Lijst van vragen : Lijst van vragen over opzet beleidsdoorlichting artikel 11 begroting SZW en evaluatie Wet SUWI (Kamerstuk 30982-48)
2019D37322 Lijst van vragen
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief Opzet beleidsdoorlichting
artikel 11 begroting SZW en evaluatie Wet SUWI (Kamerstuk 30 982, nr. 48).
De voorzitter van de commissie, Rog
Adjunct-griffier van de commissie, Kraaijenoord
Nr
Vraag
1
Wordt in de evaluatie ook expliciet aandacht besteed aan de sturingsinformatie en
mogelijke formulering van beleidsdoelen voor in de begroting, wat sturing kan vergemakkelijken?
2
Wordt in de evaluatie ook expliciet aandacht besteed aan de ervaring van de gebruikers
van de diensten van de uitvoeringsorganisaties?
3
Hoeveel fte zijn binnen het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) specifiek
belast met het opsporen van systematische fraude en wat is de werkwijze?
4
Kunt u aangeven hoe het aantal fte dat specifiek is belast met het opsporen van systematische
fraude zich de afgelopen 15 jaar ontwikkeld heeft bij het UWV?
5
Welke onderzoeksmethoden en -technieken gaan worden gebruikt?
6
Kunt u aangeven op welke wijze inzicht wordt verkregen in de doelmatigheid en doeltreffendheid
van het beleid van de uitvoering (artikel 11) en de Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie
Werk en Inkomen (SUWI)? Hoe worden de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid
geoperationaliseerd in de beleidsdoorlichting?
7
Hoe anders wordt de komende beleidsdoorlichting ingericht dan de vorige beleidsdoorlichting
van artikel 11 en Wet SUWI uit december 2015 (Kamerstuk 30 982, nr. 26), zodat nu wel grotendeels informatie kan worden gegeven over de doelmatigheid en
doeltreffendheid van het beleid?
8
Hoe verhoudt deze beleidsdoorlichting zich tot de aankondiging van het kabinet in
de Miljoenennota om een analyse te doen van de uitvoeringsorganisaties? Is dit wat
in de brief bedoeld wordt met «de beoordeling van de doelmatigheid en doeltreffendheid
van de Zelfstandig Bestuursorganen (ZBO's) (artikel 39 Kaderwet ZBO's)»? Zo nee, wat
wordt er met dat artikel bedoeld?
9
Wordt in de evaluatie meegenomen welke invloed de complexiteit van de materiewetten
heeft op de uitvoering?
10
Hoe wordt de relatie met relevante derde partijen zoals de Belastingdienst, Dienst
Justitiële Inrichtingen (DJI), Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), et cetera
meegenomen in de evaluatie?
11
Hoe wordt de relatie met werkgevers binnen de SUWI-keten meegenomen in de evaluatie?
12
Op welke wijze wordt de genoemde samenwerking en overdracht tussen de uitvoeringsorganisaties
en het gedecentraliseerde domein geborgd in de onderzoeksvragen en -opzet?
13
Is bij de onderzoeksvraag over de aansturing van het stelsel ook aandacht voor de
financiering van het stelsel?
14
Hoe verhouden de centrale onderzoeksvragen zich tot de doelstelling van artikel 11
van de SZW-begroting, anders dan dat de concepten uit deze doelstelling letterlijk
herhaald worden?
15
Op welke wijze besteedt het onderzoek aandacht aan de reeds bekende problemen in de
informatie-uitwisseling tussen bijvoorbeeld UWV en andere overheidsorganisaties zoals
de Belastingdienst?
16
Geeft het antwoord op de onderzoeksvragen een momentopname of een beeld over de gehele
vijfjaarsperiode?
17
Wat is de gehanteerde definitie van klantgericht? Welk(e) klanttype(s) of klantprofiel
zijn daarbij leidend?
18
In hoeverre heeft het externe bureau dat de beleidsdoorlichting en evaluatie mag gaan
doen ruimte om zelf de doelmatigheid en doeltreffendheid te beoordelen, waarbij eventueel
een kader of vertrekpunt voor de evaluatiewijze van tevoren kan worden meegegeven
of voorgelegd?
19
Zijn vanuit het UWV en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) ook de cliëntenraad en de
ondernemingsraad betrokken?
20
Waarom is ervoor gekozen om werkgevers alleen via de Stichting van de Arbeid in de
klankbordgroep te betrekken?
21
Hoe is geborgd dat het perspectief van kleine werkgevers en burgers die met de SUWI-keten
in aanraking komen onderdeel uitmaakt van de evaluatie?
22
Welke objectieve criteria zijn bepalend voor de keuze van het onafhankelijk onderzoeksbureau
dat wordt aanbesteed?
23
Op basis van welke criteria zijn de betrokken experts (Koning en Van Thiel) gekozen
en benaderd? Is overwogen om drie in plaats van twee experts te betrekken? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, waarom dan toch twee?
24
Worden behalve de twee onafhankelijke deskundigen en de geformeerde klankbordgroep
ook cliënten bij de beleidsdoorlichting en evaluatie betrokken, bijvoorbeeld door
gebruik te maken van klachtenrapportages, cliëntonderzoeken en verslagen van de ombudsman
(indien die er zijn)?
25
Kunt u toelichten en verhelderen dat de beleidsdoorlichting wordt gecombineerd met
de wetsevaluatie, maar toch een ander tijdpad doorloopt?
26
In hoeverre wordt in de beleidsdoorlichting expliciet aandacht gegeven aan de vraag
welke beleidsopties mogelijk zijn bij een besparing van 20%, zoals bedoeld in vraag
15 van de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE)?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.R.J. Rog, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
S. Kraaijenoord, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.