Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
35 065 Wijziging van de Politiewet 2012, de Wet veiligheidsregio’s en de Tijdelijke wet ambulancezorg in verband met de wettelijke regeling van meldkamers (Wijzigingswet meldkamers)
Nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 28 maart 2019
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijziging
van de Politiewet 2012, de Wet veiligheidsregio’s en de Tijdelijke wet ambulancezorg
in verband met de wettelijke regeling van meldkamers (Wijzigingswet meldkamers) (hierna:
het wetsvoorstel). Zij onderschrijven het belang van een adequate inrichting van de
meldkamers van de hulpdiensten. Deze leden hebben daarover nog een aantal vragen,
die ik graag beantwoord.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Zij hebben daarover nog enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het
wetsvoorstel waarmee de wettelijke basis wordt gelegd voor een nieuwe inrichting van
de meldkamers van de hulpdiensten.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze
leden onderschrijven het cruciale belang van het optimaal functioneren van de meldkamers.
Deze leden hebben in dit stadium op enkele punten nog behoefte aan een nadere toelichting.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Zij hebben hierover een aantal vragen.
Met belangstelling heb ik kennis genomen van het verslag van de vaste commissie voor
Justitie en Veiligheid. Ik dank de leden van de fracties die vragen hebben gesteld
en opmerkingen hebben gemaakt. Hun inleidende opmerkingen zijn hierboven gecursiveerd
opgenomen. Mede namens de Minister voor Medische Zorg en de Minister van Defensie
ga ik in op de vragen en opmerkingen die – eveneens gecursiveerd – hieronder zijn
opgenomen. Ik volg daarbij de thematische indeling en de volgorde van het verslag,
maar heb in een enkel geval verspreide vragen vanwege hun samenhang bijeen geplaatst
en beantwoord.
2. Doel van het wetsvoorstel
1. De leden van de D66-fractie delen de mening over het van levensbelang zijn van
het optimaal functioneren van de meldkamers en voegen daaraan toe dat er een plan
moet zijn, mocht de centrale en/of mochten de decentrale meldkamers uitvallen. Op
welke back-up voorziening kan bij uitval worden teruggevallen leden? Is deze back-up
vierentwintig uur per dag beschikbaar? Zo nee, waarom niet? Deze leden lezen in de
memorie van toelichting dat de regering één landelijk kwaliteitsniveau als doel stelt,
ongeacht de locatie van de noodhulpvraag. Hoe draagt dit wetsvoorstel bij aan standaardisering
en uniformering van de meldkamerfunctie in Nederland? Voorts vragen voornoemde leden
of Nederlanders overal kunnen rekenen op hetzelfde niveau van dienstverlening.
De leden van de GroenLinks-fractie onderschrijven het cruciale belang van optimaal
functionerende meldkamers. De door hen zeer gewaardeerde inzet van de hulpdiensten
levert een wezenlijke bijdrage aan de veiligheid in de samenleving en daarin verdienen
zij de best mogelijke technologische ondersteuning. Ook burgers moeten kunnen rekenen
op maximale bereikbaarheid van hulpdiensten. Bij een eerder incident, de Amsterdamse
stroomstoring, bleek een 112-beller maar liefst 21 minuten in de wacht te hebben gestaan.
Uit onderzoek bleek dat 369 noodmeldingen zelfs helemaal niet aankwamen. Deze leden
hopen van harte dat dit soort ernstige incidenten, waarbij doorgaans elke seconde
het verschil tussen leven en dood kan uitmaken, tot het verleden gaan behoren. Deze
leden vragen hoe, met de Amsterdamse stroomstoring en de daardoor veroorzaakte problemen
bij het bereiken van meldkamers in het achterhoofd, in het vervolg wordt voorkomen
dat piekbelastingen niet kunnen worden opgevangen?
Feitelijk gaat het in de gestelde vragen over de uitwijkmogelijkheden bij uitval en
piekbelasting. Alle bij de meldkamer betrokken partijen onderschrijven het belang
van het verbeteren van de uitwijkmogelijkheden van meldkamers bij uitval. Deze doelstelling
is reeds in het Transitieakkoord Meldkamer van de Toekomst (2013) opgenomen. Het wetsvoorstel
verplicht de politie ervoor zorg te dragen dat op elke meldkamer de meldkamerfunctie
ook voor de werkgebieden van de andere meldkamers kan worden uitgevoerd. Om dit te
realiseren is verdere standaardisering en uniformering van de werkprocessen en informatiesystemen
van de meldkamers nodig. De inrichting van een landelijke ICT-infrastructuur voor
de meldkamers en het onderbrengen van het beheer bij de politie waarin het wetsvoorstel
voorziet, draagt bij aan een dergelijke uniformering, met als resultaat dat alle burgers
in Nederland verzekerd zijn van een adequate afhandeling van een melding waarbij wordt
gevraagd om acute inzet van de hulpdiensten.
3. Probleemschets en aanleiding wetsvoorstel
2. De leden van de D66-fractie hechten er grote waarde aan dat het communicatiesysteem
van de meldkamers optimaal functioneert. Is er een risicoanalyse verricht op het communicatiesysteem
van de meldkamers, bijvoorbeeld voor het uitvallen van de technische infrastructuur,
hackpogingen, of kwetsbaarheid ten aanzien van de integriteit en beschikbaarheid van
medewerkers? Deelt de regering de mening dat het taxatie- en improvisatievermogen
van medewerkers van de meldkamers van het grootste belang is? Voorts vragen voornoemde
leden welke inspanningen worden verricht op de professionaliteit, vanuit het oogpunt
van kennis en vaardigheden, van de medewerkers?
De continuïteit van meldkamers is een essentiële voorwaarde voor het functioneren
van de meldkamer en de hulpdiensten. De belangrijkste pijlers hiervan zijn de informatie-
en communicatiesystemen en de kwaliteit van medewerkers. De beveiliging voldoet aan
hoge standaarden, juist vanwege het kritische karakter. Het beoordelen van risico’s
op de informatiesystemen is een permanent proces. Er is dus niet één specifieke risicoanalyse
verricht. Op de dreiging van bijvoorbeeld cybercrime is eind 2018 door de politie
een onderzoek gestart waarbij de locaties bezocht worden om ter plekke te beoordelen
of getroffen maatregelen te beoordelen. Met de leden van de D66-fractie deel ik de
mening dat de kwaliteit van de medewerkers van het grootste belang is. In het huidige,
door alle partijen vastgestelde beleid- en bestedingsplan voor de meldkamers, is reeds
opgenomen dat gewerkt wordt aan vergroten van vakbekwaamheid. Er is een elektronische
leeromgeving ontworpen waarmee centralisten op de werkplek kunnen oefenen. Deze omgeving
wordt gebruikt om centralisten voor te bereiden op ontwikkelingen zoals locatiebepaling
(AML) en het nieuwe C2000. Hiernaast blijven gerichte trainingen en het periodiek
oefenen van situaties van belang voor het taxatie- en improvisatievermogen van medewerkers
van de meldkamers.
3. De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen dat de aanleiding voor dit wetsvoorstel
is gelegen in de grote diversiteit in inrichting van de huidige, door de veiligheidsregio’s
beheerde meldkamers, waardoor het overnemen van taken werd bemoeilijkt en problemen
rond de bezetting van enkele kwetsbare meldkamers. Deze leden vragen welke garanties
er zullen zijn dat niet ook onder de nieuwe indeling dergelijke problemen, met name
rond de bezetting van meldkamers, zullen ontstaan? Deze leden veronderstellen dat
de bezetting van de nieuwe meldkamers zal moeten worden geleverd vanuit de huidige
veiligheidsregio’s. Hoe regelt de regering dat de veiligheidsregio’s evenwichtig zullen
bijdragen aan de bezetting van de meldkamers die niet langer tot hun verantwoordelijkheid
wordt gerekend en fysiek op grotere afstand van de regio’s zullen worden geplaatst?
De verantwoordelijkheid voor het operationele personeel dat uitvoering geeft aan de
meldkamerfunctie wijzigt niet door het wetsvoorstel. De bezetting van de meldkamers wordt geleverd
door de verschillende hulpdiensten die werkzaam zijn op de meldkamer, dus de Regionale
Ambulancevoorzieningen, de veiligheidsregio’s (voor de brandweer en de rampenbestrijding
en crisisbeheersing) en de politie. Zij zijn zelf verantwoordelijk voor een adequate
bezetting van de meldkamer in het werkgebied en voor afspraken over de werkwijze en
procedures van de hulpdiensten. De verwachting is dat door het vergroten van de schaal
waarop de meldkamers werken, het eenvoudiger is om de bezetting op het werkaanbod
af te stemmen. Hiernaast merk ik op zorgen de landelijke ICT, het onderbrengen van
het ICT-beheer bij de politie én het borgen van de continuïteit van de meldkamers
voor vergaande harmonisatie van data-uitwisseling en werkprocessen van de hulpdiensten.
Hierdoor wordt zoals beoogd met het wetsvoorstel het overnemen van taken eenvoudiger.
4. De leden van de GroenLinks-fractie vragen een reactie op de scepsis van de centrale
ondernemingsraad (COR) van de politie over de haalbaarheid van betere bereikbaarheid
van een beperkter aantal meldkamers. De COR veronderstelt dat qua techniek en gezien
de betrokkenheid van een groot aantal gebruikers de nodige obstakels te overwinnen
zijn.
De door deze leden genoemde scepsis herken ik niet in de via de internetconsultatie
ontvangen reactie van de COR. Desondanks merk ik hier graag op dat het van belang
is dat er zorgvuldig wordt omgegaan met alle kritiekpunten die partijen bij dit complexe
proces inbrengen. Het wetsvoorstel biedt een solide basis voor goed functionerende
meldkamers, maar de komende periode is het daarnaast van groot belang dat de veranderingen
die dit wetsvoorstel met zich brengt, goed met alle partijen worden afgestemd, zodat
bij inwerkingtreding van de wet de invoering ervan zonder problemen verloopt.
5. De leden van de GroenLinks fractie vragen hoe in de grensregio’s zal worden samengewerkt
met Duitse en Belgische meldkamers.
In de grensregio’s is er nu al sprake van samenwerking tussen meldkamers, hetgeen
van groot belang is voor het operationeel functioneren van de hulpdiensten. Het wetsvoorstel
brengt hierin geen verandering. Bij de samenwerking zal en moet rekening worden gehouden
met de geografische context van de meldkamers. Dit betreft ook de nabijheid van en
samenwerking met de buurlanden. Deze regiospecifieke kenmerken en de afspraken die
hierover zijn gemaakt, vormen de basis voor de samenwerking met de buurlanden. De
praktische invulling van de samenwerking is aan partijen.
6. Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-fractie wie de voorgenomen nieuwe radiobediening
in de meldkamers technologisch ondersteunt. Bij de ontwikkeling van nieuwe communicatieapparatuur
moet verzekerd zijn dat communicatie alleen mogelijk is tussen hen die het aangaat.
In hoeverre wordt gebruik gemaakt van leveranciers die naar het recht van hun herkomstland
medewerking moeten verlenen aan het toegankelijk maken van hun producten voor de autoriteiten
van hun herkomstland?
Wat betreft de ondersteuning van de radiobediening heb ik in mijn brief van 7 februari
2018 (Kamerstukken II 2017/18, 25 124, nr. 88) toegelicht dat de vernieuwing van C2000 uit drie delen bestaat:
– de vernieuwing van het spraaknetwerk C2000. Contractpartner Hytera vervangt hiervoor
alle hard- en software in de ruim 600 masten.
– de vernieuwing van het alarmeringsnetwerk P2000 door contractpartner 2Way.
– de vernieuwing van de radiobediening. Contractpartner Eurofunk vervangt hiervoor alle
radiobedienapparatuur voor C2000 in de meldkamers.
Er is dus sprake van drie leveranciers, die elk een opdracht voor een perceel gegund
hebben gekregen. De leveranciers hebben gezamenlijk de verantwoordelijkheid een werkend
systeem op te leveren, met dien verstande dat de aansturing van de integratie van
de onderdelen van het systeem contractueel bij Eurofunk is belegd.
Wat betreft de beveiligingsaspecten verwijs ik voor dit moment naar mijn brief van
17 september 2018 (Kamerstukken II 2017/18, 25 124, nr. 91) waarin ik u heb geïnformeerd dat ik specifiek voor C2000 aanvullend op eerdere onderzoeken
en de beveiligingsmaatregelen die al zijn getroffen, een security audit door Xebia
BV heb laten uitvoeren alsook het Nationaal Bureau Verbindingsbeveiliging (NBV) van
de AIVD om advies heb gevraagd. In de afgelopen weken zijn zowel de security audit
van Xebia als het advies van Nationaal Bureau Verbindingsbeveiliging (NBV) van de
AIVD opgeleverd. Naar aanleiding van enkele van de aanbevelingen uit de security audit
van Xebia laat ik nog verdiepend technisch onderzoek uitvoeren. Het is noodzakelijk
om ook over de uitkomsten van dit verdiepend technisch onderzoek te beschikken om
uw Kamer goed te kunnen informeren. Zoals ik in mijn brief van 8 februari 2019 (Kamerstukken
II 2018/19, 25 124, nr. 93) heb aangegeven, zal ik uw Kamer begin april a.s. de tijdens het Algemeen Overleg
Nationale Veiligheid en Crisisbeheersing van 19 december 2018 (Kamerstukken II 2018/19,
29 517 en 28 684, nr. 155) toegezegde brief sturen, waarbij ik het totaal aan uitkomsten van de bovengenoemde,
door mij gevraagde, adviezen en onderzoeken zal betrekken.
4. De nieuwe inrichting van het meldkamerdomein
7. De leden van de VVD-fractie lezen dat het zo snel mogelijk helpen van de burger, werkende
weg verder moet worden ontwikkeld in samenspraak met de professionals in de praktijk.
Bieden bestaande bestuurlijke afspraken en wettelijke normen daar voldoende ruimte
voor? Wie controleert of dit goed gebeurt en wie grijpt in als dit onvoldoende gebeurt?
De bestaande afspraken en wettelijke kaders zoals opgenomen in het wetsvoorstel bieden
voldoende ruimte voor onderlinge samenwerking en controle. Conform de voorgestelde
governance-structuur zijn partijen immers met elkaar verantwoordelijk voor het maken
van afspraken, inclusief het zo nodig elkaar aanspreken op het niet nakomen ervan.
Hiernaast kunnen ook de Inspectie Justitie en Veiligheid en de Inspectie Gezondheidszorg
en Jeugd een rol spelen in het toezicht op de naleving van afspraken.
8. De leden van de VVD-fractie vragen vervolgens of dit kan leiden tot verschillen in
werkwijze per meldkamer? Zo ja, kleven daar ook nadelen aan?
Het wetsvoorstel regelt dat in de aansturing binnen het meldkamerdomein alle betrokken
partijen hun invloed kunnen doen gelden. De verschillende hulpdiensten, die hun meldkamerfunctie
uitvoeren binnen de meldkamers, kennen immers ontwikkelingen binnen hun eigen domeinen
hebben hun eigen operationele werkwijzen. Dat is niet bezwaarlijk, zolang de onderlinge
samenwerking is gewaarborgd. Ook (kleine) verschillen in de werkwijze van de meldkamers
zijn geen probleem. Burgers in Nederland moeten verzekerd zijn van een adequate afhandeling
van een melding waarbij wordt gevraagd om acute inzet van de hulpdiensten.
9. Deze leden van de VVD fractie vragen waarom ervoor gekozen is het aannemen van meldingen
geen onderdeel vormt van de meldkamerfunctie. Betekent dit in de praktijk dat het
ook altijd de politie is die een melding aanneemt?
De meldkamerfunctie begint bij het ontvangen van de melding bij een hulpdienst en
bestaat verder uit het vervolgens in behandeling nemen van de melding door die hulpdienst.
Het aannemen van meldingen valt niet onder de meldkamerfunctie. Door het aannemen
van een melding wordt ervoor gezorgd dat degene die contact zoekt, gehoor vindt. Een
melding is iedere vorm van (bedoeld of onbedoeld) contact dat wordt gelegd met een
meldkamer. Wanneer de telefoon gaat, is niet bekend wat de aard van de melding is,
en voor welke hulpdienst deze is bestemd. Het aannemen van een melding is feitelijk
een algemene voorfase van de meldkamerfunctie, waarvoor geen «kolom-specifieke» vaardigheid
is vereist. Daarom is er voor gekozen dat element buiten de eigenlijke meldkamerfunctie
te laten vallen, en de meldkamerfunctie te beperken tot processen waarvoor de hulpdiensten
zelf verantwoordelijk zijn. De verantwoordelijkheid voor het aannemen van meldingen
wordt in de wet bij de politie belegd, met de mogelijkheid hiervan af te wijken bij
de ministeriële regeling op grond van artikel 23, vierde lid.
10. De leden van de VVD-fractie lezen dat het aan de politie zelf is nader vorm te geven
aan een optimale afstemming tussen behoeften op het niveau van de tien gebieden van
het landelijke beheer van de politie. Hoe en door wie wordt gecontroleerd of dit ook
daadwerkelijk (adequaat) gebeurt? De leden van de VVD-fractie vragen op welke termijn
gerealiseerd zal zijn dat de decentrale ICT-omgeving compatibel is met de landelijke
ICT-omgeving. Wat gebeurt er als de vernieuwing van ICT-systemen (bij individuele
meldkamers) achter loopt? Deze leden lezen verder dat voor grootschalige vernieuwingen
van ICT-systemen, afstemming tussen landelijke ontwikkeling en decentrale implementatie
cruciaal is. Zij vragen welke termijn hier precies voor staat.
Sinds het afsluiten van het Transitieakkoord Meldkamer van de Toekomst (2013) wordt
gewerkt aan het realiseren van tien meldkamers die zijn aangesloten op de landelijke
ICT-infrastructuur voor de meldkamers. De politie legt deze infrastructuur aan, de
samenvoegingen van de meldkamers zijn de verantwoordelijkheid van de veiligheidsregio’s.
In een aantal gevallen vergt dit nieuwbouw (Hilversum en Apeldoorn). De realisatie
van de samenvoegingen en van de landelijke infrastructuur is essentieel voor de continuïteit
en maakt het mogelijk dat meldkamers elkaars taken over kunnen nemen. De locatie Rotterdam
is sinds medio 2018 de eerste locatie die aangesloten is op de landelijke infrastructuur.
Voor het aansluiten op de landelijke ICT-infrastructuur voor de meldkamers maken de
meldkamers een aansluitplan. Daarin geven de gebruikers aan welke applicaties en systemen
zij ontsloten willen hebben. Als de laatste meldkamer gerealiseerd is (medio 2023),
zal er een landelijke ICT-infrastructuur voor de meldkamers zijn die bestaat uit landelijk
geharmoniseerde systemen en applicaties, regionale applicaties en discipline specifieke
applicaties. Naast het communicatiesysteem C2000 wordt ook het platform voor 112-meldingen
vernieuwd. Dit laatste is gereed medio dit jaar. Verder wordt gewerkt aan vervanging
van het Geïntegreerde Meldkamer Systeem (GMS) dat inmiddels 20 jaar oud is en hierdoor
niet kan voorzien in toekomstige behoeften van de hulpdiensten. Het systeem is overigens
nog steeds stabiel, zodat hiermee gewerkt kan worden tot aan de vervanging. In nauwe
samenwerking tussen de disciplines gaat het proces van aanbesteding nog dit jaar van
start. De implementatie van het nieuw meldkamer systeem vraagt een zorgvuldig proces
waarbij het ongestoord functioneren van de operatiën van de veiligheidsregio, brandweer,
regionale ambulancezorg, Koninklijke marechaussee en politie voorop staat. Dit betekent
intensieve samenwerking tussen meldkamers en de landelijke programmaorganisatie.
11. De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat dit wetsvoorstel
als gevolg heeft dat de behoefte aan coördinatie en afstemming tussen de meldkamers
enerzijds en het landelijke beheer van de politie anderzijds, zal toenemen. Tevens
lezen deze leden dat het aan de politie zelf is nader vorm te geven aan een optimale
afstemming tussen behoeften op het niveau van de tien gebieden en het landelijke beheer
van de politie. Kan de regering meer duiding geven over de manier waarop deze afstemming,
door de politie, tot stand moet komen? Kan de regering daarbij specifiek ingaan op
de uitrol en het overbrengen van het beheer van ICT-systemen van de veiligheidsregio’s
naar de politie?
De meldkamer-organisatie van de politie (de Landelijke Meldkamer Samenwerking – LMS)
zal bij de inwerkingtreding van de wet de taken voor het beheer van de meldkamers
op zich nemen. Hiervoor is een taakstellend budget beschikbaar in de vorm van een
bijzondere bijdrage voor meldkamers, waarmee zowel het in stand houden als het vernieuwen
en verbeteren van meldkamers gerealiseerd zal worden. Jaarlijks maakt de LMS met de
meldkamers en de disciplines een strategisch beleids- en bestedingsplan meldkamers
waarin de behoeftes van meldkamers en disciplines worden gebundeld. Dit plan wordt
vastgesteld door de Minister van Justitie en Veiligheid op basis van adviezen van
de bestuurlijke regiegroep (het Bestuurlijk Meldkamer Beraad), waarin alle partijen
vertegenwoordigd zijn. Met betrekking tot de vraag over het beheer van de ICT-systemen
van de veiligheidsregio’s naar de politie, verwijs ik naar het antwoord bij vraag
10.
12. De leden van de CDA-fractie lezen voorts dat de regering nadere regels kan opstellen
over de meldkamers. Deze regels kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op standaarden
voor ICT-systemen die gebruikt worden in de meldkamers. Kan worden aangegeven in hoeverre
zij verwacht van deze bevoegdheid gebruik te maken? Is er, bijvoorbeeld, sprake van
problemen op het gebied van de ICT-voorziening? De uitrol hiervan of het overzetten
van het beheer van ICT-systemen? In hoeverre wordt dit gestandaardiseerd?
De ICT-systemen voor de meldkamer zijn essentieel voor de continuïteit en maken het
mogelijk dat meldkamers elkaars taken kunnen overnemen. In dat kader is het van belang
dat er nadere regels gesteld kunnen worden over de standaarden en de ICT-systemen
die gebruikt kunnen worden. Het is in beginsel niet de bedoeling om van deze bevoegdheid
gebruik te maken, en indien het toch nodig is om nadere regels op te stellen, gebeurt
dit pas nadat met alle partijen hierover afstemming heeft plaats gevonden en de effecten
ervan in beeld zijn gebracht.
13. De leden van de CDA-fractie lezen voorts dat waar dat noodzakelijk is, maatwerk kan
worden geboden, om daarmee recht te doen aan de diversiteit in de verschillende gebieden
waarvoor de verschillende meldkamers werkzaam zijn. Echter, te grote diversiteit tussen
de hulpverleningsdiensten of tussen meldkamers, zou de oorspronkelijke doelstelling
van het onderbrengen van het beheer bij de politie ondermijnen. Deze leden lezen dat
het creëren van een balans, tussen beheer en operatien, en tussen diversiteit en uniformiteit,
de centrale opgave is in de governance van de meldkamers. De leden van de CDA-fractie
vragen hoe de regering ervoor zorg gaat dragen dat deze beschreven balans niet te
ver doorslaat naar een van de twee uitersten. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat
er zowel sprake is van landelijke uniformiteit als regionale diversiteit? Deze leden
vragen hierover een nadere duiding.
Er zal een multidisciplinaire besturing worden ingericht, waarbij een koppeling wordt
gelegd tussen de landelijke besturing en de lokale besturing. Verder wordt gedacht
aan een situatie waarbij er voor elke meldkamerlocatie, een overleg van directeuren
van gebruikers van de meldkamer en de directeur LMS is. Landelijk is er nu al een
bestuurlijke regiegroep (Bestuurlijke Meldkamer Beraad) ingericht als hoogste bestuurlijke
overleg en is er een strategische overleg (het Strategisch Meldkamer Beraad), onder
voorzitterschap van een directeur veiligheidsregio, waarin directeuren namens de verschillende
disciplines zitting hebben. Deze sturingslijn moet nog nader worden vastgesteld. Het
proces om te komen tot een beleids- en bestedingsplan meldkamers verloopt door de
lokale wensen te koppelen met de landelijke wensen. De lokale overleggen en het landelijke
overleg vormen hiervoor een belangrijk afstemmingsmechanisme, dat zal leiden tot het
«in balans» zijn van de verschillende aspecten.
14. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering ook kan aangeven welke rol de landelijke
meldkamer van de Landelijke Eenheid van de politie speelt ten opzichte van de tien
landelijke (regionale) meldkamers? Is er sprake van een hiërarchische rol van die
meldkamer ten opzichte van de regionale (politie)meldkamers en hoe verhoudt zo’n hiërarchische
rol zich tot het multidisciplinair optreden in een regionale meldkamer en de lokale
bestuurlijke verantwoordelijkheid? Valt de landelijke meldkamer van de politie ook
onder deze nieuwe wet? Hebben de brandweer, de ambulancezorg en de Koninklijke Marechaussee
ook bovenliggende, landelijke meldkamers?
Bij de Landelijke Eenheid van de politie is de 112-aannamecentrale ondergebracht.
Dit is geen meldkamer in de zin van dit wetsvoorstel, maar een landelijke voorziening
ten behoeve van alle disciplines, waarbij 112-meldingen die via het mobiele netwerk
worden ontvangen, worden aangenomen en doorgeleid naar de disciplines op de meldkamers.
Daarnaast kent de Landelijke Eenheid een landelijk operationeel centrum dat uitsluitend
gericht is op uitvoering van de politietaak. De tien operationele centra van de Regionale
Eenheden van de politie en het landelijke operationele centrum van de Landelijke Eenheid
vormen een netwerk waarin gestuurd wordt op uitvoering de politietaak. Er is daarbij
geen sprake van hiërarchie, wel van specialisatie. De regionale operationele centra
zijn gespecialiseerd op hun eigen werkgebied. Het landelijk operationeel centrum heeft,
zoals opgenomen in het Besluit beheer politie, artikel 5, onder a, onder meer als
taak «het monitoren, ondersteunen en coördineren van operaties van de Landelijke eenheid
en van grootschalige operaties», bijvoorbeeld door het leveren van ondersteuning door
de inzet van helikopters. Er is dus geen sprake van bovenliggende landelijke meldkamers.
15. De leden van de D66-fractie lezen dat bij algemene maatregel van bestuur de tien locaties
voor de meldkamers worden bepaald. Kan de regering nader toelichten hoe tot de keuze
van deze tien locaties gekomen zal worden? Voorts lezen deze leden dat er expliciet
is gekozen voor de formulering «ten hoogste tien meldkamers» om de mogelijkheid open
te laten op termijn met minder meldkamers te werken. Is dit iets waar de regering
ook naar streeft en ziet zij dit aantal op middellange termijn nog verder afnemen?
Is er ook een ondergrens bepaald voor het aantal meldkamers?
Ook de leden van de SGP-fractie constateren dat er is gekozen voor maximaal tien locaties
voor de meldkamers. Zij vragen of de organisatie hiermee niet te veel is toegesneden
op de politieorganisatie en minder op de ambulancevoorzieningen en de veiligheidsregio’s.
Om tot verbetering in de organisatie en de werkwijze van de meldkamers te komen, is
in het regeerakkoord Rutte I uit 2010 besloten dat er één landelijke meldkamerorganisatie
met drie locaties zou komen. In februari 2012 heeft de Minister van Veiligheid en
Justitie de Tweede Kamer na consultatie van de voor de meldkamer verantwoordelijke
partijen laten weten dat het beter was te kiezen voor een model van een meldkamerorganisatie
met maximaal tien meldkamers. In het Transitieakkoord meldkamer van de toekomst (2013)
dat met alle betrokken partijen is overeengekomen, zijn tien locaties bepaald. Bij
de keuze voor de locaties is regionale inbedding een belangrijke overweging geweest,
en overigens is gekeken naar de doelmatigheid van de schaalgrootte. Met de keuze voor
tien locaties is voorzien in regionale verbondenheid en wordt aangesloten bij de tien
regionale eenheden van de politie. Maar dat betekent niet dat de organisatie van de
meldkamers teveel op de politieorganisatie is toegesneden. Dit aantal doet ook recht
aan de behoefte van de veiligheidsregio’s en de Regionale Ambulancevoorzieningen aan
een herkenbaar punt, dat zij kunnen beschouwen als «hun» meldkamer. De schaalgrootte
van de werkgebieden van de meldkamers biedt hiernaast mogelijkheden om te komen tot
een doelmatige inrichting van het beheer.
De formulering «ten hoogste tien meldkamers» laat de mogelijkheid open om op termijn
met minder meldkamers te werken, maar er bestaan geen voornemens om tot een verdere
afname van meldkamers te komen. De ondergrens voor het aantal meldkamer ligt vanwege
het vitale karakter van het meldproces op drie meldkamers. Hierdoor is geborgd dat
bij uitval van een van deze meldkamers overname door twee andere meldkamers mogelijk
is.
16. De leden van de SGP-fractie merken op dat de regering stelt dat lokaal maatwerk mogelijk
blijft binnen de grenzen van het landelijk beheer door de politie. Zij vragen in hoeverre
er werkelijk ruimte mogelijk is voor een lokale invulling van zaken. Kan worden aangegeven
waaraan moet worden gedacht?
Zoals hierboven in het antwoord bij vraag 8 is aangegeven, regelt het wetsvoorstel
dat in de aansturing binnen het meldkamerdomein alle betrokken partijen hun invloed
kunnen doen gelden. De verschillende hulpdiensten, die hun meldkamerfunctie uitvoeren
binnen de meldkamers, kennen ontwikkelingen binnen hun eigen domein en hebben hun
eigen operationele werkwijzen. Het beheer van de meldkamers staat ten dienste van
de operatiën van álle hulpdiensten, en de hulpdiensten zijn hierbij in hoge mate afhankelijk
van dezelfde gestandaardiseerde technische infrastructuur. Niettemin kan, waar dat
noodzakelijk is, maatwerk worden geboden, teneinde recht te doen aan de diversiteit
in de verschillende gebieden waarvoor de verschillende meldkamers werkzaam zijn. Zo
kan de regionale veiligheidssituatie bepaalde eisen en wensen (de zogeheten regionale
specials) meebrengen ten aanzien van het beheer. Het beheer ondersteunt deze wensen
waar dat nodig is, en draagt bijvoorbeeld zorg voor de aansluiting van specifieke
informatiesystemen of andere voorzieningen in aansluiting en binnen de kaders van
de landelijke voorzieningen. In Rotterdam zal er bijvoorbeeld nadrukkelijk oog zijn
voor het havenbedrijf, terwijl in Haarlem de aanwezigheid van luchthaven van Schiphol
en de daar verantwoordelijke bedrijfshulpdiensten voor een bijzondere dynamiek zorgt.
17. Verder vragen de leden van de SGP-fractie of het risico groot is dat de drang naar
uniformiteit zo groot is dat de lokale diversiteit nauwelijks zal functioneren? Ook
vragen deze leden of de meldkamers niet zo ver van het lokale bestuur af komen te
staan dat er weinig mogelijkheden zijn invulling te geven aan de verantwoordelijkheid
van onder meer burgemeesters voor de uitvoering van het beleid rond veiligheid en
rampen?
In de Wet veiligheidsregio’s wordt vastgelegd, dat de besturen van de veiligheidsregio’s
ten behoeve van de brandweertaak, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de
geneeskundige hulpverlening tijdens rampen en crises gebruik dienen te maken van de
meldkamers die onderdeel uitmaken van de politieorganisatie. Daarmee vervalt de huidige
bepaling in de Wet veiligheidsregio's, dat besturen dienen te beschikken over een
door henzelf of door een andere bestuur ingestelde gemeenschappelijke meldkamer.
De meldkamers worden beheerd door de politie, binnen de wettelijke kaders, en met
inachtneming van de hoofdlijnen van beleid en beheer, die tot stand komen door overeenstemming
van alle betrokken partijen. Het gaat hier om een technische faciliteit voor een gemeenschappelijke
voorziening ten behoeve van de hulpdiensten in het werkgebied van de meldkamer. Het
geschetste risico is daar niet aan de orde. Het beheer van de meldkamers moet worden
onderscheiden van de verantwoordelijkheid van de Regionale Ambulancevoorzieningen,
de veiligheidsregio’s (voor de brandweer en de rampenbestrijding en crisisbeheersing)
en de politie voor het op de meldkamer uitvoeren van de meldkamerfunctie door de hulpdiensten.
In het antwoord bij vraag 25 ga ik nader in op de – ongewijzigde – gezagsrol van de
burgemeesters.
18. De leden van de SGP-fractie vragen of zo’n verdere opschaling niet betekent dat «vagere»
meldingen waarbij bijvoorbeeld de precieze locatie onbekend is onmogelijk geduid kunnen
worden, omdat de meldkamer te ver verwijderd is van de betrokken locatie?
De ontwikkeling van nieuwe technieken voor de locatiebepaling waaronder de invoering
van Advanced Mobile Location (AML) maken steeds meer exacte locatiebepaling bij meldingen
mogelijk. De afhandeling door de meldkamer van een incident met behulp van locatiebepaling
verkleint de kans op vagere meldingen. Een zo exact mogelijke plaatsbepaling helpt
in de snelheid waarmee hulpdiensten hulp kunnen bieden.
19. De leden van de SGP-fractie vragen hoe wordt voorkomen dat er in de regio’s waarin
meer veiligheidsregio’s vallen er allerlei extra overleggen nodig zijn om de regio’s
goed te laten functioneren? Volgens de regering is met het aantal van tien regio’s
de «regionale verbondenheid» gewaarborgd. Kan nader worden geduid wat dit volgens
de regering precies betekent? Hoe krijgt dit in de praktijk concreet vorm?
Als in één werkgebied van een meldkamer verschillende veiligheidsregio’s zijn gesitueerd,
bepaalt de wet dat de besturen van die veiligheidsregio’s een convenant sluiten, dat
in ieder geval afspraken bevat over de gezamenlijke uitvoering van de meldkamerfunctie
op «hun» meldkamer. Gelet op het belang van deze afspraken is het gewenst dat dit
convenant tijdig voor inwerkingtreding van het wetsvoorstel wordt voorbereid. De afspraken
moeten zorgen voor een eenduidige manier van werken in het werkgebied van die meldkamer.
Verder dient in dit convenant de onderlinge verantwoordelijkheidsverdeling te worden
vastgelegd. Op deze wijze kan voorkomen worden dat er extra overleggen nodig zijn
voor de samenwerking in het werkgebied en kunnen ook de regionale bijzonderheden een
plek krijgen in het convenant zodat de regionale verbondenheid geborgd blijft.
5. Multidisciplinaire governance
Algemeen
20. De leden van de VVD-fractie lezen dat het creëren van een uniforme ICT-omgeving randvoorwaardelijk
is voor het kunnen overnemen van werkzaamheden tussen meldkamers. Hoeveel tijd staat
er voor het creëren van die uniforme ICT-omgeving? Wat zijn de gevolgen als dit niet
tijdig wordt gerealiseerd, nu dit een randvoorwaarde is?
De politie werkt stapsgewijs aan het realiseren van de aansluiting van de tien meldkamerlocaties
op de landelijke ICT-infrastructuur. De politie legt deze infrastructuur aan, de samenvoegingen
van de meldkamers zijn de verantwoordelijkheid van de veiligheidsregio’s. De realisatie
van de samenvoegingen en van de landelijke infrastructuur is essentieel voor continuïteit
door het aansluiten van nieuwe systemen, en maakt het mogelijk dat meldkamers elkaars
taken over kunnen nemen. In de huidige situatie kunnen taken slechts gedeeltelijk
worden overgenomen. Naar verwachting wordt de laatste meldkamer medio 2023 gerealiseerd
en aangesloten op de landelijke ICT-infrastructuur van politie, zodat werkzaamheden
indien nodig eenvoudiger kunnen worden overgenomen.
21. De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van multidisciplinair optreden
bij incidenten door de hulpdiensten. Welke infrastructuur bestaat nu in Nederland
voor grensoverschrijdende communicatie tussen onze meldkamers en de meldkamers in
het buitenland? Welke inspanningen worden verricht om meldkamers in Nederland volledig
interoperabel te maken met meldkamervoorzieningen in België, Duitsland en zo nodig
ook het Verenigd Koninkrijk? Vinden er ook inspanningen plaats in het kader van samenwerking
in de Benelux en/of de Europese Unie?
Bij brief van 3 juli 2018 (Kamerstukken II 2017/18, 25 124 nr. 90), is uw Kamer geïnformeerd over de samenwerking tussen de verschillende communicatiesystemen
van Nederland, België en Duitsland. De drie landen gebruiken voor de operationele
communicatie alle dezelfde technologie, namelijk TETRA, maar elk land heeft wel een
eigen systeem, hetgeen niet optimaal is, maar wel werkbaar. Tot 10 à 15 kilometer
over de grens is er nog bereik van het eigen netwerk. Vooraf kunnen met de Duitsers
en de Belgen gezamenlijke gespreksgroepen worden aangemaakt. Berichten in deze groepen
worden binnen de verschillende netwerken uitgezonden. Op die manier kan in de zone
rondom de grens dus met elkaar gecommuniceerd worden. Dit volstaat voor het grootste
deel van de inzetten over de grens. Voor zowel de Belgische als de Duitse kant is
dit reeds geïmplementeerd. Lastiger wordt het als men verder dan 10 tot 15 km over
de grens gaat. De verbinding met het eigen netwerk kan dan namelijk wegvallen, waardoor
de gemaakte gespreksgroepen niet meer voldoen. Een structurele oplossing voor dit
probleem is een zogeheten Inter System Interface (ISI). Hierbij worden twee netwerken
aan elkaar gekoppeld en dus eigenlijk gebruik gemaakt van roaming. Deze oplossing
is echter kostbaar en kan bovendien pas geïmplementeerd worden in het vernieuwde C2000.
Zodoende wordt er gewerkt aan een tussenoplossing in de vorm van semi-roaming: het
kruislings geschikt maken van portofoons voor elkaars netwerk. Met de Belgen zijn
hiervoor al afspraken gemaakt over de eerste paar honderd portofoons. Komende tijd
zal bekeken worden of dat aantal zal volstaan of nog uitgebreid zal moeten worden.
Met de Duitsers waren de gesprekken op deelstaatniveau in een vergevorderd stadium,
maar helaas hebben zij aangegeven dat zij geen externen willen toelaten op hun systeem
(Digitalfunk BOS). Ik zal hier in mijn contacten met mijn Duitse ambtgenoot aandacht
voor blijven vragen.
22. Voorts vragen de leden van de D66-fractie of het Bureau ICT-toetsing (BIT) een taak
heeft bij de controle van de ICT-voorzieningen waarop de meldkamers zijn gebouwd.
Toetsen van het BIT worden uitgevoerd in opdracht van een Minister of Staatssecretaris,
de Tweede Kamer of uit eigen beweging. De toetsen van het BIT op ICT-projecten worden
onafhankelijk uitgevoerd. Daarbij beoordeelt het BIT of ICT-projecten in de huidige
opzet kans van slagen hebben of anders moeten worden ingericht. Dit doet het BIT bij
departementen, uitvoeringsorganisaties en publiekrechtelijke zelfstandige bestuursorganen
(zbo's). Toetsen van het BIT worden uitgevoerd in opdracht van een Minister of Staatssecretaris,
de Tweede Kamer of uit eigen beweging. Het BIT richt zich op projecten met een ICT-component
van meer dan 5 miljoen euro. Het BIT kan de ICT-voorzieningen bij de meldkamers toetsen.
Het Bureau ICT-toetsing (BIT) heeft in 2016 een toets uitgevoerd op programma Implementatie
Vernieuwing C2000 (IVC).
23. Verder vragen de leden van de D66-fractie wat de verwachting is ten aanzien van nieuwe
technologie die ook kan worden benut door meldkamers.
In het gezamenlijke programma «»Het nieuwe melden» wordt door de hulpdiensten politie,
ambulance en brandweer (via de Landelijke Meldkamersamenwerking), samen met TNO en
het Ministerie van Justitie en Veiligheid onderzoek gedaan naar de rol en betekenis
van nieuwe technieken en communicatievormen op het meldkamerproces. De verwachting
is dat de uitkomsten van een aantal van deze onderzoeken zeker van betekenis zullen
zijn voor het meldkamerproces, maar concrete resultaten zijn nog niet te melden.
24. Tot slot vragen de leden van de D66- fractie hoe de interactie met genetwerkte communicatie
in de diverse kolommen wordt geregeld.
Het wetsvoorstel biedt een kader waarin de partijen hun meldkamerfunctie uitoefenen
in een «genetwerkt» samenstel van meldkamers. De verbeteringen in de samenwerking
en communicatie tussen de partijen is daarbij een langlopend traject. Het wetsvoorstel
maakt het realiseren en in beheer nemen van één landelijke ICT-infrastructuur voor
de meldkamers mogelijk. De beheerder hiervan stelt de landelijke ICT-infrastructuur
ter beschikking aan de hulpdiensten zodat zij hun meldkamerfunctie kunnen uitoefenen.
Hierbij blijft de verantwoordelijkheid voor de inhoud van de systemen bij de hulpdiensten.
Samenwerking en afstemming over deze systemen is noodzakelijk om een goede invulling
te kunnen geven aan de ondersteuning hiervan.
25. De leden van de fractie van de ChristenUnie-fractie merken op dat de regering in de
memorie van toelichting stelt dat het creëren van een balans, tussen beheer en operatiën,
en tussen diversiteit en uniformiteit, de centrale opgave is in de governance, het
goed bestuur, van de meldkamers. De wet moet de kaders bieden waarbinnen dit kan plaatsvinden.
Voor de inrichting van de governance op landelijk niveau biedt het wetsvoorstel inderdaad
een kader dat voldoet om de governance verder uit te werken, zo constateren meerdere
betrokken partijen in hun adviezen. De governance op gebiedsniveau is in het wetsvoorstel
echter zeer beperkt uitgewerkt en volgens veel betrokkenen daarmee nog onvoldoende
helder. Voornoemde leden verzoeken de regering nader toe te lichten, waarom niet is
gekozen voor een duidelijke grondslag voor de governance op regionaal niveau op te
nemen in het wetsvoorstel. Is de regering bereid hiertoe alsnog een voorstel te doen?
De leden van de D66-fractie nemen waar dat door het Veiligheidsberaad en de Veiligheidsregio’s
(unaniem) is gepleit voor de verankering van de governance in de wet. Waarom is door
de regering niet gekozen voor deze oplossing?
De leden van de CDA-fractie lezen in verschillende adviezen van de veiligheidsregio’s
dat er wordt gepleit voor een verankering van de governance van het gezag in de wet.
Deze leden lezen hier echter in de memorie van toelichting echter niets over. Zij
vragen de regering daarom hier nader op in te gaan. Waarom heeft zij deze adviezen
terzijde geschoven? En wat vindt zij van het idee om de governance van het gezag een
grondslag te geven in de wet?
Het wetsvoorstel regelt primair dat het beheer van de meldkamers naar de politie gaat.
Daarbij blijft de verantwoordelijkheid voor de meldkamerfunctie ongewijzigd. Het wetsvoorstel
regelt dat in de aansturing (governance) van het beheer binnen het meldkamerdomein
alle betrokken partijen hun invloed kunnen doen gelden. Het wetsvoorstel maakt het
mogelijk om nadere regels op te stellen over de multigovernance, waaronder de inrichting
van de planning- en controlcyclus en de vormgeving van de lokale behoeftestelling.
Deze regels zien er ook op dat lokale wensen op het gebied van het beheer ingebracht
kunnen worden in het beleids- en bestedingsplan voor de meldkamers. In de voorgestelde
praktijk maakt de politie (in casu de LMS) jaarlijks met de locaties en de disciplines
een strategisch beleids- en bestedingsplan meldkamers waarin de behoeftes van locaties
en disciplines worden gebundeld. Dit plan wordt vastgesteld door de Minister van Justitie
en Veiligheid op basis van adviezen van de bestuurlijke regiegroep (het Bestuurlijk
Meldkamer Beraad) waarin alle partijen vertegenwoordigd zijn. Het wetsvoorstel biedt
dus al een grondslag voor de governance van het beheer. Eventuele regels daarover
kunnen zo in de praktijk sneller worden doorgevoerd dan als daarvoor een wetswijziging
nodig zou zijn. Een precieze invulling van de governance op een meldkamer is niet
in de wet opgenomen, omdat dat alleen zou kunnen door een uniforme regeling. Daarmee
zou partijen op regionaal niveau iedere ruimte ontnomen worden om deze governance
– uiteraard binnen de wettelijke kaders – zelf vorm te geven. Zou blijken dat ínvulling
van de governance op een meldkamer niet goed uitwerkt, waarmee de samenwerking tussen
meldkamers en dus ook de back up-functie voor andere meldkamers in het gedrang zou
komen, dan kan dat worden gecorrigeerd via de hoofdlijnen van beleid en beheer, die
worden vastgesteld bij regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid in overeenstemming
met partijen. Of (bij)sturing via de hoofdlijnen noodzakelijk is, zal kunnen blijken
in het halfjaarlijks overleg dat de Minister op grond van artikel 23a, derde lid,
heeft met betrokken partijen. In eerste instantie was dat overleg alleen gericht op
het functioneren van de meldkamers, maar dit artikellid is na de consultatie uitgebreid
met de samenwerking bij de uitvoering van de meldkamerfuncties.
De gezagsrol van de burgemeester over de brandweer en over de politie voor zover het
gaat om hulpverlening en openbare orde, is afdoende geregeld in de Wet veiligheidsregio’s
respectievelijk de Politiewet 2012. Het onderhavige wetsvoorstel brengt daarin geen
enkele verandering, dus de burgemeester heeft ook onverkort het gezag over de uitvoering
van de meldkamerfunctie door de politie en de brandweer. Ook blijft ongewijzigd dat
de burgemeester aan de Regionale Ambulancevoorziening in de regio waarvan zijn gemeente
deel uitmaakt, aanwijzingen kan geven indien dat naar zijn oordeel noodzakelijk is
uit een oogpunt van openbare orde.
Voor de volledigheid merk ik nog op dat, op grond van artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s,
de voorzitter van de veiligheidsregio in geval van een ramp of crisis van meer dan
plaatselijke betekenis, of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, ten behoeve
van de rampenbestrijding en crisisbeheersing in de betrokken gemeenten bij uitsluiting
bevoegd is toepassing te geven aan de in artikel 39 genoemde artikelen uit de Wet
veiligheidsregio's, de Gemeentewet, de Politiewet 2012 en de Wet openbare manifestaties.
Conform mijn toezegging in het AO van 19 december 2018 is er gesproken met de burgemeesters
die in de veiligheidsregio’s Haaglanden en in Hollands Midden portefeuillehouder voor
de meldkamer zijn. Die gesprekken zijn betrokken bij dit antwoord, maar hebben niet
geleid tot de aanpassingen als door de vragenstellers geopperd.
De verschillende partijen en hun rollen
26. De leden van de VVD-fractie vragen hoe de regering aankijkt tegen de ICT-problemen
die spelen rondom het huidige en het nieuwe communicatienetwerk, in het licht van
het creëren van de uniforme, landelijke ICT-omgeving zoals die in onderhavig wetsvoorstel
beschreven wordt. Welke gevolgen hebben problemen op het gebied van de stabiliteit
of betrouwbaarheid van C2000 voor (de ICT-systemen van) de meldkamers?
Ik heb naar aanleiding van het uitstel van de migratie in 2017 zowel door de beheerder
van het C2000 netwerk (het Meldkamer Diensten Centrum (MDC)) als door de externe partij
Xebia onderzoek laten doen naar het huidige C2000-systeem. Hierover heb ik u in juli
2018 geïnformeerd (Kamerstukken II 2017/18, 25 124 nr. 90). Gebaseerd op de conclusies uit de onderzoeken van MDC en Xebia heb ik geconcludeerd
dat het huidige systeem zich robuust en stabiel gedraagt. Het uitstel van de migratie
naar het nieuwe C2000-systeem, zoals ik uw Kamer in september heb gemeld (Kamerstukken
II, 2017/18, 25 124, nr. 91), heeft wel gevolgen voor de samenvoeging van de meldkamers in Haarlem en Den Bosch.
De infrastructuur van deze nieuwe meldkamers is reeds ingericht op het nieuwe C2000-systeem.
Ik heb toen aangekondigd te bezien hoe hiermee om te gaan. De conclusie van dit onderzoek
is dat het huidige C2000 ter beschikking gesteld wordt in deze twee nieuwe meldkamers.
Het voordeel hiervan is dat de nieuwe meldkamers al in gebruik kunnen worden genomen
voordat het nieuwe C2000 in gebruik wordt genomen. De afhankelijkheid tussen de vernieuwing
van C2000 en de ingebruikname van deze twee meldkamers wordt daarmee geminimaliseerd.
27. De leden van de SGP-fractie missen in het overzicht van de betrokken partijen de Inspectie
voor de Gezondheidszorg (IGZ). Zij vragen welke verhouding er precies zal zijn tussen
de IGZ en de meldkamers. Hoe is dat nu geregeld en verandert er nog iets onder de
nieuwe positionering van de meldkamers?
Het toezicht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) betreft het uitvoeren
van de meldkamerfunctie waaronder het zorgproces in de meldkamer door de Regionale
Ambulancevoorziening. Het onderhavige wetsvoorstel brengt geen wijziging in het toezicht
van de IGJ op de Regionale Ambulancevoorzieningen, maar bevat via een wijziging van
de Tijdelijke wet ambulancezorg (Twaz) wel een gewijzigde en twee nieuwe verplichtingen
voor de Regionale Ambulancevoorzieningen, namelijk het op die meldkamer uitvoeren
van de meldkamerfunctie, en het sluiten van een convenant. De IGJ ziet toe op de naleving
hiervan. Daartoe is een aanpassing nodig van de artikelen in de Twaz die de grondslag
bieden voor de bestuurlijke handhaving door de IGJ. Deze aanpassing is opgenomen in
de nota van wijziging, die tegelijk met deze nota naar aanleiding van het verslag
wordt uitgebracht. Aanleiding voor de nota van wijziging is de Toezicht- & Handhavingstoets
van de IGJ die te laat werd ontvangen om te worden verwerkt in het wetsvoorstel. Die
toets was om die reden ook niet als bijlage meegezonden bij de indiening van het wetsvoorstel
– iets wat wel is gebeurd met de overige ontvangen adviezen. Gelijktijdig met de toezending
van deze nota naar aanleiding van het verslag en de nota van wijziging wordt u ook
de toets van de IGJ toegezonden1.
De IGJ meent in de toets tevens dat, door de wijziging van het huidige begrip «meldkamer»
door «Regionale Ambulancevoorziening», een Regionale Ambulancevoorziening volledig
buiten de meldkamer om beslissingen kan nemen ten aanzien van de inzet van ambulances.
Dit zou er naar de mening van de IGJ toe kunnen leiden dat de meldkamercentralist
geen volledig overzicht heeft van de inzet van de ambulancecapaciteit, wat naar het
oordeel van de IGJ onwenselijk is uit het oogpunt van kwaliteit en veiligheid van
zorg.
Het lijkt niet waarschijnlijk dat een dergelijke vorm van ongecoördineerde uitgifte
zal voorkomen. aangezien:
– er geen ambulancezorg verleend mag worden zonder opdracht van een Regionale Ambulancevoorziening
(artikel 4, zesde lid [nieuw] Twaz);
– de Regionale Ambulancevoorziening de enige is die de meldkamerfunctie ten behoeve
van ambulancezorg mag uitvoeren op een van de 10 meldkamerlocaties (artikel 4, derde
lid [nieuw] Twaz);
– op elke aanvraag om ambulancezorg de Regionale Ambulancevoorziening in het werkgebied
waarbinnen de aangevraagde zorg aanvangt beslist, of ambulancezorg nodig is, alsmede
door wie en op welke wijze deze zal worden verleend (artikel 5.1 [nieuw] Twaz).
Voorts verzoekt de IGJ om een nadere concretisering welke afspraken uitgewerkt dienen
te worden in een convenant tussen de verschillende Regionale Ambulancevoorzieningen
die zijn gesitueerd in één werkgebied. Het zal hier gaan om afspraken over een eenduidige
manier van werken bij de gezamenlijke uitvoering van de meldkamerfunctie op «hun»
meldkamer, en over het vastleggen van de onderlinge verantwoordelijkheidsverdeling.
Politie
28. De leden van de D66-fractie vragen welke voorziening wordt getroffen bij de nationale
politie om het landelijk beheer uit te kunnen oefenen. Met hoeveel menskracht gaat
dit gepaard? Welke financieringsvoorziening is hiervoor gemaakt? Is de financiering
structureel geborgd? Vanuit welke begroting wordt deze gefinancierd? Hoe, wanneer
en waar wordt in welke begrotingen verantwoording afgelegd over de inkomsten en uitgaven
ten aanzien van het beheer van de meldkamers?
Er wordt binnen de politie een nieuw organisatieonderdeel opgericht voor de meldkamertaken,
de Landelijke Meldkamer Samenwerking (LMS). De nieuwe taken rond meldkamers vragen
dat binnen de politie de bedrijfsvoering voor meldkamers (beleid, beheer en vraagarticulatie)
nieuw moet worden ingericht. Er is gekozen voor een ontwikkelaanpak om het feitelijke
beheer van meldkamers vorm te geven. Die ontwikkelaanpak eindigt medio 2023 als de
laatste samengevoegde en op de landelijke ICT-infrastructuur aangesloten meldkamer
gereed is. Op dat moment zijn naar verwachting ook alle cruciale meldkamersystemen
(C2000, 112 en het Geïntegreerde Meldkamer Systeem) vervangen.
De politie krijgt voor deze nieuwe taak een taakstellend budget in de vorm van een
bijzondere bijdrage. Hiertoe wordt jaarlijks aan de politie een financiële bijdrage
voor het beheer van de meldkamer verstrekt, via beleidsartikel 31.3 van de begroting
van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Voor deze wijze van bekostiging is
gekozen omdat rechtstreekse financiering van politietaken door anderen dan de Minister
op basis van de Politiewet 2012 niet mogelijk is. Deze bijzondere financiële bijdrage
komt tot stand door bijdragen van de hulpdiensten en is daarmee een multidisciplinaire
financiële bijdrage. Deze financiële bijdrage wordt vanwege het multidisciplinaire
karakter niet meegenomen in de algemene financiële bijdrage aan de politie, maar verstrekt
als bijzondere financiële bijdrage. Aan een bijzondere financiële bijdrage zijn voorwaarden
verbonden, en over de vervulling daarvan moet specifieke verantwoording worden afgelegd.
Indien er aanvullende wensen vanuit betrokken partijen zijn die op zich vervuld kunnen
worden, maar die niet passen binnen de budgettaire kaders, dienen deze partijen zelf
aanvullende middelen beschikbaar te stellen. De besteding van dit taakstellende budget
voor de meldkamer wordt in de planning- en control-cyclus voor de meldkamer voorbereid
door de deelnemende partijen en bekrachtigd door de Minister van Justitie en Veiligheid.
De op deze wijze tot stand gekomen begroting en verantwoording van de meldkamer loopt
parallel met die van de politie zelf en maakt deel uit van de begroting en verantwoording
van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
Veiligheidsregio’s
29. De leden van de fractie van D66 vragen waarom het beheer bij de nationale politie
word belegd en het gezag bij de drie kolommen.
Het wetsvoorstel heeft geen gevolgen voor de bestaande gezagsrelaties. Op grond van
de Politiewet 2012 heeft de burgemeester het gezag in het kader van de handhaving
van de openbare orde en de officier van justitie in het kader van strafrechtelijke
handhaving. Het gezag bij brand, alsmede ongevallen anders dan bij brand voor zover
de brandweer daarbij een taak heeft, berust bij de burgemeester, op grond van artikel
4 van de Wet veiligheidsregio’s, waarin ook staat dat de burgemeester het opperbevel
heeft in geval van een ramp of ernstige vrees voor het ontstaan daarvan. Op grond
van artikel 5 van de Wet veiligheidsregio’s staan bij een ramp of ernstige vrees voor
het ontstaan daarvan, degenen die aan de bestrijding van een ramp deelnemen onder
het bevel van de burgemeester. Op grond van artikel 6 van de Wet veiligheidsregio’s
kan de burgemeester de Regionale Ambulancevoorzieningen in de regio waarvan zijn gemeente
deel uitmaakt, aanwijzingen geven indien dat naar zijn oordeel noodzakelijk is uit
het oogpunt van openbare orde. In de Tijdelijke wet ambulancezorg komt het begrip
gezag niet voor, aangezien de zorg en daarmee ook de ambulancezorg een andere aansturingsrelatie
kent dan brandweer en politie. Op grond van artikel 39, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s
berust in geval van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis het gezag
bij de voorzitter van de veiligheidsregio’s, ook ten aanzien van handhaving van de
openbare orde.
In het Transitieakkoord Meldkamer van de Toekomst (2013) was al overeengekomen dat
het beheer voor de meldkamers bij de politie zal komen te berusten. Deze keuze ligt
voor de hand, omdat het grootste deel van het beheer van de huidige meldkamers nu
in de praktijk al door de politie wordt uitgevoerd. Onder beheer wordt hier verstaan:
dienstverlening, huisvesting, en inrichting, beheer, onderhoud en ontwikkeling van
gemeenschappelijke ICT-voorzieningen, inclusief het ICT-beheer ten behoeve van de
meldkamers.
De Koninklijke marechaussee en de Minister van Defensie
30. De leden van de D66-fractie vragen hoe de vierde kolom – Defensie/Koninklijke Marechaussee
– is aangehaakt bij het onderscheid tussen beheer en gezag.
De Koninklijke marechaussee maakt integraal onderdeel uit van de multidisciplinaire
governance binnen het meldkamerdomein. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering
van de meldkamerfunctie voor de Koninklijke marechaussee ligt bij de Minister van
Defensie. De politie draagt er zorg voor dat ten minste één meldkamer gebruikt kan
worden voor de uitvoering van de meldkamerfunctie ten behoeve van de taak van de Koninklijke
marechaussee.
31. Kan de regering toelichten hoe de meldkamers communiceren met de buitengewoon opsporingsambtenaren
(boa’s), zoals de groene boa’s, die vooral in het buitengebied opereren?
In mijn brief van 5 maart 2018 (Kamerstukken II 2017/18, 28 684 nr. 519) is uw Kamer geïnformeerd over het zogeheten gelieerdenbeleid C2000. Hierin heb ik
aangegeven dat de betrokkenheid van diverse partijen bij de handhaving in de natuur
maakt dat samenwerking van groot belang is. Goede communicatie, waaronder met de meldkamer,
is hierbij onontbeerlijk. Boa’s die de politie ondersteunen, zoals bij de uitvoering
van taken in natuur- en recreatiegebieden, kunnen worden voorgedragen als zogeheten
gelieerden van C2000. Hiermee kunnen zij de beschikking krijgen over portofoons met
aansluiting op C2000.
32. Welke inspanningen worden verricht om het dekkingspercentage ook in de buitengebieden
naar 100% te brengen?
Bij mijn brief van 3 juli 2018 (Kamerstukken II 2017/18, 25 124 nr. 90) is uw Kamer geïnformeerd over de huidige radiodekking en de systematiek voor het
omgaan met dekkingsproblemen. Het huidige C2000 heeft op dit moment een radiodekking
van 97,8%. Nederland behoort daarmee in Europa tot de landen met de beste dekking.
Als gevolg van veranderingen in bebouwing en landschap zullen er altijd plekken zijn
waar de dekking niet optimaal is. Het ontstaan en oplossen van dekkingsproblemen is
dan ook een permanent proces. Hiervoor bestaat een landelijke, objectieve systematiek
om te prioriteren welke problemen als eerste worden aangepakt, de zogeheten DIPP (Dekkings
Issues Prioriterings Procedure). Met deze werkwijze wordt door alle kolommen gezamenlijk
en op landelijk niveau de prioritering vastgesteld op basis van incidentregistraties
en risicoanalyse.
De Minister van Justitie en Veiligheid
33. De leden van de CDA-fractie vragen of dit wetsvoorstel ook mogelijkheden biedt aan
de Minister van Justitie en Veiligheid regels te stellen ten aanzien van het tijdig
informeren van de pers, in het bijzonder de audiovisuele pers, door personeel van
meldkamers. Biedt dit wetsvoorstel mogelijkheden landelijk te komen tot een adequaat
systeem van persalarm, uniform in te richten voor de verschillende disciplines, bijdragend
aan een adequate vorm van vrije nieuwsgaring?
Op 22 oktober 2018 heb ik in antwoord op Kamervragen over de politieperskaart (Aanhangsel
Handelingen II 2018/19, nr. 398) aangegeven dat bij de invoering van de nieuwe versie van het Geïntegreerd Meldkamersysteem
(GMS) in de meldkamers een persalarm wordt ingebouwd dat er voor zorgt dat (foto)journalisten
automatisch bericht krijgen op het moment dat zich een calamiteit voordoet. Dat heeft
als voordeel dat zij automatisch direct geïnformeerd zijn en ook direct ter plaatse
kunnen gaan. De Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) en de politie zijn het
eens over de lijst van incidenten waarover de pers automatisch bericht ontvangt. Het
is daarom niet nodig (en overigens ook niet gewenst) om in dit wetsvoorstel hierover
regels te stellen
Regionaal niveau
34. Het bestuur van de veiligheidsregio is verantwoordelijk voor de criteria op grond
waarvan de meldkamer overgaat tot grootschalige alarmering. De leden van de SGP-fractie
vragen hoe dit concreet vorm krijgt in de meldkamerregio’s die bestaan uit meer veiligheidsregio’s.
In dit verband merken zij ook op dat de regio’s voor hun specifiek regionale punten
afhankelijk zijn van de acceptatie in het landelijk beleid. Welke gevolgen heeft dit
voor het regionale draagvlak voor de uitvoering van het landelijk beleid?
Zoals hierboven reeds aangegeven, bepaalt de wet dat als in één werkgebied van een
meldkamer verschillende veiligheidsregio’s zijn gesitueerd, de besturen van die veiligheidsregio’s
een convenant moeten sluiten, dat in ieder geval afspraken bevat over de gezamenlijke
uitvoering van de meldkamerfunctie op «hun» meldkamer. De afspraken moeten zorgen
voor een eenduidige manier van werken binnen het werkgebied van die meldkamer. Verder
dient in dit convenant de onderlinge verantwoordelijkheidsverdeling te worden vastgelegd.
Voor het maken van deze afspraken in een convenant zijn de veiligheidsregio’s niet
afhankelijk van landelijke afspraken.
6. Regeldruk
35. Aan dit wetsvoorstel is een taakstelling verbonden van 50 miljoen euro. De leden van
de SGP-fractie vragen of kan worden aangegeven hoe dit zich verhoudt tot het totale
budget. Kan ook worden aangegeven waar die besparingen dan concreet uit bestaan.
De toekomstige kosten van de meldkamers worden inclusief besparingen op basis van
onderzoek ingeschat op in totaal 176,7 mln. euro. In het uitwerkingskader Meldkamers
is met alle partijen de besparingen en de financiering van de toekomstige meldkamers
overeengekomen. De besparingen worden met name gerealiseerd doordat er bij samenvoeging
van meldkamers minder personeelsleden en ondersteunende voorzieningen nodig zijn.
Ook dragen verdere standaardisering van de werk- en informatieprocessen van de meldkamers
bij aan het realiseren van de besparingen.
II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Onderdeel C
36. Het wettelijk maximum is tien regio’s en de regering is niet van plan een lager aantal
in te stellen. De leden van de SGP-fractie vragen waarom er dan niet toch gekozen
is voor een vast aantal van tien regio’s? Klopt de indruk van deze leden dat er nu
op geen enkele wijze een inhoudelijk criterium is opgenomen voor de vaststelling van
het aantal meldkamers?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord bij vraag 15.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
PVV | 20 | Voor |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
50PLUS | 4 | Voor |
PvdD | 4 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Voor |
Van Haga | 1 | Voor |
Van Kooten-Arissen | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.