Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 311 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten in verband met de invoering van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (Invoeringswet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen)
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
ARTIKEL V
ARTIKEL VI
ARTIKEL VII
ARTIKEL VIII
ARTIKEL IX
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet herziening tenuitvoerlegging
strafrechtelijke beslissingen, het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten
te wijzigen in verband met de invoering van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke
beslissingen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen wordt als volgt
gewijzigd:
A
Artikel I, onderdelen A en E, vervalt.
B
Artikel I, onderdeel C, wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel 36f, eerste lid, komt te luiden:
1. Voor de elektronische overdracht, bedoeld in artikel 36b, tweede lid, wordt een bericht
gezonden aan degene voor wie de gerechtelijke mededeling is bestemd.
2. Artikel 36i, eerste lid, onder d, vervalt, onder verlettering van onderdeel e tot
onderdeel d.
C
In artikel I, onderdeel H, wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie» vervangen
door «Onze Minister van Justitie en Veiligheid».
D
In artikel I, onderdeel L, wordt «achtste lid» vervangen door «negende lid».
E
In artikel I, onderdeel Z, wordt «vierde lid» vervangen door «vijfde lid».
F
Artikel I, onderdeel AA, vervalt.
G
Artikel I, onderdeel EE, komt te luiden:
EE
Aan artikel 491 wordt een derde lid toegevoegd, luidende:
3. Voor de veroordeelde die geen raadsman heeft, wijst het bestuur van de raad voor
rechtsbijstand een raadsman aan, indien de veroordeelde diens bijstand behoeft gelet
op de aard van een krachtens de artikelen 6:6:3 of 6:6:37, in verband met artikel
6:6:4, derde lid, af te nemen verhoor.
H
In artikel I, onderdeel MM, wordt «artikel 552ff» vervangen door «artikel 5.3.14».
I
In artikel I, onderdeel NN, komt artikel 531, tweede lid, eerste volzin, te luiden:
De kosten van het nakomen van een vordering tot het verstrekken van gegevens of tot
het medewerking verlenen aan het ontsleutelen van gegevens krachtens de artikelen
125k, 126m, 126n, 126na, 126nc tot en met 126ni, 126t, 126u, 126ua, 126uc tot en met
126ui, 126zg, 126zh, 126zi en 126zja tot en met 126zp kunnen de betrokkene uit ’s
Rijks kas worden vergoed.
J
In artikel I, onderdeel OOa, wordt «artikel 5:4:6, vierde lid, laatste volzin» vervangen
door «artikel 5.8.6, vierde lid».
K
Artikel I, onderdeel QQ, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan artikel 6:1:18, tweede lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien er
ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde, bedoeld in artikel
38z, eerste lid, aanhef en onder b en c, van het Wetboek van Strafrecht, wederom een
misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid
van het lichaam van een of meer personen of indien dit ter voorkoming van ernstig
belastend gedrag jegens slachtoffers of getuigen noodzakelijk is, kan de rechter,
op vordering van het openbaar ministerie, de proeftijd telkens met ten hoogste twee
jaren verlengen.
2. In artikel 6:1:24 wordt «de derde afdeling van titel X van het vierde boek» vervangen
door «Titel 3 van het Vijfde Boek».
3. In artikel 6:2:1 wordt «inrichting» telkens vervangen door «inrichting of instelling»
en wordt in het eerste lid «artikel 1 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking
gestelden» vervangen door «artikel 1.1 van de Wet forensische zorg».
4. Artikel 6:2:8 wordt als volgt gewijzigd:
a. Het eerste lid komt te luiden:
1. Een veroordeelde tot gevangenisstraf die wegens een psychische stoornis, psychogeriatrische
aandoening of verstandelijke handicap daarvoor in aanmerking komt, kan worden geplaatst
in een instelling voor verpleging van ter beschikking gestelden. In dat geval is artikel
6:2:16 van overeenkomstige toepassing.
b. Het derde lid komt te luiden:
3. De plaatsing, bedoeld in het eerste lid, gebeurt overeenkomstig de Wet forensische
zorg.
5. In de artikelen 6:2:9, tweede lid, en 6:2:12, eerste lid, onder a, wordt «de gebrekkige
ontwikkeling of psychische stoornis van zijn geestvermogens» vervangen door «een psychische
stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap».
6. In artikel 6:2:10, derde lid, onder c, wordt «artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000»
vervangen door «artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000».
7. In de artikelen 6:2:11 en 6:3:14 wordt «de reclassering» telkens vervangen door «de
reclasseringsinstelling».
8. In artikel 6:2:12, eerste lid, onder c, wordt «gebruik» vervangen door «gebruiker».
9. Artikel 6:2:15 vervalt.
10. Artikel 6:2:17 komt te luiden:
Artikel 6:2:17
1. Beëindiging door de rechter van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel
tot verpleging van overheidswege vindt niet plaats dan nadat de verpleging van overheidswege
gedurende minimaal een jaar voorwaardelijk beëindigd is geweest.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de rechter bij de beslissing de maatregel
van terbeschikkingstelling niet te verlengen met toepassing van artikel 2.3 van de
Wet forensische zorg een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:5, aanhef en onderdeel
a, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, dan wel een rechterlijke machtiging
voor opname en verblijf als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische
en verstandelijk gehandicapte cliënten afgeeft.
3. Een terbeschikkingstelling vervalt bij het onherroepelijk worden van een rechterlijke
uitspraak waarbij dezelfde persoon wederom ter beschikking wordt gesteld.
11. In artikel 6:2:18, zesde lid, komt de derde volzin te luiden: Indien de veroordeelde
geen raadsman heeft, geeft de voorzitter aan het bestuur van de raad voor rechtsbijstand
last tot aanwijzing van een raadsman.
12. In de artikelen 6:3:3, eerste lid, en 6:3:10, eerste lid, wordt «openbaar Ministerie»
vervangen door «openbaar ministerie».
13. Aan artikel 6:3:13, tweede lid, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. de tenuitvoerlegging van een straf of maatregel waarvan de rechter heeft gelast dat
deze geheel of gedeeltelijk niet ten uitvoer wordt gelegd.
14. Artikel 6:3:14 wordt als volgt gewijzigd:
a. Het eerste lid, onderdeel a, onder 6°, komt te luiden:
6°. de last tot terbeschikkingstelling;
b. In het eerste lid, onderdeel b, wordt na «betreffen» ingevoegd «of diens vrijheid
beperken».
c. In het tweede lid wordt «een andere aangewezen reclasseringsinstelling» vervangen
door «een andere aangewezen stichting, gecertificeerde instelling of reclasseringsinstelling».
d. In het vierde lid wordt «de veroordeelde» vervangen door «de verdachte of de veroordeelde».
15. Artikel 6:4:2 wordt als volgt gewijzigd:
a. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Betalingen door de veroordeelde aan de staat gedaan ter zake van een maatregel als
bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, worden geacht in de eerste
plaats te strekken tot voldoening van de hoofdsom, vervolgens tot de in rekening gebrachte
administratiekosten en ten slotte tot de krachtens het eerste en tweede lid ingetreden
verhogingen.
b. Onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
6. Betalingen door de veroordeelde aan de staat gedaan ter zake van een andere geldelijke
sanctie, worden geacht in de eerste plaats te strekken tot voldoening van de in rekening
gebrachte administratiekosten, vervolgens tot de krachtens het eerste of tweede lid
ingetreden verhogingen en ten slotte tot de geldelijke sanctie.
c. In het zevende lid (nieuw) wordt «aan het slachtoffer dat geen rechtspersoon is»
vervangen door «aan het slachtoffer of de personen genoemd in artikel 51f, tweede
lid».
16. In artikel 6:4:5 wordt in het eerste lid «artikel 94a, derde en vierde lid» vervangen
door «artikel 94a, vierde en vijfde lid» en wordt in het derde lid «de ambtenaar die
het dwangbevel heeft uitgevaardigd» vervangen door «de officier van justitie».
17. In de artikelen 6:4:12, eerste lid, onder c, en 6:4:16, eerste lid, wordt «artikel
126la» vervangen door «artikel 138g».
18. In artikel 6:4:15, eerste lid, wordt «artikel 126la» vervangen door «artikel 138h».
19. Artikel 6:6:3, derde lid, komt te luiden:
3. Indien niet blijkt dat de veroordeelde een raadsman heeft, en het openbaar ministerie
vordert dat de beslissing zal worden genomen, geeft het openbaar ministerie kennis
van deze vordering aan het bestuur van de raad voor rechtsbijstand dat voor de veroordeelde
een raadsman aanwijst. In geval van een beslissing die niet op vordering van het openbaar
ministerie zal worden genomen, geeft de rechter, indien niet blijkt dat de veroordeelde
een raadsman heeft, voorafgaand aan het onderzoek aan het bestuur van de raad voor
rechtsbijstand last tot aanwijzing van een raadsman. De artikelen 38, 43 tot en met
46 zijn van overeenkomstige toepassing.
20. In artikel 6:6:8, eerste lid, wordt «openbaar Ministerie» vervangen door «openbaar
ministerie».
21. Artikel 6:6:10 wordt als volgt gewijzigd:
a. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
i. In onderdeel c wordt na «voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege»
ingevoegd «, al dan niet onder wijziging, aanvulling of opheffing van een voorwaarde».
ii. Onderdeel f komt te luiden:
f. gedurende de looptijd van de terbeschikkingstelling: de tijdelijke opname van de ter
beschikking gestelde in een door de rechter aangewezen instelling voor de duur van
maximaal zeven weken;
b. Voor de tekst van het tweede lid wordt een volzin ingevoegd, luidende: De rechter
die de terbeschikkingstelling verlengt met een jaar of twee jaren kan tevens de verpleging
van overheidswege voorwaardelijk beëindigen.
c. Het derde lid komt te luiden:
3. Indien het proefverlof van een ter beschikking gestelde ten minste twaalf maanden
onafgebroken heeft voortgeduurd, zonder dat in deze periode de terbeschikkingstelling
is verlengd, wordt de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd.
d. Het vierde tot en met zesde lid vervallen.
e. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. De tijdelijke opname als bedoeld in het eerste lid, onder f, kan door de rechter-commissaris
op vordering van het openbaar ministerie met ten hoogste zeven weken worden verlengd.
De opname kan plaatsvinden zonder bereidverklaring van de ter beschikking gestelde.
22. Na artikel 6:6:10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 6:6:10a
1. De rechter kan in afwijking van artikel 6:2:17, eerste lid, ten aanzien van een vreemdeling
die geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland in de zin van artikel 8, onder a tot
en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000, de terbeschikkingstelling met verpleging
van overheidswege beëindigen onder de voorwaarde dat de vreemdeling niet naar Nederland
terugkeert.
2. De terbeschikkingstelling herleeft, indien de vreemdeling de voorwaarde niet naar
Nederland terug te keren, niet naleeft. In dat geval kan de rechter een last tot hervatting
van de verpleging van overheidswege geven. De termijn van de terbeschikkingstelling
begint te lopen op het tijdstip waarop de vreemdeling is aangehouden. Indien tussen
de datum van uitzetting van de veroordeelde en de datum van indiening van de vordering
door het openbaar ministerie een periode van drie jaar of meer is gelegen, is artikel
37a, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht van overeenkomstige toepassing.
3. De terbeschikkingstelling die op grond van het tweede lid is herleefd, eindigt van
rechtswege indien de officier van justitie een vordering als bedoeld in het tweede
lid heeft ingediend en de rechter deze heeft afgewezen.
23. Artikel 6:6:11 wordt als volgt gewijzigd:
a. Het vierde lid komt te luiden:
4. Zolang niet onherroepelijk is beslist, blijft de terbeschikkingstelling van kracht.
In het geval dat een vordering tot verlenging wordt toegewezen na de dag waarop de
terbeschikkingstelling door tijdsverloop zou zijn geëindigd indien geen vordering
tot verlenging was ingediend, gaat de nieuwe termijn niettemin op die dag in. Het
voorgaande is van overeenkomstige toepassing indien gelijktijdig met de vordering
tot verlenging van de terbeschikkingstelling, een vordering tot verlenging van de
voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege aanhangig is.
b. Het zevende lid vervalt, onder vernummering van het achtste tot en met tiende lid
tot zevende tot en met negende lid.
c. In het zevende lid (nieuw) wordt «het vijfde, zesde of zevende lid» vervangen door
«het vijfde of zesde lid of artikel 6:6:10, vierde lid».
24. In artikel 6:6:12 wordt «inrichting» telkens vervangen door «instelling», wordt in
het derde lid na «de totale duur van de terbeschikkingstelling» ingevoegd «met bevel
tot verpleging van overheidswege» en wordt in het derde lid «een periode van zes jaar
of van een veelvoud van zes jaar» vervangen door «een periode van vier jaar of van
een veelvoud van vier jaar».
25. Artikel 6:6:13 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid wordt «artikel 6:6:10» vervangen door «de artikelen 6:6:11 en 6:6:12»
en komt de tweede volzin te luiden: Voor de beslissingen als bedoeld in artikel 6:6:10
of bij een bevel tot voorlopige verpleging dan wel een bevel tot voorlopige hervatting
van de verpleging, vindt het onderzoek in elk geval plaats binnen een maand na ontvangst
van de vordering.
b. In het derde lid wordt «verhoor» vervangen door «gehoor».
c. In het vierde lid wordt «de gestelde termijn» vervangen door «een redelijke termijn».
26. Artikel 6:6:16, derde lid, komt te luiden:
3. De voorzitter kan, hangende de beslissing, de verpleging van overheidswege voorlopig
beëindigen of de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders
beëindigen wanneer de vordering tot verlenging of de vordering tot voortzetting door
de rechtbank is afgewezen.
27. In de artikelen 6:6:20, derde lid, en 6:6:21, vijfde lid, wordt «De artikelen 40
en 191» vervangen door «De artikelen 39 en 191».
28. Na artikel 6:6:23 worden zes artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 6:6:23a
1. De maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking kan niet ten
uitvoer worden gelegd, tenzij het openbaar ministerie een vordering tot tenuitvoerlegging
indient bij de rechter die in eerste aanleg heeft kennisgenomen van het misdrijf ter
zake waarvan de maatregel is opgelegd.
2. De vordering moet worden ingediend uiterlijk dertig dagen voor de beëindiging van
de terbeschikkingstelling dan wel dertig dagen voor ommekomst van de termijn, bedoeld
in artikel 6:1:18, dan wel dertig dagen voordat de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf
wordt beëindigd. Het openbaar ministerie is in een later ingediende vordering niettemin
ontvankelijk indien het aannemelijk maakt dat de grond, bedoeld in artikel 6:6:23b,
eerste lid, zich eerst nadien heeft voorgedaan.
3. Bij de vordering legt het openbaar ministerie een recent opgemaakt, met redenen omkleed
en ondertekend advies over van een reclasseringsinstelling. Indien de gevorderde voorwaarde
betrekking heeft op behandeling of opname in een zorginstelling, wordt tevens een
medische verklaring overgelegd waaruit de noodzaak van behandeling of opname blijkt.
4. Indien de vordering achterwege blijft, vervalt de maatregel van rechtswege op het
moment van beëindiging van de terbeschikkingstelling dan wel bij ommekomst van de
termijn, bedoeld in artikel 6:1:18, dan wel indien voorwaardelijke invrijheidstelling
niet heeft plaatsgevonden op het moment dat de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf
wordt beëindigd.
Artikel 6:6:23b
1. De rechter kan de tenuitvoerlegging van de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding
of vrijheidsbeperking gelasten indien:
a. er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf
zal begaan waarvoor de rechter een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of
vrijheidsbeperking kan opleggen; of
b. dit noodzakelijk is ter voorkoming van ernstig belastend gedrag jegens slachtoffers
of getuigen.
2. De rechter kan bij de last één of meer van de volgende voorwaarden opnemen:
a. een verbod op het gebruik van verdovende middelen of alcohol en de verplichting ten
behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
b. opneming van de veroordeelde in een zorginstelling;
c. een verplichting zich onder behandeling te stellen van een deskundige of zorginstelling;
d. het verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
e. het deelnemen aan een gedragsinterventie;
f. een verbod vrijwilligerswerk van een bepaalde aard te verrichten;
g. andere voorwaarden, het gedrag van de veroordeelde betreffende;
h. een verbod zich op of in de directe omgeving van een bepaalde locatie te bevinden;
i. een verbod contact te leggen of te laten leggen met bepaalde personen of instellingen;
j. een verplichting op bepaalde tijdstippen of gedurende een bepaalde periode op een
bepaalde locatie aanwezig te zijn;
k. een verplichting zich op bepaalde tijdstippen te melden bij een bepaalde instantie;
l. een beperking van het recht om Nederland te verlaten;
m. een verbod zich te vestigen in een bepaald gebied;
n. de plicht te verhuizen uit een bepaald gebied.
3. Indien de rechter een bijzondere voorwaarde opneemt, zijn daaraan van rechtswege
de voorwaarden verbonden dat de veroordeelde:
a. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen
van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1
van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
b. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 6:3:14, de
medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
4. Aan de voorwaarden, bedoeld in het tweede lid, kan elektronisch toezicht worden verbonden.
5. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten voor een periode van twee, drie, vier
of vijf jaren. De termijn vangt aan op de dag waarop de rechter de tenuitvoerlegging
heeft gelast.
6. Bij de tenuitvoerlegging zijn artikel 38w van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen
537, 6:3:15, 6:6:3, 6:6:4, 6:6:20, 6:6:21 en 6:6:22 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 6:6:23c
1. De termijn van de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking
kan telkens op vordering van het openbaar ministerie met twee, drie, vier of vijf
jaren worden verlengd indien:
a. er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf
zal begaan waarvoor de rechter een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of
vrijheidsbeperking kan opleggen; of
b. dit noodzakelijk is ter voorkoming van ernstig belastend gedrag jegens slachtoffers
of getuigen.
2. De vordering moet uiterlijk dertig dagen voor het tijdstip waarop de maatregel door
tijdsverloop zal eindigen worden ingediend bij de rechter, bedoeld in artikel 6:6:23a,
eerste lid. Het openbaar ministerie is in een later ingediende vordering niettemin
ontvankelijk indien het aannemelijk maakt dat de grond, bedoeld in het eerste lid,
zich eerst nadien heeft voorgedaan.
3. Bij de vordering legt de officier van justitie een recent opgemaakt, met redenen
omkleed en ondertekend advies over van een reclasseringsinstelling. Indien de gevorderde
voorwaarde betrekking heeft op behandeling of opname in een zorginstelling, wordt
tevens een medische verklaring overgelegd waaruit de noodzaak van die behandeling
of opname blijkt.
4. De termijn loopt niet gedurende de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid
is ontnomen en gedurende de tijd dat hij uit zodanige vrijheidsontneming ongeoorloofd
afwezig was.
Artikel 6:6:23d
De maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking of de voorwaarden
daarbij kunnen door de rechter, bedoeld in artikel 6:6:23a, eerste lid, ambtshalve,
op verzoek van de veroordeelde of op vordering van het openbaar ministerie worden
gewijzigd of opgeheven.
Artikel 6:6:23e
1. De maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking vervalt bij
het onherroepelijk worden van een rechterlijke uitspraak waarbij:
a. dezelfde persoon ter beschikking wordt gesteld; of
b. dezelfde persoon wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf en in de rechterlijke uitspraak
een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking is opgelegd.
2. Indien de maatregel van rechtswege eindigt, wordt dit zo spoedig mogelijk ter kennis
gebracht aan de betrokkene.
Artikel 6:6:23f
1. Het openbaar ministerie en degene die is veroordeeld tot een maatregel strekkende
tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking kunnen binnen veertien dagen na de beslissing
van de rechter beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden tegen:
a. de beslissing tot tenuitvoerlegging van de maatregel;
b. de beslissing tot verlenging van de termijn van de maatregel; en
c. de beslissing tot opheffing of wijziging van de maatregel of de voorwaarden daarbij.
2. De artikelen 409, eerste lid, 410, 449, eerste lid, 450 tot en met 454, 455, eerste
lid, 6:6:3, derde en vierde lid, 6:6:16, eerste en tweede lid, en 6:6:17 zijn van
overeenkomstige toepassing.
3. De beslissingen, bedoeld in het eerste lid, zijn dadelijk uitvoerbaar. De dadelijke
uitvoerbaarheid kan door de rechter die kennisneemt van het beroep ambtshalve, op
verzoek van de veroordeelde of op vordering van het openbaar ministerie worden opgeheven.
L
In artikel II, onderdeel C, onder 1, wordt «de reclassering» telkens vervangen door
«de reclasseringsinstelling».
M
Artikel II, onderdeel DD, vervalt.
N
In artikel II, onderdeel KK, wordt in artikel 77, eerste lid, «de derde afdeling van
titel X van het vierde boek van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door «Titel
3 van het Vijfde Boek van het Wetboek van Strafvordering».
O
Artikel II, onderdeel MM, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel 1 wordt «artikel 14c, vijfde lid» vervangen door «artikel 14c, zesde
lid».
2. Onderdeel 2 komt te luiden:
2. In het tweede lid vervallen de laatste drie volzinnen.
P
Artikel II, onderdeel GGG, vervalt.
Q
Artikel VIII wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel A komt te luiden:
A
In artikel 1, onderdeel i, wordt «artikel 37b of 38c van het Wetboek van Strafrecht»
vervangen door «artikel 37b van het Wetboek van Strafrecht of artikel 6:6:10, eerste
lid, van het Wetboek van Strafvordering».
2. Onderdelen B en C vervallen.
R
In artikel X, onderdeel A, komt het eerste lid te luiden:
1. In het eerste lid komt de definitie van «openbaar ministerie» als volgt te luiden:
openbaar ministerie:
het openbaar ministerie dat de voor tenuitvoerlegging vatbare rechterlijke beslissing,
waarop het verzoek om gratie betrekking heeft, heeft verstrekt aan Onze Minister;
S
In artikel XIII wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie» vervangen door «Onze
Minister van Justitie en Veiligheid».
T
In artikel XIV wordt «artikel 6:1:10 van het Wetboek van Strafvordering» vervangen
door «artikel 6:1:12 van het Wetboek van Strafvordering».
U
Artikel XXI komt te luiden:
ARTIKEL XXI
Artikel 5, vijfde lid, eerste volzin, van de Uitvoeringswet Speciale Kamers Kosovo
komt te luiden: De artikelen 29, 29f, 30, eerste lid, eerste volzin, en tweede lid,
32, 33, eerste en tweede lid, 41 tot en met 47 – met uitzondering van de verwijzing
in artikel 47, derde lid, naar artikel 552d, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering
– en 52 tot en met 60 van de Uitleveringswet zijn van overeenkomstige toepassing.
V
Artikel XXIII wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «A» geplaatst.
2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
B
In artikel 106, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 wordt «De artikelen 90 en
93 van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: De artikelen 534 en 536 van
het Wetboek van Strafvordering.
W
Artikel XXIV, onderdeel B, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «6:1:16, tweede lid» vervangen door «6:1:16, derde lid».
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
3. Het vierde lid komt te luiden:
4. De houder van een rijbewijs is, tenzij het is ingevorderd en niet is teruggegeven,
verplicht dat rijbewijs in te leveren op de plaats genoemd in het schrijven, bedoeld
in het derde lid, uiterlijk op het tijdstip van ingang van de ontzegging.
4. In het vijfde lid wordt «De officier van justitie geleidt in deze gevallen» vervangen
door «Degene bij wie het rijbewijs is ingeleverd geleidt in deze gevallen» en wordt
«geleidt de officier van justitie» vervangen door «geleidt degene bij wie het rijbewijs
is ingeleverd».
X
Artikel XXVIII, onderdeel B, komt te luiden:
B
In artikel 8, tweede lid, wordt «artikel 38c van het Wetboek van Strafrecht» vervangen
door «artikel 38c van het Wetboek van Strafrecht of artikel 6:6:10 van het Wetboek
van Strafvordering».
Y
Artikel XXIX komt te luiden:
ARTIKEL XXIX
In artikel 13 van de Wet internationale misdrijven wordt «De artikelen 76 en 77d,
derde lid, van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door «Artikel 6:1:22 van het
Wetboek van Strafvordering en artikel 77d, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht».
Z
In artikel XXX, onderdeel B, wordt «artikel 6:1:16, tweede lid» vervangen door «artikel
6:1:16, derde lid».
AA
Artikel XXXII komt te luiden:
ARTIKEL XXXII
Artikel 68, derde lid, tweede volzin, van de Wet op de beroepen in de individuele
gezondheidszorg komt te luiden: Artikel 6:1:5 van het Wetboek van Strafvordering is
van overeenkomstige toepassing.
BB
Artikel XXXIV vervalt.
CC
In artikel XXXIX worden na onderdeel Da twee onderdelen ingevoegd, luidende:
Db
In artikel 51 vervalt «, met de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing
belast,» en wordt «onder overlegging van het voor tenuitvoerlegging vatbare vonnis
of arrest en eventuele andere met het oog op de tenuitvoerlegging van belang zijnde
stukken» vervangen door «onder overlegging van eventuele met het oog op de tenuitvoerlegging
van belang zijnde stukken».
Dc
In artikel 56 vervalt «met de tenuitvoerlegging belast».
DD
In artikel XLI, onderdeel A, onder 3, wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie»
vervangen door «Onze Minister van Justitie en Veiligheid».
EE
In artikel XLI, onderdeel F, onder 1, wordt na «6:1:2,» ingevoegd «6:1:9,».
FF
Artikel XLI, onderdeel L, komt te luiden:
L
1. Het eerste lid, onder a, komt te luiden:
a. strekt tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk
verkregen voordeel, wordt de beslissing ten uitvoer gelegd overeenkomstig de artikelen
6:1:9, 6:4:9, eerste lid, en 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering, met dien verstande
dat de rechtbank Noord-Nederland bevoegd is de vordering te behandelen tot het toepassen
van het dwangmiddel gijzeling en daarbij artikel 36f, vijfde lid, van het Wetboek
van Strafrecht van overeenkomstige toepassing is;
2. In het eerste lid, onder b, wordt «de artikelen 577 en 577a» vervangen door «artikel
6:5:1».
3. In het tweede lid wordt «de artikelen 561, 572, 573, eerste en tweede lid, en 574
tot en met 576» vervangen door «de artikelen 6:1:1, 6:1:2, 6:1:9, 6:4:1 tot en met
6:4:6 en 6:4:8».
GG
Artikel XLI, onderdeel J, onder 3, komt te luiden:
3. In het zevende lid wordt «Artikel 564 van het Wetboek van Strafvordering is» vervangen
door «De artikelen 6:1:6 en 6:1:15 van het Wetboek van Strafvordering zijn».
HH
Artikel XLIV komt te luiden:
ARTIKEL XLIV
De wijziging van artikel 136 van het Wetboek van Strafvordering is niet van toepassing
op beslissingen die zijn genomen voor het tijdstip waarop artikel I, onderdeel I,
van deze wet in werking treedt.
II
Na artikel XLIV wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL XLIVA
1. De wijzigingen van de artikelen 36e en 36f van het Wetboek van Strafrecht hebben
geen gevolgen voor de toepassing van een lijfsdwang of vervangende hechtenis die door
de rechter is bepaald voor het tijdstip waarop artikel II, onderdelen W en X, van
deze wet in werking treden.
2. Een lijfsdwang of vervangende hechtenis, bedoeld in het eerste lid, wordt toegepast
met inachtneming van de daarop betrekking hebbende artikelen zoals die luidden voor
de inwerkingtreding van deze wet, met dien verstande dat de artikelen 6:4:20, vierde
lid, tweede volzin en 6:6:25, zevende lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering
van overeenkomstige toepassing zijn.
JJ
Artikel XLV, onderdeel B, komt te luiden:
B
In artikel I wordt na onderdeel Ga een onderdeel ingevoegd, luidende:
Gb
In artikel 126e, derde lid, wordt «Artikel 36a» vervangen door «Artikel 36a, tweede
lid,».
ARTIKEL II
Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 126jj, derde lid, onder b, wordt «artikel 564» vervangen door «artikel
6:1:6».
B
In artikel 5.3.14 wordt «de artikelen 52 tot en met 93» vervangen voor «de artikelen
52 tot en met 88 en 533 tot en met 536».
ARTIKEL III
Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 37a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of
goederen dat eist, kan de rechter gelasten dat een verdachte ter beschikking wordt
gesteld indien hij tot het oordeel komt dat:
1°. bij de verdachte tijdens het begaan van het feit gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke
stoornis van de geestvermogens bestond; en
2°. het door hem begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een
gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld dan wel behoort tot een van de misdrijven
omschreven in de artikelen 132, 285, eerste lid, 285b, en 395 van het Wetboek van
Strafrecht, 175, tweede lid, onderdeel b, of derde lid in verbinding met het eerste
lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994, en 11, tweede lid, van de Opiumwet.
2. In het tweede lid wordt «bevindt» vervangen door «oordeelt».
3. In het derde lid wordt «De rechter geeft een last als bedoeld in het eerste lid,
slechts nadat hij zich» vervangen door «Ten behoeve van het oordeel, bedoeld in het
eerste lid, doet de rechter» en vervalt «heeft doen».
4. Aan het derde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over dit advies.
5. Het achtste lid vervalt.
6. Onder vernummering van het vijfde tot en met zevende lid tot zesde tot en met achtste
lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
5. Bij het geven van een last als bedoeld in het eerste lid neemt de rechter in aanmerking
de inhoud van de overige adviezen en rapporten die over de persoonlijkheid van de
verdachte zijn uitgebracht, alsmede de ernst van het begane feit of de veelvuldigheid
van voorafgegane veroordelingen wegens misdrijf.
7. In het zevende lid (nieuw) wordt «achtste lid» vervangen door «vijfde lid».
B
De artikelen 38aa tot en met 38ag vervallen.
ARTIKEL IV
In artikel 3, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet wordt «artikel 5, vierde
lid, onder b, c en h» vervangen door «artikel 5, vierde lid, onder b, c en i».
ARTIKEL V
In artikel 35b, vierde lid, van de Scheepvaartverkeerswet wordt «de artikelen 587
en 588 van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door «de artikelen 36d en 36e
van het Wetboek van Strafvordering».
ARTIKEL VI
Indien artikel XIX van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet (Stb. 2017, 110):
a. in werking treedt voor of op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel QQ, van de Wet
herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen in werking treedt, wordt
in artikel I, onderdeel QQ, van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke
beslissingen in artikel 6:4:6, vijfde lid, na «artikelen 475a tot en met 475g» ingevoegd
«en 475i, tweede tot en met vijfde lid,».
b. later in werking treedt dan artikel I, onderdeel QQ, van de Wet herziening tenuitvoerlegging
strafrechtelijke beslissingen, wordt in artikel XIX van de Wet vereenvoudiging beslagvrije
voet (Stb. 2017, 110) «artikel 576, vijfde lid» vervangen door «artikel 6:4:6, vijfde lid».
ARTIKEL VII
1. Indien de artikelen 14:25 en 14:26 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
(Stb. 2018, 37) in werking treden voor of op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel KK, van de
Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen in werking treedt,
wordt artikel I, onderdeel QQ, van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke
beslissingen als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 6:6:13 wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Indien de rechter toepassing van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg overweegt
en hij het voor de vorming van zijn eindoordeel noodzakelijk acht zich nader te doen
voorlichten omtrent de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de terugkeer van de
ter beschikking gestelde in het maatschappelijk verkeer zou geschieden, kan hij zijn
beslissing voor ten hoogste drie maanden aanhouden.
B
In artikel 6:6:32, zevende lid, wordt «een rechterlijke machtiging op grond van de
Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen» vervangen door «een rechterlijke
machtiging op grond van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte
cliënten of een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of een zorgmachtiging
op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg».
2. Indien de artikelen 14:25 en 14:26 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
(Stb. 2018, 37) later in werking treden dan artikel I, onderdeel KK, van de Wet herziening tenuitvoerlegging
strafrechtelijke beslissingen, wordt de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
(Stb. 2018, 37) als volgt gewijzigd:
A
Artikel 14:25, onderdeel D, vervalt.
B
Artikel 14:26, onderdeel E, komt te luiden:
E
Aan artikel 6:6:13 wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Indien de rechter toepassing van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg overweegt
en hij het voor de vorming van zijn eindoordeel noodzakelijk acht zich nader te doen
voorlichten omtrent de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de terugkeer van de
ter beschikking gestelde in het maatschappelijk verkeer zou geschieden, kan hij zijn
beslissing voor ten hoogste drie maanden aanhouden.
C
Aan artikel 14:26 wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
H
In artikel 6:6:32, zevende lid, wordt «een rechterlijke machtiging op grond van de
Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen» vervangen door «een rechterlijke
machtiging op grond van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte
cliënten of een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of een zorgmachtiging
op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg».
ARTIKEL VIII
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
ARTIKEL IX
Deze wet wordt aangehaald als: Invoeringswet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke
beslissingen.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Rechtsbescherming,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.