Nota van wijziging : Tweede nota van wijziging
35 133 Wijziging van de Omgevingswet en enkele andere wetten vanwege opname in de Omgevingswet van regels over het vestigen van een voorkeursrecht, regels over onteigening, bijzondere regels voor het inrichten van gebieden en, met het oog op verschillende typen gebiedsontwikkelingen, een verdere aanpassing van de regels over kostenverhaal (Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet)
Nr. 8 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 21 mei 2019
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel C, onder 3, wordt «artikel 4.29 wordt» vervangen door «artikel 4.29».
2. In onderdeel D wordt, onder plaatsing van de aanduiding «2.» voor de tekst die
begint met «In artikel 5.34, tweede lid, aanhef,» een onderdeel ingevoegd, luidende:
1. In artikel 5.7, derde lid, onder a, wordt «eenzelfde» vervangen door «dezelfde».
3. Onderdeel H wordt als volgt gewijzigd:
a. In het opschrift van het voorgestelde artikel 12.26 wordt «gebruiksfunctie» vervangen
door «gebruiksmogelijkheden».
b. In het voorgestelde artikel 12.26, tweede lid, wordt «gelijke hoedanigheid (...)
ingebracht» vervangen door «gelijke hoedanigheid en met gelijkwaardige gebruiksmogelijkheden
als de onroerende zaken die door hem zijn ingebracht».
c. In het voorgestelde artikel 12.26, derde lid, wordt «gebruiksfunctie» vervangen
door «gelijkwaardige gebruiksmogelijkheden».
d. In het voorgestelde artikel 12.38, eerste lid, onder b, onder 1°, wordt «de waardeverandering,
als gevolg van een landinrichtingsactiviteit als bedoeld in de bijlage» vervangen
door «de waardeverandering als gevolg van een landinrichtingsactiviteit».
e. In het voorgestelde artikel 12.39 wordt «gebruiksfunctie» vervangen door «gebruiksmogelijkheden».
f. In het voorgestelde artikel 12.43 wordt «artikel 16.33m» vervangen door «artikel 16.33l».
4. Onderdeel I wordt als volgt gewijzigd:
a. De aanhef komt te luiden:
Hoofdstuk 13 wordt als volgt gewijzigd:.
b. Na de aanhef wordt ingevoegd:
1. Artikel 13.4, eerste lid, onder b, komt te luiden:
b. een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder
a,.
2. Er worden na afdeling 13.4 drie afdelingen toegevoegd, luidende:.
5. Onderdeel J wordt als volgt gewijzigd:
a. In het opschrift van het voorgestelde artikel 15.37 wordt «in procesinleiding»
vervangen door «in verzoekschrift».
b. In het voorgestelde artikel 15.37 wordt «een procesinleiding» vervangen door «een
verzoekschrift» en wordt «de procesinleiding» vervangen door «het verzoekschrift».
b. In de voorgestelde artikelen 15.38, eerste lid, 15.41, tweede lid, 15.43, eerste
lid, en 15.46, tweede lid, wordt «de procesinleiding» vervangen door «het verzoekschrift».
6. Onderdeel K wordt als volgt gewijzigd:
a. Onder vernummering van de onderdelen 1 tot en met 12 tot 3 tot en met 14 worden
twee onderdelen ingevoegd, luidende:
1. Aan artikel 16.16 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. In afwijking van artikel 10:3, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet
bestuursrecht kan het aangewezen bestuursorgaan mandaat verlenen om te beslissen over
de instemming.
2. Artikel 16.21, eerste lid, aanhef, komt te luiden:
Gedeputeerde staten kunnen besluiten dat een onderdeel van een besluit tot vaststelling
of wijziging van een omgevingsplan geen deel daarvan uitmaakt als:.
b. Onderdeel 6 (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
1°. Het voorgestelde artikel 16.33d vervalt, onder vernummering van de voorgestelde
artikelen 16.33e tot en met 16.33m tot 16.33d tot en met 16.33l.
2°. In het voorgestelde artikel 16.33d, eerste lid, eerste zin, (nieuw) wordt «onteigeningsbeschikking»
vervangen door «ontwerponteigeningsbeschikking».
3°. In het voorgestelde artikel 16.33k, eerste lid, (nieuw) wordt «artikel 16.33k»
vervangen door «artikel 16.33j».
4°. In het voorgestelde artikel 16.33k, tweede lid, (nieuw) wordt «artikel 16.33j»
vervangen door «artikel 16.33i».
c. Onderdeel 7 (nieuw) komt te luiden:
7. De artikelen 16.59 en 16.60 vervallen.
d. In onderdeel 9 (nieuw) komt het voorgestelde artikel 16.76b te luiden:
Artikel 16.76b (zienswijze kostenverhaalsbeschikking)
Voordat het bestuursorgaan een beschikking als bedoeld in artikel 13.18, eerste lid,
geeft, stelt het de aanvrager in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen.
e. In onderdeel 12 (nieuw) wordt het voorgestelde artikel 16.88 als volgt gewijzigd:
1°. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het verzoekschrift wordt door de belanghebbende of zijn gemachtigde ondertekend.
2°. In het derde lid, aanhef, eerste zin, wordt «de procesinleiding» vervangen door
«het verzoekschrift».
f. In onderdeel 13 (nieuw) wordt in het voorgestelde artikel 16.127, tweede lid, onder
b, derde en vierde lid, «de procesinleiding» vervangen door «het verzoekschrift».
7. Na onderdeel K wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ka
In artikel 22.13, eerste lid, wordt «artikel 22.1, eerste lid, aanhef en onder a,»
vervangen door «artikel 22.1, aanhef en onder a,».
8. Onderdeel L komt te luiden:
L
In artikel 23.5, eerste lid, wordt «de hoofdstukken 2, 3, 4, 5, 12, 16, 17, 18, 19,
20 en artikel 23.3» vervangen door «de hoofdstukken 2, 3, 4 en 5, afdeling 13.6, de
hoofdstukken 16, 17, 18, 19 en 20 en artikel 23.3».
B
Artikel 2.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanhef komt te luiden:
Het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:.
2. Na de aanhef wordt ingevoegd:
A
In boek 6 wordt in artikel 176, tweede lid, onder a, «artikel 5.1, tweede lid, aanhef
en onder b, van de Omgevingswet» vervangen door «artikel 5.1 lid 2 aanhef en onder
b van de Omgevingswet».
B
Boek 7 wordt als volgt gewijzigd:.
3. Onder vernummering van de onderdelen 1 tot en met 3 tot 2 tot en met 4 wordt een
onderdeel ingevoegd, luidende:
1. In artikel 235 wordt «een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid,
aanhef en onder a, van de Omgevingswet» vervangen door «een bouwactiviteit als bedoeld
in artikel 5.1 lid 2 aanhef en onder a van de Omgevingswet».
4. Onderdeel 4 (nieuw) komt te luiden:
4. Artikel 381, derde lid, komt te luiden:
3. De in artikel 378 lid 1 bedoelde verplichting bestaat evenmin, voor zover het verpachte
is gelegen in een gebied waarvoor een gemeentelijke omgevingsvisie als bedoeld in
artikel 3.1 lid 1 van de Omgevingswet is vastgesteld en de verpachter vanwege een
voorkeursrecht als bedoeld in artikel 9.1 lid 1 onder b van de Omgevingswet in overeenstemming
met de regels die hoofdstuk 9 van die wet daaraan stelt, overgaat tot de vervreemding
van het verpachte aan de gemeente onderscheidenlijk de provincie of de Staat.
C
Na artikel 2.4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2.4a (Invoeringswet Omgevingswet)
De Invoeringswet Omgevingswet wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel 4.1, onder n, wordt «de hoofdstukken 7 en 14 en artikel 17.3» vervangen
door «hoofdstuk 7, de artikelen 11.11 en 11.12, hoofdstuk 14 en de artikelen 17.3
en 20.17».
2. Artikel 4.6, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel c wordt na «bestemmingsplan» ingevoegd «of inpassingsplan».
b. Onder verlettering van onderdeel n tot o wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
n. een besluit op grond van artikel 12, tweede lid, van de Woningwet,.
3. In artikel 4.35, eerste lid, wordt «een instructie als bedoeld in artikel 2.34,
derde lid, van de Omgevingswet» vervangen door «een instructie als bedoeld in artikel 2.34,
vierde lid, van de Omgevingswet».
4. Artikel 5.2 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het opschrift wordt «Invoeringsregelingen» vervangen door «Invoeringsregeling».
b. Aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Op de voorbereiding van
een ministeriële regeling in verband met de invoering van de Omgevingswet is artikel 23.4
van de Omgevingswet van overeenkomstige toepassing.
D
Na artikel 2.6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2.6a (Spoorwegwet)
In artikel 87, eerste lid, vervalt «alsmede overtreding (...) hoofdspoorwegen».
E
In artikel 2.9 vervalt «de Ruilverkavelingswet 1954 (...) de Landinrichtingswet,»
en vervalt «, de Reconstructiewet concentratiegebieden,».
F
In artikel 2.10, onder B, onder 1, wordt «4.3, eerste lid, aanhef en onder g en i,
en derde lid,» vervangen door «4.3, eerste lid, aanhef en onder g en j, en derde lid,».
G
Na hoofdstuk 4 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK 4a OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 4a.1 (Aanvullingswet geluid Omgevingswet)
Als het bij koninklijke boodschap van 5 oktober 2018 ingediende voorstel van wet tot
wijziging van de Omgevingswet en enkele andere wetten met het oog op de beheersing
van geluid afkomstig van wegen, spoorwegen en industrieterreinen (Aanvullingswet geluid
Omgevingswet) (Kamerstukken 35 054) tot wet is of wordt verheven en
A. artikel 1.1, onder X, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel 1.1,
onder K, onder 2, van deze wet, komt artikel 1.1, onder K, onder 2, van deze wet te
luiden:
2. In artikel 16.24 wordt «de paragrafen 16.3.1a tot en met 16.3.6» vervangen door
«de paragrafen 16.3.1a tot en met 16.3.9».
B. artikel 2.3, onder 1, onder b en c, van die wet eerder in werking is getreden of
treedt dan artikel 2.1, onder B, onder 1, onder b, van deze wet, komt artikel 2.1,
onder B, onder 1, onder b, van deze wet te luiden:
b. In de zinsnede met betrekking tot de Omgevingswet wordt, onder verlettering van
de onderdelen o tot en met q tot p tot en met r, een onderdeel ingevoegd, luidende:
o. artikel 11.3.
C. artikel 2.3, onder 2, onder b, van die wet eerder in werking is getreden of treedt
dan artikel 2.1, onder B, onder 2, onder b, van deze wet, komt artikel 2.1, onder
B, onder 2, onder b, van deze wet te luiden:
b. In de zinsnede met betrekking tot de Omgevingswet worden, onder verlettering van
de onderdelen j en k tot l en m, twee onderdelen ingevoegd, luidende:
j. artikel 12.7
k. artikel 12.18.
Artikel 4a.2 (Aanvullingswet bodem Omgevingswet)
Als het bij koninklijke boodschap van 22 januari 2018 ingediende voorstel van wet
tot wijziging van de Omgevingswet en enkele andere wetten met het oog op het beschermen
van de bodem, met inbegrip van het grondwater, en het duurzaam en doelmatig gebruik
van de bodem (Aanvullingswet bodem Omgevingswet) (Kamerstukken 34 864) tot wet is of wordt verheven en artikel 1.1, onder B, van die wet eerder in werking
is getreden of treedt dan artikel 1.1, onder C en D, van deze wet, wordt artikel 1.1
van deze wet als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel C wordt, onder vernummering van onderdeel 3 tot 4, een onderdeel ingevoegd,
luidende:
3. In artikel 4.12, eerste lid, onder a, onder 3°, wordt «met betrekking tot» vervangen
door «als het gaat om».
2. Onderdeel D komt te luiden:
D
Hoofdstuk 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan artikel 5.11, eerste lid, onder d, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
3°. als het gaat om het op of in de bodem brengen van meststoffen,.
2. In artikel 5.34, tweede lid, aanhef, wordt de zinsnede «de artikelen 12.1, vierde
lid, 13.5, eerste tot en met vijfde lid, en 13.6,» vervangen door «de artikelen 13.5,
eerste lid tot en met vijfde lid en 13.6».
Artikel 4a.3 (Aanvullingswet natuur Omgevingswet)
Als het bij koninklijke boodschap van 29 juni 2018 ingediende voorstel van wet tot
wijziging van de Omgevingswet en enkele andere wetten in verband met de overgang van
de Wet natuurbescherming naar de Omgevingswet (Aanvullingswet natuur Omgevingswet)
(Kamerstukken 34 985) tot wet is of wordt verheven en
A. artikel 1.1, onder K, onder 1 en 2, van die wet eerder in werking is getreden of
treedt dan de artikelen 1.1, onder C, onder 1, en 2.10, onder B, onder 1, van deze
wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:
1. Artikel 1.1, onder C, onder 1, wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt «onderdeel i» vervangen door «onderdeel o».
b. Het voorgestelde onderdeel j wordt verletterd tot p.
2. Artikel 2.10, onder B, onder 1, komt te luiden:
1. «4.3, eerste lid, aanhef en onder g en k, en vierde lid» wordt vervangen door «4.3,
eerste lid, aanhef en onder g, k en p, en vierde lid».
B. artikel 1.1, onder L, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel 1.1,
onder C, onder 2, van deze wet, wordt artikel 1.1, onder C, onder 2, van deze wet
als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «onderdeel c» vervangen door «onderdeel i».
2. Het voorgestelde onderdeel d wordt verletterd tot j.
C. artikel 1.1, onder O, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel 1.1,
onder C, onder 3, van deze wet, wordt artikel 1.1, onder C, onder 3, van deze wet
als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «artikel 4.29» vervangen door «artikel 4.38».
2. Het voorgestelde artikel 4.30 wordt vernummerd tot 4.39.
D. artikel 1.1, onder Qb, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan
artikel 1.1, onder Ca, van deze wet, wordt in artikel 1.1, onder Ca, van deze wet
«artikel 5.7, derde lid, onder a» vervangen door «artikel 5.7, vierde lid, onder a».
E. artikel 1.1, onder AA, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan
de artikelen 1.1, onder F en H, en 2.10, onder B, onder 2, en C, van deze wet, wordt
deze wet als volgt gewijzigd:
1. Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel F wordt als volgt gewijzigd:
1°. In de aanhef wordt «artikel 10.10» vervangen door «artikel 10.10b».
2°. De voorgestelde artikelen 10.10a tot en met 10.10f worden vernummerd tot 10.10c
tot en met 10.10h.
b. Onderdeel H wordt als volgt gewijzigd:
1°. In het voorgestelde artikel 12.19 wordt «artikel 10.10d, eerste lid,» vervangen
door «artikel 10.10f, eerste lid».
2°. In het voorgestelde artikel 12.37, eerste lid, onder c, onder 3°, wordt «de artikelen
10.10a tot en met 10.10e» vervangen door «de artikelen 10.10c tot en met 10.10g».
2. In artikel 2.10, onder B, onder 2, wordt «10.6 tot en met 10.10f,» vervangen door
«10.6 tot en met 10.10, 10.10c tot en met 10.10h,».
3. Artikel 2.10, onder C, komt te luiden:
C
In artikel 6, derde lid, wordt in de zinsnede met betrekking tot de Omgevingswet «10.6
tot en met 10.10a» vervangen door «10.6 tot en met 10.10a, 10.10c tot en met 10.10h».
F. artikel 1.1, onder ACc, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan
artikel 1.1, onder J, onder 1, van deze wet, wordt in artikel 1.1, onder J, onder
1, van deze wet in het voorgestelde artikel 15.25, tweede lid, «artikel 15.1, eerste
lid, onder c, e, j of k» vervangen door «artikel 15.1, eerste lid, onder d, f, k of
l».
G. artikel 1.1, onder AD, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan
artikel 1.1, onder J, van deze wet, worden in artikel 1.1, onder J, van deze wet,
onder vernummering van de onderdelen 1 en 2 tot 3 en 4, twee onderdelen ingevoegd,
luidende:
1. De voorgestelde afdeling 15.4 wordt vernummerd tot 15.5.
2. Het voorgestelde artikel 15.17 wordt vernummerd tot 15.53.
H. artikel 1.1, onder AI, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan
artikel 1.1, onder K, onder 11, van deze wet, wordt in artikel 1.1, onder K, onder
11, van deze wet «artikel 16.87» vervangen door «artikel 16.87a».
Artikel 4a.4 (Wijziging Crisis- en herstelwet)
Als het bij koninklijke boodschap van 5 september 2018 tot wijziging van de Crisis-
en herstelwet in verband met het versnellen van woningbouw en het faciliteren van
duurzame ontwikkeling, zoals het verduurzamen van het energiegebruik (Kamerstukken
35 013) tot wet is of wordt verheven en eerder in werking treedt dan de artikelen 1.1, onder
L, en 2.4a, onder 2, onder a, van deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:
1. Artikel 1.1, onder L, komt te luiden:
L
Hoofdstuk 23 wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel 23.3, eerste lid, worden, onder verlettering van de onderdelen c en
d tot f en g, drie onderdelen ingevoegd, luidende:
c. de Gaswet,
d. de Huisvestingswet 2014,
e. de Leegstandswet,.
2. In artikel 23.5, eerste lid, wordt «de hoofdstukken 2, 3, 4, 5, 12, 16, 17, 18,
19, 20 en artikel 23.3» vervangen door «de hoofdstukken 2, 3, 4 en 5, afdeling 13.6,
de hoofdstukken 16, 17, 18, 19 en 20 en artikel 23.3».
2. Artikel 2.4a, onder 2, onder a, komt te luiden:
a. In onderdeel c wordt na «bestemmingsplan» ingevoegd «of inpassingsplan» en wordt
«artikel 2.4, eerste lid, onder k, van de Crisis- en herstelwet» vervangen door «artikel 2.4,
eerste lid, onder o, van de Crisis- en herstelwet».
H
Artikel 4.5 vervalt, onder vernummering van de artikelen 4.6 tot en met 4.9 tot 4.5
tot en met 4.8.
Toelichting
I Algemeen
In deze nota van wijziging wordt op twee onderdelen een wijziging aangebracht in het
wetsvoorstel Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet naar aanleiding van het verslag
van de vaste commissie van Binnenlandse Zaken over dit wetsvoorstel1. Het gaat hier om de wijzigingen opgenomen in onderdeel A, onder 6 (wijziging van
het voorgestelde artikel 16.76b Omgevingswet) en onderdeel H (vervallen artikel 4.5
van het wetsvoorstel).
Daarnaast wordt een aantal technische verbeteringen aangebracht in het wetsvoorstel
Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet. Tevens wordt van de gelegenheid gebruik
gemaakt ook een aantal technische verbeteringen aan te brengen in het wetsvoorstel
Invoeringswet Omgevingswet alsmede in de Omgevingswet en andere wetten, zoals die
als gevolg van het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet2 komen te luiden. Ten slotte is een aantal samenloopbepalingen opgenomen in verband
met de afstemming van het wetsvoorstel Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet op
het wetsvoorstel Aanvullingswet geluid Omgevingswet3, het wetsvoorstel Aanvullingswet bodem Omgevingswet4 en het wetsvoorstel Aanvullingswet natuur Omgevingswet5, alsmede in verband met de afstemming van het wetsvoorstel tot wijziging van de Crisis-
en herstelwet in verband met het versnellen van woningbouw en het faciliteren van
duurzame ontwikkeling, zoals het verduurzamen van het energiegebruik6 op de Omgevingswet en het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet.
Door middel van samenloopbepalingen kan in de onderlinge afstemming tussen die wijzigingswetsvoorstellen
worden voorzien waardoor een in het ene wijzigingsspoor voorgestelde wijziging niet
ongedaan wordt gemaakt door een wijziging in een ander wijzigingsspoor.
II Per onderdeel
Onderdeel A (artikel 1.1 (Wijzigingen Omgevingswet))
1. Wijziging onderdeel C, onder 3 (artikel 4.30 Omgevingswet)
Dit onderdeel voorziet in een technische verbetering van de wijzigingsopdracht in
onderdeel 3 van onderdeel C van artikel 1.1.
2. Wijziging onderdeel D (wijziging artikel 5.7 Omgevingswet)
Dit onderdeel voorziet in een tekstuele verbetering van onderdeel a van het derde
lid van artikel 5.7 van de Omgevingswet.
3. Wijziging onderdeel H (wijziging artikelen 12.26, 12.38 en 12.39 Omgevingswet)
Wijziging artikelen 12.26 en 12.39
In artikel 12.26 wordt het begrip «gebruiksfunctie» vervangen door «gebruiksmogelijkheden»
omdat het begrip «gebruiksfunctie» met een andere betekenis wordt gehanteerd in het
Besluit bouwwerken leefomgeving en, aansluitend daarop, in de overige algemene maatregelen
van bestuur onder de Omgevingswet. Het wordt niet wenselijk geacht in de regelgeving
die valt onder de stelselherziening eenzelfde begrip in twee betekenissen te gebruiken.
Om die reden wordt voorgesteld in de artikelen van de Omgevingswet die via dit wetsvoorstel
worden ingevoegd een ander begrip te gebruiken.
Wijziging artikel 12.38
De verwijzing in het voorgestelde artikel 12.38, eerste lid, onder b, onder 1°, naar
de bijlage bij de Omgevingswet achter het begrip landinrichtingsactiviteit is overbodig.
Om die reden wordt die verwijzing geschrapt.
Wijziging artikel 12.43
Het voorgestelde artikel 12.43 wordt aangepast aan de in deze nota van wijziging voorgestelde
vernummering van de voorgestelde artikelen 16.33e tot en met 16.33m tot 16.33d tot
en met 16.33l van de Omgevingswet (zie onderdeel A, onder 6, onder b, onder 1°).
4. Wijziging onderdeel I (wijziging artikel 13.4 Omgevingswet)
Artikel 13.4 dat door het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet in de Omgevingswet
wordt ingevoegd, voorziet in de bevoegdheid voor provincies om als belasting een heffing
in te stellen ter bestrijding van de kosten die zijn gemaakt voor vergoeding van schade
als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vanwege
regels in de omgevingsverordening over het beschermen van het grondwater in grondwaterbeschermingsgebieden
ten behoeve van de drinkwatervoorziening. Het kan voorkomen dat de bedrijven en personen
in grondwaterbeschermingsgebieden als gevolg daarvan schade lijden en voor nadeelcompensatie
in aanmerking komen op grond van artikel 4:126 van de Algemene wet bestuursrecht in
samenhang met afdeling 15.1 van de Omgevingswet als gevolg van de regels in de omgevingsverordening.
Ook kan schade ontstaan als gevolg van een omgevingsvergunning of een wijziging daarvan
in de gevallen, bedoeld in het eerste lid, onder b tot en met e, van artikel 13.4
dat bij het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet in de Omgevingswet wordt ingevoegd.
In onderdeel b van het eerste lid van dat artikel is geen rekening gehouden met de
wijzigingen die eveneens bij dat wetsvoorstel in artikel 5.1, eerste lid, van de Omgevingswet
worden aangebracht. Als gevolg van die wijzigingen is onderdeel a van artikel 5.1,
eerste lid, van de Omgevingswet vervallen, waarbij de onderdelen b tot en met e zijn
verletterd tot a tot en met d. In artikel 13.4, eerste lid, onder b, wordt nu verwezen
naar de omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit, terwijl daarin had
moeten worden verwezen naar een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit.
Deze fout wordt met dit onderdeel hersteld.
5. Wijziging onderdeel J (wijziging artikelen 15.37, 15.38, 15.41, 15.43 en 15.46
Omgevingswet)
Bij de voorbereiding van het wetsvoorstel Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet
is ervan uitgegaan dat de wet van 13 juli 2016 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en
digitalisering van het procesrecht (Stb. 288) in werking is op het moment dat de Omgevingswet, inclusief dit wetsvoorstel, in
werking treedt. In de voorgestelde artikelen 15.37, 15.38, 15.41, 15.43 en 15.46 van
de Omgevingswet is daarom verwezen naar de procesinleiding die als gevolg van de wet
van 13 juli 2016 het huidige verzoekschrift en de huidige dagvaarding vervangt. Nu
de rechtspraak werkt aan een reset van de digitalisering,7 zullen na aanvaarding en inwerkingtreding van het recent bij uw Kamer ingediende
wetsvoorstel tot intrekking van de verplichting om elektronisch te procederen bij
de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland,8 voor het aanhangig maken van alle procedures bij alle rechtbanken en hoven voorlopig
de dagvaarding en het verzoekschrift gehandhaafd blijven. Om die reden voorziet dit
onderdeel van deze nota van wijziging er in dat in de voorgestelde artikelen 15.37,
15.38, 15.41, 15.43 en 15.46 van de Omgevingswet «procesinleiding» wordt vervangen
door «verzoekschrift».
6. Wijziging onderdeel K (wijziging artikelen 16.16, 16.21, 16.33d, 16.60, 16.88 en
16.127 Omgevingswet)
Wijziging artikel 16.16
Artikel 16.16 bevat regels over het recht van instemming bij de beslissing op een
aanvraag om een omgevingsvergunning. De bevoegdheid om te beslissen over instemming
houdt feitelijk in dat een bestuursorgaan in staat wordt gesteld om te beslissen over
een onderdeel van de vergunningaanvraag. Het gaat hoofdzakelijk om gevallen waarin
een vergunningaanvraag betrekking heeft op meerdere activiteiten waarvoor verschillende
bestuursorganen bevoegd zouden zijn om op de aanvraag te beslissen als voor die activiteiten
los van elkaar een aanvraag zou zijn ingediend. In de regels op grond van de Omgevingswet
wordt één van de betrokken bestuursorganen dan aangewezen als het bevoegd gezag. De
andere bestuursorganen zijn bij de besluitvorming betrokken door middel van een recht
van advies en instemming over die onderdelen van de aanvraag waarvoor zij bij enkelvoudige
aanvragen bevoegd gezag zouden zijn geweest.
Het komt onder de huidige regelgeving voor dat bestuursorganen hun bevoegdheid om
te beslissen op een aanvraag om een vergunning hebben gemandateerd. Die praktijk kan
onder de Omgevingswet worden gecontinueerd. Hetzelfde zou moeten gelden voor de gevallen
waarin het bestuursorgaan een recht van instemming toekomt. In artikel 10:3, tweede
lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat de bevoegdheid
tot het nemen van een beslissing over goedkeuring niet kan worden gemandateerd. Hoewel
de instemming op grond van artikel 10:32 van de Algemene wet bestuursrecht kort samengevat
met een «goedkeuring» in de zin van die wet moet worden gelijkgesteld, strekt de instemmingsregeling
in de Omgevingswet vooral ter vervanging van de (weggevallen) rol van bevoegd gezag.
De aard van die bevoegdheid verzet zich niet tegen mandaatverlening. Om dat duidelijk
te maken, wordt een nieuw lid toegevoegd dat expliciet bepaalt dat mandaatverlening
mogelijk is.
Wijziging artikel 16.21
Artikel 16.21 van de Omgevingswet heeft betrekking op de zogeheten reactieve interventiebevoegdheid
van de provincie bij omgevingsplannen. De nu voorgestelde wijziging voegt aan de al
in het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet opgenomen wijzigingen voor het eerste
lid van dit artikel een wijziging toe in de aanhef van dat lid. Verduidelijkt wordt
dat in het eerste lid met «omgevingsplan» wordt gedoeld op het besluit tot vaststelling
of wijziging van een omgevingsplan zoals dat door de gemeenteraad (of in delegatie
door het college van burgemeester en wethouders) is vastgesteld, en niet op het omgevingsplan
zoals dat zou komen te luiden nadat het besluit tot vaststelling of wijziging van
dat omgevingsplan in werking is getreden. Met de nieuwe redactie wordt de misvatting
voorkomen, dat met toepassing van artikel 16.21 alleen de inwerkingtreding van regels
van een omgevingsplan die met een besluit tot wijziging van het omgevingsplan worden
toegevoegd, kan worden voorkomen. Nadrukkelijk is het ook mogelijk om de reactieve
aanwijzing te hanteren op onderdelen van een besluit tot vaststelling of wijziging
van een omgevingsplan waarmee regels van het omgevingsplan komen te vervallen. Het
reactieve interventiebesluit kan dus betrekking hebben op alle delen van een besluit
tot vaststelling of wijziging van een omgevingsplan en kan er daarmee dus voor zorgen
dat nieuw vastgestelde regels niet in werking treden, maar ook dat bestaande regels
niet komen te vervallen. Een vergelijkbare verduidelijking is bij het wetsvoorstel
Invoeringswet Omgevingswet al voorgesteld voor artikel 16.21, vierde lid. Deze verduidelijking
wordt nu ook in het eerste lid aangebracht.
Vervallen artikel 16.33d
Artikel 16.88 van de Omgevingswet, dat in artikel 1.1, onder K, onder 12, van dit
wetsvoorstel wordt vernummerd tot artikel 16.139, biedt de grondslag om bij algemene
maatregel van bestuur de documenten aan te wijzen die bij een ontwerponteigeningsbeschikking
ter inzage moeten worden gelegd. In het voorgenomen Aanvullingsbesluit grondeigendom
Omgevingswet zullen documenten worden aangewezen die aanvullend bij een ontwerponteigeningsbeschikking
ter inzage moeten worden gelegd. De aanwijzing van de documenten zal een plaats krijgen
in het Omgevingsbesluit. Het komt de transparantie van de regelgeving ten goede om
de aanwijzing van de documenten op één niveau van regelgeving vast te leggen. Gezien
de mate van detaillering ligt aanwijzing van de documenten op het niveau van een algemene
maatregel van bestuur voor de hand. Om die reden wordt voorgesteld het voorgestelde
artikel 16.33d van de Omgevingswet te laten vervallen. De inhoud hiervan zal via het
voorgenomen Aanvullingsbesluit grondeigendom Omgevingswet worden opgenomen in het
Omgevingsbesluit. Vanwege het vervallen van artikel 16.33d worden de artikelen 16.33e
tot en met 16.33m vernummerd tot 16.33d tot en met 16.33l.
Wijziging artikel 16.60
In het wetsvoorstel is er in voorzien dat artikel 16.59 van de Omgevingswet komt te
vervallen. Artikel 16.60 heeft als gevolg daarvan geen zelfstandige betekenis meer.
Om die reden voorziet dit onderdeel er in dat ook dat artikel komt te vervallen.
Wijziging artikel 16.76b
De redactionele aanpassing van het voorgestelde 16.76b is opgenomen naar aanleiding
van een opmerking van de leden van de GroenLinks-fractie. Zoals toegelicht in de nota
naar aanleiding van het verslag, is bij de voorbereiding van een kostenverhaalsbeschikking
geen sprake van een zienswijzenfase zoals wanneer afdeling 3.4 van de Algemene wet
bestuursrecht van toepassing is. De aanvrager moet alleen in de gelegenheid worden
gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen. Aan de mogelijkheid tot het indienen
van een zienswijze hoeft ook geen wettelijke termijn te worden verbonden. Artikel 16.76b
wordt op dit punt verduidelijkt en daarmee ook meer in overeenstemming gebracht met
de artikelen 4:7 en 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht.
Wijziging artikelen 16.88 en 16.127
In de voorgestelde artikelen 16.88 en 16.127 wordt «procesinleiding» vervangen door
«verzoekschrift». Voor de toelichting op deze wijziging wordt verwezen naar de toelichting
op onderdeel A, onder 5 (wijziging onderdeel J). Daarnaast wordt in artikel 16.88
nog een technische verbetering aangebracht.
7. Nieuw onderdeel Ka (wijziging artikel 22.13 Omgevingswet)
Dit onderdeel voorziet in een technische verbetering van het eerste lid van artikel 22.13
Omgevingswet, zoals dat artikel bij het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet in
de Omgevingswet wordt ingevoegd.
8. Wijziging onderdeel L (wijziging artikel 23.5 Omgevingswet)
Met de voorgestelde wijziging van artikel 23.5, eerste lid, van de Omgevingswet is
beoogd de algemene maatregel van bestuur op grond van de voorgestelde afdeling 13.6
van de Omgevingswet, die de regeling voor kostenverhaal bevat, onder die voorhangbepaling
te brengen. In de huidige redactie is abusievelijk hoofdstuk 13 van de Omgevingswet
in zijn geheel onder de reikwijdte van de voorhangbepaling gebracht. Dit wordt met
dit onderdeel hersteld.
Onderdeel B (artikel 2.2 (wijzigingen Burgerlijk Wetboek))
De verwijzing in artikel 176, tweede lid, onder a, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek
en in de artikelen 235 en 381, derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek naar
de Omgevingswet wordt aangepast aan de formulering die in het Burgerlijk Wetboek gebruikelijk
is.
Onderdeel C (nieuw artikel 2.4a (wijziging Invoeringswet Omgevingswet))
Wijziging artikel 4.1
In afdeling 4.1 van het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet zijn algemene bepalingen
opgenomen voor het overgangsrecht van op het moment van inwerkingtreding van de Omgevingswet
lopende totstandkomings- of rechtsbeschermingsprocedures voor besluiten. Deze afdeling
is van toepassing op besluiten die worden genomen op grond van of met toepassing van
de in de artikelen 4.1 en 4.2 genoemde wetten of wetsartikelen. Dit zijn wetten of
wetsartikelen die als gevolg van het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet komen
te vervallen. In artikel 4.1, onder n, ontbreken enkele artikelen uit de Wet milieubeheer
die als gevolg van dat wetsvoorstel komen te vervallen en op grond waarvan de totstandkomings-
of rechtsbeschermingsprocedure voor een besluit nog niet voor de inwerkingtreding
van de Omgevingswet hoeft te zijn afgerond. Dat wordt met dit onderdeel hersteld.
Wijziging artikel 4.6
Artikel 4.6, eerste lid, onder c, van het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet
voorziet in een overgangsregeling voor bestemmingsplannen waarin met toepassing van
de Crisis- en herstelwet bij wijze van experiment van regels op grond van de Wet ruimtelijke
ordening kan worden afgeweken. Het onderdeel voorziet er in dat deze bestemmingsplannen
worden gelijkgesteld met een onderdeel van het omgevingsplan. Die onderdelen van het
omgevingsplan behoren op grond van artikel 22.1 van het wetsvoorstel Invoeringswet
Omgevingswet tot het tijdelijke deel van dat plan. In onderdeel c van artikel 4.6,
eerste lid, was geen rekening gehouden met het feit dat ook in inpassingplannen met
toepassing van de Crisis- en herstelwet bij wijze van experiment van de regels op
grond van de Wet ruimtelijke ordening kan worden afgeweken. Om die reden wordt in
onderdeel 2, onder a, van artikel 2.4a voorgesteld onderdeel c van artikel 4.6, eerste
lid, met die categorie inpassingsplannen uit te breiden. Als gevolg hiervan geldt
voor zowel bestemmingsplannen als inpassingsplannen waarin bij wijze van experiment
van de regels op grond van de Wet ruimtelijke ordening wordt afgeweken hetzelfde overgangsrecht.
Onderdeel 2, onder b, van artikel 2.4a voorziet in een uitbreiding van artikel 4.6,
eerste lid, met een nieuw onderdeel n. Dat onderdeel voorziet er in dat ook een besluit
van de gemeenteraad op grond van artikel 12, tweede lid, van de Woningwet wordt gelijkgesteld
met een onderdeel van het (tijdelijke deel van het) omgevingsplan. Het gaat hier om
een besluit waarbij een gebied of categorieën bouwwerken zijn aangewezen waar geen
redelijke eisen van welstand van toepassing zijn. Gebleken is dat deze besluiten voor
de toepassing van de regels uit de zogeheten bruidsschat van belang blijven. Omdat
eerder nog niet was voorzien in overgangsrecht voor deze besluiten, gebeurt dit met
het voorgestelde wijzigingsonderdeel alsnog.
Wijziging artikel 4.35
Deze wijziging voorziet in een technische verbetering van het eerste lid van artikel 4.35
van het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet.
Wijziging artikel 5.2
In artikel 5.2, eerste lid, van het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet is er
nog niet in voorzien dat voor de totstandkoming van de Invoeringsregeling Omgevingswet
ook het vereiste van publiekparticipatie (artikel 23.4 van de Omgevingswet) geldt.
Dit is altijd de bedoeling geweest, maar dit was niet expliciet in de tekst van artikel 5.2
tot uitdrukking gebracht. Met de voorgestelde wijziging van artikel 5.2 wordt hierin
alsnog voorzien.
Onderdeel D (nieuw artikel 2.6a (wijziging Spoorwegwet))
In het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet is abusievelijk voorzien in een wijziging
van artikel 87 van de Spoorwegwet als gevolg waarvan overtreding van de krachtens
de artikelen 4.3, tweede lid, aanhef en onder c, onder 2°, en derde lid, en 5.1, tweede
lid, aanhef en onder f, onder 4°, van de Omgevingswet vastgestelde voorschriften voor
hoofdspoorwegen, voor zover die overtreding daarbij uitdrukkelijk als strafbaar feit
is aangemerkt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete
van de tweede categorie (zie artikel 2.18 van dat wetsvoorstel). In hetzelfde wetsvoorstel
wordt overtreding van die bedoelde voorschriften ook onder artikel 1.1a, onder 1°,
van de Wet op de economische delicten gebracht (zie artikel 2.47 van dat wetsvoorstel).
Overtredingen van die voorschriften zijn daarmee economische delicten die onder de
reikwijdte van de Wet op de economische delicten vallen. In dit onderdeel wordt de
wijziging van de Spoorwegwet op dit punt ongedaan gemaakt, als gevolg waarvan er niet
meer is voorzien in een dubbele strafbaarstelling van overtreding van dezelfde voorschriften.
Onderdeel E (artikel 2.9 (wijziging Wet op belastingen van rechtsverkeer))
Dit onderdeel voorziet er in dat in artikel 2.9 wordt aangesloten bij de huidige tekst
van artikel 15, eerste lid, onderdeel 1, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer.
In artikel 2.9 was nog geen rekening gehouden met de wet van 20 december 2017 tot
wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen
2018) (Stb. 518) waarin de verwijzing naar de Ruilverkavelingswet 1954, de Reconstructiewet Midden-Delfland,
de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën, de Landinrichtingswet,
en de Reconstructiewet concentratiegebieden in onderdeel l van artikel 15, eerste
lid, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer is geschrapt.
Onderdeel F (artikel 2.10 (wijziging Wet op de economische delicten))
In artikel 1.1, onder C, van dit wetsvoorstel wordt aan artikel 4.3, eerste lid, van
de Omgevingswet een onderdeel j toegevoegd, waarmee de verplichting om bij algemene
maatregel van bestuur te stellen rijksregels te stellen is verbreed met landinrichtingsactiviteiten.
Het is de bedoeling overtreding van deze regels strafbaar te stellen op grond van
de Wet op de economische delicten. Abusievelijk is echter in de opdracht tot wijziging
van die wet verwezen naar onderdeel i in plaats van het nieuwe onderdeel j (zie artikel 2.10,
onder B, onder 1, van dit wetsvoorstel). Dit wordt met onderdeel F hersteld.
Onderdeel G (nieuw hoofdstuk 4a Overige bepalingen)
Onderdeel F voorziet in het invoegen van een nieuw hoofdstuk 4A (Overige bepalingen),
dat samenloopbepalingen bevat in verband met andere wetsvoorstellen die ook voorzien
in wijzigingen van (onder meer) de Omgevingswet.
Artikel 4a.1 voorziet in een samenloopbepaling waarmee het wetsvoorstel Aanvullingswet
grondeigendom Omgevingswet wordt afgestemd op de wijzigingen die in het wetsvoorstel
Aanvullingswet geluid Omgevingswet worden aangebracht. Dit heeft consequenties voor
de voorgestelde wijzigingen die in het wetsvoorstel Aanvullingswet grondeigendom ten
aanzien van de Omgevingswet en de Algemene wet bestuursrecht worden aangebracht.
Artikel 4a.2 voorziet in een samenloopbepaling van het wetsvoorstel Aanvullingswet
grondeigendom Omgevingswet met het wetsvoorstel Aanvullingswet bodem Omgevingswet.
Met deze samenloopbepaling wordt in artikel 5.1, eerste lid, van de Omgevingswet een
grondslag gecreëerd om de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te kunnen
aanwijzen als bevoegd gezag voor aanvragen om omgevingsvergunningen voor milieubelastende
activiteiten als het gaat om het op of in de bodem brengen van meststoffen. Per abuis
is in het wetsvoorstel Aanvullingswet bodem Omgevingswet hierin niet voorzien. Met
deze samenloopbepaling gebeurt dit alsnog. Daarnaast wordt in artikel 4.12, eerste
lid, onder a, onder 3°, van de Omgevingswet, zoals dat als gevolg van het wetsvoorstel
Aanvullingswet bodem Omgevingswet komt te luiden, nog een technische verbetering aangebracht.
Artikel 4a.3 voorziet in een samenloopbepaling waarmee het wetsvoorstel Aanvullingswet
grondeigendom Omgevingswet wordt afgestemd op de wijzigingen die in het wetsvoorstel
Aanvullingswet natuur Omgevingswet worden aangebracht. Dit heeft consequenties voor
de voorgestelde wijzigingen die in het wetsvoorstel Aanvullingswet grondeigendom ten
aanzien van de Omgevingswet en de Wet op de economische delicten worden aangebracht.
Artikel 4a.4 voorziet in een samenloopbepaling waarmee het wetsvoorstel Invoeringswet
Omgevingswet wordt afgestemd op het bij koninklijke boodschap van 5 september 2018
ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Crisis- en herstelwet in verband
met het versnellen van woningbouw en het faciliteren van duurzame ontwikkeling, zoals
het verduurzamen van het energiegebruik. Dat wetsvoorstel voorziet er onder meer in
dat aan artikel 2.4 van de Crisis- en herstelwet vier wetten worden toegevoegd, namelijk
een deel van de Erfgoedwet, de Gaswet, de Huisvestingswet 2014 en de Leegstandswet.
De Crisis- en herstelwet zal als gevolg van de Invoeringswet Omgevingswet worden ingetrokken.
Om de mogelijkheid te behouden dat ook na de inwerkingtreding van de Omgevingswet
experimenten die afwijken van die wetten kunnen worden aangewezen, wordt de opsomming
in artikel 23.3, eerste lid, van de Omgevingswet uitgebreid met de Gaswet, de Huisvestingswet
2014 en de Leegstandswet. Het deel van de Erfgoedwet waarmee op grond van het wetsvoorstel
tot wijziging van de Crisis- en herstelwet zal kunnen worden geëxperimenteerd, gaat
op in de Omgevingswet. Om die reden is een toevoeging van dat deel van de Erfgoedwet
aan de opsomming van wetten in artikel 23.3, eerste lid, van de Omgevingswet niet
nodig. Gezien artikel 4.30 van het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet zal de
voorgestelde uitbreiding in artikel 23.3, eerste lid, ook tot gevolg hebben dat op
het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet lopende experimenten na dat
tijdstip nog kunnen worden afgerond. Artikel 1.1, onderdeel L, van dit wetsvoorstel,
dat nu alleen voorziet in een wijziging van artikel 23.5, eerste lid, van de Omgevingswet,
wordt daarom met een wijziging van artikel 23.3, eerste lid, uitgebreid.
Daarnaast wordt vanwege de verlettering van artikel 2.4 waarin het wetsvoorstel tot
wijziging van de Crisis- en herstelwet voorziet, ook artikel 4.6, eerste lid, onder
c, van de Invoeringswet Omgevingswet aangepast.
Onderdeel H (artikel 4.5 (overgangsrecht onteigening tracébesluiten en projectbesluiten))
Als gevolg van het voorgestelde artikel 11.6 zal de verwezenlijking van de beoogde
vorm van ontwikkeling, gebruik of beheer van de fysieke leefomgeving waarvoor onteigening
nodig is, mogelijk moeten zijn gemaakt in het omgevingsplan, een omgevingsvergunning
voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit of een projectbesluit. In het wetsvoorstel
Invoeringswet Omgevingswet is in overgangsrecht voorzien als gevolg waarvan die besluiten
van rechtswege zullen gelden als nieuw instrument onder de Omgevingswet. Zo is voorzien
in een gelijkstelling van het tracébesluit met een projectbesluit (zie artikel 4.47
van dat wetsvoorstel) en in een overgangsfase voor het projectbesluit waarin een projectbesluit,
voor zover dat in strijd is met een omgevingsplan, geldt als een omgevingsvergunning
voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (zie het voorgestelde artikel 22.16
van de Omgevingswet in dat wetsvoorstel). Door deze wettelijke gelijkstellingen zal
worden voldaan aan het vereiste in artikel 11.6. Om die reden is het voorgestelde
artikel 4.5 overbodig.
De toelichting bij deze nota van wijziging onderteken ik mede namens de Minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister voor Rechtsbescherming.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen | Niet deelgenomen |
---|---|---|---|
VVD | 32 | Voor | |
PVV | 20 | Tegen | |
CDA | 19 | Voor | |
D66 | 19 | Voor | |
GroenLinks | 14 | Tegen | |
SP | 14 | Tegen | |
PvdA | 9 | Voor | |
ChristenUnie | 5 | Voor | |
50PLUS | 4 | Voor | |
PvdD | 4 | Tegen | |
DENK | 3 | Voor | |
SGP | 3 | Voor | |
FVD | 2 | Niet deelgenomen | |
Van Haga | 1 | Niet deelgenomen | |
Van Kooten-Arissen | 1 | Tegen |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.