Lijst van vragen : Lijst van vragen over het Jaarverslag Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2018 (Kamerstuk 35200-VIII-1)
2019D21526 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het Jaarverslag van het
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2018 (Kamerstuk 35 200 VIII, nr. 1).
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De griffier van de commissie, De Kler
Nr.
Vraag
1
Kunt u weergeven hoeveel het Nederlandse verzuilde onderwijsbestel voor de Nederlandse
belastingbetaler duurder uitvalt dan wanneer Nederland een onderwijsbestel zou kennen
dat (zoals bijvoorbeeld in Frankrijk) niet verzuild zou zijn? Met andere woorden:
wat is ceteris paribus de prijs die men in Nederland betaald voor de financiële gelijkstelling
van openbaar en bijzonder onderwijs?
2
Welke verklaring is er voor de toename van het aantal mbo-studenten in de afgelopen
vier jaar?
3
Wat is de omvang en berekeningswijze van het verschil tussen de 5-jaarsrente en de
rente die de overheid over de staatsschuld betaald?
4
Wat is de gemiddelde studieschuld van studenten die hun hoger onderwijsopleiding verlaten?
5
Hoe groot deel van de groep studenten die vroegtijdig hun hbo-opleiding afbreekt bestaat
uit mbo-doorstromers en hoe verhoudt dit percentage zich tot het totaal percentage
mbo-doorstromers in het hoger onderwijs?
6
Wat is de gemiddelde studieschuld van studenten die hun hoger onderwijsopleiding verlaten?
7
Welke definitie van studiesucces is gebruikt in het jaarverslag?
8
Kunt u de post kasschuiven mbo vanuit de verticale toelichting nader toelichten?
9
Wat is de verdeling bij de post kasschuiven mbo van voorjaarsnota naar bestuursakkoord,
kasschuif praktijkleren en leerwerkplekken?
10
Kunt u nader toelichten welke subsidies worden verlaagd?
11
Kunt u nader toelichten hoeveel is overgeboekt van andere ministeries onder diversen
uit de verticale toelichting en welke ministeries het hier betrof?
12
Hoeveel overheadkosten hebben de gemeentelijke en provinciale musea gemiddeld?
13
Worden de middelen voor cultuureducatie en museumbezoek afkomstig van artikel cultuur
apart verantwoord op de begroting en jaarverslagen van scholen? Zo nee waarom niet?
14
Hoeveel overheadkosten hebben de nationale Rijksmusea gemiddeld?
15
Hoeveel overheadkosten hebben productiehuizen gemiddeld?
16
Hoeveel overheadkosten hebben netwerkinstellingen gemiddeld?
17
Hoeveel overheadkosten hebben ontwikkelinstellingen gemiddeld?
18
Hoeveel overheadkosten hebben de bovensectorale ondersteunende instellingen gemiddeld?
19
Hoeveel Europees geld ontvangt het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
jaarlijks voor cultuur?
20
Wanneer staat de volgende beleidsdoorlichting / interdepartmentale beleidsdoorlichting
gepland voor alle artikelen waarbij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is betrokken?
21
Kunt u de uitgaven van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
(NWO) per regeling of programma uitgesplitst weergeven?
22
Wat is de verklaring voor het hogere percentage toptalentleerlingen dat zich verveelt
of eerder klaar is met het werk in 2018 (25%) ten opzichte van 2017 (20%), na de eerdere
dalende trend sinds 2013 (56%)?
23
Wat zijn de redenen voor het feit dat er weer meer thuiszitters bij zijn gekomen en
hoe kan deze trend gekeerd worden?
24
Wat is de verklaring voor afname van het percentage studenten dat tevreden is over
uitdagend onderwijs in het ho?
25
Wat is de reden voor het oplopende percentage thuiszitters in zowel primair als voortgezet
onderwijs sinds de invoering van passend onderwijs in 2014, terwijl het doel hiervan
juist was om het aantal thuiszitters terug te dringen?
26
Zijn er onderliggende onderzoeken die nadere duiding geven aan de studenttevredenheidscijfers
over de uitdagendheid van hbo en wo?
27
Is het mogelijk de aantallen thuiszittende leerlingen te vermelden in plaats van alleen
de percentages en kunt u deze weergeven?
28
Hoe heeft de omvang van het schaduwonderwijs zich ontwikkeld in 2018? In hoeverre
houdt u ondanks de beperkte omvang op dit punt de vinger aan de pols?
29
Leveren de genomen maatregelen om het lerarentekort aan te pakken in het primair onderwijs
(salarisverhoging en werkdrukmiddelen) al resultaat op, ofwel is er sprake van een
werkelijke verkleining van het lerarentekort?
30
Gaat u uitzoeken of het tot op heden uitgekeerde geld voor werkdrukverlaging in het
primair onderwijs werkelijk tot werkdrukverlaging voor leraren heeft geleid?
31
Wat is de reden dat de streefwaarde van het aandeel schoolleiders dat is geregistreerd
in het schoolleidersregister bij lange na niet is gehaald?
32
Is het mogelijk om af te dwingen dat scholen die niet meedoen aan verantwoording via
«Vensters» dat wel doen?
33
Wat is de verklaring voor de afname van studenttevredenheid in het hbo en wo?
34
Wat waren de percentages van studenttevredenheid in het hoger onderwijs in de jaren
2011, 2012, 2013, 2014, 2015 en 2016?
35
Wat is de verklaring voor de toename van uitval in het eerste jaar in het hbo?
36
Wat is de verklaring dat het aandeel mbo-studenten techniek afneemt of stagneert?
37
Wat is de reden dat het streefgetal van 2017 (30%) voor het percentage vmbo-leerlingen
in de beroepsgerichte leerweg dat kiest voor techniek in 2018 niet wordt gehaald en
is blijven steken op 24,3%?
38
Welke overwegingen liggen eraan ten grondslag dat de ambitie inzake een leven lang
leren zich beperkt tot een groei van het percentage 25–64 jarigen dat deelneemt aan
een leeractiviteit van 19% in 2016 naar 20% in 2020? Kent het programma «Leven lang
ontwikkelen» nog andere afrekenbare doelen in termen van mensen die hun hele leven
lang deel blijven nemen aan onderwijs?
39
In hoeveel gevallen werd in 2018 kinderen die hun ouders bij een school voor bijzonder
onderwijs hadden aangemeld toelating geweigerd?
40
Klopt het dat vanwege een recente wijziging in de vraagstelling van de enquête over
de studenttevredenheid het cijfer voor 2018 niet vergelijkbaar is met eerdere jaren?
In hoeverre zijn deze cijfers niet vergelijkbaar en vanwege welke wijzigingen in vraagstelling?
41
Wanneer wordt de actuele realisatie van het aandeel scholen dat leerlingen begeleidt
in het ontdekken en ontwikkelen van hun talenten gepubliceerd?
42
Welke verschillen zijn er tussen minimaal niveau, streefniveau, referentieniveau en
fundamenteel niveau met betrekking tot lezen en rekenen?
43
Wat ligt ten grondslag aan het verschil in raming 2018 en realisatie 2018 met betrekking
tot leerlingen in het primair onderwijs met een gewicht 1,2?
44
Kan voor de uitgaven per leerling in het primair onderwijs procentueel per onderdeel
uitgesplitst aangegeven worden waaraan het is uitgegeven (docent, huisvesting, energie,
schoonmaak, overhead, etc.)?
45
Wat gaat u doen om de verantwoording van middelen te verbeteren, bijvoorbeeld door
de vulling Vensters en de verantwoording van besturen?
46
Wat is de reden van de overschrijding van ruim € 27 miljoen bij de prestatieboxmiddelen
ten opzichte van de vastgestelde begroting?
47
Waaruit bestaan de overige subsidies?
48
Op welke manieren kunt u inzichtelijk maken of en in welke mate de werkdrukmiddelen
die met ingang van 1 augustus 2018 werden toegevoegd aan de bekostiging daadwerkelijk
de werkdruk hebben verminderd, die leraren die voor de klas staan, dagelijks ervaren?
49
Kunt u inzichtelijk maken of de middelen voor cultuureducatie en museumbezoek door
scholen daadwerkelijk daaraan worden uitgegeven?
50
Kunt u verklaren waarom er een onderuitputting was van de team- en schoolleidersbeurs?
51
Hoe worden toptalenten gedefinieerd?
52
Hoeveel kinderen zitten met regelmaat thuis en hebben daar onderwijstechnisch last
van, maar voldoen niet aan de norm van drie maanden?
53
Kan er naast een historische terugblik, ook een prognose voor de komende twaalf jaar
worden gegeven voor de aantallen leerlingen?
54
Hoe waarborgt u dat de extra verantwoordelijkheid die u met de mogelijkheid om leerlingen
met een tijdelijke zorgbehoefte minder onderwijs te laten volgen, legt bij schoolbesturen,
leidt tot minder thuiszitters ofwel minder langdurig geoorloofd verzuimd en niet tot
een grotere nonchalance bij de schoolbesturen ten aanzien van de thuiszittersproblematiek?
55
Hoe heeft het aantal brede scholengemeenschappen op unilocaties zich ontwikkeld in
2018?
56
Op welke wijze worden de bekende cijfers over de aantallen leerlingen van groep 8
gebruikt voor de prognose van de bekostiging van het voortgezet onderwijs?
57
Hoeveel leerlingen maken gebruik van de «bekostiging Caribisch Nederland» en hoeveel
is dit gemiddeld per leerling?
58
Waarom is het aantal voortijdig schoolverlaters in 2017–2018 toegenomen ten opzichte
van 2016–2017?
59
Hoe is het aantal van de 25.574 voortijdig schoolverlaters in 2017–2018 verdeeld over
de mbo-onderwijsniveaus?
60
Waarom is, ondanks het aantal subsidies en inzet op meer studenten naar de techniek,
het aandeel mbo-studenten in de techniek gedaald?
61
Wat is het aandeel mbo-studenten in de techniek per mbo-niveau?
62
Kunt u het aandeel van mbo-studenten per sector specificeren?
63
Wat zijn de belangrijkste redenen waarom mbo-gediplomeerden de aansluiting tussen
hun opleiding en arbeidsmarkt waarderen met 77%?
64
Heeft u inzicht in hoe mbo-opleidingen hun studies kunnen verbeteren voor een betere
aansluiting op de arbeidsmarkt?
65
Kunt u het percentage 25–64 jarigen dat deelneemt aan een leeractiviteit uitsplitsen
naar type scholing (zoals functie gerelateerde, gericht op een andere sector, algemene
ontwikkeling, etc)?
66
Kunt u het percentage 25–64 jarigen dat deelneemt aan een leeractiviteit ook staven
met andere onderzoeken? Kunt u een overzicht geven van wat bekend is over de deelname
en leeractiviteiten en de type activiteiten (cursus, hele opleiding, etc)?
67
Hoe valt de stijgende trend van het aantal mbo-studenten in het groen onderwijs te
verklaren?
68
Wat is uw verklaring voor de toename van het aantal vavo-deelnemers (voortgezet algemeen
volwassenenonderwijs) de afgelopen jaren?
69
Waarom is er onderbesteding in 2018 wat het Regionaal Investeringsfonds (RIF) betreft?
70
Hoeveel RIF-aanvragen zijn er gedaan in 2018, waarbij het gaat om het aantal aanvragen,
niet om het aantal goedkeuringen?
71
Hoeveel RIF-geld is er aangevraagd in 2018?
72
Hoeveel RIF-aanvragen zijn er afgewezen in 2018?
73
Wat was het cumulatieve bedrag van de afgewezen RIF-aanvragen in 2018?
74
Waarom is er bij de post Salarismix Randstadregio’s een overbesteding van € 1.996.000
in 2018?
75
Welke meetbare resultaten zijn er in 2018 geboekt bij de verbetering van de kwaliteit
van de beroepspraktijkvorming?
76
Waarom worden middelen bestemd voor loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) ingezet
ter uitvoering van het project «Gelijke Kansen in het mbo», ter versterking van jongeren
in een achterstandspositie?
77
Waarom wordt het project «LOB en Gelijke Kansen in het mbo» ter versterking van jongeren
in een achterstandspositie en voor het creëren van gelijke kansen niet betaald uit
het budget «Gelijke Kansen»?
78
Waarom is besloten om de middelen bestemd voor Gelijke kansen voor de regeling doorstoom
mbo-hbo onder te brengen bij de budgettaire gevolgen van mbo-beleid en niet bij het
hbo?
79
Hoeveel meer aanvragen zijn er gedaan voor praktijkleren in de beroepsbegeleidende
leerweg dan het beschikbare budget? Zijn deze alsnog toegekend?
80
Wat is de reden dat er geld voor Commissie voor Toetsen en Examens (CvTE) van artikel
4 (mbo) naar Cito op artikel 3 (vo) is overgeheveld? Waaraan is dat geld besteed?
81
Welke overwegingen liggen ten grondslag aan de overheveling van € 4,4 miljoen van
de bijdrage aan het College voor Toetsen en Examens naar art.nr 3 (voortgezet onderwijs)?
Welke invloed heeft dit op de kwaliteit van de examinering in het voortgezet onderwijs?
82
Heeft de specifieke uitkering aan RMC-contactgemeenten (met een regionale meld- en
coördinatiefunctie) van € 0,7 miljoen teveel geleid tot een kasschuif met 2019?
83
Wat is de definitie van Bachelor Studiesucces (n+1)?
84
In hoeverre wijkt deze definitie af van de voorheen gebruikte term rendement?
85
Welke definitie wordt er gehanteerd over tevredenheid over het hoger onderwijs
86
Welke redenen worden er (in percentages) gegeven over de uitdagendheid van het hoger
onderwijs?
87
Wat is de verklaring voor toename van switchen na het eerste jaar in het wo?
88
Wat is de verklaring voor de toename van de uitval in het eerste jaar in het ho?
89
Kunt u een tabel verschaffen vergelijkbaar met de tabel bovenaan op pagina 65, die
uitgesplitst is naar internationale studenten?
90
Wat is de reden dat het aandeel leraren met een afgeronde hbo- of wo-masteropleiding
niet meer wordt gemeten?
91
Wat is de bron van het percentage studenttevredenheid hbo in 2018–2019?
92
Kunt u de oorzaken voor uitval en switch in het eerste jaar nader toelichten?
93
Uit welke leeftijdscategorie nemen de meeste mensen deel aan een leeractiviteit? Wat
is de reden dat juist deze mensen deelnemen aan een leeractiviteit?
94
Welke redenen worden gegeven dat opleiding niet voldoende basis vormt voor de arbeidsmarkt?
(graag toegelicht met percentages)
95
Hoeveel studenten staan er ingeschreven bij associate degree-opleidingen? Wat is de
reden deze opleidingen niet in dit overzicht staan?
96
Kunt u een uitsplitsing geven in de tabel met ingeschreven en gediplomeerde studenten
naar Nederlandse en internationale (EER- en niet-EER-)studenten (EER: Europese Economische
Ruimte)?
97
Is het benoemde bedrag wettelijk collegegeld (€ 2.006) het correcte bedrag?
98
Kunt u een meerjarige tabel maken waarin het aantal studenten dat studeert in het
hbo en het wo, wordt gelegd naast het aantal afgestudeerden van het havo en het vwo?
99
Kunt u toelichten met welk bedrag en voor welke instellingen de onderwijsopslag is
verhoogd? Voor welke periode de onderwijsopslag verhoogd en waarvoor?
100
Kunt u d.m.v. een tabel nader toelichten wat het betekent dat de sterke stijging in
uitgaven wordt veroorzaakt door de bekostiging?
101
Kunt u een opsplitsing maken van het bekostingsbedrag onderwijsdeel in de benoemde
elementen studentgebonden, onderwijsopslag in bedragen en onderwijsopslag in percentages?
102
Wat is de reden dat er minder vouchers werden toegekend dan geraamd?
103
Hoeveel vouchers zijn er toegekend?
104
Welke leeftijdscategorie heeft het meest gebruik gemaakt van de vouchers?
105
Wat is er gebeurd met de € 3,3 miljoen lagere realisatie van het experiment vraagfinanciering?
106
Hoe rijmt deze lagere realisatie met de financiële toelichtingen in de brief experimenten
flexibilisering van voorjaar 2019?
107
Welk gedeelte van ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek is voor het volgen
van onderwijs en het opdoen van praktijkervaring en welk gedeelte voor huisvestiging?
108
Wat is de (historische) reden dat alleen voor geneeskundig onderwijs naast de reguliere
bekostiging een post «ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek» bestaat en
bijvoorbeeld niet voor de lerarenopleidingen? Wat is de reden dat deze post onder
het Ministerie van OCW valt en niet onder het Ministerie van VWS?
109
Hoe is het mogelijk dat het experiment vraagfinanciering is stopgezet wanneer tegelijk
in het jaarverslag nog wordt gemeld dat op basis van de tussenevaluatie kan worden
besloten of het experiment zou worden uitgebreid of aangepast?
110
Kunt u een overzicht geven van alle vormen en instrumenten van vraagfinanciering die
in de afgelopen tien jaar vanuit de overheid zijn gefaciliteerd?
111
Kunt u een inzicht geven in de verschillende vormen van vraagfinanciering die kunnen
worden toegepast in het beroepsonderwijs?
112
Kunt u een overzicht geven van onderzoeken die de afgelopen jaren zijn gedaan naar
(vormen van) vraagfinanciering en de conclusies hierin?
113
Kunt u een overzicht geven van de beleidsreacties vanuit de mbp- en hbo-koepels (op
voorstellen) rond vraagfinanciering in de afgelopen tien jaar?
114
Kunt u inzicht geven in welke verkenningen er de afgelopen jaren door het ministerie
zijn gedaan naar verschillende vormen van bekostiging in het beroepsonderwijs?
115
Kunt u een rekenvoorbeeld geven van waaruit blijkt dat vraagfinanciering een negatieve
invloed heeft op het bekostigd middelbaar beroepsonderwijs?
116
Welke (ook technische) factoren bepalen in (een experiment rond) vraagfinanciering
of het experiment succesvol is of niet?
117
Kunt u een duidelijkere toelichting geven bij de alinea beginnend met «Dit verschil
betreft onder meer verhogingen vanwege uitvoering halvering van het collegegeld....een
extern onderzoeksbureau»?
118
Waaraan worden de OCW-middelen binnen «De Homogene Groep Internationale Samenwerking»
aan besteed?
119
Wat is de reden dat het aantal studerenden is gestegen ten opzichte van de ramingen,
maar het aantal studerenden met studiefinanciering lager is dan geraamd?
120
Wat is de verklaring dat in het hbo voor wat betreft het totaal aantal studerenden
met studiefinanciering de ramingen versus realisatie voor zowel de groep (Nul)lening
en geen basisbeurs als studerenden met basisbeurs zoveel verschillen?
121
Kunt u een nadere toelichting geven op de verklaring van «effect van de boeggolf»
met betrekking tot de studenten die sneller zijn afgestudeerd dan de voorgeschreven
vier jaar?
122
Wat zijn de uitgaven aan de aanvullende beurs en hoeveel studenten hebben daar gebruik
van gemaakt in 2018? Hoeveel was geraamd?
123
Hoeveel van de aanvullende beursstudenten zijn studenten die na 2015 zijn gaan studeren
(zonder basisbeurs) ten opzichte van studenten met een basisbeurs?
124
Kunt u een uitsplitsing maken in de betaling aan vervoersbedrijven naar de NS, streekvervoer
en stadsvervoer, zowel in raming als realisatie?
125
Wat is het aantal vervoerde kilometers in 2018 en hoeveel is dat per student en per
vervoerder?
126
Door de kasschuif is moeilijk te beoordelen hoe de uitgaven aan vervoer zich door
de jaren heen ontwikkelen. Kunt u een voor kasschuiven gecorrigeerde tabel te leveren?
127
Wat is de verklaring voor de € 13,9 miljoen lager dan begrote terugbetaling studieleningen?
128
Wat houdt de post achterstallig lager recht in?
129
Welke subsidies worden verlaagd? (verticale toelichting, blz 94/97)
130
Valt volkscultuur ook onder de algemene doelstelling van cultuur?
131
Wanneer wordt gestart met een nulmeting van volkscultuur?
132
Welke definitie van volkscultuur wordt gehanteerd?
133
Hoeveel bibliotheken moesten in 2018 sluiten en wat was hiervoor de reden?
134
Hoeveel kinderen (tot 18 jaar) bezochten in 2018 fysiek een bibliotheek?
135
Hoeveel procent van de boeken in de bibliothekencollectie zijn gemiddeld e-boeken?
136
Hoe wordt het budget voor cultuureducatie met kwaliteit verdeeld over het primair
en het voortgezet onderwijs?
137
Waarom wordt ervoor gekozen om een deel van het budget voor cultuureducatie over te
hevelen naar artikel 1 ten behoeve van het programma cultuureducatie met kwaliteit?
138
Waar worden de extra ontvangsten van € 7,1 miljoen voor ingezet?
139
Wat wordt bedoelt met de «desaldering van de ontvangst van € 5,7 miljoen van de rijksmusea
met betrekking tot de vordering van de bestemmingsfondsen»?
140
Hoe is de waardering voor de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) gemeten ten opzichte
van de waardering van commerciële omroepen?
141
Heeft uw ministerie de doelstelling om nummer 1 te worden op de World Press Freedom
Index?
142
Hoeveel procent van de programmering van de NPO is op dit moment alleen online te
bekijken?
143
Van welke verschillende kanalen maakt de NPO gebruik om haar programma's uit te zenden?
144
Hoeveel journalisten zijn er in Nederland?
145
Hoeveel vrouwelijke journalisten zijn er in Nederland?
146
Hoeveel journalisten werken als ZZP’er in Nederland?
147
Hoe is het gesteld met de veiligheid van de Nederlandse journalisten?
148
Hoe is de € 4,9 miljoen rondom onderzoeksjournalistiek besteed?
149
Hoe is de extra € 1,6 miljoen rondom onderzoeksjournalistiek besteed?
150
Hoeveel journalisten hebben in 2018 bedreigingen ontvangen?
151
Hoe monitort u de veiligheid van de Nederlandse journalisten?
152
Hoeveel euro belastinggeld gaat er jaarlijks per werkende Nederlander naar de NPO?
153
Wat is de (historische) reden dat de Koninklijke Bibliotheek (KB) vanuit artikel 16
Onderzoek en wetenschapsbeleid gefinancierd wordt en wat doet de KB voor deze middelen?
154
Welke andere wijzen waarop de economische zelfstandigheid en financiële onafhankelijkheid
van vrouwen kan worden gestimuleerd zijn in beeld, nu het Programma Economische Zelfstandigheid
is niet gecontinueerd?
155
Hoe kan de inwerkingtreding van het nieuwe studiefinancieringssysteem (PVS) leiden
tot extra beheer- en onderhoudskosten?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
E.C.E. de Kler, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.