REKENEN
ARTIKEL IIIA. WIJZIGING ALGEMENE WET BESTUURSRECHT
ARTIKEL IV. EVALUATIE
ARTIKEL V. CITEERTITEL
ARTIKEL VI. INWERKINGTREDING
Nr. 61
VOORSTEL VAN WET ZOALS DAT LUIDT NA DE DAARIN TOT EN MET 17 DECEMBER AANGEBRACHTE
WIJZIGINGEN
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gelet op internationalisering in het
hoger onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs wenselijk is een aantal extra waarborgen
in te bouwen rond de kwaliteit van het onderwijs en de toegankelijkheid van het onderwijs
door onder meer de voorwaarden voor het verzorgen van onderwijs in een andere taal
en de tarieven voor het instellingscollegegeld te actualiseren, en in verband daarmee
de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet educatie en
beroepsonderwijs aan te passen, dat het voorts wenselijk is in het belang van de toegankelijkheid
van het hoger onderwijs een toestemmingsvereiste te regelen voor het voeren van een
capaciteitsbeperking binnen een bachelor- of associate degree-opleiding;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WET OP HET HOGER ONDERWIJS EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1.1 worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel cc
door een puntkomma, drie nieuwe onderdelen toegevoegd, luidende:
dd. traject:
programma binnen een opleiding waarvan de studielast en de kwaliteiten op het gebied
van kennis, inzicht en vaardigheden die een student bij de beëindiging van de opleiding
moet hebben verworven, gelijk zijn aan die van de opleiding;
ee. anderstalig traject:
traject dat wordt verzorgd in een andere taal dan het Nederlands voor het gehele traject
dan wel een deel van het traject dat overeenkomt met ten minste twee derde deel van
het totaal aantal studiepunten van de opleiding;
ff. Nederlandstalige opleiding:
opleiding die wordt verzorgd in het Nederlands voor de gehele opleiding dan wel een
deel van de opleiding dat overeenkomt met ten minste twee derde deel van het totaal
aantal studiepunten van de opleiding.
B
Artikel 1.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde lid komt de laatste volzin te luiden: De bekostigde instellingen voor
hoger onderwijs richten zich in het kader van hun werkzaamheden op het gebied van
het onderwijs op de bevordering van de uitdrukkingsvaardigheid in het Nederlands van
studenten.
2. Twee leden worden toegevoegd, luidende:
6. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze waarop de
bekostigde instellingen voor hoger onderwijs de uitdrukkingsvaardigheid in het Nederlands
van Nederlandstalige studenten bevorderen. Per opleidingssoort als bedoeld in de artikelen
7.3a en 7.3b, groep van studenten en opleidingsfase kunnen de regels verschillen.
De regels kunnen onder meer betrekking hebben op:
a. een niveau van uitdrukkingsvaardigheid dat onderdeel is van de kennis, het inzicht
en de vaardigheden die de student bij afronding van de opleiding moet hebben verworven;
b. het bieden van ondersteuning aan de student in de vorm van het organiseren van specifieke
begeleiding gericht op de uitdrukkingsvaardigheid in het Nederlands; of
c. het door de examencommissie kunnen verlenen van vrijstellingen van regels zoals vastgesteld
op grond van dit lid.
7. De voordracht voor een krachtens het zesde lid vast te stellen algemene maatregel
van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers
der Staten-Generaal is overgelegd.
Ba
Aan artikel 1.19 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. In afwijking van het tweede lid, eerste volzin, zijn op een opleiding die in het
buitenland wordt verzorgd het bepaalde bij artikel 1.3, vijfde lid, laatste volzin
en het bepaalde bij of krachtens artikel 1.3, zesde lid, en artikel 7.2 niet van toepassing.
C
In artikel 2.9, eerste lid, wordt «7.50, tweede lid,» vervangen door «7.50, eerste
lid,» en wordt «7.50, derde lid,» vervangen door «7.50, tweede lid,».
Ca
Artikel 5.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk is sprake van het verzorgen van een opleiding
in een andere taal dan het Nederlands, indien:
a. de andere taal wordt gevoerd op grond van artikel 7.2, tweede lid, aanhef en onderdeel
c, voor de gehele opleiding dan wel een deel van de opleiding dat overeenkomt met
ten minste twee derde deel van het totaal aantal studiepunten van de opleiding; of
b. de andere taal wordt gevoerd op grond van artikel 7.2, tweede lid, aanhef en onderdeel
c, aan een anderstalig traject binnen een Nederlandstalige opleiding.
D
Artikel 5.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid, onderdeel b, vervalt «en».
2. In het derde lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c
door «; en» een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. taal van de opleiding, indien het instellingsbestuur op grond van artikel 7.2, tweede
lid, aanhef en onderdeel c, de opleiding in een andere taal wil verzorgen, alsmede
de beschrijving van de inhoudelijke gronden, bedoeld in artikel 7.2, derde lid, onderdeel
a.
E
Na artikel 5.6 worden drie nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 5.6a. Toets anderstalig onderwijs
1. Instemming van het accreditatieorgaan is vereist voor het verzorgen van een opleiding
in een andere taal dan het Nederlands.
2. Ter verkrijging van instemming dient het instellingsbestuur een aanvraag in bij het
accreditatieorgaan. De aanvraag wordt gelijktijdig ingediend met een aanvraag als
bedoeld in artikel 5.6 of artikel 5.11, of met een beoordeling of herbeoordeling als
bedoeld in artikel 5.16.
3. Het accreditatieorgaan kan in verband met de instemming in bij algemene maatregel
van bestuur bepaalde gevallen beoordelen of sprake is van een nieuwe opleiding als
bedoeld in artikel 5.6, eerste lid. In de algemene maatregel van bestuur worden nadere
regels gesteld die in ieder geval betrekking hebben op de procedure voor de beoordeling.
4. Het accreditatieorgaan verleent instemming indien naar zijn oordeel is voldaan aan
artikel 7.2, tweede lid, aanhef en onderdeel c. Artikel 7.2, vijfde lid, is van toepassing.
5. De beoordeling, bedoeld in het vierde lid, geschiedt op basis van de beschrijving
van de inhoudelijke gronden, bedoeld in artikel 7.2, derde lid, onderdeel a.
6. Instemming wordt voor onbepaalde tijd verleend. Het accreditatieorgaan vermeldt in
het instemmingsbesluit op welke datum de instemming van kracht wordt.
7. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de aanvraagprocedure
en de in te dienen aanvraagbescheiden.
8. Geen instemming is vereist voor het verzorgen van een opleiding in een andere taal
dan het Nederlands indien het een opleiding met betrekking tot die taal betreft.
9. Onze Minister kan, in bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen, opleidingen
of groepen van opleidingen aanwijzen waarvoor geen instemming is vereist. De voordracht
voor een krachtens de eerste volzin vast te stellen algemene maatregel van bestuur
wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal
is overgelegd.
Artikel 5.6b. Voorwaarden instemming
1. Indien naar het oordeel van het accreditatieorgaan niet is voldaan aan artikel 7.2,
tweede lid, onderdeel c, maar tekortkomingen naar zijn oordeel binnen afzienbare tijd
kunnen worden weggenomen, kan het accreditatieorgaan besluiten dat het verzorgen van
de opleiding in de andere taal niet eerder geschiedt dan nadat is voldaan aan door
het accreditatieorgaan gestelde voorwaarden. Uiterlijk twee jaar na het besluit beoordeelt
het accreditatieorgaan of het instellingsbestuur aan de voorwaarden heeft voldaan.
2. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald in welke gevallen voorwaarden als
bedoeld in het eerste lid kunnen worden gesteld en welke voorwaarden het kan betreffen.
Artikel 5.6c. Intrekking instemming anderstalig onderwijs
1. Het accreditatieorgaan kan de instemming, bedoeld in artikel 5.6a, eerste lid, intrekken
indien bij gewijzigde omstandigheden in de opleiding, naar het oordeel van het accreditatieorgaan
niet langer wordt voldaan aan artikel 7.2, tweede lid, onderdeel c. Bij algemene maatregel
van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de intrekking. Het accreditatieorgaan
vermeldt in het intrekkingsbesluit, met inachtneming van een redelijke termijn voor
het instellingsbestuur, op welke datum de intrekking van kracht wordt.
2. Artikel 5.6a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3. Voordat het accreditatieorgaan de instemming intrekt, stelt het een onderzoek in
naar het voldoen aan artikel 7.2, tweede lid, onderdeel c, waarvoor het een commissie
van deskundigen kan instellen. Op de commissie van deskundigen is artikel 5.14 van
overeenkomstige toepassing. Op het onderzoek zijn de artikelen 5:13, 5:16, 5:17 en
5:20 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
4. In geval van een onderzoek als bedoeld in het derde lid, legt het accreditatieorgaan
in een rapport in ieder geval vast:
a. het advies van de commissie van deskundigen over het voldoen aan artikel 7.2, tweede
lid, onderdeel c;
b. de bevindingen van de commissie.
Ea
Artikel 5.7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt onder vervanging van «; en» aan het slot van onderdeel e
door een puntkomma en onder vervanging van een punt aan het slot van onderdeel f door
«; en», een onderdeel toegevoegd, luidende:
g. de wijze waarop en de mate waarin de instelling zich, mede gelet op artikel 1.3, vijfde
lid, laatste volzin, en, voor zover van toepassing, zesde lid, in het kader van haar
werkzaamheden op het gebied van het onderwijs richt op de bevordering van de uitdrukkingsvaardigheid
in het Nederlands van studenten.
2. In het tweede lid, aanhef, wordt «tot en met f» vervangen door «tot en met g».
F
In artikel 5.10, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel
g door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:
h. het oordeel over de beoogde andere taal van de opleiding, bedoeld in artikel 5.6,
derde lid, onderdeel d.
G
Artikel 5.11, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a vervalt «en».
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door «; en» wordt na onderdeel
b een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. taal van de opleiding, indien het instellingsbestuur op grond van artikel 7.2, tweede
lid, aanhef en onderdeel c, de opleiding in een andere taal wil verzorgen, alsmede
de beschrijving van de inhoudelijke gronden, bedoeld in artikel 7.2, derde lid, onderdeel
a.
Ga
Aan artikel 5.12 wordt onder vervanging van «; en» aan het slot van onderdeel f door
een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door «; en»
een onderdeel toegevoegd, luidende:
h. de wijze waarop en de mate waarin de instelling zich, mede gelet op artikel 1.3, vijfde
lid, laatste volzin, en, voor zover van toepassing, zesde lid, in het kader van haar
werkzaamheden op het gebied van het onderwijs richt op de bevordering van de uitdrukkingsvaardigheid
in het Nederlands van studenten.
H
Artikel 5.15, tweede lid, eerste volzin, komt te luiden:
In het geval, bedoeld in artikel 5.11, derde lid, alsmede indien zich anderszins wijzigingen
hebben voorgedaan in de opleiding, de sector, de visitatiegroep, de toevoeging aan
de graad of de taal van de opleiding, beoordeelt het accreditatieorgaan tevens de
naam, de toevoeging aan de graad en de beoogde andere taal van de opleiding.
I
In artikel 5.16, derde lid, tweede volzin, wordt «een wijziging in de naam en de toevoeging
aan de graad, bedoeld in artikel 5.15, tweede lid.» vervangen door «een wijziging
in de naam, de toevoeging aan de graad en de beoogde andere taal van de opleiding,
bedoeld in artikel 5.15, tweede lid.»
J
Na artikel 5.31 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 5.31a. Wijziging in onderwijstaal
1. In afwijking van artikel 5.6a, tweede lid, kan het accreditatieorgaan tussentijds
op aanvraag van het instellingsbestuur instemming verlenen met het verzorgen van een
opleiding in een andere taal dan het Nederlands op grond van artikel 7.2, tweede lid,
aanhef en onderdeel c. De artikelen 5.6a tot en met 5.6c zijn van toepassing.
2. Het accreditatieorgaan kan een commissie van deskundigen instellen die adviseert
over de aanvraag en kan een secretaris van de commissie aanwijzen.
K
Artikel 6.7, tweede lid, komt te luiden:
2. De toestemming van Onze Minister heeft betrekking op een bepaalde opleiding of een
bepaald traject.
L
In de artikelen 6.7b, tweede lid, onderdeel b, 6.7c, eerste lid, en 6.7d, onderdelen
a en b, wordt «programma binnen een opleiding als bedoeld in artikel 6.7, tweede lid,»
telkens vervangen door «traject».
La
Artikel 6.13 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het vierde lid worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel
w door een komma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
x. of het accreditatieorgaan instemming als bedoeld in artikel 5.6a, eerste lid, of tussentijdse
instemming als bedoeld in artikel 5.31a heeft verleend en voor welke taal instemming
is verleend,
y. of toepassing is gegeven aan artikel 7.53a, eerste lid.
2. In het vijfde lid wordt «onderdelen b tot en met g, m, n, o, q, v en w» vervangen
door «onderdelen b tot en met g, m, n, o, q, v, w, x en y».
Lb
In artikel 6.14, tweede lid wordt «het besluit, bedoeld in artikel 5.8, eerste lid,
artikel 5.16, eerste lid, of artikel 5.22, tweede lid, en het besluit, bedoeld in
artikel 6.2, eerste lid» vervangen door «de besluiten, bedoeld in artikel 5.8, eerste
lid, artikel 5.16, eerste lid, artikel 5.6a, vierde lid en artikel 6.2, eerste lid».
Lc
In artikel 6.15 worden, onder vernummering van het vierde tot het zesde lid, twee
onderdelen ingevoegd, luidende:
4. Onze Minister wijzigt de registratie van het gegeven, bedoeld in artikel 6.13, vierde
lid, onderdeel x, overeenkomstig het besluit, bedoeld in artikel 5.6c.
5. Onze Minister wijzigt de registratie van het gegeven, bedoeld in artikel 6.13, vierde
lid, onderdeel y, overeenkomstig de aanwijzing, bedoeld in artikel 7.53a, vierde en
vijfde lid.
M
Artikel 7.2 komt te luiden:
Artikel 7.2. Taal
1. Het onderwijs wordt gegeven en de examens worden afgenomen in het Nederlands.
2. In afwijking van het eerste lid kan aan een opleiding of een deel van een opleiding
een andere taal worden gevoerd, indien en voor zover:
a. het een opleiding met betrekking tot die taal betreft;
b. het onderwijs betreft dat in het kader van een gastcollege door een anderstalige docent
gegeven wordt;
c. dit gelet op de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs,
meer dan het voeren van het Nederlands, in het belang is van de student met het oog
op de kennis, het inzicht of de vaardigheden die hij bij afronding van de opleiding
moet hebben verworven.
3. Het instellingsbestuur neemt in het instellingsplan, bedoeld in artikel 2.2, beleid
op met betrekking tot taal, waarin het instellingsbestuur beschrijft:
a. de procedure waarmee en de inhoudelijke gronden waarop wordt overgegaan tot het voeren
van een andere taal aan een opleiding of een deel van een opleiding, mede gelet op
het tweede lid;
b. de wijze waarop de instelling met betrekking tot de taal waarin de opleiding wordt
gegeven, om de kwaliteit van het onderwijs aan de opleiding en, ingeval het een bekostigde
instelling als bedoeld artikel 1.1, onderdeel g, betreft, de toegankelijkheid van
de opleiding voor Nederlandstalige studenten waarborgt; en
c. de mate waarin en de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan artikel 1.3, vijfde
lid, laatste volzin.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden voorgeschreven op welke
onderwerpen het beleid, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, in ieder geval betrekking
heeft.
5. Bij algemene maatregel van bestuur wordt nader bepaald in welke gevallen sprake is
van de specifieke aard, inrichting of kwaliteit van het onderwijs, bedoeld in het
tweede lid, onderdeel c.
6. Onze Minister kan in verband met specifieke regionale of economische omstandigheden
of een tekort aan personeel op de arbeidsmarkt in bepaalde sectoren, opleidingen of
groepen van opleidingen aanwijzen waarvoor de regels gesteld bij of krachtens dit
artikel niet van toepassing zijn. Daarbij kunnen voorwaarden worden gesteld.
7. De voordracht voor een krachtens het vijfde lid vast te stellen algemene maatregel
van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers
der Staten-Generaal is overgelegd.
N
In artikel 7.3f, tweede lid, vervalt «, tweede volzin,».
O
Artikel 7.9b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift vervalt «speciaal».
2. In het eerste lid wordt «binnen een opleiding een speciaal traject» vervangen door
«een traject».
P
Artikel 7.13, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel x vervalt «en».
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel y door een komma, worden
drie nieuwe onderdelen toegevoegd, luidende:
z. de taal waarin het onderwijs wordt verzorgd en waarin de examens worden afgenomen,
aa. de wijze waarop en de mate waarin uitvoering wordt gegeven aan artikel 1.3, vijfde
lid, laatste volzin, en
bb. indien van toepassing: de selectiecriteria, bedoeld in artikel 7.53c, eerste lid.
Q
Artikel 7.15, eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. de differentiatie in het opleidingenaanbod en de beperkingen van de inschrijving als
gevolg van de beschikbare capaciteit of in verband met de arbeidsmarktbehoefte,.
R
In de artikelen 7.28, tweede lid, en 7.30, tweede lid, wordt «voldoende beheersing
van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van het onderwijs» telkens
vervangen door «voldoende beheersing van de Nederlandse taal of andere taal die nodig
is om met vrucht het onderwijs te kunnen volgen».
S
In artikel 7.29, eerste lid, wordt «voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor
het met vrucht kunnen volgen van dat onderwijs» vervangen door «voldoende beheersing
van de Nederlandse taal of andere taal die nodig is om met vrucht dat onderwijs te
kunnen volgen».
T
In artikel 7.34, eerste lid, onderdeel a, wordt «7.53a, tweede lid,» vervangen door
«7.53a, eerste lid,».
U
In artikel 7.43, eerste lid wordt «is het collegegeld OU, bedoeld in artikel 7.45b,
verschuldigd» vervangen door «is het collegegeld OU, bedoeld in artikel 7.45b, of
het instellingscollegegeld OU, bedoeld in artikel 7.46a, verschuldigd».
V
Artikel 7.45b wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het zesde lid tot het derde lid, vervallen het derde lid (oud)
tot en met het vijfde lid.
2. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:
3. Het instellingsbestuur van de Open Universiteit stelt regels vast met betrekking
tot de toepassing van het eerste en tweede lid.
W
Artikel 7.46 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de voorwaarden, bedoeld in artikel 7.45a, eerste, tweede
en zesde lid» vervangen door «de voorwaarden, bedoeld in artikel 7.45a, eerste en
zesde lid, of voorwaarden die zijn gesteld krachtens artikel 7.45a, tweede lid».
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De hoogte van het instellingscollegegeld wordt door het instellingsbestuur vastgesteld
en kan per opleiding, groep van opleidingen of groep van studenten verschillen.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Onverminderd artikel 7.3f, bedraagt het instellingscollegegeld voor studenten als
bedoeld in het eerste lid die behoren tot een van de groepen van personen, bedoeld
in artikel 2.2 van de Wet studiefinanciering 2000, of de Surinaamse nationaliteit
bezitten, ten minste het volledig wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 7.45,
eerste lid, en ten hoogste een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgesteld
maximumbedrag dat per groep van opleidingen kan verschillen.
4. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot het vijfde en zesde lid wordt
een nieuw vierde lid ingevoegd, luidende:
4. Onverminderd artikel 7.3f, bedraagt het instellingscollegegeld voor studenten als
bedoeld in het eerste lid die niet behoren tot een van de groepen van personen, bedoeld
in artikel 2.2 van de Wet studiefinanciering 2000, noch de Surinaamse nationaliteit
bezitten, ten minste een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgesteld
minimumbedrag dat per groep van opleidingen kan verschillen.
5. In het zesde lid (nieuw) wordt «dit artikel» vervangen door «het tweede tot en met
vijfde lid».
6. Na het zesde lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. De bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde bedragen, bedoeld
in het derde en vierde lid, worden periodiek vastgesteld en jaarlijks volgens de consumentenprijsindex
geïndexeerd, op de wijze bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaald.
X
Na artikel 7.46 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 7.46a. Instellingscollegegeld OU
1. Een student die is ingeschreven voor een onderwijseenheid bij de Open Universiteit
en die niet voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel bedoeld in artikel 7.45,
eerste lid, of voorwaarden die zijn gesteld krachtens artikel 7.45a, tweede lid, is
instellingscollegegeld OU verschuldigd.
2. De hoogte van het instellingscollegegeld OU wordt door het instellingsbestuur van
de Open Universiteit vastgesteld en kan per onderwijseenheid, groep van onderwijseenheden
of groep van studenten verschillen.
3. Het instellingscollegegeld OU bedraagt voor studenten als bedoeld in het eerste lid
die behoren tot een van de groepen van personen, bedoeld in artikel 2.2 van de Wet
studiefinanciering 2000, of de Surinaamse nationaliteit bezitten, ten minste een dertigste
deel van het volledig wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid,
vermenigvuldigd met het aantal studiepunten dat een onderwijseenheid groot is en ten
hoogste een zestigste deel van een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
vastgesteld maximumbedrag dat per groep van opleidingen kan verschillen, vermenigvuldigd
met het aantal studiepunten dat een onderwijseenheid groot is.
4. Het instellingscollegegeld OU bedraagt voor studenten als bedoeld in het eerste lid
die niet behoren tot een van de groepen van personen, bedoeld in artikel 2.2 van de
Wet studiefinanciering 2000, noch de Surinaamse nationaliteit bezitten, ten minste
een zestigste deel van een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgesteld
minimumbedrag dat per groep van opleidingen kan verschillen, vermenigvuldigd met het
aantal studiepunten dat een onderwijseenheid groot is.
5. Indien een student als bedoeld in het eerste lid gedurende een studiejaar alsnog
voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 7.45a, eerste en tweede lid, is hij
voor het resterende deel van het studiejaar op zijn verzoek het collegegeld OU, bedoeld
in artikel 7.45b, eerste of tweede lid, verschuldigd, en betaalt het instellingsbestuur
OU hem het hogere instellingscollegegeld OU, dat de student voor het restant van het
studiejaar heeft betaald, terug.
6. Het instellingsbestuur van de Open Universiteit stelt regels vast met betrekking
tot de toepassing van het tweede lid.
7. De bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde bedragen, bedoeld
in het derde en vierde lid, worden periodiek vastgesteld en jaarlijks volgens de consumentenprijsindex
geïndexeerd, op de wijze bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaald.
Y
In artikel 7.47, tweede lid, wordt «bij of krachtens algemene maatregel van bestuur»
vervangen door «bij ministeriële regeling».
Z
Artikel 7.50 komt te luiden:
Artikel 7.50. Andere bijdragen
1. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat het instellingsbestuur een andere
bijdrage dan bedoeld in de artikelen 7.43 tot en met 7.49 mag verlangen van de aspirant-student
in verband met de kosten die verband houden met de inschrijving. Daarbij wordt in
ieder geval bepaald op welke soorten kosten de bijdrage betrekking heeft en welk bedrag
ten hoogste verlangd kan worden.
2. Het instellingsbestuur treft voorzieningen voor de financiële ondersteuning van degenen
voor wie de bijdrage, bedoeld in het eerste lid, een onoverkomelijke belemmering voor
de inschrijving vormt.
3. Indien het instellingsbestuur een bijdrage in verband met de inschrijving als bedoeld
in het eerste lid verlangt, stelt hij regels vast over de bijdrage en over de financiële
ondersteuning, bedoeld in het tweede lid.
AA
In artikel 7.52c wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b
door een puntkomma, een nieuw onderdeel c toegevoegd, luidende:
c. capaciteitsfixus: maximum aantal studenten dat voor de eerste maal kan worden ingeschreven
voor de propedeutische fase van een opleiding of voor een anderstalig traject binnen
een Nederlandstalige opleiding in verband met de beschikbare onderwijscapaciteit.
AAa
Na artikel 7.52c wordt een artikel ingevoegd, luidende:
7.52d. Toepassingsbereik in geval van anderstalig traject binnen Nederlandstalige
opleiding
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een opleiding als Nederlandstalige opleiding
aangemerkt indien de opleiding wordt verzorgd in het Nederlands voor de gehele opleiding
dan wel een deel van de opleiding dat overeenkomt met ten minste twee derde deel van
het aantal studiepunten voor de opleiding, waarbij, in afwijking van artikel 1.1,
onderdeel dd, anderstalige trajecten niet in beschouwing worden genomen.
BB
Artikel 7.53 wordt vervangen door zeven nieuwe artikelen, luidende:
Artikel 7.53. Inspanningsverplichting beschikbare onderwijscapaciteit
In geval van een dreigend of bestaand capaciteitsgebrek aan een opleiding of een anderstalig
traject binnen een Nederlandstalige opleiding, spant het instellingsbestuur zich in
om door samenwerking met daarvoor in aanmerking komende besturen van andere instellingen
en daarvoor in aanmerking komende werkgevers of door het nemen van maatregelen of
het treffen van voorzieningen een oplossing te vinden voor het dreigende of bestaande
capaciteitsgebrek.
Artikel 7.53a. Capaciteitsfixus
1. Het instellingsbestuur kan een capaciteitsfixus vaststellen indien de beschikbare
onderwijscapaciteit naar haar oordeel ontoereikend is om een onbeperkte inschrijving
van studenten mogelijk te maken. Daarbij wordt het maximum aantal in te schrijven
studenten vermeld.
2. Het instellingsbestuur deelt de vaststelling, bedoeld in het eerste lid, zo spoedig
mogelijk mee aan Onze Minister met vermelding van de beweegredenen die aan de vaststelling
ten grondslag hebben gelegen en de procedure die is gevolgd om tot de vaststelling
te komen.
3. Indien de beschikbare onderwijscapaciteit naar zijn oordeel toereikend is om een
onbeperkte inschrijving van studenten mogelijk te maken, kan Onze Minister aan het
instellingsbestuur een aanwijzing geven die ertoe strekt dat de vaststelling, bedoeld
in het eerste lid, het volgende studiejaar niet opnieuw zal geschieden.
4. Indien het capaciteitsgebrek naar het oordeel van Onze Minister door het nemen van
maatregelen of het treffen van voorzieningen binnen twee studiejaren na het waarin
de vaststelling, bedoeld in het eerste lid, is geschied, kan hij aan het instellingsbestuur
een aanwijzing geven die ertoe strekt dat de vaststelling, bedoeld in het eerste lid,
het volgende studiejaar uitsluitend opnieuw geschiedt als het instellingsbestuur kan
aantonen dat zij voldoet aan de verplichtingen, gesteld in artikel 7.53.
5. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, heeft betrekking op een opleiding of
op een anderstalig traject binnen een Nederlandstalige opleiding. De vaststelling,
bedoeld in het eerste lid, treedt twee studiejaren na het studiejaar waarin de aanvraag
is ingediend in werking, geschiedt voor de duur van een studiejaar en geschiedt niet
vaker dan drie maal achtereenvolgens.
6. Bij ministeriële regeling kunnen opleidingen of groepen van opleidingen worden aangewezen,
waarop het tweede tot en met het vijfde lid en artikel 7.53 niet van toepassing zijn.
7. Het instellingsbestuur kan, indien een capaciteitsfixus is ingesteld als bedoeld
in het eerste lid, tevens binnen de capaciteitsfixus voor de opleiding of het anderstalige
traject binnen een Nederlandstalige opleiding, een maximum vaststellen voor het aantal
voor de opleiding in te schrijven personen die niet behoren tot een van de groepen
van personen, bedoeld in artikel 2.2, van de Wet studiefinanciering 2000, noch de
Surinaamse nationaliteit bezitten, indien sprake is van een ontoereikendheid in onderwijscapaciteit
die in overwegende mate wordt veroorzaakt door het aantal aanmeldingen van deze personen.
Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing.
8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald in welke gevallen sprake
is van een ontoereikendheid in onderwijscapaciteit die in overwegende mate wordt veroorzaakt
door de inschrijving van personen als bedoeld in het zevende lid. De voordracht voor
de algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het
ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
9. Ook indien een instellingsbestuur een capaciteitsfixus heeft vastgesteld als bedoeld
in het zesde lid, kan het instellingsbestuur voor de desbetreffende opleiding of het
desbetreffende anderstalige traject binnen een Nederlandstalige opleiding, een maximum
vaststellen als bedoeld in het zevende lid. Het zevende en achtste lid zijn van overeenkomstige
toepassing.
Artikel 7.53b. Uitvoeringsregels mededeling capaciteitsfixus
Voor de mededeling, bedoeld in artikel 7.53a, tweede lid, kunnen bij ministeriële
regeling regels worden gesteld over de wijze waarop deze geschiedt.
Artikel 7.53c. Selectiecriteria en -procedure
1. Het instellingsbestuur dat een capaciteitsfixus heeft vastgesteld, selecteert de
aspirant-studenten op grond van kwalitatieve criteria. Het aantal soorten kwalitatieve
selectiecriteria bedraagt ten minste twee.
2. Het instellingsbestuur maakt tijdig de kwalitatieve selectiecriteria en de selectieprocedure
bekend op grond waarvan de toelating zal plaatsvinden ingeval het aantal aspirant-studenten
het bij de capaciteitsfixus vastgestelde maximum aantal, zou overschrijden.
3. Het instellingsbestuur stelt voor de selectieprocedure een reglement vast waarbij
rekening wordt gehouden met de belangen van aspirant- studenten afkomstig uit de openbare
lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba onderscheidenlijk Aruba, Curaçao en Sint
Maarten.
Artikel 7.53d. Uitvoeringsregels selectieproces
Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot het selectieproces in ieder geval
voorschriften worden vastgesteld voor:
a. de aanmeldingsdatum voor selectie; en
b. indien een opleiding door meer dan één instelling als bedoeld in artikel 1.2, onder
a, wordt verzorgd, het aantal selectieprocedures van een bepaalde opleiding waaraan
een aspirant-student in hetzelfde studiejaar kan deelnemen.
Artikel 7.53e. Samenloop met arbeidsmarktfixus
Indien ten aanzien van een opleiding in verband met de behoefte van de arbeidsmarkt
een ministeriële regeling als bedoeld in artikel 7.56 is vastgesteld, blijven de artikelen
7.53, 7.53a en 7.53c buiten toepassing.
Artikel 7.53f. Noodcapaciteitsfixus
1. Indien vanwege een onverwachte en grote stijging van het aantal aanmeldingen voor
een opleiding van personen die niet behoren tot een van de groepen van personen, bedoeld
in artikel 2.2 van de Wet studiefinanciering 2000, noch de Surinaamse nationaliteit
bezitten, de beschikbare onderwijscapaciteit ontoereikend is om een onbeperkte inschrijving
van studenten mogelijk te maken, kan het instellingsbestuur met toepassing van bij
algemene maatregel van bestuur vastgestelde criteria een capaciteitsfixus voor de
opleiding instellen. De capaciteitsfixus heeft betrekking op de personen, bedoeld
in de eerste volzin. De voordracht voor een krachtens de eerste volzin vast te stellen algemene maatregel van
bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers
der Staten-Generaal is overgelegd.
2. De capaciteitsfixus wordt voor een studiejaar vastgesteld en heeft betrekking op
het eerstvolgende studiejaar.
3. Het instellingsbestuur meldt het instellen van een capaciteitsfixus als bedoeld in
het eerste lid onverwijld aan Onze Minister.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gesteld voor het aantonen dat de ontoereikende onderwijscapaciteit wordt
veroorzaakt door aanmeldingen van personen als bedoeld in het eerste lid, en worden
regels gesteld over selectie. Daarbij kan worden bepaald dat de capaciteitsfixus ten
hoogste een bepaald aantal maal achtereenvolgens kan worden vastgesteld en kunnen
regels worden gesteld over de wijze waarop het instellingsbestuur de capaciteitsfixus,
bedoeld in het eerste lid, kenbaar maakt.
BBa
Artikel 7.56 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de twee studiejaren» vervangen door «de drie studiejaren».
2. In het derde lid wordt «1 mei» vervangen door «1 oktober».
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Bij de ministeriële regeling, bedoeld in het eerste lid, worden nadere voorschriften
vastgesteld. Deze kunnen in ieder geval betrekking hebben op de situatie waarin het
aanbod van afgestudeerden van een bepaalde opleiding de behoefte daaraan op de arbeidsmarkt
in aanmerkelijke mate overtreft of dreigt te overtreffen en in andere situaties waarin
dit in verband met de beheersing van de arbeidsmarkt wenselijk wordt geacht.
CC
Artikel 7.56, tweede lid, komt te luiden:
2. De artikelen 7.53c, eerste en derde lid, en 7.53d zijn van overeenkomstige toepassing.
DD
Artikel 9.18, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. instemmingsrecht op de onderwijs- en examenregeling ten aanzien van de onderwerpen,
bedoeld in artikel 7.13, tweede lid, onderdelen a1, b, c, d, e, g, v en z.
DDa
In artikel 9.33, eerste lid, wordt, onder vervanging van «, en» aan het einde van
onderdeel f door een komma en onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel
g door «, en», een onderdeel toegevoegd, luidende:
h. het instellen van een capaciteitsfixus als bedoeld in artikel 7.53a, eerste lid.
EE
Artikel 9.33a, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt «artikel 7.46» vervangen door «de artikelen 7.46 en 7.46a».
2. In onderdeel d wordt «7.53, derde lid» vervangen door «7.53c, derde lid».
FF
In artikel 9.38, onderdeel b, wordt «tweede lid, onder a tot en met g en v,» vervangen
door «tweede lid, onderdelen a tot en met g, v, z en bb,».
GG
Artikel 10.3c, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. instemmingsrecht op de onderwijs- en examenregeling ten aanzien van de onderwerpen,
bedoeld in artikel 7.13, tweede lid, onderdelen a1, b, c, d, e, g, v en z.
HH
Artikel 10.20, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel e, wordt «tweede lid, onder a tot en met g en v,» vervangen door «tweede
lid, onderdelen a tot en met g, v, z en bb,».
2. Onder vervanging van «, en» aan het einde van onderdeel h door een komma en vervanging
van de punt aan het einde van onderdeel i door «, en», wordt een nieuw onderdeel toegevoegd,
luidende:
j. het instellen van een capaciteitsfixus als bedoeld in artikel 7.53a, eerste lid.
II
Artikel 10.20a, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt «artikel 7.46» vervangen door «de artikelen 7.46 en 7.46a».
2. In onderdeel d wordt «7.53, derde lid,» vervangen door «7.53c, derde lid,».
JJ
In artikel 11.11, eerste lid wordt «De commissie heeft voorts instemmingsrecht ten
aanzien van de onderwerpen in de onderwijs- en examenregeling, bedoeld in artikel
7.13, tweede lid, onder a1, b, c, d, e, g en v en adviesrecht ten aanzien van de vaststelling
of wijziging van de overige onderdelen.» vervangen door «De commissie heeft voorts
instemmingsrecht op de onderwijs- en examenregeling ten aanzien van de onderwerpen,
bedoeld in artikel 7.13, tweede lid, onderdelen a1, b, c, d, e, g, v en z en adviesrecht
ten aanzien van de vaststelling of wijziging van de overige onderdelen.».
KK
In artikel 11.13, tweede lid, wordt «tweede lid, onder a tot en met g,» vervangen
door «tweede lid, onderdelen a tot en met g, v, z en bb,».
LL
In artikel 15.2, onderdeel a, wordt na «tweede lid» ingevoegd «of artikel 7.46a, eerste
lid».
MM
In hoofdstuk 17 wordt na titel 17 een titel toegevoegd, luidende:
TITEL 18. WET TAAL EN TOEGANKELIJKHEID
Artikel 18.93. Overgangsbepaling toets anderstalig onderwijs
1. Het instellingsbestuur dat op het moment van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen
D tot en met J en M, van de Wet taal en toegankelijkheid een opleiding of een deel
van een opleiding in een andere taal verzorgt op grond van artikel 7.2, zoals dat
artikel luidde op de dag voordat de desbetreffende onderdelen in werking treden, dient
in voorkomend geval een aanvraag voor instemming als bedoeld in artikel 5.6a gelijktijdig
in met de eerstvolgende accreditatiebeoordeling, bedoeld in artikel 5.11 of 5.16 of,
indien de eerstvolgende accreditatiebeoordeling plaatsvindt binnen twaalf kalendermaanden
na de inwerkingtreding van de desbetreffende onderdelen, gelijktijdig met de eerstvolgende
accreditatiebeoordeling gerekend vanaf twaalf kalendermaanden na de inwerkingtreding.
2. In afwijking van artikel 5.6a, eerste lid, kan het instellingsbestuur in de situatie,
bedoeld in het eerste lid, de opleiding of het deel van de opleiding blijven verzorgen
in de desbetreffende andere taal totdat door het accreditatieorgaan is beslist op
de aanvraag om instemming.
3. Artikel 5.6b, eerste lid, is van toepassing, met dien verstande dat in geval van
gestelde voorwaarden als bedoeld in artikel 5.6b, eerste lid, het instellingsbestuur
de opleiding of het deel van de opleiding blijft verzorgen in de desbetreffende andere
taal totdat door het accreditatieorgaan is beoordeeld of aan de voorwaarden is voldaan.
Artikel 18.94. Overgangsbepaling gevolgen weigering instemming anderstalig onderwijs
1. Indien het accreditatieorgaan in de situatie, bedoeld in artikel 18.93, eerste lid,
de aanvraag tot instemming, bedoeld in artikel 5.6a, eerste lid, afwijst, of op grond
van artikel 5.6b, eerste lid, oordeelt dat niet is voldaan aan gestelde voorwaarden,
vermeldt het accreditatieorgaan in het desbetreffende besluit op welke datum het besluit
van kracht wordt, met inachtneming van een redelijke termijn voor het instellingsbestuur.
2. Artikel 7.3, zesde lid, is van toepassing.
ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS
De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.2.1, tweede lid, wordt «Beroepsonderwijs sluit aan op het voorbereidend
beroepsonderwijs en het algemeen voortgezet onderwijs.» vervangen door «Beroepsonderwijs
sluit aan op het voorbereidend beroepsonderwijs, het middelbaar algemeen voortgezet
onderwijs, beroepsonderwijs van een naastliggend niveau als bedoeld in artikel 7.2.2,
derde lid, of op het hoger onderwijs.».
B
Artikel 7.1.1. komt te luiden:
Artikel 7.1.1. Taal
1. Het onderwijs wordt gegeven en de examens worden afgenomen in het Nederlands.
2. In afwijking van het eerste lid kan aan een deel van een opleiding een andere taal
worden gevoerd, indien:
a. het onderwijs met betrekking tot die taal betreft,
b. een anderstalige gastdocent als bedoeld in artikel 4.2.1, zesde lid, het onderwijs
verzorgt, of
c. dit, gelet op de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs,
meer dan het voeren van het Nederlands, in het belang is van deelnemers voor het bereiken
van de doelstellingen voor beroepsonderwijs, bedoeld in artikel 1.2.1, tweede lid.
3. In geval van toepassing van het tweede lid, onderdeel c, legt het bevoegd gezag het
besluit tot het voeren van een andere taal en de reden hiervoor per opleiding schriftelijk
vast. Het bevoegd gezag stelt hiertoe beleid vast en beschrijft daarin:
a. de procedure waarmee en de inhoudelijke gronden waarop wordt overgegaan tot het voeren
van een andere taal voor dat deel van de opleiding, en
b. de wijze waarop de instelling zich inspant om de kwaliteit van het onderwijs aan de
opleiding te waarborgen.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan nader worden bepaald in welke
gevallen sprake is van een specifieke aard, inrichting of kwaliteit van het onderwijs
als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c.
5. Onze Minister kan in verband met specifieke regionale of economische omstandigheden
of een tekort aan personeel op de arbeidsmarkt voor bepaalde opleidingsdomeinen, een
opleiding of groep van opleidingen aanwijzen waarvoor de regels gesteld bij of krachtens
dit artikel niet van toepassing zijn. Daarbij kunnen voorwaarden worden gesteld.
C
In artikel 7.4.8, tweede lid, wordt na de eerste volzin toegevoegd «Indien op grond
van artikel 7.1.1, tweede lid, onderdeel c, in het onderwijs een andere dan de Nederlandse
taal wordt gevoerd, wordt dat vermeld in de onderwijs- en examenregeling.»
ARTIKEL III. WIJZIGING WET REFERENTIENIVEAUS NEDERLANDSE TAAL EN REKENEN
Artikel 2, tweede lid, onderdeel d, van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal
en rekenen komt te luiden:
d. de beroepsopleidingen, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, van de Wet educatie en
beroepsonderwijs, met dien verstande dat voor een beroepsopleiding verschillende referentieniveaus
kunnen worden vastgesteld, en
ARTIKEL IIIA. WIJZIGING ALGEMENE WET BESTUURSRECHT
In artikel 2 van bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de zinsnede met
betrekking tot de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek als volgt
gewijzigd:
1. Na «de artikelen 2.9, derde lid» wordt een zinsnede ingevoegd, luidende: «, 5.6a,
derde en vierde lid, 5.6b, eerste lid, en 5.6c, eerste lid».
2. De zinsnede «6.5 en 15.1, eerste lid» wordt vervangen door «5.31a, eerste lid, 6.5,
en 15.1, eerste lid».
ARTIKEL IV. EVALUATIE
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding
van artikel I, onderdeel BB, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid
en de effecten van voornoemd onderdeel in de praktijk.
ARTIKEL V. CITEERTITEL
Deze wet wordt aangehaald als: Wet taal en toegankelijkheid.
ARTIKEL VI. INWERKINGTREDING
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
PVV | 20 | Tegen |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Tegen |
SP | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Tegen |
ChristenUnie | 5 | Voor |
50PLUS | 4 | Voor |
PvdD | 4 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Tegen |
Van Haga | 1 | Voor |
Van Kooten-Arissen | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.