Brief regering : Integrale vergelijking verpleeghuiszorg
31 765 Kwaliteit van zorg
Nr. 455 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 november 2019
In de tweede Voortgangsrapportage Thuis in het Verpleeghuis1 van 21 mei 2019 en in mijn brief van 30 augustus jl.2 heb ik u geïnformeerd over de aanpak en de planning van de integrale vergelijking
voor de bekostiging van de verpleeghuiszorg. In lijn met de aangenomen motie van het
lid Hermans3 informeer ik uw Kamer hierbij over de voortgang van het ontwikkelproces en de uitkomsten
van het bestuurlijk overleg over de integrale vergelijking4. Deze brief komt tevens tegemoet aan het verzoek van het lid Agema om een brief te
ontvangen over de nieuwe bekostigingssystematiek voor de verpleeghuizen5.
De hoofdpunten uit deze brief zijn:
• Het is noodzakelijk dat er een nieuw bekostigingsmodel voor de verpleeghuizen komt.
Het doel is om meer rekening te houden met niet-beïnvloedbare omstandigheden waaronder
instellingen hun zorg verlenen en om de best presterende instellingen de norm te laten
zijn voor de rest.
• Ik heb besloten om de NZa een nieuw bekostigingsmodel, in de vorm van een integrale
vergelijking, te laten ontwikkelen en daarbij uit te gaan van een methode waarbij
de NZa per individuele aanbieder een bandbreedte reguleert, waarbinnen het zorgkantoor
en de zorgaanbieder prijsafspraken maken.
• Het proces van de ontwikkeling van het nieuwe model wordt met de NZa, ZN en Actiz
frequent op bestuurlijk niveau afgestemd. Op basis van de uitkomsten van de ontwikkeling
en de impactanalyse zal ik – rekening houdend met een reeks van toetsingscriteria –
een besluit nemen welke stappen in 2020 en 2021 gezet kunnen worden voor de beoogde
invoering per 2022.
Zoals aangekondigd in mijn vorige brief heeft de NZa op mijn verzoek een aantal varianten
verkend voor de wijze waarop de integrale vergelijking kan worden toegepast bij de
vaststelling van tarieven en inkoopafspraken. De NZa heeft mij op 10 september jl.
een verkenning naar deze varianten toegestuurd, die is opgenomen in de bijlagen6.
Op grond van deze analyse heb ik besloten om – met inachtneming van een aantal toetsingscriteria –
in te stemmen met de ontwikkeling van de integrale vergelijking op basis van de voorkeursmethode
van de NZa. De NZa zal hierbij de tarieven per aanbieder reguleren op basis van de
uitkomsten van de integrale vergelijking. Door hierbij rekening te houden met niet-beïnvloedbare
omgevingsfactoren kunnen de tarieven worden gedifferentieerd zodat de tariefstelling
rechtvaardiger wordt. Binnen deze methode hebben zorgkantoren een belangrijke rol
bij het realiseren van het kwaliteitskader tegen de meest efficiënte kosten. Zij onderhandelen
met de zorgaanbieders binnen een gereguleerde tariefruimte over de tariefafspraken
en kunnen op grond van de integrale vergelijking afspraken maken met minder efficiënte
aanbieders om hun zorg doelmatiger te gaan leveren. Het is belangrijk dat dat de tariefruimte
voor de zorgkantoren substantieel is, zodat zij voldoende ruimte hebben om hun rol
te vervullen en maatwerk te verlenen. De tarieven waarvoor de zorg wordt geleverd
komen dus niet rechtstreeks uit het model van de NZa, maar zijn – net zoals in de
huidige situatie – het resultaat van onderhandelingen tussen zorgkantoor en zorgaanbieder.
Bij deze methode kan naar het oordeel van de NZa het kwaliteitskader verpleeghuiszorg
tegen de laagst mogelijke kosten worden gerealiseerd, omdat hierbij de efficiencyopdracht,
die is verbonden aan de extra middelen voor het kwaliteitskader, wordt ondersteund
door tariefregulering. Het CPB deelt deze conclusie. Daarmee kan het kwaliteitskader
worden gerealiseerd binnen de beschikbare € 2,1 miljard, zoals eerder afgesproken.
De NZa geeft voorts aan dat het nodig is om zowel de Wlz als de Wmg te wijzigen alvorens
de integrale vergelijking kan worden toegepast bij de tariefstelling en de zorginkoop.
• Wijziging van de Wlz is nodig om gegevensuitwisseling tussen de NZa, Wlz-uitvoerders
en zorgaanbieders mogelijk te maken. Dat is van belang omdat het model van de integrale
vergelijking toeziet op het leren en verbeteren van de sector en dit alleen bereikt
kan worden als er transparantie is over de uitkomsten. Ook is deze transparantie noodzakelijk
voor zorgkantoren, zodat zij goede afspraken kunnen maken over de efficiencyopdracht
en deze ook kunnen vertalen naar een individuele prijsafspraak.
• Wijziging van de Wmg is nodig om het mogelijk te maken dat de NZa nieuwe tariefsoorten
(zoals minimum- of maximumtarieven respectievelijk bandbreedtetarieven) per aanbieder
kan bepalen. Deze nieuwe individuele tariefsoorten zijn nodig om rekening te kunnen
houden met de verschillende omstandigheden waaronder de zorgaanbieders zorg verlenen.
Het daadwerkelijk invoeren van dit model vergt een afzonderlijk besluit van mij, dat
op grond van de Wmg zal worden voorgehangen bij uw Kamer. Ik zal de voorbereidingen
voor deze wetswijzigingen in gang zetten. Gegeven de zorgvuldige ontwikkeling en implementatie
en de benodigde doorlooptijd van dit wetstraject verwacht ik dat de integrale vergelijking
vanaf 2022 stapsgewijs zijn effect op de tarieven kan hebben.
U treft in de bijlagen7 een afschrift van mijn reactie op de hiervoor genoemde verkenning van de NZa aan.
Ik heb de analyse van de NZa besproken in bestuurlijke overleggen met ZN en ActiZ.
Voor alle partijen is duidelijk dat de invoering van de integrale vergelijking een
ingrijpende wijziging van de bekostiging van de intramurale verpleeghuiszorg met zich
meebrengt. Om de efficiencyopdracht in te kunnen vullen en meer recht te doen aan
de verschillen tussen instellingen vind ik het noodzakelijk dat er een nieuw bekostigingsmodel
ontwikkeld wordt, waarbij er zoveel mogelijk recht gedaan wordt aan de verschillende
omstandigheden waarin verpleeghuizen opereren.
Omdat het een belangrijke wijziging betreft van de huidige systematiek, vind ik het
van belang dat de invoering hiervan zorgvuldig wordt voorbereid en afgestemd met alle
relevante partijen. Ik zal daarom de komende periode verschillende bestuurlijke overleggen
met NZa, ActiZ en ZN voeren om de voortgang te bespreken. Daarbij zullen tussentijdse
resultaten en nadere uitwerkingen worden getoetst aan een aantal beleidsmatige criteria
om te bepalen welke stappen gezet kunnen worden in de toepassing van de integrale
vergelijking in de bekostiging. Deze criteria heb ik opgenomen in de bijlage8 bij de brief aan de Nza. Deze bestuurlijke overleggen fungeren tevens als go/no go
momenten bij de besluitvorming van VWS richting de NZa. Ik zal uw Kamer hierover verder
informeren in de voortgangsrapportages van het programma «Thuis in het «Verpleeghuis».
Uit de bestuurlijke overleggen die ik tot op heden heb gevoerd, komt het volgende
beeld naar voren. ZN onderschrijft de doelen van de integrale vergelijking, maar staat
kritisch tegenover het advies van de NZa om individuele tarieven per aanbieder te
reguleren. ZN zou willen vasthouden aan uniforme landelijke maximumtarieven, waarbij
zij de uitkomsten van de integrale vergelijking als spiegelinformatie gebruiken om
tot een passende prijsafspraak met de zorgaanbieder te komen. ActiZ ondersteunt de
ambitie om de doelmatigheid van de verpleeghuiszorg te verbeteren, maar wil dat op
een andere manier invullen, zonder toepassing van de integrale vergelijking.
Ik vind het echter van groot belang dat ook in de tariefregulering wordt verdisconteerd
dat aanbieders opereren in verschillende omstandigheden en dat via deze regulering
de best presterende aanbieders de norm worden voor de anderen. Op deze manier kan
aan de efficiency-opdracht worden voldaan en het kwaliteitskader gerealiseerd binnen
de € 2,1 mld. De inzichten van NZa en CPB ondersteunen deze lijn.
Ik wil de komende periode samen met de NZa en de veldpartijen verder verkennen hoe
we invulling kunnen geven aan een zorgvuldig en verantwoord ontwikkel- en implementatieproces
van de integrale vergelijking voor de verpleeghuiszorg.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge
Indieners
-
Indiener
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport