Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over onderzoeksvragen vervolgonderzoek naar schaduwonderwijs (Kamerstuk 31293-432)
2019D07177 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 1 februari 2019 inzake onderzoeksvragen
voor het vervolgonderzoek naar schaduwonderwijs (Kamerstuk 31 293, nr. 432).
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de SP-fractie
3
II
Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
4
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de onderzoeksvragen
vervolgonderzoek naar schaduwonderwijs. Zij hebben hier nog een enkele vraag over.
De leden zouden graag nog één vraag willen toevoegen. Deze vraag luidt als volgt:
wat is de (financiële en aanbod) consequentie van onbeperkte en kosteloze toegankelijkheid
van aanvullende programma’s voor alle leerlingen?
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de onderzoeksvragen
vervolgonderzoek naar schaduwonderwijs en willen de Minister nog enkele (kritische)
vragen voorleggen.
De leden vragen de Minister hoe het effect van kansengelijkheid wordt meegenomen in
dit onderzoek, aangezien kansengelijkheid niet expliciet in de onderzoeksvragen staat.
Deze leden vragen de Minister daarnaast of er ook wordt gekeken naar de kwaliteit
van het schaduwonderwijs en particulier onderwijs. Daarnaast zijn deze leden benieuwd
naar de vraag in hoeverre het een taak van de overheid zou moeten zijn om toe te zien
op de kwaliteit van het schaduwonderwijs en particulier onderwijs
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de onderzoeksvragen van
het vervolgonderzoek naar schaduwonderwijs. Deze leden hebben zorgen over de toename
van schaduwonderwijs en vinden het daarom goed dat er een vervolgonderzoek plaatsvindt.
Over de onderzoeksvragen hebben deze leden enkele vragen.
De leden stellen vast dat het onderzoek in eerste instantie mede is gestart naar aanleiding
van een toezegging op basis van de ingetrokken motie Grashoff c.s.1. In deze motie werd specifiek gevraagd om ook de beleidsopties te verkennen om de
sluipende privatisering in het onderwijs tegen te gaan. Is de Minister bereid dit
in het vervolgonderzoek mee te nemen, zo vragen deze leden.
De leden constateren dat het vervolgonderzoek ook een actualisatie van de cijfers
uit het eerste onderzoek bevatten. Worden deze cijfers naast een actualisatie ook
nader aangescherpt? Uit het vorige onderzoek was de bandbreedte van het geld dat omgaat
in het schaduwonderwijs erg groot. Ziet de Minister kans om deze bandbreedte te vernauwen,
zodat duidelijker is wat de omvang van het schaduwonderwijs is? Is er een mogelijkheid
om het informele circuit nader in beeld te brengen, zo vragen deze leden.
Deze leden constateren dat in het vorige onderzoek een onderscheid werd gemaakt tussen
bijles, huiswerkbegeleiding en examentraining. Deze leden vragen nader in te gaan
op deze definities en wat precies het onderscheid is tussen deze termen. Gaat het
bijvoorbeeld bij een leerling die in het laatste jaar van zijn/haar opleiding, in
de aanloop naar de examens, wordt bijgespijkerd in een bepaald vak om examentraining
of bijles, zo vragen deze leden.
Onderzoeksvragen vervolgonderzoek
De leden vragen of in het vervolgonderzoek ook wordt gekeken of de bijdrage die ouders
betalen voor schaduwonderwijs vrijwillig is of niet. Kan hierbij ook worden aangegeven
in hoeverre deze bijdrage inkomensafhankelijk is. Deze leden vragen voorts of het
mogelijk is te onderzoeken hoe vaak een ouderbijdrage door scholen wordt gevraagd
voor examentraining (volgens de definitie van de Onderwijsinspectie).
De leden constateren dat onderzocht gaat worden of ouders kiezen voor extra begeleiding
buiten de school omdat ze vinden dat het onderwijs op de school van hun kind van onvoldoende
kwaliteit is. Wordt hierbij gekeken wat de reden is dat deze kwaliteit onvoldoende
zou zijn? Kan de Minister bijvoorbeeld onderzoeken of dankzij hoge werkdruk en volle
klassen er te weinig individuele aandacht is en daardoor ouders vaker kiezen voor
schaduwonderwijs, zo vragen deze leden.
De leden vragen of ook onderzocht wordt hoeveel leerlingen vanwege financiële belemmeringen
nu niet gebruik kunnen maken van bijles, examentraining, huiswerkbegeleiding of extra
ondersteuning.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister voor
Basis- en Voortgezet onderwijs en Media over de onderzoeksvragen vervolgonderzoek
naar schaduwonderwijs. Zij hebben daar nog enkele vragen over.
Onderzoeksvragen vervolgonderzoek
De leden zijn het eens met de thema’s die de Minister wil laten betrekken in het onderzoek.
Zij hebben echter nog enkele aanvullende vragen op deze thema’s:
– Wat is de kwaliteit van de aangeboden vormen van schaduwonderwijs? Door wie worden
bijlessen, examentrainingen etc. gegeven? Hoe zou het toezicht op de kwaliteit van
het schaduwonderwijs geregeld kunnen worden, aangezien dit er nu niet is?
– Welke doelgroepen maken specifiek gebruik van welke vorm van schaduwonderwijs? Is
er sprake van een verschil in gebruik van schaduwonderwijs op basis van type school,
opleidingsniveau en/of inkomen van ouders?
– Wat is het effect van schaduwonderwijs op de resultaten van leerlingen? In hoeverre
is er nog sprake van een realistisch beeld van de resultaten van onder andere eindtoetsen
en examens als alleen een bepaalde groep leerlingen training krijgt in het maken van
die toetsen?
– Hoe verhoudt de toename van het gebruik van schaduwonderwijs zich tot het lerarentekort
en de werkdruk in het onderwijs in het primair –, (voortgezet) speciaal – en voortgezet
onderwijs?
– In hoeverre zorgt schaduwonderwijs voor uitholling/ondermijning van het reguliere
onderwijs? Als we accepteren dat scholen kennelijk niet kunnen bieden wat elders wel
geboden wordt, wat zegt dat dan over de kwaliteit die we toedichten aan het onderwijs
op scholen? Wat doet dat met de status van het reguliere onderwijs?
– Aan ouders wordt (onder vraag 3) gevraagd of hun motieven om «onderwijs» buiten school
te zoeken liggen in het feit dat ze de geboden kwaliteit te laag vinden. Is het niet
beter deze algemene vraag te specificeren tot «persoonlijke aandacht voor de leerling»
en «maatwerk»? Op deze twee punten kunnen ouders prima hun mening geven, maar een
algemeen oordeel over de «kwaliteit» van het geboden onderwijs ligt niet direct binnen
de expertise van ouders.
Deze leden vragen of de Minister bereid is om deze vragen bij het vervolgonderzoek
naar schaduwonderwijs te laten betrekken? Zo nee, waarom niet?
Naast de extra vragen die de leden graag bij het vervolgonderzoek naar schaduwonderwijs
laten betrekken, hebben zij nog enkele vragen naar aanleiding van de nieuwe cijfers
van het CBS2 over bedrijfsoprichtingen in 2018. Volgens het CBS is de toename in bedrijven die
onderwijs aanbieden het grootst.3 Er kwamen per saldo 6.980 bedrijven bij die onderwijs aanbieden, waaronder een kleine
3.000 bedrijfjes gespecialiseerd in studiebegeleiding.4 Wat vindt de Minister van deze stijging? Is de Minister het met de leden eens dat
daar waar de overheid faalt de markt er op inspeelt, zoals nu gebeurt in het onderwijs
met de toename van commerciële onderwijsbedrijfjes? Acht de Minister dit wenselijk,
mede in het kader van kansengelijkheid? Kan hij zijn antwoorden toelichten? Als de
Minister dit niet wenselijk acht, ziet de Minister dan mogelijkheden om de stijging
van het aantal oprichtingen van commerciële onderwijsbedrijfjes te beperken of zelfs
te stoppen, zo vragen de leden.
II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.