Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 361 Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met de implementatie van Richtlijn 2018/1808 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) in het licht van een veranderende marktsituatie
ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE MEDIAWET 2008
ARTIKEL II. INWERKINGTREDING
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is bij wet regels te stellen
ter uitvoering van Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van
10 oktober 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke
bepalingen in de lidstaten inzake de het aanbieden van audiovisuele mediadiensten
(richtlijn audiovisuele mediadiensten) (PbEU L95), zoals deze laatstelijk is gewijzigd
bij Richtlijn 2018/1808/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018
(PbEU L303);
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE MEDIAWET 2008
De Mediawet 2008 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1, eerste lid, worden de volgende begripsbepalingen in de alfabetische
volgorde ingevoegd:
audiovisueel media-aanbod:
media-aanbod van een mediadienst dat betrekking heeft op producten met bewegende beeldinhoud
al dan niet mede met geluidsinhoud;
overlay:
toevoeging aan het audiovisueel media-aanbod die niet afkomstig is van de media-instelling
die de mediadienst verzorgt;.
B
Artikel 2.58 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst;
2. Aan het slot van het eerste lid, onderdeel d, (nieuw) vervalt «en»;
3. Onder vervanging van de punt aan het slot van het eerste lid, onderdeel e, (nieuw)
door «; en» wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. de maatregelen die de NPO treft om de toegankelijkheid van het audiovisueel media-aanbod
voor personen met een handicap verder te ontwikkelen.
4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Het Commissariaat brengt uiterlijk 19 december 2022 en vervolgens om de drie jaar
verslag uit aan de Europese Commissie over de uitvoering van het eerste lid, onderdeel
f.
C
Aan artikel 2.88 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Een publieke media-instelling neemt passende maatregelen om te voorkomen dat het
aanbod van haar mediadiensten aanzet tot geweld of haat jegens een groep personen
of een lid van een groep, op een van de gronden genoemd in artikel 21 van het Handvest
van de grondrechten van de Europese Unie, of uitlokt tot het plegen van een terroristisch
misdrijf.
D
Artikel 2.95, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef vervalt: , inclusief omlijsting,.
2. Onderdeel c komt te luiden:
c. niet meer dan twintig procent van de tijdvakken tussen 06:00 uur en 18:00 uur en tussen
18:00 uur en 24:00 uur.
E
Artikel 2.115 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:
2. Het audiovisueel media-aanbod op aanvraag bestaat per aanbodkanaal voor ten minste
dertig procent uit Europese producties als bedoeld in artikel 1 van de Europese richtlijn.
3. De Europese producties van een aanbodkanaal als bedoeld in het tweede lid worden
door de aanbieder van het aanbodkanaal onder de aandacht van het publiek gebracht.
4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op een mediadienst op aanvraag van
een publieke media-instelling met een lage omzet of een klein publiek.
5. Het Commissariaat kan aan een publieke media-instelling of aan de NPO ontheffing
verlenen van het tweede en het derde lid indien de toepassing van deze leden gelet
op de aard of het onderwerp van deze mediadienst op aanvraag praktisch onhaalbaar
of ongerechtvaardigd zou zijn.
F
Aan artikel 3.5 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Een commerciële media-instelling neemt passende maatregelen om te voorkomen dat het
aanbod van haar mediadiensten aanzet tot geweld of haat jegens een groep personen
of een lid van een groep, op een van de gronden genoemd in artikel 21 van het Handvest
van de grondrechten van de Europese Unie, of uitlokt tot het plegen van een terroristisch
misdrijf.
G
Artikel 3.5a wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst;
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Een commerciële media-instelling informeert het Commissariaat onverwijld over wijzigingen
die van invloed kunnen zijn op de bevoegdheid van Nederland over deze commerciële
media-instelling.
H
Artikel 3.8, eerste lid, komt te luiden:
1. Het programma-aanbod op een programmakanaal bestaat voor niet meer dan twintig procent
van de tijdvakken tussen 06:00 uur en 18:00 uur en tussen 18:00 uur en 24:00 uur uit
reclame- of telewinkelboodschappen.
I
Artikel 3.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. In programma’s die in het bijzonder bestemd zijn voor kinderen jonger dan twaalf
jaar worden geen telewinkelboodschappen opgenomen.
Artikel 3.11 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst;
2. In het eerste lid (nieuw), onderdeel b, vervalt «en»;
3. In het eerste lid (nieuw), onderdeel b, wordt aan het slot de puntkomma vervangen
door een punt;
4. Onderdeel c van het eerste lid (nieuw) vervalt;
5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. In programma’s die in het bijzonder bestemd zijn voor kinderen jonger dan twaalf
jaar worden ten hoogste eenmaal per geprogrammeerd tijdvak van dertig minuten reclameboodschappen
opgenomen, mits de geprogrammeerde duur van het programma meer dan dertig minuten
bedraagt.
J
Artikel 3.19a komt te luiden:
Artikel 3.19a
1. Productplaatsing in het programma-aanbod is toegestaan met uitzondering van nieuws-
en actualiteitenprogramma’s, programma's over consumentenzaken, programma’s van kerkelijke
of geestelijke aard en programma’s die in het bijzonder bestemd zijn voor kinderen
jonger dan twaalf jaar.
2. Deze afdeling is niet van toepassing op aanbod dat is geproduceerd voor 19 december
2009.
K
Artikel 3.19c komt te luiden:
Artikel 3.19c
Artikel 3.19b, vierde lid, is niet van toepassing op programma-aanbod met productplaatsing
dat niet geproduceerd of besteld is door of in opdracht van de commerciële media-instelling
dan wel door of in opdracht van een aan haar verbonden onderneming.
L
Artikel 3.27 komt te luiden:
Artikel 3.27
1. Een commerciële media-instelling brengt jaarlijks verslag uit aan het Commissariaat
over de maatregelen die zij treft om de toegankelijkheid van het audiovisuele media-aanbod
voor personen met een handicap verder te ontwikkelen.
2. Het Commissariaat brengt uiterlijk 19 december 2022 en vervolgens om de drie jaar
verslag uit aan de Europese Commissie over de uitvoering van het eerste lid.
M
Aan artikel 3.29b wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Een media-instelling die een commerciële mediadienst op aanvraag verzorgt informeert
het Commissariaat onverwijld over wijzigingen die van invloed kunnen zijn op de bevoegdheid
van Nederland over deze media-instelling.
N
Artikel 3:29c komt te luiden:
Artikel 3:29c
1. Het audiovisueel media-aanbod van een commerciële mediadienst op aanvraag bestaat
voor ten minste dertig procent uit Europese producties als bedoeld in artikel 1 van
de Europese richtlijn.
2. De Europese producties op een commerciële mediadienst op aanvraag worden door de
media-instelling die de commerciële mediadienst op aanvraag verzorgt onder de aandacht
van het publiek gebracht.
3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op een media-instelling die een
commerciële mediadienst op aanvraag met een lage omzet of een klein publiek verzorgt.
4. Het Commissariaat kan voor een media-instelling die een commerciële mediadienst op
aanvraag verzorgt ontheffing verlenen van het eerste en tweede lid indien de toepassing
van het derde lid gelet op de aard of het onderwerp van deze mediadienst op aanvraag
praktisch onhaalbaar of ongerechtvaardigd zou zijn.
O
In artikel 3.29d wordt «3.19c en 3.26» vervangen door «3.19c, 3.26 en 3.27».
P
Na hoofdstuk 3 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK 3A VIDEOPLATFORMDIENSTEN
Artikel 3a.1
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
aanbieder van een videoplatform:
de natuurlijke persoon of rechtspersoon die een videoplatformdienst aanbiedt;
audiovisuele commerciële communicatie:
beelden, al dan niet met geluid, die dienen om direct of indirect de goederen, de
diensten of het imago van een natuurlijke of rechtspersoon die een economische activiteit
verricht, te promoten en deel uitmaken van audiovisueel media-aanbod of van een door
gebruikers gegenereerde video, tegen betaling of een soortgelijke vergoeding of ten
behoeve van zelfpromotie;
door gebruiker gegenereerde video:
een reeks bewegende beelden, al dan niet met geluid, die ongeacht de duur ervan een
afzonderlijk element vormt, die door een gebruiker is gecreëerd en door die gebruiker
of een andere gebruiker naar een videoplatform is geüpload;
gedragscode:
gedragscode voor een of meer videoplatformen, gericht op de gebruikers van een videoplatformdienst,
waarin in ieder geval regels als bedoeld in artikel 3a.3 zijn opgenomen.
productplaatsing:
het tegen betaling of soortgelijke vergoeding opnemen van of het verwijzen naar een
product, dienst of (beeld)merk binnen het kader van een programma, met een programma
overeenkomend onderdeel van het media-aanbod, of door een gebruiker gegenereerde video;
sponsoring:
het verstrekken van financiële of andere bijdragen door een onderneming of een natuurlijke
persoon die zich gewoonlijk niet bezighoudt met de verzorging van mediadiensten of
videoplatformdiensten, of met de vervaardiging van audiovisuele werken, ten behoeve
van de totstandkoming of aankoop van media-aanbod of door gebruikers gegenereerde
video’s, teneinde de verspreiding daarvan naar het algemene publiek of een deel daarvan
te bevorderen of mogelijk te maken;
videoplatformdienst:
dienst of een losstaand gedeelte daarvan,
a. waarvan het hoofddoel of een essentiële functie bestaat uit het aan het algemene publiek
aanbieden van audiovisueel media-aanbod of door gebruikers gegenereerde video’s ter
informatie, vermaak of educatie;
b. waarvoor de aanbieder van het videoplatform geen redactionele verantwoordelijkheid
draagt;
c. waarvan de organisatie met automatische middelen of algoritmen wordt bepaald door
de aanbieder van het videoplatform; en
d. die wordt aangeboden door middel van openbare elektronische communicatienetwerken
als bedoeld in artikel 1.1 van de Telecommunicatiewet.
Artikel 3a.2
1. Onder de bevoegdheid van Nederland valt een aanbieder van een videoplatformdienst
die krachtens artikel 28bis, eerste tot en met vierde lid, van de Europese richtlijn
in Nederland is gevestigd of geacht wordt in Nederland te zijn gevestigd.
2. Een aanbieder van een videoplatform stelt, gemakkelijk, rechtstreeks en permanent
ten minste de volgende gegevens beschikbaar voor het publiek:
a. naam;
b. plaats van vestiging;
c. contactgegevens waaronder e-mailadres of internetadres; en
d. de naam van het Commissariaat als het orgaan dat is belast met het toezicht op de
naleving van het bepaalde bij of krachtens dit hoofdstuk.
Artikel 3a.3
1. Een aanbieder van een videoplatform heeft een gedragscode die maatregelen voorschrijft
als bedoeld in artikel 28ter, eerste lid, en tweede lid, tweede en vierde alinea,
van de Europese richtlijn, en past deze gedragscode en maatregelen op dit videoplatform
toe.
2. De gedragscode, bedoeld in het eerste lid, omvat daartoe naargelang het geval de
maatregelen als genoemd in artikel 28ter, derde lid, van de Europese richtlijn.
3. De gedragscode, bedoeld in eerste lid, bevat duidelijke en ondubbelzinnige doelstellingen
en voorziet in:
a. regelmatige, transparante en onafhankelijke toezicht- en evaluatiemaatregelen ten
aanzien van de mate waarin de doelstellingen worden bereikt; en
b. doeltreffende handhaving, met inbegrip van doeltreffende en evenredige sancties.
4. De aanbieder van een videoplatform zorgt ervoor dat de gedragscode voldoende draagvlak
heeft onder de belangrijkste betrokkenen.
Artikel 3a.4
1. Een aanbieder van een videoplatform die audiovisuele commerciële communicatie in
de handel brengt, verkoopt of organiseert, is aangesloten bij de Nederlandse Reclame
Code of een vergelijkbare door de Stichting Reclame Code tot stand gebrachte regeling
en ter zake onderworpen aan het toezicht van de Stichting Reclame Code.
2. Aansluiting wordt aangetoond door een schriftelijke verklaring van de Stichting Reclame
Code aan het Commissariaat over te leggen.
Artikel 3a.5
1. Audiovisuele commerciële communicatie op een videoplatformdienst is als zodanig herkenbaar.
2. In audiovisuele commerciële communicatie wordt geen subliminale technieken gebruikt.
3. Audiovisuele commerciële communicatie wordt niet aangeboden in de vorm van sluikreclame.
4. Indien audiovisueel media-aanbod of door gebruikers gegenereerde video's audiovisuele
commerciële communicatie bevatten en de aanbieder van een videoplatform daarvan op
de hoogte is, informeert de aanbieder van een videoplatform de gebruiker van de videoplatformdienst
hierover op een manier die voor de gebruiker duidelijk is.
Q
Artikel 4.1 komt te luiden:
Artikel 4.1
1. Het audiovisueel media-aanbod mag alleen dan aanbod bevatten dat schade kan toebrengen
aan de lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling van personen jonger dan zestien
jaar, als de instelling die verantwoordelijk is voor de inhoud van het aanbod is aangesloten
bij de door Onze Minister erkende organisatie, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid,
en ter zake gebonden is aan de regels en het toezicht daarop van die organisatie met
betrekking tot het verspreiden van het hiervoor bedoelde aanbod.
2. De instelling die is aangesloten bij de door Onze Minister erkende organisatie, bedoeld
in artikel 4.2, eerste lid, toont dit aan door een schriftelijke verklaring van de
erkende organisatie aan het Commissariaat over te leggen.
3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing voor zover het audiovisueel media-aanbod
wordt aangeboden in een andere lidstaat van de Europese Unie en de aanbieder daarvan
aan het Commissariaat heeft aangetoond dat de bescherming van personen jonger dan
zestien jaar tegen het betreffende audiovisuele media-aanbod ten minste overeenkomstig
is aan het beschermingsniveau als bedoeld in artikel 4.2.
R
Na artikel 4.1 (nieuw) wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.1a
1. Audiovisueel media-aanbod dat schade kan toebrengen aan de lichamelijke, geestelijke
of morele ontwikkeling van personen jonger dan zestien jaar wordt door de instelling
die verantwoordelijk is voor de inhoud van het aanbod zodanig beschikbaar gesteld
dat personen jonger dan zestien jaar deze normaliter niet te horen of te zien krijgen.
2. De meest schadelijke inhoud als nodeloos geweld en pornografie wordt door de instelling
die verantwoordelijk is voor de inhoud van het aanbod ontoegankelijk gemaakt voor
personen jonger dan zestien jaar.
3. Voor zover het televisieprogramma-aanbod betreft dat niet als meest schadelijke inhoud
kan worden gekwalificeerd, worden de maatregelen die volgen uit de regelingen als
bedoeld in artikel 4.2, tweede lid, beschouwd als maatregelen als bedoeld in het eerste
lid.
4. De op grond van dit artikel door media-instellingen verzamelde of anderszins gegenereerde
persoonsgegevens van minderjarigen worden niet verwerkt voor commerciële doeleinden.
S
In artikel 4.2, tweede lid, onder b, wordt «aanbod» vervangen door «aanbod op een
programmakanaal».
T
Artikel 4.6 vervalt.
U
In artikel 6.13, tweede lid, vervalt de tweede volzin.
V
Na titel 6.3 wordt een titel ingevoegd, luidende:
TITEL 6.3A ONGEWIJZIGD VERSPREIDEN VAN MEDIA-AANBOD VAN EEN PUBLIEKE OF COMMERCIËLE
MEDIA-INSTELLING
Artikel 6.25a
1. Het media-aanbod van een publieke of commerciële media-instelling wordt ongewijzigd
verspreid, tenzij de betreffende publieke of commerciële media-instelling toestemming
heeft gegeven voor een gewijzigde vorm van verspreiding.
2. Gewijzigde verspreiding van audiovisueel media-aanbod door de toevoeging van een
overlay is mogelijk indien:
a. de ontvanger van de dienst daartoe voor privégebruik het initiatief heeft genomen
of toestemming heeft gegeven;
b. het besturingselementen van gebruikersinterfaces of waarschuwingen, informatie van
algemeen belang of ondertiteling betreft;
c. in geval van commerciële doeleinden: door de publieke of commerciële media-instelling
uitdrukkelijk toestemming is gegeven; of
d. het commerciële communicatie betreft die door de publieke of commerciële media-instelling
van de mediadienst wordt aangeboden.
W
In artikel 7.12, derde lid, wordt na «3.20 tot en met 3.26, 3.29, 3.29d,» ingevoegd
«3a.5,».
X
Na artikel 7.21 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 7:22
1. Het Commissariaat houdt een lijst bij met publieke en commerciële media-instellingen
die op grond van artikel 1.2, eerste lid, onder de bevoegdheid van Nederland vallen,
met de vermelding op welk criterium als bedoeld in artikel 2, tweede tot en met vijfde
lid, van de Europese richtlijn de rechtsmacht van de betreffende aanbieder is gebaseerd.
2. Het Commissariaat houdt een lijst bij met de aanbieders van videoplatformen die op
grond van artikel 3a.2, eerste lid, onder de bevoegdheid van Nederland vallen, met
de vermelding op welk criterium als bedoeld in artikel 28bis, eerste tot en met vierde
lid, van de Europese richtlijn de rechtsmacht van de betreffende aanbieder is gebaseerd.
ARTIKEL II. INWERKINGTREDING
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de kalendermaand na de
datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij geplaatst wordt.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
PVV | 20 | Tegen |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
PvdD | 4 | Voor |
50PLUS | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Tegen |
Groep Krol/vKA | 2 | Voor |
Van Haga | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.