Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de Raad voor Concurrentievermogen op 29 en 30 november 2018 (Kamerstuk 21501-30-445)
2018D56090 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de geannoteerde
agenda voor de formele Raad voor Concurrentievermogen op 29 en 30 november 2018 (Kamerstuk
21 501-30, nr. 445), het verslag van de Raad voor Concurrentievermogen op 27 en 28 september 2018 (Kamerstuk
21 501-30, nr. 444), het verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Raad voor
Concurrentievermogen 27 en 28 september 2018 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 442), de brief over de toekomst van de Europese interne markt (Kamerstuk 22 112, nr. 2703) en de brief over de stand van zaken stelsel van CE-markering en onderzoek naar betrokkenheid
van belanghebbenden bij normalisatie (Kamerstuk 27 879, nr. 65).
De voorzitter van de commissie, Diks
De adjunct-griffier van de commissie, Kruithof
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris
9
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de Raad voor Concurrentievermogen van 29 en 30 november 2018 en de overige
voorliggende stukken. Deze leden hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het aantreden van het Roemeens
EU-voorzitterschap in januari 2019. Deze leden zouden graag willen weten welke onderwerpen
onder het Roemeens voorzitterschap extra aandacht krijgen.
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar de inzet van het kabinet met betrekking
tot het voorstel van het voorzitterschap om een scheiding aan te brengen tussen de
interne en digitale interne markt. Kan de Staatssecretaris de Kamer informeren over
de positie van het kabinet? Daarnaast willen eerder genoemde leden de Staatssecretaris
vragen om de brief die Nederland samen met 16 andere lidstaten aan de Europese Commissie
heeft gestuurd over de toekomst voor de interne markt te delen met de Kamer.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen van de Europese
Commissie om een mededeling over kansen en belemmeringen binnen de interne markt te
presenteren. Deze leden zijn benieuwd of het kabinet deze mededeling gebruikt als
basis voor een gesprek over de toekomst van de interne markt. In hoeverre heeft het
kabinet een beeld bij wat de Europese Commissie gaat presenteren en in hoeverre heeft
het kabinet invloed weten uit te oefenen op deze mededeling?
In het ontwerpverslag van 19 juli jongstleden hebben de leden van de VVD-fractie kennisgenomen
van het voornemen van de rapporteur om het budget van Horizon Europe te verhogen van
94,1 miljard naar 120 miljard euro. Kan de Staatssecretaris duidelijkheid verschaffen
hoe dit voornemen zich verhoudt tot het financieel houdbaar houden van het Meerjarig
Financieel Kader (MFK). Deze leden vragen de staatsecretaris naar het te volgen tijdspad
en de start van de triloog. Daarnaast zijn zij benieuwd naar de gevolgen van voorstellen
van de Europese Commissie voor de financiële verdeling over de verschillende beleidsterreinen.
De leden van de VVD-fractie onderschrijven de Nederlandse inzet inzake een gelijk
speelveld en het belang van eerlijke en transparante handel. Deze leden vragen de
Staatssecretaris in hoeverre de eventuele uitkomst van de onderhandelingen inzake
de ePrivacy-verordening een inbreuk zou kunnen maken op de Nederlandse inzet, met
name op het teniet doen van voordelen door regeldruk. Zij willen de Staatssecretaris
vragen om in te gaan op de volgende voorbeeld-situaties:
– Kleine bedrijven met een website zijn vooral afhankelijk van tracking cookies (van
derden) om de gedragingen van hun websitebezoekers ook op andere sites en via platforms
te kunnen volgen om een goed beeld te kunnen hebben van de exacte behoefte van een
potentiele klant.
– Voor kleine nieuwe online bedrijven in de opstartfase biedt de verkoop van advertentieruimte
via platforms een goede manier om de eerste cashflow te genereren. Pas later gaat
men over tot de verkoop van het product zelf. De huidige ePrivacy-voorstellen maken
het lastiger om advertentieruimte te verkopen binnen apps/platforms. Een beginnend
spelletjes-software bedrijf zal bijvoorbeeld eerst gebruikers willen winnen met een
gratis model dat draait op advertenties. Later kan het bedrijf ook een betaalmodel
gaan aanbieden.
De leden van de VVD-fractie hebben in het verslag van de informele Raad voor Concurrentievermogen
van 27 en 28 september 2018 kennisgenomen van de voortgang van de onderhandelingen
over Horizon Europe 2021–2027. Het kabinet steunt de voorgenomen maatregelen van de
Europese Commissie voor het adresseren van «widening» terwijl tegelijkertijd geen
afbreuk mag worden gedaan aan excellentie en impact als hoofdprincipes van het programma
Horizon Europe. Deze leden willen de Staatssecretaris vragen naar de positie en inzet
van het kabinet om bij te kunnen dragen aan het evenwicht tussen beide wensen. Kan
de Staatssecretaris aangeven wat de positie is van andere landen inzake het Horizon
Europe-programma?
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar de staat van de onderhandelingen voor
het MFK. Kan de Staatssecretaris deze leden informeren over het te volgen tijdspad
en wanneer de onderhandelingen naar verwachting afgerond zullen zijn? Kan de Staatssecretaris
aangeven of de onderhandelingen afgerond zullen zijn vóór de verkiezingen voor het
Europees Parlement?
De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen inzake het Duitse voornemen om een
verbod op de online verkoop van geneesmiddelen in te voeren. Deze leden willen de
Staatssecretaris vragen naar de huidige stand van zaken en de voortgang binnen dit
dossier. Zij willen weten in hoeverre het onderwerp besproken is met haar Duitse en
Europese collega’s en wat de stand van zaken en uitkomst is van deze gesprekken.
De leden van de VVD-fractie onderschreven het belang dat data, in het geval van ongelukken,
uit de «Event Data Recorder»-systemen kan worden gehaald om te worden gebruikt voor
strafrechtelijk onderzoek en vervolging. Deze leden willen de Staatssecretaris vragen
om ook de mogelijkheden te onderzoeken om deze data in te zetten om verkeerswegen
veilig te maken.
De leden van de VVD-fractie hebben vernomen uit de brief over de toekomst van de Europese
interne markt over een nieuwe aanpak op het gebied van het vrij verkeer van goederen
en diensten. De Staatssecretaris onderzoekt daarbij ambities en belemmeringen die
ondernemers op dit punt ervaren. Deze leden willen de Staatssecretaris vragen in te
gaan op de door ondernemers ervaren belemmeringen die de Staatssecretaris op het oog
heeft. Zij zijn benieuwd naar welke specifieke regels beter uitgevoerd, gehandhaafd
of verbeterd kunnen worden.
De leden van de VVD-fractie lezen in het verslag dat de nieuwe Europese Commissie
zich zou moeten richten op «bepaalde plekken» in bepaalde sectoren. Kan de Staatssecretaris
aangeven welke «plekken» en sectoren het kabinet op het oog heeft? Daarnaast willen
deze leden de Staatssecretaris vragen om een tijdspad inzake de nieuwe aanpak op het
gebied van vrij verkeer van goederen en diensten. Kan de Staatssecretaris aangeven
wat de positie is van andere landen en hoe de Nederlandse positie zich verhoudt tot
andere landen?
De leden van de VVD-fractie vernemen uit de brief inzake CE-markering en onderzoek
dat de Staatssecretaris de bracheorganisaties oproept om het rapport over normalisatie
te bestuderen en te onderzoeken hoe de brancheorganisaties zelf een bijdrage kunnen
leveren aan de verbetering van betrokkenheid van belanghebbenden bij het normalisatieproces.
Deze leden vragen de Staatssecretaris te onderzoeken in hoeverre het zinvol is om
brancheorganisaties te stimuleren om contact te zoeken met hun Europese zusterorganisaties
en daarbij gezamenlijk op te trekken inzake de CE-markering. In hoeverre kan de Staatssecretaris
hier op Europees niveau een bijdrage aan leveren?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie lezen bij het voorstel over de relatie tussen platforms
en bedrijven dat de verwachting is dat kleine platforms zullen worden uitgezonderd
van de verplichting om externe bemiddelaars aan te wijzen. De Staatssecretaris heeft
eerder aangegeven hiervoor te pleiten. Is er nog een kans dat dit alsnog niet gerealiseerd
wordt of is dit geen punt van discussie meer? Verder vragen deze leden welke transparantievereisten
het voorstel oplegt over de volgorde van zoekresultaten. Zal hierdoor voor de consument
meer duidelijkheid ontstaan hoe deze volgorde ontstaat en wat het aandeel is van commerciële
aspecten in deze volgorde? Zouden deze transparantievereisten ook nog ondernemers
uit het midden- en kleinbedrijf (mkb) met weinig financiële middelen voor marketing
kunnen helpen om de kans te verkleinen dat deze ondernemers worden weggedrukt op platforms?
De leden van de CDA-fractie lezen bij het punt «ABC Waiver» dat er nog een aantal
onderwerpen van discussie zijn. Zou de Staatssecretaris bij deze onderwerpen nader
uiteen kunnen zetten waar de discussiepunten precies zitten en wat de verschillende
belangen hierbij precies zijn? In het fiche is eerder aangegeven dat wat Nederland
betreft het voorstel concreter zal moeten zijn over de termijnen waarom de beoogde
veranderingen effect zullen hebben, om zo de rechtszekerheid te waarborgen. Is het
voorstel inmiddels concreter op dit punt? Deze leden hebben ook signalen dat in verschillende
EU-lidstaten maatregelen zijn voorgesteld die lokale apotheken sterk bevoordelen ten
nadele van online apotheken. Zo zou de Duitse regering momenteel bezig zijn met een
mogelijk verbod op post order medicijnen dat zeer schadelijke gevolgen zou hebben
voor online apotheken. Kent de Staatssecretaris dit signaal, zo ja hoe kijkt zij naar
deze discussie?
De leden van de CDA-fractie zijn bij de verordening inclusief regels voor deelname
en specifiek programma Horizon Europe 2021–2027 benieuwd hoe het staat met behoud
van excellentie en impact als leidende principes in Horizon Europe. Deze leden vinden
het goed dat Nederland zich hiervoor hard maakt en zijn benieuwd naar de kansen dat
dit ook werkelijk binnen wordt gehaald.
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd of het CE-systeem ook geldt voor producten
die de Europe Unie binnen komen via directe online aankopen door consumenten. Deze
leden zijn verder benieuwd of het uitvoeren van het markttoezicht op producten in
Nederland hetzelfde is geregeld als in andere Europese landen. Wordt kennis uitgewisseld
over hoe het best te kunnen handhaven op dit gebied? Zij stellen vast dat er bij het
Goederenpakket twee voorstellen zijn voor nieuwe verordeningen. In de brief wordt
ingegaan op de stand van zaken van één van de twee voorstellen, wat is de stand van
zaken van het andere voorstel? Verder lezen deze leden dat Nederland het Nederlands
Normalisatie Instituut (NEN) heeft aangewezen als normalisatie-instituut dat partijen
bij elkaar brengt op zowel op nationaal, Europees en mondiaal niveau om normen te
ontwikkelen. Wat is de stand van zaken dienaangaande? Op welke wijze en met hoeveel
financiën wordt de NEN gefinancierd? Deze leden lezen ook dat de Europese Commissie
met een rapportage zal komen over hoe de landen handhaven met betrekking tot het CE-systeem.
Is bekend wanneer dat rapport beschikbaar zal zijn?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de Raad voor Concurrentievermogen en willen de Staatssecretaris nog enkele
vragen voorleggen.
De leden van de D66-fractie lezen dat er gesproken wordt over de toekomst van de Europese
interne markt. Deze leden wensen erop te wijzen dat er een momentum is om veel invloed
te kunnen uitoefenen op de toekomstige interne marktagenda vanwege de naderende Europese
verkiezingen, het eindigende mandaat van de huidige Europese Commissie en het vacuüm
dat wellicht gaat ontstaan op dit terrein door het aanstaande Roemeens voorzitterschap
van de Europese Unie.
De leden van de D66-fractie steunen het standpunt van het kabinet om de interne marktagenda
meer te richten op het digitale tijdperk, het adresseren van kansen en belemmeringen
voor ondernemers en consumenten en uniformiteit op het gebied van regelgeving. Deze
leden constateren dat het kabinet inzet op een nieuwe aanpak om dit te realiseren
en dat veel lidstaten naar Nederland kijken om het voortouw te nemen op de interne
markt (Kamerstuk 22 112, nr. 2703). Hoe ziet de nieuwe Nederlandse aanpak er concreet uit? Wat is het verschil met
de vorige Nederlandse aanpak? Op welke manier gaat de Staatssecretaris het voortouw
nemen in de Raad?
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat het toerusten van de interne markt
op het digitale tijdperk een topprioriteit is. De Europese digitale markt moet niet
als een aparte, sectorale strategie worden gezien, maar als een integraal onderdeel
van de verbeterde Europese interne markt. Digitalisering overstijgt veel beleidsterreinen
en kent en een grensoverschrijdend karakter. Wat gaat de Staatssecretaris concreet
tijdens de gedachtewisseling inbrengen om uitvoering te geven aan de ambitie van het
regeerakkoord, namelijk dat het kabinet zich in Europa gaat inzetten om de (grens)barrières
voor digitaal ondernemerschap weg te nemen en om te komen tot een Europese digitale
markt?
De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet zich gaat inzetten voor het wegnemen
van belemmeringen op de dienstenmarkt, door te kiezen voor meer maatwerk. Welke elementen
zorgen volgens de Staatssecretaris voor de huidige belemmeringen? Wat gaat de Staatssecretaris
precies bepleiten in de Raad? Wat betekent dit concreet voor Nederlandse dienstverleners,
waaronder het mkb, op het gebied van export en zaken doen in andere landen?
De leden van de D66-fractie lezen dat meer dan driekwart van de dienstenexport van
Nederland binnen de Europese interne markt blijft, en dat Duitsland, België, Frankrijk
en het Verenigd Koninkrijk goed zijn voor meer dan 80% van de Nederlandse export per
sector. Zal de nieuwe aanpak ertoe leiden dat ondernemers ook beter in staat worden
gebracht om zaken te doen met andere landen binnen de Europese Unie?
De leden van de D66-fractie lezen dat de Europese Commissie tijdens de Raad een mededeling
zal presenteren over kansen en belemmeringen binnen de Europese interne markt. Kan
de Staatssecretaris deze presentatie na afloop aan de Kamer toesturen?
De leden van de D66-fractie lezen nergens terug hoe er binnen de toekomstige Europese
interne markt wordt omgegaan met projecten, producten en diensten in of uit illegaal
bezette dan wel geannexeerde gebieden. De Europese Unie kent al een zogeheten «policy
of non-recognition» ten aanzien van de illegale annexatie van de Krim/Sevastopol.
Er zijn diverse restrictieve EU-maatregelen genomen (zie SWD(2018) 43 final), sinds
de Raadsconclusies uit 2014 (EUCO 7/1/14 REV 1). Deze leden zouden graag zien dat
dit soort maatregelen consequent worden toegepast bij alle illegaal bezette dan wel
geannexeerde gebieden. Consistentie op dit terrein doet recht aan de politieke statements
die zijn gemaakt in gremia als de Verenigde Naties (VN), World Trade Organization
(WTO), Raad voor Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa
(OVSE), tevens leidt meer consistentie op dit terrein tot meer duidelijkheid voor
bedrijven die zaken (willen) doen in deze gebieden. Deze leden willen dat alle projecten,
producten en diensten in of uit illegaal geannexeerde dan wel bezette gebieden worden
uitgesloten van de Europese interne markt. Kan de Staatssecretaris aangeven of, hoe
en waar dit wordt besproken in de Raad? Is zij bovendien bereid, als dit nog geen
onderwerp is, het voortouw te nemen om de discussie hierover te starten?
De leden van de D66-fractie lezen dat er behoefte is aan een duidelijke, effectieve
en transparante governance structuur op hoog niveau om de industriebeleidsstrategie
succesvol uit te voeren en dat Nederland deze conclusie ondersteunt. Deze leden zijn
van mening dat er in het Europees industriebeleid veel aandacht moet zijn voor de
(Nederlandse) hoogwaardige maakindustrie. Het is daarom essentieel dat de Nederlandse
overheid en de sector aan tafel zitten als er gesproken wordt over de industriestrategie.
Zij vinden de kritische en terughoudende opstelling van het kabinet ten aanzien van
extra overleggen en «bestuurlijke drukte» over het Europese industriebeleid zeer opmerkelijk.
De «aanwijsbare meerwaarde» van een overleg is niet altijd af te leiden van de agenda,
maar ligt vaak in de informele Europese dialoog. De leden willen de Staatssecretaris
oproepen om hier deel van uit te maken. Is de Staatssecretaris daartoe bereid? Zo
ja, zal de Staatssecretaris zich tijdens de lunchbijeenkomst met Industry4Europe positief
uitspreken over een continue dialoog met alle relevante stakeholders?
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de verordening
ter oprichting van het EU-ruimtevaartprogramma 2021–2027. De programma’s die nu worden
opgenomen als programmacomponenten zijn een goede toevoeging. Deze leden zijn van
mening dat EU-ruimtevaartactiviteiten van belang zijn voor Nederland vanwege de bijdrage
aan innovatie, digitalisering, veiligheid en klimaat. Vooral Copernicus en Galileo
zijn van groot belang in de klimaatvraagstukken die voor ons liggen.
De leden van de D66-fractie stellen vast dat in de verordening het Space Situational
Awareness (SSA) is opgenomen als programmacomponent, waar de Space Surveillance and
Tracking (SST) onderdeel van is. De rol van de SST is het waarnemen, volgen en registreren
van satellieten om onder andere schade te voorkomen. Deze leden constateren dat in
de verordening ruimtepuin niet wordt genoemd als onderdeel van het SST of in andere
programmacomponenten. Doordat er steeds meer satellieten in de ruimte rond de aarde
vliegen die niet langer in functie zijn, komt steeds meer ruimtepuin in de «orbit»-ruimte
van satellieten terecht. De Europese Commissie stelt in de verordening dat er verwacht
wordt dat het programma veel waarde zal toevoegen aan de Europese economie, die mede
door digitalisering steeds meer afhankelijk is van de ruimtediensten. Gezien de steeds
grotere afhankelijkheid ziet de Europese Commissie noodzaak tot actie om risico’s
te mitigeren. De leden van de D66-fractie zijn benieuwd hoe ruimtepuin in deze risico’s
is meegenomen en of voorkomen van ruimtepuin ook onderdeel is van de verordening.
Deze leden vragen de staatsecretaris of een verplichte opruimingsplicht voor organisaties
die satellieten de ruimte in brengen niet opgenomen moet worden in de verordening,
aangezien de afhankelijkheid van satellieten steeds groter wordt.
De leden van de D66-fractie vragen hoe de verordening ter oprichting van het EU-ruimtevaartprogramma
2021–2027 zich verhoudt tot internationale verdragen over opruimplicht en het ontwikkelen
van milieuvriendelijkere satellieten. Worden microsatellieten meegenomen in de verordening?
Zo nee, waarom niet?
De leden van de D66-fractie zijn zeer verheugd over het voorgestelde Europese kaderprogramma
voor Onderzoek en Innovatie, het programma Horizon Europe 2021–2027. Deze leden constateren
echter dat dat de Europese Commissie voorstelt het nieuwe programma uit te rusten
met een budget van 100 miljard euro. Deze leden zouden graag zien dat het budget in
lijn wordt gebracht met het voorstel van het Europees Parlement, namelijk 120 miljard
euro. Zij zijn van mening dat dit budget beter past bij de ambitie van de Europese
Unie en het kabinet om ontwikkelingen buiten Europa bij te kunnen benen en onze concurrentiepositie
op peil te houden. Wat vindt de Staatssecretaris van dit voorstel?
De leden van de D66-fractie vinden het een positieve ontwikkeling dat er meer aandacht
en middelen komen voor onderzoek en innovatie, ten koste van de ouderwetse en achterhaalde
landbouwsubsidies. Deze leden pleiten al jaren voor een halvering van de landbouwsubsidies
en dat een hoger deel van het EU-budget naar Onderzoek en Ontwikkeling moet gaan.
Door deze verschuiving en de verhoging van het budget voor het kaderprogramma worden
kennisinstellingen en bedrijven beter in staat gesteld om succesvolle aanvragen te
doen voor een subsidie. Met name voor Nederlandse participanten, die de afgelopen
periode relatief veel succesvolle aanvragen deden, is dit van groot belang.
De leden van de D66-fractie constateren dat de voorzitter van de Europese Raad naar
manieren zoekt om de EU-13 landen tegemoet te komen in hun wens om meer deel te kunnen
nemen aan het kaderprogramma. Dit gebeurt vooral in het kader van het thema «widening».
Deze leden wensen te onderstrepen dat excellentie en kwaliteit belangrijkere criteria
zijn dan geografische spreiding. Zij zijn van mening dat met name de Europese Structuur-
en Investeringsfondsen, in het bijzonder het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling,
aangeboord moeten worden door deze landen om randvoorwaarden voor een succesvolle
deelname aan het kaderprogramma mogelijk te maken. Is de Staatssecretaris bereid deze
opvatting in te brengen tijdens het debat?
De leden van de D66-fractie nemen met belangstelling kennis van de concept Raadsconclusies
over de inrichting van de Europese Onderzoeksruimte (ERA). Daarin kunnen EU-lidstaten
en geassocieerde landen met elkaar samenwerken om zo tot een kwalitatief sterke onderzoeksruimte
te komen. Deze leden wijzen erop dat geassocieerde landen, zijnde niet-EU-lidstaten,
volgens artikel 7 van de Horizon2020-verordening kunnen participeren in het EU-onderzoeksprogramma.
Zij zijn van mening dat deelname aan een EU-programma alleen zou mogen worden toegestaan
als het geassocieerde land respect heeft voor Europese basisprincipes en waarden op
het gebied van mensenrechten, de rechtstaat en democratie. Deelt de Staatssecretaris
deze opvatting? Deze leden willen de Staatssecretaris oproepen om zich in te spannen
voor een conditionaliteit (voorwaardelijkheid) op dit gebied. Gaat de Staatssecretaris
hiervoor pleiten in de Europese Raad? Zo ja, gaat de Staatssecretaris ervoor pleiten
om dit te monitoren en te beoordelen via de criteria die zijn genoemd in het European
Pact for Democracy, the Rule of Law and Fundamental Rights (EU DRF)?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de documenten ter voorbereiding
op de Raad voor Concurrentievermogen en volgen de ontwikkelingen in de Europese Unie
met interesse.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met name op het gebied van digitalisering
van de interne markt enkele vragen voor de Staatssecretaris. Deze leden hechten waarde
aan een integrale benadering van de digitale economie. Zij hebben kennisgenomen van
de notitie van het Oostenrijks voorzitterschap. Daarin wordt ook genoemd dat de scheiding
tussen de interne markt en de digitale markt mogelijk wordt afgeschaft. Deze leden
vragen welke scheiding er nu bestaat tussen de interne markt- en de digitale marktwetgeving.
De leden van de GroenLinks-fractie denken dat voor een goed functionerende interne
markt zowel online als offline dezelfde regels moeten gelden. Deze leden zijn verheugd
dat het Oostenrijkse voorzitterschap tot dezelfde constatering komt. Zij zijn dan
ook benieuwd wat de Staatssecretaris doet om dit aan te pakken. Zou de Staatssecretaris
inzichtelijk kunnen maken welke regels geharmoniseerd kunnen worden om de wetgeving
van de interne markt en digitale interne markt gelijk te kunnen trekken?
Ook hebben de leden van de GroenLinks-fractie begrepen dat Nederland een voortrekkersrol
lijkt te hebben binnen de Raad. Hoe ziet de Staatssecretaris haar rol in het verbeteren
van de werking van de interne markt?
De leden van de GroenLinks-fractie hechten belang aan het voldoende en op tijd informeren
van de Kamer over de voortgang van de discussies over de Europese interne markt en
de Nederlandse inzet hierbij. Kan de Staatssecretaris mededelen op welke manier en
hoe vaak zij dit van plan is te doen?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben vernomen dat het Europees Parlement reeds
heeft gestemd over het nieuwe Horizon Europe-programma. Het Europees Parlement wil
dat minimaal 35% van de onderzoeksgelden onderdeel van dit programma bijdraagt aan
de aanpak van klimaatverandering. Deze leden zijn ervan overtuigd dat het kabinet
gebruik kan maken van dit momentum. Is de Staatssecretaris bereid om zich in de Raad
in te zetten voor minimaal ditzelfde percentage? Wat is bovendien haar inschatting
van de vorderingen in de Raad aangaande Horizon Europe nu de triloog van start kan
gaan?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda. Deze leden
hebben hierbij enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris hoe zij is gekomen tot de inzet
op een «nieuwe aanpak die [...] directer aansluit bij de ervaringen van ondernemers
en de dagelijkse praktijk», welke voorbeelden de Staatssecretaris kan geven waar het
momenteel op dit vlak aan schort binnen de regels voor de interne markt en welke Nederlandse
sectoren bij het ministerie hebben geklaagd hierover. Deze leden vragen welke Nederlandse
sectoren hebben aangegeven klaar te staan om hun diensten te verlenen in andere EU-lidstaten,
maar belemmerd worden door nationale wetten en regels die volgens de regering geschrapt
zouden moeten worden. Zij vragen inzichtelijk te maken wat de verwachte baten hiervan
zouden zijn voor het Nederlandse midden- en kleinbedrijf en de Nederlandse burgers.
Deze leden vragen de Staatssecretaris tevens aan te geven hoe zij in het beleid voor
de interne markt aankijkt tegen de in de diverse aanbestedingsrichtlijnen opgenomen
publieke taken die nu aanbestedingsplichtig zijn geworden en of zij van mening is
dat hierin wijzigingen dienen te worden aangebracht.
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris toe te lichten waaruit de behoefte
aan een Europese duidelijke, effectieve en transparante governance structuur met betrekking
tot industriebeleid blijkt en hoe een dergelijke structuur naar de mening van de Staatssecretaris
eruit zou zien. Deze leden vrezen een verdere toename van Europese bureaucratie en
vragen of de Staatssecretaris deze mening deelt dat dit niet de uitkomst mag zijn
en zo ja, om deze mening dan uit te dragen tijdens de Raad voor Concurrentievermogen.
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris waarom zij in het voorstel voor
een verordening over de relatie tussen platforms en bedrijven pleit voor het niet
per definitie veroordelen van platforms tot het dragen van minimaal de helft van bemiddelingskosten.
Deze leden vragen tevens hoe ondernemers in een geschil met een kleine platform dat
geen externe bemiddelaar aanwijst toch tot een vergelijk kunnen komen. Deze leden
zijn ook benieuwd hoe de verordening zal omgaan met machtsongelijkheid die kan ontstaan
tussen Uniebreed opererende platforms en kleine lokaal opererende ondernemers, hoe
de Staatssecretaris hier tegenaan kijkt en welke maatregelen volgens haar moeten worden
genomen om te zorgen voor een inperking van de mogelijkheden om inkoopmacht te misbruiken.
Zij vragen de Staatssecretaris aan te geven of de verordening instructies zal bevatten
voor nationale mededingingsautoriteiten in de omgang met grensoverschrijdende activiteiten
door platforms en welke zeggenschap de Europese Commissie en het Body of European
Regulators for Electronic Communications (Berec) met deze verordening krijgen op het
vlak van mededinging als het gaat om grensoverschrijdende activiteiten.
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris in welke mate het Nederlands
standpunt op het vlak van de rol van de Europese Unie in de ontwikkeling van draagraketten
en lanceerinfrastructuur binnen de Raad wordt gedeeld en wat naar de mening van de
Staatssecretaris de gevolgen zouden zijn van een geleidelijke overgang van bevoegdheden
en budgetten van de European Space Agency (ESA) naar de Europese Unie.
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris aan te geven in hoeverre het
nieuwe kaderprogramma Horizon Europe ingaat op de behoeften en wensen die leven onder
Europese burgers en hoe dit zich verhoudt tot de behoeften en wensen van grote multinationale
ondernemingen. Tevens zijn deze leden benieuwd of de baten van eerdere kaderprogramma’s
hoofdzakelijk bij multinationale ondernemingen terecht zijn gekomen en niet bij kleine
ondernemingen en of er aantoonbaar een additioneel maatschappelijk nut is geweest
van deze programma’s ten opzichte van vergelijkbare nationale programma’s.
II Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L.I. Diks, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
L.N. Kruithof, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.