Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over Internationale rechtsorde in het digitale domein (Kamerstuk 33694-47)
2019D38925 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken hebben de onderstaande fracties
de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Buitenlandse
Zaken over de Kamerbrief over de internationale rechtsorde in het digitale domein d.d. 5 juli 2019 (Kamerstuk 33 694, nr. 47).
De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra
De adjunct-griffier van de commissie, Konings
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
5
II
Antwoord/Reactie van de Minister
5
III
Volledige agenda
5
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Kamerbrief
over de internationale rechtsorde in het digitale domein. Wel hebben deze leden nog
enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister wat de stand van zaken is met betrekking
tot het cybersanctieregime waarover recent een akkoord is bereikt. Wanneer kunnen
deze leden de implementatie van dit regime verwachten?
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister verder welke plek het Tallinn Manuel,
of diens opvolger, binnen de internationale gemeenschap, en de NAVO in het bijzonder,
heeft gekregen. Hoe kijkt de Minister naar de ontwikkelingen, anders dan de conclusies?
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister tot slot welk beleid de NAVO op dit
moment hanteert ten aanzien van de toepassing van artikel 5 van het NAVO-Handvest
op een cyberaanval door een statelijke dan wel niet-statelijk actor.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van de brief
over de internationale rechtsorde in het digitale domein. Deze leden danken de Minister
voor deze uitgebreide en heldere uiteenzetting van de dilemma’s van de toepassing
van het internationaal recht in het digitale domein. Zij hebben nog enkele vragen
en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat de Minister een leidende rol wil spelen
bij het toepassen en versterken van een internationaal normatief kader voor de regulering
van cyberoperaties tussen staten. Zeker omdat er momenteel onvoldoende internationale
overeenstemming is over de internationale normen en waarden die gelden in het digitale
domein. Deze leden constateren dat er sprake is van een grote hoeveelheid cyberaanvallen
tussen staten met verschillende doeleinden, van economische spionage tot pogingen
tot sabotage van vitale infrastructuur. Deelt de Minister de mening dat deze ontwikkeling
van steeds meer en ingrijpendere digitale aanvallen tussen staten een onwenselijke
ontwikkeling is en dat Nederland gebaat is bij een goed functionerende internationale
rechtsorde die zorgt voor voorspelbaarheid, stabiliteit en conflictpreventie?
De leden van de D66-fractie delen de mening dat het bereiken van overeenstemming over
internationale normen en waarden bij kunnen dragen aan die stabiliteit, net als het
belangrijke initiatief van een cybersanctieregime. In dat kader is attributie, oftewel
de toerekening van een cyberaanval aan een staat of andere actoren, een zeer lastige
zaak is vanwege de vele mogelijkheden om de herkomst van een cyberaanval te verhullen
en omdat niet veel staten de middelen hebben om goed attributieonderzoek te doen.
Deze leden menen dat een internationale attributie organisatie zou kunnen helpen om
internationale attributie van cyberaanvallen te verbeteren. Net zoals de Organisatie
voor het verbod op chemische wapens (OPCW) onderzoek doet naar de herkomst van chemische
aanvallen zou deze organisatie onderzoek kunnen doen naar de herkomst van grote cyberaanvallen
zoals Wannacry of notPetya. Is de Minister dit met de leden van de D66-fractie eens
en is de Minister bereid hiervoor in zowel EU- als VN-verband te pleiten?
De leden van de D66-fractie zijn verheugd met het feit dat de Minister het toenemende
belang van het internet voor mensenrechten en de noodzaak van een veilig, open en
vrij internet onderstreept en zich hier internationaal voor inzet. Belangrijk onderdeel
hierin is tevens de afspraak in het regeerakkoord om als Nederlandse overheid geen
hacksoftware in te kopen die tevens aan schimmige regimes verkocht wordt om hun onderdanen
en activisten te onderdrukken. In het kader van mensenrechten en de manier waarop
digitale technologie ingezet kan worden om mensen te onderdrukken, willen deze leden
de Minister graag wijzen op de Saoedische app «Absher». Deze app wordt gebruikt om
vrouwen te onderdrukken in Saoedi-Arabië. Via de app kunnen mannelijke gebruikers
de informatie van hun familieleden registreren, en toestemming geven of intrekken
om te reizen. Ook krijgen mannen een notificatie als een van de geregistreerde paspoorten
wordt gebruikt. Deze app is ook veroordeeld door mensenrechtenorganisaties als Human
Rights Watch en Amnesty International. Is de Minister bereid Google en Apple aan te
spreken op hun verantwoordelijkheid met betrekking tot Absher en deze bedrijven ertoe
te bewegen de app te verwijderen uit respectievelijk de Google Play Store en de App
Store? Is de Minister tevens bereid zich hiervoor in EU- en VN-verband in te zetten?
De leden van de D66-fractie zijn tot slot van mening dat goede versleuteling van communicatie
wereldwijd van groot belang is. Niet alleen vanuit mensenrechtenbelangen, maar ook
vanuit economisch belang. Tegelijkertijd zijn veel belangrijke versleutelingsprojecten,
zoals OpenSSl (en tal van forks), Let’s Encrypt en Signal van essentieel belang voor
een veilig, open en vrij internet. Op wat voor manier ondersteunt de Minister dergelijke
projecten? In 2017 is het amendement van het lid Verhoeven aangenomen om geld te investeren
in dergelijke projecten (Kamerstuk 34 775-VI, nr. 36). Op wat voor manier is vervolg gegeven aan dit amendement?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige brief en
de bijgevoegde uiteenzetting over internationaalrechtelijke regels in het digitale
domein. Deze leden zijn positief over het streven van de Minister om internationale
afspraken over gedragsnormen in het cyberdomein tot stand te brengen en over het instellen
van het EU-cybersanctieregime op Nederlands initiatief.
De Minister geeft aan te streven naar het ontwikkelen van internationale afspraken
over vrijwillige, niet-bindende gedragsnormen voor staten in het digitale domein. De leden van de GroenLinks-fractie
vragen waarom de Minister niet een ambitieuzer doel voor ogen heeft, zoals een internationaal
cyberverdrag dat wél juridisch-bindend is. Ziet de Minister een kans voor een bindend
internationaal cyberverdrag op kleinere schaal – zoals binnen de G7? Zo nee, waarom
niet? Kan de Minister zich binnen de United Nations Group of Governmental Experts
verder inzetten voor internationale bindende afspraken, toegespitst op cyberaanvallen?
Is Nederland voorstander van internationale regels voor de handel van cyberwapens?
De Minister hecht groot belang aan betrokkenheid vanuit het bedrijfsleven en maatschappelijk
middenveld. De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister op welke wijze het
bedrijfsleven betrokken wordt in het versterken van de internationale rechtsorde in
het cyberdomein. Wordt het bedrijfsleven ook aangesproken op de verantwoordelijkheid
die het heeft in het beschermen van de mensenrechten (zoals het recht op privacy)
in het cyberdomein?
In de brief lezen de leden van de GroenLinks-fractie over de rol van diplomatieke
en politieke druk als reactie op cyberaanvallen. Kan de Minister een overzicht geven
van Nederlands diplomatiek optreden tegen ongewenste statelijke cyberoperaties in
de afgelopen vijf jaar?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister of de instrumenten van het nieuwe
cybersanctieregime van de EU al zijn ingezet. Is het regime bijvoorbeeld ingezet bij
de grootschalige verspreiding van nepnieuws via sociale media door Russische «trollen»
met het doel de recente Europese Parlementsverkiezingen te beïnvloeden?1
Daarnaast zouden de leden van de GroenLinks-fractie graag de Minister vragen hoe hij
zich in NAVO-verband zal inzetten om vijandige cyberoperaties te weren. De Minister
geeft aan zich daarvoor «in bondgenootschappelijk verband» sterk te maken. Deze leden
horen graag wat dit precies inhoudt. Is er in NAVO-verband consensus over de toepassing
van internationaal recht in het cyberdomein? Is er binnen de NAVO belangstelling voor
het opzetten van gedragsnormen voor staten in het cyberdomein?
In de bijlage lezen de leden van de GroenLinks-fractie over het interventieverbod.
Onder interventie worden ook pogingen om verkiezingen te beïnvloeden in een ander
land geschaard. Er staat dat het nog niet volledig is uitgekristalliseerd in het internationaal
recht wanneer sprake is van het uitoefenen van dwang. Deze leden vragen de Minister
waar hij de lijn trekt wat dit betreft.
De Minister is van mening dat de bestaande mensenrechteninstrumenten voldoende ruimte
bieden om effectieve bescherming van mensenrechten in het cyberdomein te garanderen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister waar hij dit op baseert. Op
welke manieren zijn die bestaande instrumenten ingezet om mensenrechten in het cyberdomein
te garanderen? Bieden die instrumenten bijvoorbeeld genoeg ruimte om China ter verantwoording
te roepen over mensenrechtenschendingen via surveillancesystemen in de regio Xinjiang?
En om consumenten te beschermen tegen grootschalige dataverzameling door tech-bedrijven?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben ten slotte begrip voor de complexiteit van
de attributiekwestie en erkennen het risico van foutieve attributie. Zij vragen de
Minister wat de implicaties zijn van foutieve attributie in internationaal recht in
het cyberdomein. Is de Minister voorstander van een internationale organisatie dat
onafhankelijk onderzoek doet naar de attributie van cyberaanvallen en attributieclaims
verifieert?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
de internationale rechtsorde in het digitale domein. Over de precieze uitwerking van
dit internationaal recht hebben deze leden weinig vragen en opmerkingen, maar des
te meer over de toepassing ervan en de democratische controle op het gebruik van cyber
door staten. Deze vragen vloeien onder andere voort uit het niet beantwoorden van
vragen van het lid Karabulut over Nederlandse betrokkenheid bij een cyberaanval tegen
Iran, de zogenaamde Stuxnet-aanval (documentnummer 2019D38153).
De leden van de SP-fractie constateren dat van de tien vragen aan de Minister er enkel
één is beantwoord, namelijk vraag 5. Deze leden doen daarom een dringend beroep op
de Minister om de negen andere vragen alsnog te beantwoorden. Als de Minister dit
opnieuw weigert, vragen deze leden zich af hoe democratische controle op het beleid
van de Minister mogelijk is. Kan de Minister aangeven welke ideeën hij hierover heeft?
Vindt de Minister het überhaupt problematisch als in een democratie, met daarin de
volksvertegenwoordiging als hoogste orgaan, Kamerleden die besluiten moeten nemen
over het cyberdomein niet op de hoogte worden gebracht van mogelijke offensieve inzet
van dit instrument door de Minister? Is gewaarborgd dat elk offensief gebruik van
cyber door Nederland aan de Kamer wordt gemeld? Zo ja, hoe dan? Als dat niet het geval
is, waarom dan niet? Graag ontvangen de leden van de SP-fractie een reactie.
De leden van de SP-fractie kunnen er in het geheel geen begrip voor opbrengen dat
de Minister, los van eventuele Nederlandse betrokkenheid hierbij, geen uitspraak wil
doen over de mate waarin de Stuxnet-aanval op Iran zich verhoudt tot het internationaal
recht. Dit omdat deze aanval waarschijnlijk de meest bestudeerde cyberaanval ooit
is, waarover allerlei boeken en artikelen zijn geschreven en juristen zich hebben
gebogen. Deze leden roepen de Minister daarom hierop alsnog in te gaan.
Ook vragen de leden van de SP-fractie de Minister voorbeelden te noemen van andere
aanvallen of bijvoorbeeld voorbeelden van cyberspionage die (mogelijk) in strijd zijn met het internationaal recht. Vindt de Minister
bijvoorbeeld dat de Russische operatie in Nederland gericht tegen de OPCW in 2018,
of eerdere hackpoging gericht tegen de Onderzoeksraad voor Veiligheid in 2015, illegaal
waren?
II. Antwoord/Reactie van de Minister
III. Volledige agenda
Internationale rechtsorde in het digitale domein. TK 33 694, nr. 47. Brief regering d.d. 05-07-2019, Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok – Internationale
rechtsorde in het digitale domein.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.A. (Pia) Dijkstra, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
R. Konings, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.