Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over de 14de Voortgangsrapportage Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (Kamerstuk 32698-41)
2018D59150 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Infrastructuur
en Waterstaat over de 14e voortgangsrapportage over het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (Kamerstuk 32 698, nr. 41).
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Schuurkamp
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inleiding
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de 14e voortgangsrapportage over het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma. Zij hebben nog
enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de 14e voortgangsrapportage over de Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma. Na het lezen
van de Kamerbrief (Kamerstuk 32 698, nr. 41) en de bijbehorende rapportage hebben deze leden nog aantal vragen aan de Minister.
Budgettekort
De leden van de CDA-fractie constateren dat er vanaf begin 2018 sprake is van een
budgettekort dat momenteel € 37 miljoen bedraagt. Zij constateren tevens dat de Minister
heeft aangegeven dat het budgettekort van tijdelijke aard is en geen reden tot zorg
vormt. Aangezien het budgettekort nu, eind 2018, nog niet is opgelost ontstaat het
risico dat het programma niet geheel binnen het budget van het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma
(HWBP-2) gerealiseerd kan worden. Graag vernemen zij de visie van de Minister daarop.
Deze leden vernemen ook graag in hoeverre de investeringsruimte van het Deltafonds
zal worden ingezet voor het oplossen van het budgettekort bij HWBP-2 en welke maatregelen
aan de uitgavenkant van HWBP-2 zullen worden genomen om het budgettekort op te lossen.
De leden van de CDA-fractie zien dat op de Deltafondsbegroting sprake is van € 78 miljoen
onderuitputting van de middelen voor het HWBP-2 in 2018. In 2017 was dit nog € 23 miljoen.
Kan de Minister uiteenzetten hoe zich dat verhoudt met de stelling dat de voortgang
van dit project grotendeels volgens planning verloopt. Als dat zo was, dan was er
immers geen sprake van onderuitputting.
De leden van de D66-fractie constateren dat het HWBP-2 één centrale doelstelling kent,
namelijk waterveiligheid. Deze leden zijn van mening dat daarnaast ook ruimtelijke
kwaliteit als doelstelling opgenomen dient te worden in het programma, net als bij
het programma Ruimte voor de Rivier (RvR). In het verlengde hiervan is tijdens het
Wetgevingsoverleg Water op 26 november jl. de motie van het lid De Groot ingediend
over het meenemen van de lessen uit de evaluatie van Ruimte voor de Rivier in het
Hoogwaterbeschermingsprogramma (Kamerstuk 35 000 J, nr. 12). Het RvR-programma is in de optiek van deze leden vergelijkbaar met het huidige
HWBP-2. Het RvR-programma is internationaal bekroond en geprezen en bleef binnen het
budget en de tijdsplanning. Een programma waaruit belangrijke lessen zijn te halen.
Deze leden lezen dat er naast een mogelijke uitloop van het HWBP-2, eind 2018, een
budgettekort ontstaat van € 37 miljoen en dat dit tekort mogelijk niet wordt weggewerkt.
Kan de Minister toelichten hoe de bovengenoemde motie op dit moment wordt uitgevoerd
en of dit ook een plek zal krijgen in de volgende voortgangsrapportage?
Voortgang projecten
De leden van de CDA-fractie zien dat de realisatie van de Ipenslotersluis en Diemerdammersluis
gepland was in de eerste helft van 2018, maar dat de werkzaamheden vertraagd waren,
doordat er obstakels in de grond werden aangetroffen die niet voorzien waren. Kan
nu duidelijk worden aangegeven of het project al is afgerond?
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar de eerste resultaten van het onderzoek
aan de loszittende stenen in de Waddenzeedijk Friese Kust. Wanneer kunnen die resultaten
verwacht worden, zo vragen deze leden.
De leden van de CDA-fractie zien dat het projectplan Waterwet niet Raad van State-proof
blijkt te zijn en aangepast dient te worden. Graag vernemen zij of en in hoeverre
dat tot vertraging gaat leiden bij de projecten waar ruimtelijke ordening een belangrijke
rol speelt. Ook vernemen deze leden graag welke toetsingscriteria worden gebruikt
ten behoeve van het risico dat het projectplan Waterwet niet in zijn geheel onherroepelijk
wordt en welke concrete projecten een risico lopen.
De leden van de D66-fractie lezen dat bij een deeltraject van het project Eemdijk
en zuidelijke Randmeren, Thermisch Gereinigde Grond (TGG) als ophoogmateriaal is toegepast.
Nu blijkt na voltooiing van de dijkversterking, dat er een ontoelaatbare verontreiniging
(gehalten van zouten en zware metalen boven de interventiewaarden) van het grond-
en/of oppervlaktewater is opgetreden. Kan de Minister toelichten of het ophoogmateriaal,
dat is toegepast, heeft gezorgd voor de verontreiniging? Zo ja, hoe heeft dit kunnen
gebeuren?
Kan de Minister daarbij toelichten welke stappen genomen zullen worden richting de
toeleveranciers en de reiniger van de grond?
De leden van de D66-fractie lezen in de 14e voortgangsrapportage dat er vertraging
is in de uitvoering van de werkzaamheden aan de Markermeerdijk. Kan de Minister toelichten
wat de verwachte consequenties van deze vertragingen zijn? Wordt de Kamer hier nog
apart over geïnformeerd?
Duurzaamheid
De leden van de D66-fractie hechten veel waarde aan het principe van duurzaamheid
en ondersteunen waar mogelijk de transitie naar een duurzame en circulaire economie.
In het maken van deze transitie heeft de rijksoverheid een belangrijke rol. De Nederlandse
rijksoverheid is namelijk één van de grootste opdrachtgevers in Nederland en kan de
transitie juist aanjagen door in haar aanbestedingen duurzaamheidscriteria op te nemen
en duurzaam inkopen te doen. Deze leden vragen of de Minister kan toelichten of er
tijdens de aanbesteding van projecten, in het kader van het HWBP-2, «duurzaamheid»
een rol heeft gespeeld. Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe is dit terug te zien in de
uitvoering van de projecten? Heeft de Minister in beeld wat de CO2-last is van grondverplaatsingen als gevolg van dijkverzwaring? Kan de Minister toelichten
of er bij dijkverzwaringsprojecten juist naar grond en klei wordt gekeken die afkomstig
is uit de omgeving? Zo nee, waarom niet?
II Reactie van de bewindspersoon
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
B. Schuurkamp, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.