Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over fiscale stimulering van elektrische auto's (Kamerstuk 32800-60)
2019D33493 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 29 augustus 2019 een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over de door de Algemene Rekenkamer
toegezonden brief over Fiscale stimulering van elektrische auto’s (Kamerstuk 32 800, nr. 60)
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Schukkink
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van
de Algemene Rekenkamer aan de voorzitter van de Tweede Kamer over de «Fiscale stimulering
van elektrische auto’s». De leden constateren dat de Rekenkamer van mening is dat
stimulering van elektrische auto’s een dure maatregel is voor het verminderen van
de CO2-uitstoot. De leden van de VVD-fractie onderschrijven deze constatering. In de afgelopen
jaren zijn er, terecht, een aantal wijzigingen in de fiscale stimulering doorgevoerd
om overstimulering te verminderen. De laatste ontwikkelingen zijn opgenomen in het
Klimaatakkoord. Om de effecten van het beleid goed te kunnen beoordelen kijken de
leden van de VVD dan ook met belangstelling uit naar het breder onderzoek autobelastingen
dat de Rekenkamer in uitvoering heeft genomen om onder andere met die informatie de
juiste beleidskeuzes te kunnen maken in de vormgeving van de autobelastingen in de
periode vanaf 2021. De leden hebben over de voorliggende brief van de Rekenkamer een
aantal vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling de brief van de Algemene Rekenkamer
gelezen. Stiekem hadden deze leden gehoopt dat het onderzoek van de Algemene Rekenkamer
sneller zou gaan, maar zij begrijpen dat dit onderzoek grondig moet zijn. Deze leden
willen in dit schriftelijk overleg een aantal vragen voorleggen aan het kabinet en
zij verzoeken het kabinet deze vragen een voor een te beantwoorden. De leden merken
op dat zij wat minder vragen stellen dan gewoonlijk.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Algemene Rekenkamer
over fiscale stimulering van elektrische auto’s. Naar aanleiding van deze brief en
de reactie van de staatssecretarissen van Financiën en Infrastructuur en Waterstaat
hebben deze leden een aantal vragen.
De leden van de fractie van GroenLinks hebben enkele vragen aan het kabinet op het
gebied van autobelastingen.
2. Opvolging onderzoek 2013/2014
De Rekenkamer heeft in 2013 en 2014 in het verantwoordingsonderzoek bevindingen en
aanbevelingen gedeeld over de stimulering van zuinige en (semi-)elektrische auto’s.
De Rekenkamer constateert dat er acties zijn ondernomen om de aanbevelingen op te
volgen. De Rekenkamer geeft in haar brief aan dat zij nog geen oordeel kan geven over
de effecten van de ondernomen acties. Zij zal daar na meer onderzoek en in breder
verband op terugkomen.
De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet kan aangeven wat op dit moment zijn
oordeel is over de ondernomen acties en de effecten hiervan. Kan het kabinet dit ook
onderbouwen met metingen en onderzoek? Zo nee, waarom niet en op welke manier wil
het kabinet de genomen maatregelen op effect monitoren?
De leden van de D66-fractie vragen of het klopt dat het overgrote deel van de stimulering
sinds 2007 naar niet volledig elektrische voertuigen, zoals plug-in hybrides, is gegaan.
Hoeveel procent van de fiscale stimulering sinds 2007 is ten goede gekomen aan volledig
elektrische voertuigen?
De leden van de D66-fractie vragen hoe de berekening van de kosten en baten van het
stimuleren van elektrisch rijden van de Algemene Rekenkamer zich verhoudt tot de bevindingen
uit doorrekeningen van het PBL. Op welke wijze verschillen de berekeningen en onderliggende
aannames? Op welke wijze is bij het onderzoek van de Algemene Rekenkamer rekening
gehouden met andere mogelijk relevante voordelen van het stimuleren van elektrisch
rijden, zoals ontwikkelingen ten aanzien van de luchtkwaliteit, stikstof, fijnstof,
geluidsoverlast en onderhoudskosten?
De leden van de D66-fractie vragen naar de opbrengst wanneer de bpm-tarieven bij omzetting
van NEDC (New European Driving Cycle) naar WLTP (Worldwide Harmonised Light Vehicle
Test Procedure) niet gecorrigeerd zouden zijn.
3. Huidige fiscale stimulering elektrisch rijden
De Rekenkamer constateert dat de fiscale stimulering van elektrische auto’s een dure
maatregel is voor het verminderen van de CO2-uitstoot. De Rekenkamer stelt dat de kosten hoger liggen dan de bedragen die door
de Staatssecretaris zijn gehanteerd. Kan het kabinet aangeven waarom men uitgaat van
gemiddelden, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Deelt het kabinet de mening dat
zowel voor het draagvlak (stimuleringsmaatregelen) als voor het terugdringen van CO2-uitstoot het van groot belang is dat de juiste inschatting wordt gemaakt en dat deze
ook wordt gehanteerd? Zo nee, welke argumenten heeft het kabinet om aannames te doen
die niet bij de werkelijkheid liggen? Kan de Staatssecretaris aangeven op welke manier
hij de gevoeligheidsanalyse van de Rekenkamer interpreteert en welke maatregelen hij
gaat nemen om tot een verbetering te komen?
De Rekenkamer stelt dat het onwaarschijnlijk is dat zij over de huidige belastingvoordelen1 een andere conclusie zal trekken. De leden van de VVD-fractie vragen wat het kabinet
vindt van deze «voorwaarschuwing».
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven welke ontwikkelingen
er de afgelopen maanden hebben plaatsgevonden om een nauwkeurige berekening te kunnen
maken van de verwachte verkoop van elektrische auto’s. Dit naar aanleiding van de
commotie over het Carbontax-model, het model dat al jaren door het ministerie gebruikt
wordt om de verkoop van elektrische auto’s te berekenen en geleid heeft tot verkeerde
aannames en overstimulering. Deze leden verwijzen hiervoor naar de verschillende sets
Kamervragen over dit onderwerp.
De Staatssecretaris van Financiën heeft erkend dat de fiscale stimulering fors is
en dat het beleid niet de meest kosteneffectieve methode is om de uitstoot te reduceren,
maar dat ook de beperking van de uitstoot van andere schadelijke stoffen (luchtkwaliteit)
en het terugdringen van geluidsoverlast een rol spelen, zo constateren de leden van
de VVD-fractie. Kan de Staatssecretaris met cijfers en metingen onderbouwen wat het
effect is van het fiscale stimuleringsbeleid op deze onderdelen? Welke onderzoeken
liggen hieraan ten grondslag? Kan de Staatssecretaris een overzicht geven van andere
doelen (naast CO2-reductie) die nagestreefd worden? Welke streefcijfers horen daarbij?
De fiscale stimulering is gericht op de elektrische auto’s; zijn er ook andere technieken,
methoden of toepassingen onderzocht (in Nederland en buiten Nederland) die de CO2-uitstoot reduceren, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Zo ja, welke? Zo nee,
waarom niet en op basis van welke onderzoeken komt de Staatssecretaris tot de conclusie
dat elektrische auto’s een bijdrage leveren aan bijvoorbeeld een betere luchtkwaliteit?
Kan de Staatssecretaris in dat licht ook ingaan op het bericht «Elektrische auto pas
na 219.000 km of 14,6 jaar schoner dan diesel»2 naar aanleiding van een onderzoek van het Duitse ADAC en de berichtgeving «Asfalt
slijt harder door elektrische auto»3?
Welke acties onderneemt het kabinet om ontwikkelingen die elders in de wereld plaatsvinden
om CO2-uitstoot te reduceren te volgen en te beoordelen of deze ook in Nederland doeltreffend
kunnen zijn? De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris hiervan enkele
concrete voorbeelden kan noemen.
Op welke manier berekent het kabinet de «overige» belasting/maatschappelijke kosten
van elektrische auto’s, zoals het sneller slijten van banden en het gewicht van de
auto, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Zijn er nog andere negatieve ontwikkelingen
bekend? Zo ja, welke en wat zijn de maatschappelijke kosten? Zo nee, is hier onderzoek
naar gedaan of is de Staatssecretaris bereid om hier onderzoek naar te doen?
De leden van de CDA-fractie vragen wat de stand van zaken is rond het ontwikkelen
van een nieuw model, waarop de Autobrief 3 gebaseerd kan worden. Zal voor de Autobrief
3 nog steeds gebruik gemaakt worden van het Carbontax-model?
Voorts vragen deze leden of de Staatssecretaris de cijfers in dit rapport van de Algemene
Rekenkamer wil vergelijken met de voorspellingen over Autobrief 2 en een verklaring
wil geven waarom de maatregelen zoveel duurder geworden zijn dan verwacht.
De leden van de CDA-fractie vragen of het kabinet al het intellectueel eigendom heeft
verworven over het Carbontax-model, en het dus aan de Kamer kan voorleggen. Zo nee,
hoe komt het dat dat nog steeds niet geregeld is?
De Algemene Rekenkamer concludeert dat de kosten per vermeden ton CO2 volgens cijfers van de Staatssecretaris thans op een bedrag van 1.700 euro per vermeden
ton CO2 uitkomen. Is de Staatssecretaris het met deze berekening eens, zo vragen de leden
van de CDA-fractie. Zo nee, wat is volgens de Staatssecretaris dan de correcte berekening
en het correcte bedrag? Onderschrijft de Staatssecretaris de berekeningen in tabel
1 op pagina 10? Indien de Staatssecretaris de berekeningen niet onderschrijft, en
dus niet als uitgangspunt van beleid wil nemen, wat zijn dan volgens het kabinet de
juiste 10 cijfers in deze tabel?
Kan de Staatssecretaris een overzicht geven van de kosten van de stimulering van elektrische
en semi-elektrische auto’s over de afgelopen 10 jaar (per jaar), de bespaarde CO2-uitstoot (per jaar) en de kosten per bespaarde ton CO2 per jaar?
Voorts vragen de leden van de CDA-fractie of de Staatssecretaris in staat is om de
uitkomsten van het rapport van de Rekenkamer af te wachten alvorens hij Autobrief
3 aan de Kamer doet toekomen. Indien het rapport van de Rekenkamer na Autobrief 3
verschijnt, is de Staatssecretaris dan bereid om Autobrief 3 aan te passen als het
rapport van de Rekenkamer daartoe aanleiding geeft?
Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie of de Staatssecretaris, verondersteld
dat elektrische auto’s ook gebruikt worden voor schone lucht, kan aangeven hoeveel
minder fijnstof een nieuwe elektrische auto tijdens zijn leven uitstoot in vergelijking
met een nieuwe benzine-auto en een nieuwe dieselauto. Kan de Staatssecretaris deze
berekeningen heel precies leveren?
De leden van de D66-fractie vragen of het kabinet recent onderzoek heeft gedaan of
heeft laten uitvoeren naar de overwegingen van (potentiële) kopers of gebruikers van
elektrische auto’s. Deze leden zijn daarbij specifiek benieuwd of het kabinet meer
inzicht kan geven in de vraag of consumenten bij de aanschaf van een elektrische auto
vooral kijken naar de aanschafprijs of naar de kosten van gebruik. Kan de Staatssecretaris
meer inzicht geven in de verwachte totale eigendomskosten van een volledig elektrisch
voertuig in de komende vijf jaar, alsmede hoe deze totale eigendomskosten zich de
komende periode zullen ontwikkelen?
Deze leden vragen of er reeds een website bestaat met meer inzicht in de verbruikskosten
van elektrische auto’s ten opzichte van auto’s die rijden op fossiele brandstof. Is
er initiatief vanuit de Europese Unie of nationale overheid om een dergelijke website
op te zetten? Is de Staatssecretaris van mening dat toegankelijke informatievoorziening
over de verbruikskosten van elektrische auto’s de kans op de aanschaf van een elektrische
auto vergroot? Zou dit ook meer zicht kunnen geven op welke modellen deze (potentiële)
kopers of gebruikers als alternatief zien voor elektrische voertuigen? Deze leden
vragen in dit kader wat voor type auto’s en uit welke prijsklassen met name worden
ingeruild voor elektrische auto’s. Klopt het dat voor elektrische voertuigen ingeruilde
auto’s gemiddeld een 40% lagere nieuwprijs hebben? Zo nee, om wat voor verschil gaat
het dan? Zo ja, hoe beoordeelt de Staatssecretaris in dit licht de aanname dat men
zou kiezen voor in aanschaf even dure benzine- en dieselatuo’s wanneer elektrische
voertuigen niet zouden worden gestimuleerd? En wat betekent dit voor de berekende
derving van de bijtelling?
De leden van de D66-fractie vragen of het kabinet een korte beschrijving kan geven
van de verwachte technologische ontwikkeling ten aanzien van de levensduur van batterijen
voor elektrische auto’s.
De leden van de D66-fractie vragen welke (gedrags)effecten de invoering van de cap
van € 50.000 heeft gehad op de verkopen van elektrische auto’s tot 31 december 2018
en vanaf 1 januari 2019.
De leden van de D66-fractie vragen wat de verwachte prijs per vermeden ton CO2 is van het stimuleringsbeleid vanaf 1 januari 2020.
De leden van de D66-fractie vragen om een overzicht te geven van de verwachte elektrische
modellen op de Nederlandse markt in de komende 5 jaar inclusief de verwachte vraagprijs.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen in hoeverre de voordelen van toekomstige
maatregelen gaan neerslaan bij zakelijke rijders en in hoeverre bij particuliere automobilisten.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de Staatssecretaris hoe hij ervoor gaat
zorgen dat alle nieuw gekochte auto’s in 2030 emissievrij zijn. Welke fiscale maatregelen
gaan er precies genomen worden en welke niet-fiscale maatregelen?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen het kabinet nader te beschrijven wat
de Nederlandse inzet is in Europa om de CO2-normen verder omlaag te krijgen. In hoeverre wordt hieraan gehoor gegeven door andere
lidstaten?
De leden van de fractie van GroenLinks lezen dat de regering erkent dat er gedragseffecten
optreden en dat er waarschijnlijk minder kostbare auto’s zouden zijn gekocht als er
geen fiscale stimulering zou zijn geweest. Kan de Staatssecretaris dit kwantitatief
onderbouwen?
Wat is de gederfde belastingopbrengst als de counterfactual zou zijn dat mensen een
niet-elektrische auto zouden kopen met gelijke maandlasten?
De leden van de fractie van GroenLinks lezen dat de budgettaire gevolgen meer omvatten
dan alleen de directe derving van belastingopbrengsten. Zijn alle indirecte positieve
effecten meegenomen in de berekening (zoals verbetering luchtkwaliteit, terugdringen
geluidsoverlast, etc.)? Zo ja, welke bedragen worden hieraan toegerekend?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.