Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het besluit van 27 augustus 2018 houdende wijziging van het Besluit bekostiging WPO in verband met het aanpassen van de groeiregeling en het onderwijsachterstandenbeleid in het primair onderwijs
2018D51528 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 5 oktober 2018 inzake het Besluit
van 27 augustus 2018 houdende wijziging van het Besluit bekostiging WPO in verband
met het aanpassen van de groeiregeling en het onderwijsachterstandenbeleid in het
primair onderwijs (Kamerstuk 31 293, nr. 415).
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Alberts
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
– Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
– Inbreng van de leden van de CDA-fractie
2
– Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
2
– Inbreng van de leden van de SP-fractie
3
– Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
4
II
Reactie Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
4
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief en
zien daarin geen aanleiding voor het stellen van vragen.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige besluit. Zij
kunnen zich vinden in de hoofdlijnen van het besluit. Wel hebben zij nog enige vragen.
Allereerst vragen deze leden waarom het onderzoek dat deze zomer is gedaan, en waaruit
is gebleken dat bij een kleine groep scholen grote herverdeeleffecten optreden, niet
eerder is gedaan. Waarom is niet eerder onderzocht wat dit betekent voor scholen met
veel nieuwkomersleerlingen? In de zomer bleek dat wanneer er te weinig gegevens bekend
zijn over de leerlingen of over de ouders van de leerlingen, deze grote herverdeeleffecten
kunnen ontstaan. Dit zou volgens de Minister voorkomen wanneer leerlingen of hun ouders
niet in de Basisregistratie Personen voorkomen, bijvoorbeeld op scholen met veel nieuwkomersleerlingen.
Kan de Minister dan ook aangeven wat hij bedoelt met «grote herverdeeleffecten»: aan
welke percentage moeten we dan denken? Kan de Minister al aangeven wat de laatste
stand van zaken is en hoe dit technisch het beste kan worden opgelost, zo willen deze
leden weten.
De leden lezen in het besluit dat bovenstaande problematiek in mindere mate ook speelt
bij de nieuwe verdeelsystematiek voor gemeenten. Kan de Minister dit nader toelichten,
wat bedoelt hij hiermee, gaat het hier dan ook vooral om gemeenten met veel nieuwkomers
en hoe groot zijn de herverdeeleffecten, zo vragen voornoemde leden.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het Besluit van 27 augustus
2018 houdende wijziging van het Besluit bekostiging WPO in verband met het aanpassen
van de groeiregeling en het onderwijsachterstandenbeleid in het primair onderwijs.
Zoals ook in eerdere debatten aangegeven zijn deze leden positief over de nieuwe indicator
die door het CBS is ontwikkeld. Deze heeft een betere voorspellende waarde dan de
indicator waarin alleen het opleidingsniveau van de ouders werd gebruikt. Ook vinden
de voornoemde leden het belangrijk dat met deze nieuwe indicator de foutgevoeligheid
en administratieve lasten flink verminderd worden. De leden hebben nog wel enkele
vragen.
Toelichting besluit – algemeen
Voornoemde leden constateren dat onder de oude gewichtenregeling de afgelopen jaren
veel middelen uit de oude regeling zijn verdampt. In de afgelopen vijf jaar is er
100 miljoen euro minder naar scholen gegaan voor het bestrijden van achterstanden,
terwijl het bedrag aan gemeenten niet is gestegen. Deze leden zijn positief dat een
dergelijk leegloop in de nieuwe regeling niet meer mogelijk is. Tegelijkertijd komen
de vele miljoenen die zijn weggelekt niet terecht bij de scholen, ook niet met de
investering van 15 miljoen euro van dit kabinet. De onderwijsinspectie constateerde
in de Staat van het Onderwijs dat scholen met een meer uitdagende leerlingenpopulatie
ook nog eens sneller last hebben van het lerarentekort. Kan de Minister hierop reflecteren?
Hoe kan de Minister verzekeren dat alle scholen genoeg geld krijgen om de achterstanden
weg te werken, zo vragen deze leden.
Hoofdlijnen van het voorstel – aanleiding
De leden lezen in de toelichting bij het onderhavige besluit dat scholen bij de oude
gewichtenregeling veel interpretatiefouten maakten bij het vaststellen van het leerlinggewicht.
Bij controles is 35 miljoen euro teruggevorderd. De voornoemde leden kregen veel bezorgde
reacties van scholen die zich een dergelijke terugvordering niet konden veroorloven.
De Minister gaf vervolgens aan dat maatwerk bij de terugvorderingen mogelijk was.
Met hoeveel scholen zijn regelingen getroffen? Is bij scholen die in beroep gingen
het bedrag bijgesteld? Zo ja, om hoeveel scholen en welke bedragen gaat dit en waarom
waren in dergelijke gevallen de eerste bedragen niet correct? Kan de Minister ingaan
op de laatste stand van zaken omtrent de terugvorderingen, zo vragen deze leden.
Bekostigingssystematiek op basis van de nieuwe indicator
De leden constateren dat in 1996 nog 40% van de basisschoolleerlingen onder de gewichtenregeling
viel. Nu is gekozen voor een doelgroep van 15%. De voornoemde leden lezen in de toelichting
niet waarom voor deze doelgroep is gekozen. Ligt hier een inhoudelijke reden aan ten
grondslag of is puur naar de financiële effecten voor scholen gekeken, zo vragen deze
leden.
De landelijke achterstandsgroep blijft volgens de berekening altijd 15%. De relatieve
achterstand blijft dus even groot, maar de absolute achterstand gemeten in kwaliteit
kan verschillen. Hoe denkt de Minister te waarborgen dat er weinig schommeling per
leerling optreedt, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het Besluit van 27 augustus 2018
houdende wijziging van het Besluit bekostiging WPO in verband met het aanpassen van
de groeiregeling en het onderwijsachterstandenbeleid in het primair onderwijs. Zij
hebben daar nog enkele vragen over.
De Minister geeft in zijn brief aan dat als op een school teveel gegevens van leerlingen
en hun ouders ontbreken, de achterstandsscores nog niet nauwkeurig genoeg zijn. Hierdoor
treden er bij een kleine groep scholen grote herverdeeleffecten op. Dit komt voor
wanneer leerlingen of hun ouders niet in de Basisregistratie Personen voorkomen. Zo
heeft de Kamer een brief ontvangen, gedateerd 15 oktober jl., van de directeur-bestuurder
van Openbaar Basisonderwijs in Hilversum. Ook hij kaart dit probleem aan en stelt
dat uit een voorlopige analyse blijkt dat met name scholen met een reguliere afdeling
en een afdeling voor nieuwkomersonderwijs er flink op achteruit gaan. Mogelijk wordt
dit veroorzaakt doordat er voor deze laatste afdelingen bij het ontbreken van gegevens
schattingen worden gemaakt, die – zo lijkt het – negatief uitvallen, aldus de directeur-bestuurder.
De voornoemde leden vragen de Minister of dit klopt. Om hoeveel scholen gaat het specifiek
waar grote herverdeeleffecten ontstaan en wat zijn de exacte herverdeeleffecten? Waarom
wordt niet elke nieuwkomer automatisch tot de doelgroep gerekend en wat zouden de
gevolgen hiervan zijn, zo vragen deze leden. In de beantwoording van de feitelijke
vragen over de begroting OCW 20191 staat bij vraag 77 een tabel weergegeven over de uitgaven aan onderwijsachterstanden.
De leden vragen de Minister, deze tabel aan te vullen tot en met 2023.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige
besluit. Zij onderkennen dat het voorkómen van achterstanden het meest effectief is
op zeer jonge leeftijd en vinden dat ieder kind dat met een achterstand aan het onderwijs
begint zeker moet zijn van het extra steuntje in de rug dat hij of zij nodig heeft.
Wat dat betreft betreuren deze leden het dat er niet een effectief en landelijk dekkend
vve-aanbod2 voor alle doelgroepkinderen komt, zoals de Kamer had gevraagd met het aannemen van
de motie van het lid Yücel3. Dat betekent dat sommige scholen voor ingewikkelde keuzes komen te staan: welke
kinderen krijgen wel toegang tot extra ondersteuning en welke niet, binnen de beperkte
middelen die beschikbaar zijn? Immers, de middelen zijn niet overal voldoende om alle
kinderen die dat nodig hebben te helpen. Deelt de Minister de zorg van deze leden
dat hierdoor kinderen tussen wal en schip dreigen te vallen, waarmee de kansenongelijkheid
verder dreigt toe te nemen? Is de Minister bereid om de Kamer te informeren op hoeveel
scholen en in hoeveel gemeenten dit geldt? Is hij met deze scholen en gemeenten over
deze zorgen in gesprek?
Er wordt gestreefd naar inwerkingtreding van het besluit met ingang van 1 maart 2019.
Wanneer zullen de betrokken instellingen precies duidelijkheid krijgen op hoeveel
onderwijsachterstandsmiddelen zij jaarlijks kunnen rekenen, zo vragen de voornoemde
leden.
II Reactie Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M. Alberts, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.