Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng van een schriftelijk overleg over de uitvoering van de motie van de leden Van den Berg en Geurts over zo laat mogelijk samenbrengen van oogstramingen (Kamerstuk 35000-XIV-62)
2018D58562 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de brief met betrekking
tot de uitvoering motie van de leden Van den Berg en Geurts over het zo laat mogelijk
samenbrengen van oogstramingen (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 62).
De voorzitter van de commissie, Diks
De adjunct-griffier van de commissie, Kruithof
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord/Reactie van de Minister
2
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van de reactie
van de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het uitvoeren van de motie voor
het zo laat mogelijk samenbrengen van oogstramingen (Kamerstuk 34 775 XIII, nr. 141).
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister het later verzamelen van de cijfers
ten behoeve van de ramingen van zaaiuien als onwenselijk ziet. Een belangrijk argument
voor deze constatering is dat het later verzamelen van gegevens ten behoeve van de
ramingen van zaaiuien een verzwaring van de lastendruk voor boeren betekent. De Land-
en Tuinbouworganisatie (LTO) Nederland geeft echter aan dat dit niet juist is. LTO
geeft aan dat indien één inventarisatieronde afvalt, er juist sprake is van een lastenverlichting.
Het grote voordeel is volgens hen daarnaast dat het risico aanmerkelijk wordt verkleind
dat de markt een aantal maanden geleid wordt door een te negatief marktbeeld. Daarmee
wordt de positie van boeren en tuinders in de keten aanmerkelijk verbeterd. Zij zien
daarom graag dat de motie alsnog wordt uitgevoerd.
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister nogmaals in overleg zou willen treden
met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), nu blijkt dat de boeren het later
verzamelen van gegevens ten behoeve van de ramingen van zaaiuien niet als verzwaring
van de lastendruk ervaren. Is de Minister bereid om zich in dit overleg tot het uiterste
in te spannen om het CBS te overtuigen dat het een verstandig besluit zou zijn om
oogstraming voor uien enkel te baseren op de inventarisatie van december? Is de Minister
daarnaast bereid om met het CBS te bespreken of het CBS bereid is om ook bij andere
oogstramingen zich te baseren op de inventarisatie van december? Is de Minister bovendien
bereid de resultaten van dit gesprek te delen met de Kamer in de beantwoording van
dit schriftelijk overleg?
II Antwoord/Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L.I. Diks, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
L.N. Kruithof, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.