Nota van wijziging : Nota van wijziging
35 047 (R2108) Wijziging van de Paspoortwet in verband met de invoering van elektronische identificatie met een publiek identificatiemiddel en het uitbreiden van het basisregister reisdocumenten
Nr. 9
NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 12 juni 2019
Het voorstel van rijkswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In Hoofdstuk I wordt voor artikel 1 een paragraafaanduiding ingevoegd, luidende:
§ 1. Definities en reikwijdte
B
Artikel I, onderdeel A, subonderdeel 2, komt te luiden:
2. Na onderdeel o worden, onder vervanging van de punt door een puntkomma, drie onderdelen
toegevoegd, luidende:
p. burgerservicenummer: het nummer, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet algemene
bepalingen burgerservicenummer;
q. publiek identificatiemiddel: een van rijkswege uitgegeven en aan een natuurlijk
persoon verstrekt elektronisch middel dat persoonsidentificatiegegevens bevat en wordt
gebruikt voor de authenticatie van een natuurlijke persoon die toegang wenst tot elektronische
dienstverlening;
r. elektronische dienstverlening: verlening van elektronische diensten aan natuurlijke
personen, ondernemingen of rechtspersonen ter uitoefening van een publieke taak, in
het algemeen belang of waarbij het burgerservicenummer wordt verwerkt, door een bestuursorgaan
als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht
of een bij of krachtens de Wet digitale overheid aangewezen organisatie, waarvoor
authenticatie op betrouwbaarheidsniveau substantieel of hoog als bedoeld in de Wet
digitale overheid is vereist;
s. tot signalering bevoegd orgaan: een autoriteit of orgaan als bedoeld in een van
de artikelen 18 tot en met 24 van deze wet.
C
In artikel I worden na onderdeel A twee onderdelen ingevoegd, luidende:
Aa
In artikel 2, eerste lid, onderdeel g, wordt «door Onze Minister vast te stellen.»
vervangen door «bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur vast te stellen.»
Ab
Na artikel 2 wordt een paragraafaanduiding ingevoegd, luidende:
§ 2.
Gegevens ten behoeve van reisdocumenten
D
Artikel I, onderdeel B, komt te luiden:
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid komt de tweede zin te luiden:
Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur kan worden bepaald in welke gevallen
wordt afgezien van vermelding van respectievelijk geboorteplaats, woonplaats, adres
en lengte.
2. In het derde lid wordt «Bij algemene maatregel van rijksbestuur» vervangen door
«Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur».
3. Het vierde lid komt te luiden:
4. In bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur te bepalen gevallen wordt
in een reisdocument het burgerservicenummer van de houder vermeld.
5. . Het achtste lid komt te luiden:
8. De tot uitreiking bevoegde autoriteiten voeren een reisdocumentenadministratie
ten behoeve van de aanvraag, verstrekking en uitreiking van reisdocumenten. De administratie
bevat de gegevens bedoeld in het eerste, tweede, vierde, vijfde, zesde en zevende
lid, alsmede andere gegevens die bij de aanvraag zijn overgelegd. De administratie
is zowel op naam als op documentnummer toegankelijk. Bij of krachtens algemene maatregel
van rijksbestuur worden regels gesteld met betrekking tot de verwerking van gegevens
in de administratie.
E
Artikel I, onderdeel C, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «reisdocumenten» vervangen door «documenten als bedoeld
in artikel 2».
2. In het tweede lid wordt «reisdocument» vervangen door «document».
3. Onder vernummering van het derde tot en met het vierde naar het vierde tot en met
het vijfde lid, wordt er na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
3. Gebruik van het publiek identificatiemiddel is alleen mogelijk indien de houder
van het document beschikt over een burgerservicenummer.
F
In artikel I wordt na onderdeel C een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ca
De artikelen 4a en 4b vervallen.
G
Artikel I, onderdeel D, komt te luiden:
Na artikel 4b wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 3 Het basisregister reisdocumenten
Artikel 4c
1. Er is een basisregister reisdocumenten. Onze Minister is verantwoordelijk voor
de gegevensverwerkingen in dit register.
2. Het basisregister reisdocumenten heeft tot doel de autoriteiten, instellingen en
personen bedoeld in artikel 4e te voorzien van de in het basisregister reisdocumenten
opgenomen gegevens voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor de vervulling van
hun taken en werkzaamheden bedoeld in dat artikel. Het basisregister reisdocumenten
heeft mede tot doel om organen en instellingen te voorzien van de in het register
opgenomen gegevens in overige bij algemene maatregel van rijkbestuur aan te wijzen
gevallen.
3. Onze Minister stelt regels over het beheer, de beveiliging en de betrouwbaarheid
van het register.
Artikel 4d
1. In het basisregister reisdocumenten worden uitsluitend de volgende gegevens opgenomen:
a. gegevens als bedoeld in artikel 3, eerste, vierde, vijfde, zesde en zevende lid;
b. gegevens met betrekking tot de status van reisdocumenten, alsmede de autoriteit
die de gegevens heeft verstrekt en de datum waarop de gegevens zijn verstrekt;
c. gegevens met betrekking tot de status van het reisdocument als publiek identificatiemiddel.
2. De autoriteiten, belast met de uitvoering van deze wet, en de bestuursorganen en
aangewezen organisaties bedoeld in de Wet digitale overheid verstrekken de in het
basisregister reisdocumenten op te nemen gegevens aan Onze Minister.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur kunnen andere organen, instellingen
en personen voor verstrekking worden aangewezen die bij de uitoefening van hun wettelijke
taak over gegevens komen te beschikken die van belang zijn voor de bijhouding van
het basisregister reisdocumenten.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur worden nadere regels gesteld
omtrent de gegevensverwerking in het basisregister reisdocumenten, alsmede de bewaartermijn,
de verwijdering en de vernietiging van de in het basisregister reisdocumenten opgenomen
gegevens.
Artikel 4e
1. De gegevens uit het basisregister reisdocumenten worden verstrekt ten behoeve van
de volgende taken of werkzaamheden aan de daarmee belaste organen en instellingen:
a. voor de uitreiking, verstrekking, weigering, wijziging of inhouding van documenten
als bedoeld in artikel 2 van deze wet: de autoriteiten die belast zijn met deze taken;
b. voor het uitvoeren van artikel 25 van deze wet: Onze Minister, de Gouverneurs en
de tot signalering bevoegde organen;
c. voor het laten functioneren van de voorzieningen ten behoeve van elektronisch berichtenverkeer,
elektronische informatieverschaffing en elektronische authenticatie: Onze Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
d. ter voorkoming en bestrijding van misbruik van of fraude met reisdocumenten: de
organen, instellingen en personen met een wettelijke verplichting of een gerechtvaardigd
belang daartoe;
e. voor de taken in het belang van de nationale veiligheid: de Algemene Inlichtingen-
en Veiligheidsdienst en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst;
f. voor opsporing of voor toezicht op naleving van wettelijke voorschriften: organen
en personen met een publiekrechtelijke opsporingstaak, onderscheidenlijk met een toezichthoudende
taak;
g. ter identificatie van slachtoffers als gevolg van rampen of strafbare feiten: organen
en personen die op grond van een wettelijk voorschrift zijn belast met deze taak;
h. ter uitvoering van de Rijkswet op het Nederlanderschap: Onze Minister van Justitie
en Veiligheid;
i. ter uitvoerlegging van strafvonnissen: Onze Minister die het aangaat.
2. De gegevens uit het basisregister reisdocumenten kunnen ook worden verstrekt ten
behoeve van aanvullende bij algemene maatregel van rijksbestuur aan te wijzen gevallen.
3. Ten aanzien van de verstrekkingen bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, van dit
artikel wordt bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur bepaald welke gegevens
worden verstrekt en op welke wijze deze verstrekkingen plaatsvinden.
4. Alle overige verstrekkingen uit het basisregister reisdocumenten vinden plaats
op grond van een besluit van Onze Minister naar aanleiding van een daartoe in te dienen
aanvraag. In dit besluit wordt bepaald welke gegevens worden verstrekt en de wijze
waarop deze gegevens worden verstrekt. Van dit besluit wordt mededeling gedaan op
een voor eenieder kenbare wijze.
H
In artikel I wordt na onderdeel D een onderdeel ingevoegd, luidende:
Da
Na artikel 4e wordt een paragraafaanduiding ingevoegd, luidende:
§ 4. Overige algemene bepalingen
I
Artikel I, onderdeel E, subonderdeel 3, komt te luiden:
3. In het zesde lid wordt «bij algemene maatregel van rijksbestuur» telkens vervangen
door «bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur» en wordt «gemeentelijke
verordening of eilandsraadsverordening» vervangen door «bij gemeentelijke verordening
of bij eilandsraadsverordening».
J
In artikel I wordt na onderdeel E een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ea
Artikel 16, tweede lid, komt te luiden:
2. Ten aanzien van elke categorie van reisdocumenten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder g, wordt bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur bepaald aan wie en onder
welke voorwaarden deze documenten kunnen worden verstrekt.
K
Artikel I, onderdeel G, komt te luiden:
G
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel e, wordt «in bijzondere door Onze Minister te bepalen
gevallen:» vervangen door «in bijzondere bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur
te bepalen gevallen:».
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Bevoegd tot het in ontvangst nemen van aanvragen voor reisdocumenten als bedoeld
in artikel 2, eerste lid, onder f en g, zijn:
a. Onze Minister en de door hem daartoe aangewezen autoriteiten;
b. de Gouverneur en de door hem na overleg met Onze Minister daartoe aangewezen autoriteiten;
c. Onze Minister van Buitenlandse Zaken voor zover het personen betreft die zich buiten
het Koninkrijk bevinden.
3. In het vierde lid wordt «zijn de in het eerste lid onder a, d en e bedoelde autoriteiten.»
vervangen door «zijn de in het eerste lid onder a, c, d en e bedoelde autoriteiten.»
L
Artikel I, onderdeel H, komt te luiden:
H
Artikel 27 komt te luiden:
1. Een reisdocument kan slechts worden verstrekt, nadat een aanvraag is ingediend
bij een in artikel 26 bedoelde autoriteit.
2. Een aanvraag ingediend bij een in artikel 26 bedoelde autoriteit in een openbaar lichaam, Aruba, Curaçao of Sint Maarten wordt
slechts in behandeling genomen als is voldaan aan het in of krachtens dit hoofdstuk
bepaalde. De aanvrager wordt van het niet in behandeling nemen van de aanvraag terstond
op de hoogte gesteld.
M
Artikel I, onderdeel I, komt te luiden:
I
In artikel 28 wordt na het derde lid een lid toegevoegd, luidende:
4. Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur worden regels gesteld over
de gegevens die in de aanvraag worden opgenomen en de wijze waarop dit gebeurt, over
de door de betrokkene in het kader van het aanvraag- en uitgifteproces van reisdocumenten
over te leggen bescheiden en de beoordeling daarvan, alsmede over de beveiliging van
dit proces.
N
Artikel I, onderdeel J, komt te luiden:
J
Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel e, wordt «in bijzondere door Onze Minister te bepalen
gevallen:» vervangen door «in bijzondere bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur
te bepalen gevallen:».
2. Het derde lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. Onze Minister van Buitenlandse Zaken voor zover het personen betreft die zich buiten
het Koninkrijk bevinden.
3. In het vierde lid wordt «zijn de in het eerste lid onder a, d en e bedoelde autoriteiten.»
vervangen door «zijn de in het eerste lid onder a, c, d en e bedoelde autoriteiten.»
O
In artikel I worden na onderdeel J twee onderdelen ingevoegd, luidende:
Ja
In artikel 41, eerste lid, wordt «De krachtens artikel 40 bevoegde autoriteiten» vervangen
door «De in artikel 40 bedoelde autoriteiten».
Jb
In artikel 43 wordt «volgens bij regeling van Onze Minister te stellen regels,» vervangen
door «volgens bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur vast te stellen
regels,».
P
Artikel I, onderdeel K, komt te luiden:
K
Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt «zijn de autoriteiten die ingevolge artikel 40 bevoegd
zijn tot verstrekking daarvan.» vervangen door «zijn de autoriteiten bedoeld in artikel
40.»
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De tot weigering of vervallenverklaring bevoegde autoriteit die een aanvraag in
behandeling neemt betreffende een persoon ten aanzien van wie een mededeling als bedoeld
in artikel 25, vierde lid, is gedaan, of die een ingevolge artikel 52 of 53 ingehouden
reisdocument heeft ontvangen, overtuigt zich er terstond van of de gronden tot weigering
of vervallenverklaring ten aanzien van betrokkene nog bestaan.
Q
Artikel I, onderdeel L, komt te luiden:
Artikel 59 komt te luiden:
Artikel 59
1. Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur kunnen nadere regels worden
gesteld over het aanvraag- en uitgifteproces en over verwerking van gegevens in het
kader daarvan.
2. Onze Minister kan regels vaststellen voor de nadere uitwerking van de procedures
betreffende het aanvraag- en uitgifteproces van reisdocumenten, alsmede over de technische
uitwerking en de beveiliging van dit proces.
Toelichting
Algemeen
Deze nota van wijziging beoogt in de eerste plaats om het uitgifteproces van de Nederlandse
identiteitskaarten met het publieke identificatiemiddel (e-NIKs) in de Caribische
landen van het Koninkrijk anders in te richten dan in eerste instantie was voorzien.
In gesprekken over de uitvoering van het voorstel bleek uitgifte bij de kabinetten
van de gouverneurs niet de aangewezen weg. Om dit proces anders te organiseren is
wijziging van het voorstel tot rijkswet noodzakelijk. Er is voor gekozen het zo vorm
te geven dat de Nederlandse vertegenwoordigingen in die landen de aanvraag voor een
e-NIK kunnen innemen en de e-NIK, na verstrekking ook aan de aanvrager kunnen overhandigen.
Zij vervullen daarmee als het ware een front-office functie. De aanvraag wordt in
ontvangst genomen en daadwerkelijk behandeld door een door de Minister van BZK aan
te wijzen instantie. De voorgestelde wijziging is tot stand gekomen in nauw overleg
met en met instemming van alle betrokken partijen.
Een tweede wijziging voorziet in een wetstechnische oplossing voor de overgangsfase
tussen het moment waarop het nieuwe uitgebreide basisregister reisdocumenten nog slechts
ten dele in gebruik zal zijn, namelijk uitsluitend ten behoeve van de verstrekkingen
die nodig zijn voor de vervaardiging, uitgifte en werking van de e-NIK, en het moment
waarop de datamigratie vanuit de overige registraties en technische systemen volledig
voltooid zal zijn en waarop dan alle verstrekkingen daadwerkelijk vanuit dit register zullen plaatsvinden. De overige
gegevens zullen tot aan dat moment nog vanuit de technische systemen van het huidige
basisregister en vanuit de decentrale registraties worden verstrekt. Om zo nauw mogelijk
aan te kunnen sluiten bij de feitelijke (technische) situatie, is besloten om af te
zien van het in elkaar schuiven van het artikel over het oude basisregister en het
nieuwe basisregister. In plaats van in één artikel zullen, totdat de datamigratie
is voltooid, het artikel over het oude basisregister in de Paspoortwet en daarop gebaseerde
bepalingen in de uitvoeringsregelingen blijven bestaan, naast een nieuwe paragraaf,
bestaande uit drie artikelen, over het nieuwe register in de Paspoortwet en de daarop
gebaseerde bepalingen in de nieuwe uitvoeringsregelgeving. Door middel van inwerkingtredingsbepalingen
zal de bepaling die nodig is voor de verstrekkingen uit het basisregister ten behoeve
van de e-NIK gelijk in werking treden, maar treden de overige bepalingen pas in werking
op het moment waarop de datamigratie is afgerond. Op dat moment zal ook het artikel
over het oude register (4a) worden ingetrokken en zal de onderliggende uitvoeringsregelgeving
worden gebaseerd op de nieuwe artikelen 4c, 4d en 4e in plaats van op artikel 4a.
Van de gelegenheid is tevens gebruik gemaakt om in de nieuwe bepalingen over het uitgebreide
basisregister beter tot uitdrukking te brengen hoe het verstrekkingenregime zal worden
ingericht.
Daarnaast bevat deze nota van wijziging een aantal bepalingen die het mogelijk maken
een en ander zowel in een algemene maatregel van rijksbestuur als in een minsteriele
regeling te regelen en niet enkel in de Paspoortuitvoeringsregelingen. Dit is noodzakelijk
omdat het voornemen bestaat de wetgevingsarchitectuur te stroomlijnen en daarvoor
een brede algemene maatregel van rijksbestuur te formuleren (een «Paspoortbesluit»),
waar de Paspoortuitvoeringsregelingen onder zullen komen te hangen. Op deze wijze
wordt meer recht gedaan aan het primaat van de wetgever.
Artikelsgewijs
Onderdelen A, C, G en H
In de voorgestelde onderdelen worden vier paragraafaanduidingen in Hoofdstuk I van
de Paspoortwet ingevoegd. Hiermee wordt beoogd het hoofdstuk overzichtelijker te maken.
Onderdeel B
Aan de nieuwe definitiebepalingen die in het wetsvoorstel reeds zijn opgenomen, worden
nog twee definities toegevoegd. Ten eerste de term burgerservicenummer, omdat dit
begrip nu enkel is gedefinieerd in de Paspoortuitvoeringsregelingen, terwijl het in
de wet zelf ook voorkomt. Ten tweede is er omwille van de leesbaarheid voor gekozen
een definitie op te nemen van de organen die signaleringsverzoeken kunnen doen op
grond van de artikelen 18 tot en met 24 van de Paspoortwet.
Onderdeel C
Met deze delegatiegrondslag wordt het mogelijk om naast de in de wet genoemde reisdocumenten
in het Paspoortbesluit nog andere reisdocumenten aan te wijzen, waar dit thans nog
enkel mogelijk is op het niveau van een ministeriële regeling.
Onderdeel D
Deze delegatiegrondslagen zien erop dat in beginsel op het niveau van algemene maatregel
van rijksbestuur inzichtelijk wordt welke gegevens in de verschillende reisdocumenten
of de Nederlandse identiteitskaart worden opgenomen.
Onderdeel E
Onderdeel E bevat naast een redactionele verbetering in de eerste twee leden van het
nieuwe artikel 3a, een nieuw derde lid, waarmee tot uitdrukking wordt gebracht dat
de elektronische identificatiefunctie, die op een reisdocument of een Nederlandse
identiteitskaart kan worden geplaatst, enkel zal kunnen worden geactiveerd indien
de houder van het document beschikt over een burgerservicenummer.
Onderdeel F
Het in het voorstel tot rijkswet in te voegen artikel Ca betreft een technische bepaling
waarmee op een later moment twee artikelen in de Paspoortwet zullen komen te vervallen
die dan geen functie meer hebben. Het gaat in de eerste plaats om het artikel waarmee
het basisregister in zijn huidige vorm is geregeld (artikel 4a). Zoals in het algemeen
deel van deze toelichting reeds uiteen is gezet, zal dit artikel alleen tijdelijk
in de Paspoortwet blijven staan. Daarnaast kan ook artikel 4b worden ingetrokken omdat
het een bepaling betreft die nooit in werking is getreden en ook niet meer in werking
zal treden.
Onderdeel G
De nieuwe paragraaf 3 die in dit onderdeel wordt geïntroduceerd, bevat de bepalingen
over het nieuwe, uitgebreide basisregister reisdocumenten die in het ingediende voorstel
van rijkswet eerst in artikel 4a waren opgenomen. Omwille van de leesbaarheid zijn
de bepalingen onderverdeeld in drie afzonderlijke artikelen. Door deze bepalingen
op te nemen in drie nieuwe artikelen en het oude artikel 4a te behouden, is het mogelijk
om met gefaseerde inwerkingtreding vanaf het begin van in gebruik name van het register
wel de opslag van gegevens ten behoeve van alle doelen van het register mogelijk te maken, maar
de verstrekking van gegevens vanuit dit nieuwe technische systeem te beperken tot hetgeen nodig is
voor de vervaardiging, uitgifte en werking van de e-NIK. Op een later tijdstip zullen
de overige bepalingen over de andere verstrekkingen ook in werking treden. Dan zal
artikel 4a tevens worden ingetrokken, waarmee de tijdelijke situatie van twee naast
elkaar bestaande systemen, zowel in technische als in juridische zin, zal worden beëindigd.
Daarnaast zijn de bepalingen over het nieuwe register op enkele punten aangevuld of
gewijzigd ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel. Het betreft voornamelijk
redactionele verbeteringen omwille van de duidelijkheid en leesbaarheid en slechts
beperkte inhoudelijke wijzigingen. De inhoudelijke wijzigingen hebben tot doel de
kaders van het verstrekkingenregime in de Paspoortwet op te nemen en enkel de nadere
uitwerking naar de onderliggende uitvoeringsregelgeving te delegeren. Dit betekent
dat er in de wet is uitgewerkt welke autoriteiten, organen of instellingen gegevens
verstrekt kunnen krijgen en ten behoeve van welke taken of werkzaamheden zij deze
gegevens kunnen krijgen. Welke gegevens het exact betreft en de wijze waarop de verstrekking
plaatsvindt, zal, met uitzondering van de verstrekkingen ter uitvoering van de paspoortwet
noodzakelijk zijn, per organisatie en na een verzoek daartoe in een autorisatiebesluit
van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden vastgelegd. Deze
besluiten en een overzicht daarvan zal op een voor eenieder kenbare wijze worden medegedeeld.
Door deze structuur wordt de rechtszekerheid en transparantie met betrekking tot het
verstrekkingenregime vergroot en wordt meer recht gedaan aan het primaat van de wetgever.
De artikelen zijn als volgt opgezet:
– Artikel 4c omschrijft het doel van het register en wijst de Minister van BZK aan als
verwerkingsverantwoordelijke.
– Artikel 4d regelt het opnemen van gegevens in het register.
– Artikel 4e bepaalt ten behoeve van welke werkzaamheden of taken gegevens verstrekt
kunnen worden en aan welke organen en instellingen. Daarnaast biedt het de mogelijkheid
om bij algemene maatregel van rijksbestuur aanvullende situaties op te nemen waarin
gegevens uit het register kunnen worden verstrekt. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken
aan verstrekkingen ten behoeve van statistieken. Ten slotte is in het derde en vierde
lid bepaald dat de verstrekkingen plaatsvinden op grond van een besluit van de Minister
van BZK naar aanleiding van een daartoe in te dienen aanvraag; met uitzondering van
de verstrekkingen aan de autoriteiten die belast zijn met de taken ter uitvoering
van de Paspoortwet. De nadere uitwerking van deze verstrekkingen die zien op het uitreiken,
verstrekken, weigeren, wijzigen of inhouden van reisdocumenten zal bij of krachtens
het paspoortbesluit geschieden.
Verder is het begrip «overheidsorganen» in deze artikelen vervangen door andere begrippen
die beter aansluiten bij de terminologie van de Paspoortwet.
Onderdeel I
Het betreft een redactionele verbetering.
Onderdeel J
Deze wijziging maakt het mogelijk om in het Paspoortbesluit bepalingen op te nemen
die op dit moment nog in de verschillende Paspoortuitvoeringsregelingen staan en waaruit
blijkt aan wie en onder welke voorwaarden tweede paspoorten en faciliteitenpaspoorten
kunnen worden verstrekt.
Onderdelen K en N
Het eerste en vierde lid, van de artikelen 26 en 40 van de Paspoortwet zijn weer teruggebracht
naar de oorspronkelijke tekst. Daarvoor is de toevoeging «Nederlandse identiteitskaarten»
uit het eerste lid verwijderd en in het vierde lid teruggezet. Daarnaast is in het
vierde lid nu opgenomen dat aanvragen voor Nederlandse identiteitskaarten ook in een
openbaar lichaam kunnen worden gedaan. De wijziging van het eerste lid, onderdeel
e, maakt het mogelijk dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
voor de verstrekking van de e-NIK in de Caribische landen een in Nederland gesitueerde
autoriteit kan aanwijzen die aanvragen in behandeling neemt van een aanvrager die
in Aruba, Curaçao of Sint Maarten woonachtig is en als niet-ingezetene is ingeschreven
in de BRP. In het Paspoortbesluit zal deze aanwijzing worden uitgewerkt. De praktische
zaken om de aanvraag te kunnen behandelen, zullen in de landen worden uitgevoerd door
de Nederlandse vertegenwoordigingen aldaar. Daarnaast is er in het derde lid van beide
artikelen een redactionele verbetering aangebracht waarmee beide bepalingen met elkaar
in overeenstemming zijn gebracht.
Onderdeel L
Onderdeel L behelst enkel redactionele verbeteringen.
Onderdeel M
Dit onderdeel betreft redactionele verbeteringen en regelt de delegatiegrondslag die
het mogelijk maakt om deze zaken in het Paspoortbesluit en de onderliggende regelgeving
nader uit te werken.
Onderdeel O
Het betreft een redactionele verbetering.
Onderdeel P
Dit onderdeel betreft een redactionele verbetering die samenhangt met de voorgestelde
wijziging in artikel 40, eerste lid Paspoortwet. Daarnaast is bij nader inzien de
in het voorstel van rijkswet voorgestelde wijziging van artikel 44, tweede lid, Paspoortwet
niet noodzakelijk aangezien artikel 59 van de Paspoortwet reeds in de benodigde delegatiegrondslag
voorziet.
Onderdeel Q
Met dit onderdeel zijn de beoogde delegatiegrondslagen in artikel 59 verduidelijkt.
Het eerste lid bepaalt in welke gevallen zaken bij of krachtens een algemene maatregel
van rijksbestuur nader kunnen worden geregeld en is alleen noodzakelijk voor die gevallen
waar dit nog niet in de specifieke bepalingen zelf is vastgelegd. Het tweede lid geeft
invulling aan onderwerpen die zich ervoor lenen om gelijk naar het niveau van een
ministeriële regeling te worden gedelegeerd. Samengevat moeten nadere regels over
het aanvraag- en uitgifteproces en over de verwerking van gegevens in principe in
de amvrb worden geregeld en kan de nadere uitwerking van de procedures en van de technische
details in de Paspoortuitvoeringsregelingen worden vormgegeven.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
PVV | 20 | Voor |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
50PLUS | 4 | Voor |
PvdD | 4 | Voor |
DENK | 3 | Tegen |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Voor |
Van Haga | 1 | Voor |
Van Kooten-Arissen | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.