Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de rol van het CBS in het licht van maatschappelijke en technologische ontwikkelingen (Kamerstuk 35000-XIII-81)
2019D23136 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de brief met betrekking
tot de rol van het CBS in het licht van maatschappelijke en technologische ontwikkelingen
(Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 81).
De voorzitter van de commissie, Diks
Adjunct-griffier van de commissie, Kruithof
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
II Antwoord / Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van
de Minister voor Economische Zaken en Klimaat over de rol van het Centraal Bureau
voor de Statistiek (CBS) in het licht van de maatschappelijke en technologische ontwikkelingen
(TK 35000-XIII-81). Deze leden hebben hierbij nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister kan toelichten of het correct is
dat, volgens de Wet CBS, het CBS slechts in incidentele gevallen statistische werkzaamheden
voor derden mag verrichten. Wat wordt er verstaan onder derden? Betreft dit ook medeoverheden?
Daarnaast vragen deze leden of het klopt dat momenteel meer dan 22% van de inkomsten
van het CBS afkomstig zijn van «statistische werkzaamheden voor derden» (in jaarverslagen
van het CBS ook omschreven als «Betaald werk in opdracht», «Aanvullende statistische
diensten», «Werk derden», «Statistische Werkzaamheden voor Derden»)?
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief dat de Minister stelt dat het CBS een
betere samenwerking met bedrijven als prioriteit noemt. Daartoe wordt onder andere
gewerkt aan een data-ecosysteem. Kan de Minister toelichten hoe een dergelijk systeem
eruit kan komen te zien? In welke fase bevindt de ontwikkeling van het data-ecosysteem
zich nu en welke partijen zijn hierbij betrokken? Hoe verhouden de belangen van bedrijven
zich met de belangen van het CBS wanneer zij zich verenigen in een data-ecosysteem?
Deze leden stellen vast dat de Minister de gevolgen van de maatschappelijke en technologische
ontwikkelingen sinds 2004 wil toetsen aan de twee relevante publieke belangen, namelijk
een goede statistiekvoorziening en goed functionerende markten. Kan de Minister aangeven
hoe hij deze belangen naast elkaar wil laten functioneren? Ziet de Minister mogelijkheden
om dat deze belangen elkaar juist versterken?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister tevens kan aangeven of het klopt
dat het CBS zich op het standpunt stelt dat het alleen samen kan werken met het bedrijfsleven
als de methoden en algoritmes volledig openbaar worden gemaakt. Zo ja, zet dat dan
juist geen rem op samenwerking tussen het CBS en het bedrijfsleven omdat het bedrijfsleven
dan verplicht wordt om haar bedrijfsgeheimen openbaar te maken? Welke maatregelen
ziet de Minister om deze kennelijke wens omtrent openbaarmaking van bedrijfsgeheimen
te beperken en zo het investeringsklimaat op peil te houden? Acht de Minister het
ook voorstelbaar dat het CBS algoritmen van bedrijven valideert, zodat afnemers weten
dat de methode betrouwbaar is zonder dat het algoritme als bedrijfsgeheim geopenbaard
hoeft te worden? Zo ja, zou deze situatie verenigbaar zijn met de ambitie van het
CBS om een data-ecosysteem op te zetten?
De leden van de VVD-fractie juichen de samenwerking tussen bedrijven en het CBS toe.
Deze leden vragen de Minister naar de mogelijkheden voor het CBS om door middel van
algoritmes gegevens van bijvoorbeeld banken, zogenoemde smart meters of digitale bedrijven
zoals Airbnb, te betrekken bij de dataverzameling. Naar de mening van deze leden kunnen
zo de administratieve lasten voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) worden verlicht.
Het is volgens de leden van de VVD-fractie evident dat er discussie bestaat over de
wijze waarop het CBS haar wettelijke taak interpreteert en de wijze waarop het bedrijfsleven
die uitlegt. De Minister geeft in zijn brief aan dat hij daar helderheid over wil
bereiken en zo nodig de kaders wil aanpassen. Wanneer denkt de Minister dit traject
te kunnen afronden, gegeven ook de snelheid waarmee deze markt zich ontwikkelt en
het feit dat inmiddels bijna een jaar verstreken is sinds de indiening van de motie-Van
den Berg/Veldman (Kamerstuk 34 775-XIII, nr. 140), waarin opgeroepen werd tot het treffen van oplossingen? Is de Minister zo nodig
bereid om de Wet op het CBS aan te scherpen om zo tot een heldere taakafbakening voor
het CBS te komen en de ruimte voor het bedrijfsleven veilig te stellen? Kan de Minister
aangeven wie toezicht houdt op artikel 5, eerste lid, van de Wet op het CBS waarin
is vastgelegd dat ongewenste marktverstoring niet mag optreden en hoe is de onafhankelijkheid
van dat toezicht georganiseerd?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister van mening is dat het CBS diensten,
die ook al door het bedrijfsleven aangeboden worden, in elk geval niet gratis mag
aanbieden aan de rijksoverheid, lagere overheden of private partijen maar dat die
ten minste gebaseerd moeten zijn op berekening van de integrale kostprijs, met inbegrip
van de kosten om de markt te ontwikkelen zoals private bedrijven die kosten ook moeten
maken? Zo ja, is de Minister bereid om het CBS daar op te wijzen en het CBS te vragen
om expliciet kenbaar te maken dat zij haar diensten op deze basis levert, bijvoorbeeld
door een verklaring op haar website? Dat voorkomt dat, zoals nu, afnemers geen opdrachten
aan het bedrijfsleven verstrekken omdat kennelijk de indruk is ontstaan dat het CBS
dezelfde diensten om niet zal gaan leveren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister en naar
aanleiding hiervan de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief dat de Minister van meerdere bedrijven
signalen heeft ontvangen over activiteiten van het CBS die zij ervaren als marktverstoring.
Om hoeveel bedrijven en marktpartijen gaat het? Wat is de strekking van hun signalen?
De leden van de CDA-fractie lezen dat er gesprekken hebben plaatsgevonden met bedrijven,
het CBS en andere overheidsinstellingen. Heeft de Minister met alle betrokken en belanghebbende
partijen gesproken? Hoe wordt hierbij voorkomen dat informatie die vertrouwelijk met
het ministerie wordt gedeeld bij derden terecht komt? Kan de Minister garanderen dat
vertrouwelijk gedeelde informatie vertrouwelijk blijft? Heeft de Minister de indruk
dat er partijen zijn die niet met het ministerie in gesprek willen, bijvoorbeeld uit
vrees voor het schenden van de vertrouwelijkheid en mogelijk verlies van opdrachten?
Wat doet de Minister om die zorg en dat risico weg te nemen?
De leden van de CDA-fractie vragen hoe de procedure voor partijen verloopt die zich
melden bij het ministerie om hun bevindingen te delen, op het ministerie of bij de
door de Minister aangewezen bemiddelaar. Hoe wordt voorkomen dat deelname aan deze
gesprekken leidt tot benadeling, bijvoorbeeld doordat de dienstverlening door het
CBS aan deze partijen verandert? Zijn hier gevallen van bekend? Zo ja, wat heeft de
Minister daartegen gedaan of wat zal de Minister doen als die gevallen zich zouden
aandienen? Zal de Minister in voorkomende gevallen het CBS daarop aanspreken en maatregelen
ter herstel of voorkoming treffen? Hoe ziet de Minister erop toe dat het CBS die maatregelen
nakomt?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister de gevolgen van de maatschappelijke
en technologische ontwikkelingen sinds 2004 wil toetsen aan de hand van twee publieke
belangen: een goede statistiekvoorziening en goed functionerende markten. Hiermee
wordt gesuggereerd dat er sprake is van een tegenstelling tussen die twee. Hoe kijkt
de Minister hier tegenaan? Deelt de Minister de opvatting dat deze twee belangen ook
goed samen kunnen, bijvoorbeeld door samenwerking tussen het CBS en het bedrijfsleven?
Te denken valt aan een situatie waarin het bedrijfsleven een bestaande dienst of een
bestaand product al levert en bereid is om deze aan het CBS door te leveren. Kan de
Minister toelichten hoe hij het CBS ertoe wil brengen om dat proces nader vorm te
geven?
De leden van de CDA-fractie vragen hoe het CBS volgens de Minister zou moeten omgaan
met «make or buy»-beslissingen voor nieuwe diensten die het CBS wil aanbieden. Zou
het CBS diensten die in de markt te verkrijgen zijn, van de markt moeten afnemen mits
deze – al dan niet na noodzakelijke aanpassingen – voldoen aan de juiste standaarden
en tegen normale marktconforme tarieven worden geleverd? Dient het CBS in dit geval
de «buy»-beslissing te laten voorgaan op de «make»-beslissing? Wie controleert het
CBS bij het maken van deze afweging en hoe is een zuivere afweging daarbij verzekerd?
De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt dat het CBS van mening is dat het
alleen samen kan werken met het bedrijfsleven als de methoden en algoritmes volledig
openbaar worden gemaakt. Wat vindt de Minister van deze stellingname? Zou deze kunnen
leiden tot marktbederf, dat private bedrijven kan afremmen in het investeren in nieuwe
datadiensten? Hoe kan de Minister bedrijven daartegen beschermen?
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief dat de dynamiek in het aanbod van het
CBS en bedrijven vraagt om een duidelijkere rolverdeling tussen het CBS en marktpartijen.
Naar verluidt bestaat er discussie over de rol van het CBS. Klopt het dat het CBS
zich op het standpunt stelt dat zij alle overheden (Rijk en lagere overheden) mag
en moet beleveren, ook wanneer die tot op heden worden beleverd door private bedrijven?
Wat betekent deze opstelling voor de ruimte voor private bedrijven voor wie de overheidsmarkt
op deze manier verloren lijkt te gaan? Zou dat ertoe kunnen leiden dat private bedrijven
overheden niet meer kunnen beleveren, of alleen onder het risico dat het CBS die door
private partijen geleverde dienstverlening kan gaan kopiëren en zelf aanbieden, waardoor
de private bedrijven hun investeringen niet meer kunnen terugverdienen?
De leden van de CDA-fractie stellen vast dat uit de wettelijke gedragsregels blijkt
dat de taak van het CBS zo beperkt is tot het maken van basisstatistieken die voor
meer dan 95% Europees zijn vereist en worden betaald uit het budget van het Ministerie
van Economische Zaken en Klimaat (EZK). Daarnaast kan het CBS in incidentele gevallen
statistische werkzaamheden voor derden verrichten, welke niet mogen leiden tot mededinging
met private aanbieders van vergelijkbare diensten die uit een oogpunt van goede marktwerking
ongewenst is. Deze uitleg komt voort uit bij de memorie van toelichting bij de Wet
CBS. Private marktspelers stellen dat onderzoeken, die zij tot voor kort voor de rijksoverheid
verrichtten, nu door het CBS worden verricht en het CBS daarmee marktverstorend optreedt.
Herkent de Minister de spanning tussen de gedragsregels voor het CBS, de opvattingen
die het CBS hierover heeft en zijn feitelijk gedrag dienaangaande? Hoe past dat binnen
de door de Minister beoogde duidelijker rolverdeling tussen het CBS en marktpartijen?
De leden van de CDA-fractie vragen wanneer volgens de Minister sprake is van marktverstoring.
Is daarvan al sprake op het moment dat het CBS extern bekend maakt bepaalde diensten
of producten in de toekomst te willen gaan leveren? Vindt de Minister het logisch
dat het CBS diensten gaat kopiëren en aanbieden, die al door private aanbieders in
de markt aangeboden worden? Komt het vaak voor dat het CBS opdrachten overneemt, die
al door private leveranciers werden of worden uitgevoerd? Hoe kijkt de Minister hier
tegenaan? Acht hij dit wenselijk? Deelt de Minister de opvatting dat voorafgaand aan
de vraag welke wettelijke taak het CBS precies heeft allereerst van belang is om te
bepalen welke taken voor het CBS gewenst zijn, zo nodig met aanpassing van de wettelijke
regels? Moet daarbij ook worden gekeken naar onder andere de vraag of het gewenst
en logisch is dat het CBS lagere overheden gaat bedienen als die markt al door private
bedrijven wordt bediend, of dat het CBS onderzoeken in opdracht van de rijksoverheid
uitvoert die voorheen door het bedrijfsleven werden uitgevoerd?
De leden van de CDA-fractie vragen wie bepaalt hoe de wettelijke taak van het CBS
moet worden uitgelegd. Wanneer het CBS dat zelf doet, bestaat dan het risico dat het
CBS marktmeester is in zijn eigen markt en zou kunnen bepalen welk deel van die markt
het overlaat aan het bedrijfsleven? Vindt de Minister dit een wenselijke ontwikkeling?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister wil komen tot heldere uitgangspunten
voor het CBS bij statistisch onderzoek op aanvraag van overheidsorganisaties enerzijds
en private partijen anderzijds. Overweegt de Minister om binnen het begrip overheidsorganisaties
onderscheid te maken tussen de rijksoverheid en de overige overheden? Is de Minister
zo nodig bereid om de Wet CBS aan te scherpen of de handhaving van die wet te intensiveren,
zodat de grenzen van de speelruimte voor het CBS voor alle partijen helder zijn en
er voldoende ruimte voor private initiatieven overblijft? Waarom wel of niet?
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister gedetailleerd kan toelichten waar
de dienstverlening, die het CBS momenteel ontwikkelt in samenwerking met een mobiele
telecomprovider met betrekking tot statistiek op basis van mobiele telecomdata, zich
onderscheidt van het aanbod dat al door het bedrijfsleven in de markt wordt aangeboden
Welke acties heeft de Minister genomen en neemt de Minister om te voorkomen dat het
CBS nu of in de nadere toekomst een dienst ontwikkelt, die rechtstreeks met de dienst
van een private partij concurreert? Kan de Minister toelichten hoe de ontwikkeling
en beoordeling van technieken, methodes en applicaties voor informatievergaring via
smartphones (bijvoorbeeld «logging» en enquêtes) door het CBS zich verhoudt tot het
aanbod dat het bedrijfsleven al in de markt aanbiedt? Kan de Minister uiteenzetten
welke acties hij heeft genomen of zal nemen om te voorkomen dat het CBS nu of in de
nadere toekomst diensten ontwikkelt die rechtstreeks met een dienst van een private
partij concurreren? Kan de Minister uitleggen hoe de internetdashboards, die het CBS
recentelijk heeft ontwikkeld, toepast en aanbiedt voor de presentatie en verbeelding
van statistieken, zich verhouden tot vergelijkbare dashboards die door het bedrijfsleven
al in de markt werden aangeboden? Valt deze vorm van dienstverlening binnen of buiten
het kader dat in de wet is aangegeven, namelijk «het openbaar maken van (...) statistieken»?
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre volgens de Minister in de strategie
en werkwijze van het CBS sprake is van koppelverkoop, dat wil zeggen het uitvoeren
van een (onderzoeks)opdracht op voorwaarde dat het volledige onderzoek door het CBS
wordt gedaan. Wat betekent dit voor mededinging andere partijen? Zou het hanteren
van transparante, toetsbare normen bij inbesteding voor overheden kunnen bevorderen
dat marktpartijen ook in aanmerking kunnen komen om dergelijke diensten te leveren?
Hoe zou een dergelijk transparant systeem eruit kunnen zien?
De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt dat het CBS onderzoekstalenten werft
die werkzaam zijn bij marktpartijen om beleidsonderzoek te kunnen doen dat het CBS
recent uit de markt heeft gehaald. Wat vindt de Minister hiervan?
De leden van de CDA-fractie vragen hoe het tijdspad waarlangs de verkenner, de heer
Van Hulst, te werk gaat er precies uitziet. Op welke wijze vindt terugkoppeling plaats
aan de Kamer?
De leden van de CDA-fractie vragen of het juist is dat de wettelijke opdracht van
het CBS momenteel alleen ruimte laat voor een vanuit het Rijk gefinancierd statistiekprogramma
met de wensen van het Rijk als uitgangspunt en niet voor een vanuit overheden gefinancierd
statistiekprogramma, waarin ook medeoverheden zijn betrokken bij de uitwerking. Verwacht
de Minister dat deze taakstelling en financieringswijze in de toekomst zullen veranderen,
in een eventuele nieuwe rol van het CBS? Valt dit vraagstuk ook onder de onderzoeksopdracht
van verkenner Van Hulst?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie van de hebben met belangstelling kennisgenomen
van de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de rol van het
CBS in het licht van maatschappelijke en technologische ontwikkelingen. Deze leden
constateren dat het bedrijfsleven aanzienlijke kosten maakt voor het aanbod van nieuwe
datadiensten. Bijvoorbeeld de kosten voor de ontwikkeling van het idee, voor de onderhandeling
met de dataleverancier om ruwe data te verwerven, voor de ontwikkeling van een omgeving
die privacyproof is, de uitwerking van innovaties waaruit ook mislukkingen betaald
moeten worden (met een hogere dan gebruikelijke rentevoet tot gevolg), de kosten voor
het maken van een stabiele omgeving, de kosten voor het productierijp maken en de
investeringen in het rijp maken van de markt voor afname van de diensten.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben vernomen dat het CBS zich op het standpunt
stelt dat ook als bestaande diensten in de markt al beschikbaar zijn en zij die of
soortgelijke diensten zelf wil gaan aanbieden, het CBS de vrijheid heeft om die bestaande
diensten wel of niet af te nemen op basis van een «make or buy»-beslissing. Dat komt
volgens deze leden vreemd over: het CBS doet de investeringen niet, maar strijkt wel
de revenuen op.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen daarom of de Minister de opvatting deelt
dat in het geval een dienst al door het bedrijfsleven ontwikkeld is, de investeringen
door het bedrijfsleven gedaan werden en de markt door haar rijp is gemaakt, het niet
redelijk of verantwoord is dat het CBS zelf mag beslissen om soortgelijke diensten
zelf te ontwikkelen en te leveren in de markt zonder dat zij de gestelde kosten heeft
hoeven te maken maar die diensten juist in de markt moet inkopen. Ook vragen deze
leden of het CBS niet verplicht moeten worden voor dit soort situaties per definitie
uit te gaan van een «buy»-beslissing als de beoogde dienstverlening al in de markt
beschikbaar is, mits de kwaliteit voldoet aan de juiste standaarden en de tarieven
voor levering aan het CBS marktconform zijn. Kwalificeert ontwikkeling van dezelfde
of soortgelijke diensten door het CBS, als die door het bedrijfsleven al aangeboden
worden, niet als kapitaalvernietiging en verspilling van belastinggeld? Deelt de Minister
de mening, dat in het geschetste geval waarbij het CBS kan instappen nadat het bedrijfsleven
de markt rijp gemaakt heeft en de voorafgaande investeringen dus niet draagt, het
CBS bijgevolg goedkoper dan het bedrijfsleven kan aanbieden? Vindt de Minister dat
een ongewenste situatie, zeker nu het CBS haar werkzaamheden uit belastinggeld financiert?
De leden van de ChristenUnie-fractie van de constateren dat het CBS verder beschikt
over een potentiële voorsprongpositie doordat het in de positie verkeert dat het diepgaande
detailinformatie van het bedrijfsleven ontvangt over de algoritmen en werkmethoden
van een door dat bedrijfsleven ontwikkeld product. Het CBS heeft die gegevens bijvoorbeeld
nodig in het kader van samenwerking met het bedrijfsleven of voor de validatie en
beoordeling van diens producten en diensten. Deze gegevens stellen het CBS eenvoudig
in staat om door «reversed engineering» datzelfde, door het bedrijfsleven ontwikkelde
product of dienst na te bouwen en daarna in de markt aan te bieden. In dat geval draagt
het CBS de benodigde investeringen niet zelf en kan zij aanzienlijk goedkoper ontwikkelen
en aanbieden, terwijl het bedrijfsleven haar investeringskosten niet kan goedmaken,
duurder moet aanbieden en ongewenst beconcurreerd wordt.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de Minister dit scenario beoordeelt
en welke waarborgen de Minister stelt om het ontstaan van dit scenario te voorkomen.
Wie ziet toe op het nakomen van die waarborgen door het CBS? Is de Minister van mening
dat het voor het CBS niet toegestaan is om door «reversed engineering» een met het
bedrijfsleven concurrerend of vergelijkbaar product op te bouwen en in de markt aan
te bieden? Deelt de Minister de opvatting dat het CBS niet tegelijkertijd als validator
van producten en diensten van het bedrijfsleven kan optreden, en zelf ook met dat
bedrijfsleven in concurrentie kan treden?
De leden van de ChristenUnie-fractie zien het CBS als een partij die van oudsher bij
uitstek, vanwege haar wettelijke taak, de privacygevoelige gegevens van burgers (als
enige) kon verwerken. De privacy van individuen is de laatste jaren versterkt, onder
meer door de komst van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en van ISO
27001 en ISO 20252. Het bedrijfsleven is daardoor veel beter in staat om de waarborgen
te bieden die nodig zijn om brongegevens op verantwoorde wijze en met inachtneming
van de privacywaarborgen te verwerken. Nu de Minister overweegt om de wet- en regelgeving
rondom het CBS te actualiseren, is ook relevant of de Minister vindt dat het bestaansrecht
van het CBS op dit punt niet in een ander daglicht geplaatst zou moeten worden, met
name waar het gaat om haar eerdere positie waarin zij als enige privacygevoelige data
kon verwerken. Kan de Minister zijn antwoord op deze vraag toelichten? Is de Minister
bereid om de wet ook op dat punt eventueel aan te passen?
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat datamarktpartijen erop wijzen dat
in toenemende mate een kloof ontstaat tussen het CBS (als datahouder uit hoofde van
haar wettelijke taak en wettelijk monopolie, als dataverwerker en als ontwikkelaar
van koppelingen en verbindingen in de datastructuur) enerzijds en marktpartijen anderzijds.
De kloof zou onder meer kunnen bestaan uit de beschikbare kennis van de data waarover
CBS beschikt en de toepassingen daarvan in onderzoeksontwerpen. Het gevolg daarvan
is het ontstaan van informatie-asymmetrie tussen enerzijds het CBS en marktpartijen
anderzijds. Dat zou op gespannen voet staan of kunnen komen te staan met de principes
van een gelijk speelveld, ongewenste en onevenredige marktverstoring en de incidentele
mate waarin het CBS werkzaamheden voor derden zou moeten verrichten, zo betogen deze
marktpartijen. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Minister dit beeld
herkent. Zo ja, welke maatregelen is de Minister voornemens te treffen om deze informatie-asymmetrie
te voorkomen?
De leden van de ChristenUnie-fractie wijzen erop dat tot 2016 de zogenaamde Centrale
Commissie voor de Statistiek (CCS) als toezichtsorgaan op het CBS fungeerde waar het
ging om het voorkomen van ongewenste marktverstoring. In 2016 werd het CCS afgeschaft.
Deze leden vragen of de Minister uiteen kan zetten hoe het toezicht op het CBS, in
het bijzonder ten aanzien van het verbod om de markt te verstoren, op dit moment precies
geregeld is sinds het CCS in 2016 werd afgeschaft. Welke van het CBS onafhankelijke
instantie houdt toezicht op het CBS en haar marktoptreden en hoe wordt dat getoetst?
Heeft de Autoriteit Consument en Markt (ACM) daarbij een rol en zo niet, zou zij die
moeten krijgen? Is de Wet Markt en Overheid van toepassing op het CBS? Zo nee, is
de Minister bereid om dat alsnog te regelen? Welke rol speelt de Raad van Advies van
het CBS bij het voorkomen van ongewenste marktverstoring door het CBS?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Minister de eerste voetnoot, op
pagina 2 van de aan de Kamer verzonden brief, nader kan verhelderen. Wat is nu precies
wel en niet de wettelijke taak van het CBS en wat mag zij wel en niet?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren met de Minister dat er steeds meer
potentieel interessante databronnen op de markt zijn, bijvoorbeeld big data zoals
data afkomstig uit de auto, het Internet of Things, de social media, app’s, et cetera.
Deze data kunnen voor het CBS en voor overheden interessante informatie op leveren.
Deze databronnen komen over het algemeen vanuit de private sector en technologieën
volgen elkaar in steeds hoger tempo op. Een belangrijke taak voor het CBS is onafhankelijk
te oordelen over de kwaliteit van de informatie die afkomstig is van deze databronnen.
Om de informatie die afkomstig is uit alternatieve databronnen goed te kunnen beoordelen
is voor het CBS inzicht nodig in de manier waarop de informatie is ontgonnen uit de
ruwe data. Die informatie is doorgaans bedrijfsvertrouwelijk, omdat zij het hart vormt
van de door private aanbieders geleverde diensten en de bijbehorende algoritmen waarmee
die diensten tot stand komen. Private aanbieders zullen die algoritmen en methoden
dus niet willen delen als het risico bestaat dat het CBS daar kennis van neemt en
vervolgens in de gelegenheid is om een soortgelijk product zelf in de markt te zetten.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Minister kan toelichten hoe hij
beoordeelt, dat als het CBS zich nadrukkelijk op de markt begeeft en in toenemende
mate afhankelijk wordt van financiering door het aanbieden van statistische werkzaamheden
voor derden, zij niet meer onafhankelijk kan opereren in het beoordelen van de databronnen,
of bijvoorbeeld het beoordelen of valideren van onderzoeken van private databedrijven.
Hoe verzekert de Minister dat het CBS geen aanbod in de markt zet dat door het bedrijfsleven
al in de markt wordt aangeboden en het CBS daarmee haar eigen zeer belangrijke rol
als onafhankelijke beoordelaar van de door het bedrijfsleven aangeboden producten
en diensten ondermijnt? Deze leden vragen of de Minister kan specificeren hoeveel
procent van de «statistische werkzaamheden voor derden» door het CBS verricht worden
voor respectievelijk de landelijke overheden, de lagere overheden en private bedrijven
als opdrachtgever. Is het juist dat meer dan 20% van de werkzaamheden van het CBS
verricht worden voor derden? Hoe verhoudt dat zich tot de wettelijke eis dat dergelijke
werkzaamheden uitsluitend incidenteel verricht mogen worden, en neemt het CBS hiermee
niet een te groot aandeel weg dat ook door het bedrijfsleven ingevuld zou kunnen worden?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat bedrijven als Google, Apple,
banken, telecombedrijven, appontwikkelaars, autofabrikanten over veel data beschikken
die mogelijk zeer interessante bronnen zijn voor informatie. Het CBS wil graag samenwerken
met het bedrijfsleven maar stelt als eis dat de algoritmen van deze bedrijven openbaar
worden gemaakt. Tegelijkertijd zijn het juist de methoden en algoritmen waarin het
bedrijfsleven investeert en die investeringen wenst zij daarna natuurlijk terug te
verdienen. Deze leden stellen vast dat dit ingewikkeld is als algoritmen en methoden
openbaar gemaakt moeten worden. Deelt de Minister de opvatting dat, als het CBS vasthoudt
aan deze eis, samenwerking met het bedrijfsleven ernstig bemoeilijkt of zelfs onmogelijk
zal worden? Deelt de Minister tevens de opvatting dat in zo’n situatie zowel de gebruiker
van de informatie (overheid en private markt) als de belastingbetaler hierdoor ernstige
schade kan ondervinden, doordat niet de nieuwste en beste methodieken en databronnen
worden gebruikt?
II Antwoord / Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L.I. Diks, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
L.N. Kruithof, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.