Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 310 Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met het verzamelen en verspreiden van studiekeuze-informatie en het doen van onderzoek naar studenttevredenheid op het terrein van het hoger onderwijs
ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WET OP HET HOGER ONDERWIJS EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
ARTIKEL II. INWERKINGTREDING
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat objectieve, betrouwbare
en vergelijkbare studiekeuze-informatie wordt verzameld en verspreid en onderzoek
wordt gedaan naar studenttevredenheid en -betrokkenheid en daartoe enquêtes worden
afgenomen onder studenten;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WET OP HET HOGER ONDERWIJS EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 7.15 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 7.15a. Studiekeuze-informatie en onderzoek naar studenttevredenheid
1. Onze Minister wijst een rechtspersoon aan die op het terrein van het hoger onderwijs
tot taak heeft het verzamelen en kosteloos verspreiden van objectieve, betrouwbare
en vergelijkbare studiekeuze-informatie en het doen van onderzoek naar studenttevredenheid
en -betrokkenheid.
2. De rechtspersoon neemt in verband met zijn taak enquêtes af onder studenten.
3. Onze Minister trekt de aanwijzing in ieder geval in indien de rechtspersoon niet
langer:
a. zijn taak naar behoren uitoefent;
b. voldoet aan hetgeen bij of krachtens de Comptabiliteitswet 2016 is bepaald;
c. voldoet aan in de aanwijzing gestelde eisen met betrekking tot toezicht en verantwoording;
of
d. het overleg, bedoeld in het vierde lid, in voldoende mate pleegt.
4. De rechtspersoon pleegt over de uitoefening van haar taak geregeld overleg met de
vertegenwoordiging van de instellingen voor hoger onderwijs en met de daarvoor in
aanmerking komende belangenorganisaties van studenten.
5. Ten behoeve van de enquêtes, bedoeld in het tweede lid, worden aan de rechtspersoon
gegevens verstrekt door het instellingsbestuur:
a. van een bekostigde instelling, bedoeld in artikel 1.8, eerste lid; en
b. van een rechtspersoon voor hoger onderwijs, voor zover dit instellingsbestuur met
een of meer opleidingen wenst deel te nemen aan de enquêtes.
6. Bij ministeriële regeling worden de gegevens, bedoeld in het vijfde lid, vastgesteld
en kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van het vijfde lid.
B
In artikel 7.15a (nieuw), zesde lid, wordt «Bij ministeriële regeling» vervangen door
«Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur».
ARTIKEL II. INWERKINGTREDING
1. Artikel I, onderdeel A, van deze wet treedt in werking met ingang van 1 april 2020.
Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 april
2020, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het
Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.
2. Artikel I, onderdeel B, van deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit
te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.