Brief regering : Verslag besprekingen Omgevingsraad Schiphol over de toekomst van Schiphol
29 665 Evaluatie Schipholbeleid
Nr. 353 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 januari 2019
Voor het kerstreces heb ik uw Kamer geïnformeerd1 over het proces ten aanzien van de advisering van de Omgevingsraad Schiphol (ORS)
over «een toekomstbestendig Nieuw Normen en Handhavingsstelsel (NNHS)» en «wonen-vliegen».
De betrokken partijen in de ORS hebben de afgelopen periode intensief overleg gevoerd
om te trachten tot een gezamenlijk advies te komen.
Voor het kerstreces van 2018 hebben de betrokken partijen geconcludeerd dat er een
belangrijke samenhang is tussen de ontwikkeling van Schiphol en de ontwikkeling van
Lelystad. Daarom werd aan het ministerie gevraagd om duidelijkheid over de overloopfunctie
van Lelystad, waarover uw Kamer inmiddels is geïnformeerd2. Deze informatie is ook met de ORS gedeeld.
Vandaag heb ik bijgevoegde brief ontvangen van de voorzitter van de ORS, de heer Alders3. In deze brief geeft de heer Alders aan dat van het begin af aan de marges voor een
gedragen advies smal waren, maar dat de meest recente ontwikkelingen binnen de ORS
duidelijk hebben gemaakt dat partijen niet in staat zijn om met elkaar tot een gezamenlijk
advies te komen, waarin zowel de economische activiteit als de kwaliteit van de leefbaarheid
met elkaar in balans worden gebracht. Dhr. Alders heeft daarom, met inachtneming van
hetgeen de verschillende partijen naar voren hebben gebracht in de diverse overleggen,
als voorzitter van de ORS een verslag van de besprekingen uitgebracht.
De komende periode zal het kabinet het verslag bestuderen om vervolgens met een voorstel
te komen over de toekomst van Schiphol. Ik stel op dit moment al vast dat de afronding
van het Milieueffectrapport Schiphol (MER) aandacht behoeft. Hierover staan in het
verslag opmerkingen die betrekking hebben op het borgen van de kwaliteit van het MER.
Daarnaast wordt er gewerkt aan de opvolging van de aanbevelingen die zijn gedaan in
de Technical Challenge. Ik zal uw Kamer conform mijn toezegging in het AO luchtvaart
van 5 december 2018 (Kamerstuk 31 936, nr. 573) hierover zo spoedig mogelijk informeren, gezamenlijk met de beantwoording van uw
vragen over het concept-MER en de Gebruiksprognose. In het licht van het voorgaande
bezie ik hoe door Schiphol het MER op een goede manier kan worden afgerond. Ik zal
uw Kamer voor het AO luchtvaart dit voorjaar hierover nader informeren.
Daarnaast zal ik meer in algemene zin bezien hoe met de standpunten van de partijen
en de overwegingen van de voorzitter in het verslag om te gaan voor de besluitvorming
over de ontwikkeling van Schiphol op de korte termijn middels een wijzing van het
Luchthavenverkeersbesluit Schiphol (LVB) en de lange termijn middels de luchtvaartnota.
De benoeming van de heer Alders als voorzitter van de ORS loopt twee maanden na oplevering
van bijgevoegd verslag af. Ik wil dhr. Alders daarom langs deze weg bedanken voor
zijn jarenlange inzet in dit ingewikkelde maatschappelijke bestuurlijke proces. Er
zal na zijn vertrek een interim- voorzitter worden aangesteld. Vervolgens zal de komende
periode gebruikt worden voor een evaluatie van de ORS zoals u eerder is gemeld4. In het bestuursreglement van de ORS is bepaald dat de leden voor 4 jaar benoemd
worden door de voorzitter. De termijn hiervoor verstreek op 25 januari 2019. In afwachting
van de resultaten van de evaluatie is het niet wenselijk om al te komen tot een hernieuwde
samenstelling van de ORS. Om die reden is gezamenlijk door de partijen vertegenwoordigd
in het ORS besloten de termijn van de leden voor maximaal een 1 jaar te verlengen,
conform het bestuursreglement dat hier de mogelijkheid voor biedt. Als er meer duidelijkheid
is over de nieuwe voorzitter en de planning van de evaluatie van de ORS zal ik uw
Kamer hierover informeren.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Indieners
-
Indiener
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat