Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de inzet van sectorplannen voor fundamenteel onderzoek (Kamerstuk 29338-206)
2019D40048 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 10 juli 2019 over de inzet van sectorplannen
voor fundamenteel onderzoek (Kamerstuk 29 338, nr. 206).
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, La Rocca
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
• Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
• Inbreng van de leden van de CDA-fractie
2
• Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
2
II
Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
3
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het besluit om de € 18 miljoen
bestemd voor bèta/techniek in zijn geheel beschikbaar te stellen voor bèta/techniek
aan de algemene universiteiten. Hierover hebben zij nog enkele vragen.
Deze leden vragen de Minister hoe zij waarborgt dat dit geld ook daadwerkelijk wordt
besteed aan bèta/techniek. Klopt het dat het aan universiteiten zelf is om te kiezen
hoe zij deze middelen inzetten? In hoeverre is het oormerk voor bèta/techniek afdwingbaar
jegens de algemene universiteiten, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van
de Minister van onderwijs, cultuur en wetenschap d.d. 10 juli 2019 inzake de inzet
van de sectorplanmiddelen. Hierover hebben zij nog een enkele vraag.
De leden van deze fractie vragen de Minister hoe deze gaat borgen dat met het herverdelen
van de bèta/techniek-middelen richting algemene universiteiten deze middelen beschikbaar
blijven voor het sectorplan bèta en techniek, en niet in de lumpsum verdwijnen waardoor
instellingen deze middelen ook aan andere zaken zouden kunnen besteden.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
brief van de Minister betreffende de inzet van middelen voor de sectorplannen voor
fundamenteel onderzoek. Zij zijn verheugd dat het kabinet gehoor heeft gegeven aan
de oproep die zowel de commissie-Van Rijn als zijzelf hebben gedaan om de sectorplanmiddelen,
die aanvankelijk via de tweede geldstroom in competitie zouden worden verdeeld, nu
over te hevelen naar de eerste geldstroom. Op deze manier kunnen middelen, tijd en
aandacht effectiever ingezet worden op fundamenteel onderzoek. Deze leden hebben nog
wel enkele vragen over verdere in de brief genoemde punten, die hieronder nader uiteengezet
worden.
De leden van deze fractie horen uit het veld algemene instemming met betrekking tot
deze investeringen van het kabinet. Ook daar wordt de overheveling van de tweede naar
de eerste geldstroom als positief gezien. Wel zijn er nog vragen met betrekking tot
de invulling van die eerste geldstroom. Hoewel het belang van thematisch onderzoek
onderschreven wordt, is er wel de reële angst dat het nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek
hierdoor in het gedrang komt. Kan de Minister borgen dat ook het vrije onderzoek een
plek behoudt bij de hernieuwde invulling van thema’s in de sectorplannen? Op welke
manier kan dit concreet ingevuld worden? En hoe zorgt de Minister ervoor dat het vrije
onderzoek ook in de toekomst zijn plek behoudt?
Zoals gezegd, zijn de leden van deze fractie blij met de inzet van € 60 miljoen aan
eerstegeldstroommiddelen voor de sectorplannen. Deze leden zien echter wel een grote
discrepantie in de verhouding van toekenning: € 51,4 miljoen voor bèta/techniek enerzijds
en € 8,6 miljoen voor sociale en geesteswetenschappen anderzijds. Dat betekent dat
bijna 90% van de beschikbare middelen ingezet wordt op bèta/techniek. Deze leden begrijpen
en ondersteunen de wens om de bèta/techniek-sector verder te versterken. Zij zien
hier echter wel een erg grote discrepantie tussen het ene onderzoeksveld en het andere.
Kan de Minister uitleggen waarom voor deze specifieke verhouding is gekozen? Welke
rekenmodellen en beleidsstandpunten liggen aan deze verhouding ten grondslag?
Uiteraard kunnen deze leden zich tevens vinden in het versterken van de positie van
de wetenschappelijke staf. De leden vragen zich af of de Minister kan schetsen hoe
deze versterking er concreet uit zal zien. Is de verwachting dat dit zich zal uiten
in minder flexcontracten, verlaging van de werkdruk en versterking van de medezeggenschap
van de meer kwetsbaren onder de wetenschappelijke staf, zoals postdocs? En kan de
Minister aangeven op welke manier precies deze sectorplannen proberen bij te dragen
aan de diversiteit van de wetenschappelijke staf?
Verder zijn er schattingen dat de uitkomsten van de commissies sectorplannen plus
de herverdelingsplannen van de commissie-Van Rijn in totaal zo’n 1.200 fte’s zullen
opleveren. In principe mooi nieuws, maar kan de Minister ook aangeven waar de invulling
van dat grote aantal fte’s gevonden zal gaan worden, juist gezien de huidige tekorten
in de bèta- en technieksector? Zijn er plannen om bijvoorbeeld ook (tijdelijk) internationaal talent aan te trekken? En zo ja, waar kan dit gevonden worden?
De leden van deze fractie steunen het afwikkelen van de call in het kader van de Digitale
SSH1. Zij zijn echter benieuwd hoe de onder andere door hen ingediende motie over voldoende
aandacht voor de geesteswetenschappen2 hierin uitgewerkt is. Hoe is de Digitale SSH verenigd met de doelstelling van deze
motie tot bescherming van de richtingen die van hoge kwaliteit zijn maar een kwetsbare
omvang hebben? Tot slot vragen deze leden hoe de Minister er concreet voor gaat zorgen
dat er bij de overheveling van de middelen voldoende aandacht blijft voor de geesteswetenschappen.
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
R. la Rocca, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.