Initiatiefnota : Initiatiefnota
35 059 Initiatiefnota van het lid Van den Bosch over een ambitieus reservistenbeleid
Nr. 2 INITIATIEFNOTA
Samenvatting
De afgelopen jaren is er veel geïnvesteerd in reservisten. Steeds vaker staat het
reservistenbeleid in het teken van de adaptieve krijgsmacht, waarbij de krijgsmacht
flexibeler moet worden en vaker samenwerkingen moet aangaan met bedrijven en organisaties
in het civiele domein. De initiatiefnemer bouwt voort op de vele inspanningen die
zijn en worden verricht om het reservistenbeleid te verbeteren en doet, in de overtuiging
dat de Tweede Kamer de verantwoordelijkheid heeft om mee te denken over de toekomst
van de krijgsmacht, een aantal voorstellen om concrete invulling te geven aan de ambities
om het reservistenbeleid te verbeteren. Deze voorstellen moeten tevens bijdragen aan
de verwezenlijking van de adaptieve krijgsmacht.
Inleiding
De laatste jaren is de wereld minder veilig geworden. Rond Europa is een ring van
instabiliteit ontstaan, strekkend van de Russische dreiging in het oosten tot de crises
in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. De Nederlandse samenleving is hier niet immuun
voor. De bedreigingen voor onze vrijheid zijn daarbij niet alleen in omvang toegenomen,
maar ook diverser geworden. Voor het beschermen van onze maatschappij is de flexibiliteit
van onze krijgsmacht een voorwaarde voor diens slagvaardigheid geworden. Het is noodzakelijk
dat Nederland over een moderne krijgsmacht beschikt, die adequaat kan reageren op
bedreigingen voor onze vrijheid. Inspelend op deze en andere maatschappelijke ontwikkelingen,
heeft het Ministerie van Defensie het concept van de adaptieve krijgsmacht geïntroduceerd.
Hiermee wordt de Nederlandse krijgsmacht flexibeler: men hoeft niet alle kennis vast
in huis te hebben, maar moet erover kunnen beschikken waar en wanneer dat nodig is,
zodat er beter kan worden ingespeeld op uiteenlopende dreigingen. Hierbij is er een
groeiende behoefte aan flexibele arbeidskrachten en daarmee wordt de rol van de reservist,
die zich niet in voltijd aan Defensie verbindt, maar wel specifieke kennis en kunde
aan de krijgsmacht kan toevoegen, steeds belangrijker.
Met het eindigen van de Koude Oorlog, veranderde de rol van Defensie in onze samenleving.
De uitgaven liepen terug, het aantal beroepsmilitairen nam af en in 1997 werd de dienstplicht
opgeschort. Ook de aard van de krijgsmacht veranderde. In de Prioriteitennota uit
1993 werden vredesoperaties een van de hoofdtaken, waarmee Defensie de stap naar een
expeditionaire krijgsmacht zette. Dit alles had grote gevolgen voor de aanstelling
van reservisten. Jonge mannen kwamen niet langer vanzelfsprekend in aanraking met
de krijgsmacht en de aanwas van nieuwe rekruten liep terug. Daarnaast was er vanwege
de nieuwe hoofdtaak minder directe behoefte aan reservisten, omdat zij het recht hebben
een uitzending te weigeren, en kwam de focus op het beroepsleger te liggen. In de
jaren volgend op de val van de Berlijnse Muur is er ruimhartig van het vredesdividend
geprofiteerd en liepen de uitgaven aan en omvang van de krijgsmacht verder terug.
Door ontstane tekorten binnen de krijgsmacht is er steeds meer behoefte gekomen aan
reservisten en vervullen zij steeds meer taken binnen de krijgsmacht.1
Reservisten treden op vrijwillige basis in deeltijd in dienst bij Defensie, waarbij
afspraken worden gemaakt over de precieze frequentie en duur van de inzet van de reservist.
In totaal beschikte Nederland op 1 januari 2018 over 4.813 reservisten. Deze flexibel
in te zetten groep geeft Defensie extra capaciteit en specialistische kennis teneinde
in te kunnen spelen op actuele ontwikkelingen en dreigingen. Gezien de personeelstekorten
bij Defensie – er staan momenteel zo’n 6.000 vacatures open – zijn reservisten een
welkome toevoeging op de arbeidscapaciteit en kunnen zij, zonder het beroepspersoneel
te verdringen, de organisatie helpen ontlasten. Reservisten kunnen verschillende (ondersteunende)
taken op zich nemen, zodat het beroepspersoneel zich bijvoorbeeld intensiever kan
richten op de verdere verbetering van de basisgereedheid van de krijgsmacht. Daarbij
is het zaak dat reservisten niet louter als vervanging of aanvulling worden ingezet,
maar volledig worden geïntegreerd in het operationele functioneren van eenheden. Zo
kan daadwerkelijke kennis en kunde worden toegevoegd aan het functioneren van onze
krijgsmacht, alwaar dat nodig is.
Waar Defensie dus beschikt over 4.813 reservisten, verschilt per reservist hoeveel
uur zij (kunnen) spenderen aan hun militaire taken. Per functie verschilt het minimum
aantal uren dat de reservist per jaar moet dienen. Wanneer de reservist in dienst
is, zijn diens arbeidsvoorwaarden en rechtspositie gelijk aan die van beroepsmilitairen.
Als reservist kan je in dienst zijn als Reservist Militaire Taken, die standaard militaire
taken op zich neemt, of Reservist Specifieke Deskundigheid, die specialistische kennis
toevoegt die bij de beroepsmilitairen ontbreekt. In hun functie kunnen reservisten
uiteenlopende taken op zich nemen. Waar dit van origine vaak van een meer nationale
en ondersteunende aard is geweest, zal dit binnen de adaptieve krijgsmacht verder
differentiëren. Reservisten kunnen onder andere de taken van militairen die worden
uitgezonden overnemen in Nederland of zelf meegaan op uitzending, wanneer zij specifieke
kennis kunnen toevoegen aan missies. Middels een «Individuele Inzet Reservisten» (IIR)-contract
kunnen reservisten tijdelijk bepaalde behoeftes binnen de krijgsmacht invullen.
Defensie maakt steeds meer gebruik van reservisten, maar ondanks dat het aantal inzeturen
afgelopen jaar is toegenomen, is in 2017 het absolute aantal reservisten, evenals
in de afgelopen jaren, teruggelopen. Defensie is er nog niet in geslaagd om grote
aantallen reservisten te werven, op te leiden en te screenen, maar heeft hier ook
nog geen grote wervingsacties voor ingezet. Wel vraagt de organisatie elke uitstromende
militair nu standaard of deze reservist wil worden, hetgeen de capaciteitsproblemen
bij de reservisten enigszins beperkt. Hoewel Defensie in het kader van de adaptieve
krijgsmacht steeds meer op zoek is naar specialistische kennis die van toegevoegde
waarde is, wordt ook hier nog niet op grotere schaal actief naar gezocht. Wel is Defensie
een pilot gestart voor de opzet van een poule van cyberreservisten, welke in juni
2016 uit dertien leden bestond. Ten slotte wordt ook gekeken hoe Defensiepersoneel
over en weer kan delen met marktpartijen, op basis van tijdelijke detacheringen. Zo
kunnen enerzijds op piekmomenten eventuele personeelstekorten worden opgevangen en
kan personeel anderzijds ook in een andere werkomgeving nieuwe kennis en kunde opdoen.
Door niet alleen Defensiepersoneel bij het bedrijfsleven te detacheren, maar personeel
van civiele bedrijven ook de mogelijkheid te bieden om als reservist tijdelijk mee
te draaien binnen de krijgsmacht, wordt het voor beide partijen aantrekkelijk om in
dergelijke initiatieven te participeren.
Het overgrote deel van de reservisten heeft naast het militaire werk een civiele functie
of studie, maar werkgevers en onderwijsinstellingen hebben geen wettelijke verplichting
om werknemers/studenten in de gelegenheid te stellen als reservist actief te zijn.
Dit heeft tot gevolg dat de inzet van reservisten duidelijke afspraken vergt tussen
de reservist, diens civiele werkgever en/of opleiding en Defensie. Begrijpelijkerwijs
hebben met name civiele werkgevers vaak vragen en zorgen als hun personeel ook als
reservist actief is. Wat gebeurt er bijvoorbeeld als je werknemer geblesseerd raakt
tijdens een militaire oefening of als deze deel willen nemen aan een missie voor langere
tijd? Voor dergelijke situaties heeft Defensie regelingen, maar veel werkgevers zijn
hier nog niet voldoende mee bekend. Doordat reservisten niet verplicht zijn aan hun
civiele werkgever te melden dat zij reservist zijn, kan ook op die manier een kennistekort
ontstaan. Via Employer Support tracht Defensie dit soort vragen bij werkgevers weg te nemen en hen de meerwaarde
van werknemers, die ook reservist zijn, te laten zien. Het reservist zijn biedt werknemers
namelijk ook de mogelijkheid tot persoonlijke ontwikkeling en leidt doorgaans tot
een gezondere levensstijl, zaken waar civiele werkgevers weer vruchten van plukken.
In 2013 heeft Defensie het Bureau Reservisten en Samenleving opgericht, teneinde het
reservistenbeleid te moderniseren en Defensie nauwer te laten samenwerken met civiele
partners. Vervolgens is in 2014 de Reservistennota gepubliceerd, met daarin doelstellingen
om reservisten een integraler onderdeel van de krijgsmacht te maken. In navolging
op deze nota is Defensie in 2015 vervolgens met in totaal 35 pilots begonnen teneinde
deze verdere of andersoortige inzet van reservisten te concretiseren. Buiten de pilot
voor de werving van extra reservisten, die dus nog weinig effect heeft gehad, heeft
Defensie onder andere aandacht besteed aan de interne acceptatie van reservisten in
de krijgsmacht, de integratie van reservisten in verschillende legeronderdelen, het
beter registreren van vaardigheden van reservisten zodat deze sneller kunnen worden
ingezet bij behoeftes binnen de krijgsmacht, de uitwisseling van personeel met de
markt en het beter vormgeven van de Employer Support. Daarnaast is eerder dit jaar, in de Defensienota 2018, aangekondigd dat Defensie
ook een reservistenloket zal oprichten.2
De afgelopen jaren heeft Defensie dus al veel stappen gezet met betrekking tot de
ontwikkeling en verbetering van het reservistenbeleid en daarvoor dankt de initiatiefnemer
de vorige en huidige bewindspersonen. Nu dit kabinet fors meer geld heeft uitgetrokken
voor onze krijgsmacht, wil de initiatiefnemer middels deze nota bewerkstelligen dat
bij de verbeteringsslag die Defensie-breed wordt gemaakt, ook specifieke aandacht
is voor het reservistenbeleid, daar reservisten de komende jaren een integraal en
essentieel onderdeel van onze adaptieve krijgsmacht zullen worden. Het is in de ogen
van de initiatiefnemer van belang dat we de komende jaren inzetten op het aantrekkelijker
maken van het reservist zijn, dat we actiever proberen specialistische kennis voor
Defensie te rekruteren, dat er nog betere afspraken met werkgevers worden gemaakt
en er binnen de krijgsmacht nog meer waardering komt voor de rol van reservisten.
Voorstellen en beslispunten
De initiatiefnemer is van mening dat er heel veel goed gaat in het reservistenbeleid.
Daarnaast onderneemt het Ministerie van Defensie veel initiatieven om het beleid beter
te maken. Dat ontslaat de wetgever in zijn ogen echter niet van het doen van voorstellen
om het reservistenbeleid nog beter te maken. Het op orde krijgen en aantrekkelijker
maken van de krijgsmacht is immers een taak van ons allen. Om aan deze (mede)verantwoordelijkheid
invulling te geven, doet de initiatiefnemer een aantal voorstellen. Deze voorstellen
worden, overeenkomstig artikel 119, tweede lid, van het Reglement van Orde, gevolgd
door een concreet beslispunt.
1. Ga een (structurele) samenwerking aan met universiteiten en (hoge)scholen om reservist
worden aantrekkelijker te maken.
Veel reservisten zijn nog student. De initiatiefnemer is echter van mening dat er
op universiteiten en (hoge)scholen nog veel meer kansen liggen. In Canada is ongeveer
45 procent van de reservisten student, meestal in het hoger onderwijs. De Canadese
krijgsmacht heeft met onderwijsinstellingen diverse samenwerkingen lopen: ze werken
samen met universiteiten om leiderschapsprogramma’s te introduceren en studenten die
als reservist militaire training volgen, kunnen studiepunten en een certificaat krijgen.
Een soortgelijk programma bestaat ook voor het middelbaar onderwijs in de vorm van
High School Credit Co-op Program. Ook hebben opleidingsinstituten in Canada zogeheten
statements of support getekend.3 In Australië heeft het Ministerie van Defensie afspraken gemaakt met opleidingsinstituten
zodat reservisten hun studie of opleiding tijdelijk kunnen onderbreken als zij worden
opgeroepen.4
De initiatiefnemer is van mening dat de samenwerking met universiteiten en hogescholen
kan worden verdiept, allereerst door meer samen te werken op het gebied van werving.
Defensie organiseert nu veel evenementen waar geïnteresseerden op af kunnen komen,
maar de doelgroep wordt niet altijd actief benaderd. Daarom stelt de initiatiefnemer
voor om vaker scholen en universiteiten te bezoeken om voorlichting te geven over
reservistentrajecten. Ook kan Defensie vaker stands neerzetten op door universiteiten
en scholen georganiseerde evenementen en verzoeken indienen tot het verzorgen van
gastlessen. Het Defensity College is al een goed voorbeeld van dergelijke samenwerking, maar de initiatiefnemer is
van mening dat hier nog verdere stappen in te zetten zijn.
Daarnaast moet het makkelijker worden om het reservist zijn te combineren met een
opleiding. Veel reservisten die nog studeren hebben moeite met het combineren van
de verplichtingen van het reservist-zijn met hun opleiding. Het komt geregeld voor
dat oefeningen doordeweeks plaatsvinden. Een oefening kan derhalve samenvallen met
een verplichte werkgroep of tentamen. Sommige docenten geven toestemming om een werkgroep
of tentamen in te halen en in een uitzonderlijk geval zelfs om het tentamen onder
toezicht van een militair op de oefeningslocatie te maken. Andere docenten, soms zelfs
binnen dezelfde universiteit, tonen geen enkel begrip. De initiatiefnemer stelt daarom
voor om met onderwijsinstellingen te onderhandelen over een algemene regeling voor
studerende reservisten. Op dit moment zijn er op universiteiten en hogescholen uitzonderingsregelingen
voor studenten met kinderen, studenten die ziek zijn of studenten die aan topsport
doen. De initiatiefnemer denkt dat het goed is als met deze instellingen kan worden
onderhandeld over een vierde uitzondering, of in elk geval een regeling, om de combinatie
makkelijker te maken.
De initiatiefnemer denkt dat hier wel een cultuuromslag voor nodig is. Uit diverse
gesprekken blijkt dat er binnen de defensieorganisatie verschillende opvattingen zijn
over de wenselijkheid van het werven van studenten als reservist. De initiatiefnemer
is van mening dat het goed is om jongeren op een zo vroeg mogelijke leeftijd te binden
aan Defensie. Zo verduurzamen we het draagvlak voor Defensie. En als de ervaringen
positief zijn, zullen veel jonge reservisten aan Defensie verbonden blijven; ofwel
als reservist, ofwel als beroepsmilitair.
Beslispunt: de Kamer wordt gevraagd in te stemmen de Staatssecretaris van Defensie te verzoeken
om – na overleg met de Minister van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap – met scholen
en universiteiten te onderhandelen over werving, het aantrekkelijker maken van het
combineren van een studie met het reservist zijn en het treffen van een regeling voor
studenten die hun opleiding met reservistenverplichtingen moeten combineren.
2. Maak studenten in het middelbaar beroepsonderwijs bekender met reservistentrajecten
Uit gesprekken blijkt dat met name hoogopgeleiden ervoor kiezen om reservist te worden.
Dat is op zich geen slechte ontwikkeling, maar er is een brede behoefte aan reservisten,
voor zowel het verrichten van militaire taken als voor het inzetten van specialistische
deskundigheid. Hierbij is er een toenemende vraag naar krachten met een praktische
of technische achtergrond.
Wie reservist is, profiteert daar op verschillende manier van: het staat goed op je
curriculum vitae, het zou mogelijkheden moeten bieden om door te stromen naar een
andere functie binnen de defensieorganisatie en je kan bijverdienen. Genoeg redenen
om niet alleen studenten aan universiteiten en hogescholen, maar ook MBO-studenten
aan te trekken. Dit kan door langs te gaan bij regionale opleidingscentra (ROC’s),
gastlessen te verzorgen en studenten voorts te informeren over de kansen en mogelijkheden.
De initiatiefnemer stelt daarom voor om beleid uit te werken, zo nodig apart beleid,
om deze groep bekend te maken met reservistentrajecten.
Beslispunt: de Kamer wordt gevraagd in te stemmen de Staatssecretaris van Defensie te verzoeken
om – na overleg met de Minister van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap – met het middelbaar
beroepsonderwijs te onderhandelen over werving, het aantrekkelijker maken van het
combineren van een opleiding met het reservist zijn en het treffen van een regeling
voor studenten die hun opleiding met reservistenverplichtingen moeten combineren.
3. Overweeg een reservistenambassadeur aan te stellen
Het bij het publiek bekendmaken van de mogelijkheden om reservist te worden en het
vervolgens werven binnen de doelgroep kost veel tijd. Natuurlijk is een generaal of
een andere ervaren militair binnen de Defensieorganisatie soms het beste visitekaartje,
maar het zou goed zijn als er één of meerdere krachten zijn die zich fulltime, als
ambassadeur, kunnen bezighouden met het aantrekken van defensiepersoneel, zowel beroepsmilitairen
als ook expliciet reservisten. Zeker gezien de personele tekorten binnen Defensie.
Het zijn vaak VN-jongerenambassadeurs die opleidingsinstituten bezoeken, in hun geval
om jongeren bekend te maken met het werk van de Verenigde Naties. De initiatiefnemer
vindt het een gemiste kans dat Defensie niet een evenknie heeft die jongeren bekend
kan maken met het werk van Defensie, zowel met betrekking tot het beroepsmilitair
als reservist zijn.
Beslispunt: de Kamer wordt gevraagd in te stemmen de Staatssecretaris van Defensie te verzoeken
om te overwegen een krijgsmachtambassadeur, of in ieder geval een reservistenambassadeur,
aan te stellen, en deze het mandaat te geven om onder andere scholen en universiteiten
te bezoeken als ambassadeur van de defensieorganisatie.
4. Denk na over manieren waarop de reservist kan worden beloond
Reservist zijn kan veel opleveren, maar het is geen vetpot. Dat hoeft ook niet. Wie
reservist wil worden, doet het voor de bijzondere ervaring, vanuit de wens om iets
bij te dragen aan de veiligheid van Nederland of omdat het goed staat op een curriculum
vitae. Dat neemt niet weg dat de reservist best wat vaker kan worden beloond. Dat
is niet onbelangrijk, wil je reservisten het gevoel geven dat ze gewaardeerd worden
en hen voor de krijgsmacht behouden.
Er zijn verschillende manieren om die beloning vorm te geven. In Australië kunnen
reservisten in aanmerking komen voor een speciale prijs die hen in staat stelt om
een cursus of opleiding te volgen die aansluit op hun civiele betrekking.5 Een soortgelijke mogelijkheid zou de Nederlandse krijgsmacht ook kunnen bieden. Daarnaast
kan Defensie overwegen om reservisten als militair – kosteloos of tegen lagere kosten
– toegang te geven tot masteropleidingen aan de Nederlandse Defensie Academie. Nu
moeten reservisten dat, zo blijkt uit gesprekken met reservisten, als burger doen.
In Canada is het tegen verlaagde tarieven aanbieden van opleidingen heel normaal.6
Daarnaast moeten we niet vergeten dat veel mensen reservist (willen) worden vanwege
het avontuur. Beroepsmilitairen oefenen vaak in het buitenland. In sommige landen
kunnen speciale oefeningen worden gedaan die in Nederland niet makkelijk kunnen worden
georganiseerd. Maar het is ook een goede manier om de militairen een avontuur te bezorgen.
Reservisten krijgen die mogelijkheid zelden. De initiatiefnemer heeft begrepen dat
er een pilot heeft plaatsgevonden om een kleine groep reservisten mee te nemen naar
het Caribisch gebied. De initiatiefnemer hoopt dat de bewindspersonen bereid zijn
om deze mogelijkheid vaker te bieden. Het zou, ook voor de integratie van reservisten
in de adaptieve krijgsmacht, goed zijn als ook (samengestelde) reservistenpelotons
af en toe meedoen met een oefening of zelfs een missie in het buitenland. Het draagt
bij aan de geoefendheid van de reservisten en levert bovendien een mooie ervaring
op.
Ook is het van belang dat reservisten, in het bijzonder de reservisten die voor zogeheten
militaire taken worden ingezet, niet alleen klussen van huishoudelijke aard krijgen.
De initiatiefnemer begrijpt uit gesprekken en ervaringen van reservisten op reservistenfora
dat zij in enkele gevallen aan de lopende band koffiezetapparaten moeten schoonmaken
en te weinig de kans krijgen om inhoudelijk verantwoordelijk werk te doen. Natuurlijk
moeten de huishoudelijke taken worden gedaan, maar het zou goed zijn als er wordt
nagedacht over manieren om de reservistenervaring avontuurlijker te houden. Op die
manier zullen reservisten, eenmaal thuis, een enthousiastere ambassadeur zijn voor
hun eenheid. De reservist is immers geen tweederangs militair, maar een integraal
onderdeel van onze krijgsmacht.
Tot slot zijn er ook beloningen buiten de muren van de kazerne of oefenlocatie denkbaar.
Zo is het kabinet voornemens om jongeren die zich vrijwillig hebben ingezet voor de
samenleving in de vorm van maatschappelijke diensttijd voorrang te geven op een baan
bij de overheid. Een soortgelijke voorrangsregeling is ook denkbaar voor reservisten.
De initiatiefnemer vraagt het kabinet een dergelijke regeling ook voor reservisten
in overweging te nemen.
Beslispunt: de Kamer wordt gevraagd in te stemmen de Staatssecretaris van Defensie te verzoeken
om ideeën die kunnen bijdragen aan het beter en vaker belonen van reservisten te verzamelen
en uit te werken, bijvoorbeeld op het gebied van voorrangsregelingen.
5. Stimuleer reservisten om als fulltime-kracht of als beroepsmilitair door te stromen
naar Defensie
Het komt voor dat reservisten, die een civiele baan hebben buiten Defensie, besluiten
om fulltime bij Defensie aan de slag te gaan. En dat is maar goed ook. Defensie heeft
heel veel vacatures en kan gemotiveerd personeel goed gebruiken. Uit gesprekken met
reservisten blijkt dat er veel regels zijn die de overgang naar militair bemoeilijken.
Dat is zonde. Reservisten zijn opgeleid, gekeurd, gescreend en hebben zich al kunnen
bewijzen. Het wegnemen van barrières om deze overgang te faciliteren is daarom het
overwegen waard. Naast het wegnemen van barrières kan Defensie overwegen om in dit
kader loopbaanbegeleiding niet alleen voor beroepsmilitairen en burgerpersoneel, maar
ook voor reservisten beschikbaar te stellen. Tot slot zou het goed zijn als militairen,
zowel de beroeps als de reservisten, voorrang krijgen bij sollicitaties naar burgerfuncties
bij Defensie.
Beslispunt: de Kamer wordt gevraagd in te stemmen de Staatssecretaris van Defensie te verzoeken
om reservisten te stimuleren om als fulltime-kracht of beroepsmilitair door te stromen
naar de defensieorganisatie.
6. Stimuleer beroepsmilitairen bij uitstroom om reservist te worden
In de Defensienota 2018 is te lezen dat elke uitstromende militair de vraag krijgt
om reservist te worden.7 Daar was en is de initiatiefnemer blij mee. Uit eerdere beantwoording van vragen
van de Tweede Kamer blijkt dat van de 3.904 uitgestroomde militairen in 2014 er dat
jaar slechts 46 reservist zijn geworden. Van de 3.210 uitgestroomde militairen in
2015 zijn er dat jaar 76 reservist geworden.8 Of dat inmiddels is verbeterd, is de initiatiefnemer niet bekend. De vraag is wel
of enkel het standaard doen van dit verzoek voldoende is. Uitstromers, voor zover
zij de organisatie niet teleurgesteld verlaten, zullen ook moeten worden gestimuleerd
om reservist te worden. Uit gesprekken met ervaringsdeskundigen blijkt dat degenen
die ontslag nemen als beroepsmilitair maar wel reservist willen worden, opnieuw door
de keuring moeten. Dit is demotiverend en kost onnodig veel (schaarse) keuringscapaciteit.
Als dit nog steeds de norm is, dan zou het goed zijn als wordt overwogen dit te herzien.
Daarnaast is de initiatiefnemer van mening dat het in het bijzonder beroepsmilitairen
met speciale deskundigheid gestimuleerd moeten worden om reservist te worden. Het
is aan de defensieorganisatie om te bepalen welke prikkels hier het meest geschikt
voor zijn. De initiatiefnemer rekent erop dat de Staatssecretaris deze mening deelt.
De Staatssecretaris kan ook overwegen een extra categorie reservisten te introduceren,
voor militairen die de dienst verlaten maar niet (direct) de mogelijkheid of intentie
hebben om aan de minimum inzetverplichting te voldoen. In Nieuw-Zeeland werd om deze
reden de categorie «stand-by reserve» geïntroduceerd. Reservisten met specifieke kennis kunnen, zo blijkt uit vergelijkend
onderzoek, op basis van afspraken voor een bepaalde taak en duur worden ingezet. Ook
mensen die door persoonlijke omstandigheden tijdelijk niet kunnen voldoen aan de verplichtingen
als reservist, kunnen sindsdien worden ondergebracht in de stand-by reserve. De voorwaarden voor toetreden tot de stand-by reserve zijn dezelfde als voor de actieve reserve, maar deze reservisten zijn tijdelijk vrijgesteld
van regelmatige training en inzet.9
Beslispunt: de Kamer wordt gevraagd in te stemmen de Staatssecretaris van Defensie te verzoeken
om beroepsmilitairen die uitstromen actiever te stimuleren om reservist te worden
en de Kamer te informeren over de voorgenomen prikkels.
7. Pak tekorten bij de afdelingen die zich bezighouden met (medische en fysieke) keuring
aan
Er is een groot tekort aan personeel. Het aanpakken van tekorten bij keuringsafdelingen
zou, als het aan de initiatiefnemer ligt, hoge prioriteit moeten krijgen. Het komt
geregeld voor dat aspirant-reservisten afhaken omdat de keuring dermate lang duurt,
dat ze al een andere nevenfunctie hebben gevonden. Uit de Defensienota 2018 blijkt
dat ook de bewindspersonen zich zorgen maken over de wachttijden. In de nota is immers
opgenomen dat ernaar wordt gestreefd om de wachttijden verkorten zodat mensen, inclusief
reservisten, eerder kunnen beginnen met werken bij Defensie.10 De initiatiefnemer kan zich voorstellen dat, indien het niet tijdig lukt deze tekorten
weg te werken, wordt overwogen de medische en fysieke keuring tijdelijk extern uit
te besteden. Vanzelfsprekend moet dit niet gelden voor de veiligheidsonderzoeken die
de inlichtingendiensten uitvoeren. Er zijn echter genoeg externe aanbieders die over
de expertise beschikken om de keuringen bij tekorten over te nemen.
Beslispunt: de Kamer wordt gevraagd in te stemmen de Staatssecretaris van Defensie te verzoeken
om alles in het werk te stellen teneinde te voorkomen dat capaciteitstekorten bij
de keuringsafdelingen tot onnodige vertragingen in het keuringsproces leiden.
8. Ga samenwerkingen met het bedrijfsleven aan teneinde het combineren van een civiele
baan met een reservistenfunctie te vergemakkelijken en te stimuleren
Defensie spant zich al jaren in om de moeilijkheden van het combineren van een reservistenfunctie
met een civiele baan buiten de defensieorganisatie te vergemakkelijken. Zo heeft de
initiatiefnemer vernomen dat er dagen voor werkgevers georganiseerd worden, al zijn
werkgevers hiermee nog te weinig bekend. Uit beantwoording van eerdere vragen blijkt
dat Defensie voornamelijk individuele werkgevers van reservisten benadert, wanneer
deze bekend zijn. Daarnaast benadert Defensie ook brancheorganisaties met informatie.
Op 17 mei 2010 hebben het Platform Defensie Bedrijfsleven en Defensie een convenant
gesloten, waarmee het platform als een centraal informatiepunt voor reservisten en
werkgevers werd gepositioneerd. Werkgevers konden bij vragen aankloppen bij de website
van het Ministerie van Defensie.11 De initiatiefnemer hoopt dat bedrijven in de toekomst ook pro-actiever worden benaderd,
teneinde hen te informeren over de mogelijkheden en eventuele vragen te beantwoorden.
Bij een goede samenwerking hoort ook een beloningssysteem. Dat erkent het Ministerie
van Defensie ook. Zo blijkt uit eerdere brieven dat in 2014 de «Award voor de reservistenwerkgever
van het jaar» is ingevoerd, waarbij reservisten jaarlijks wordt gevraagd hun werkgever
te nomineren. Ook is in het verleden onderzocht of werkgevers die meewerken aan het
reservistenbeleid, analoog aan het Canadese en Britse systeem, met een oorkonde kunnen
worden gewaardeerd, of net als in Denemarken, op een speciale website kunnen worden
vermeld.12 Uit vergelijkend onderzoek blijkt dat Australië niet alleen prijzen aan werkgevers
uitdeelt, maar werkgevers ook de mogelijkheid geeft om aan een speciaal programma
deel te nemen teneinde kennis te maken met de Australische krijgsmacht. Dit programma
bestaat bijvoorbeeld uit open dagen bij eenheden en deelname aan meerdaagse oefeningen.
In Canada hebben honderden werkgevers statements of support voor reservisten ondertekend. Daardoor is er in Canada zelden sprake van conflicten
over de inzet van reservisten. De federale overheid is de grootste werkgever en heeft
samen met alle provinciale overheden statements of support ondertekend.13
Het Verenigd Koninkrijk heeft sinds juli 2014 een employer recognition scheme om waardering aan werkgevers uit te drukken. De Britten gaan nog een stap verder
dan andere landen: werkgevers kunnen de niveaus brons, zilver en goud behalen. Brons
is voor werkgevers die hun intentie om de krijgsmacht te steunen kenbaar maken op
internet en media. Bij zilver gaat het om werkgevers die meewerken aan de inzet van
reservisten en het gouden niveau is voor werkgevers die zich inzetten om de steun
voor Defensie in de samenleving te vergroten.14
Beslispunt: de Kamer wordt gevraagd in te stemmen de Staatssecretaris van Defensie te verzoeken
om met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven in gesprek te gaan teneinde hen bekender
te maken met het werk van de krijgsmacht en het combineren van een civiele baan met
een reservistenfunctie te vergemakkelijken, te stimuleren en, indien mogelijk, ook
te belonen.
9. Ga samenwerkingen met het bedrijfsleven aan om uitwisseling van arbeidskrachten
te stimuleren
In het kader van de adaptieve krijgsmacht experimenteert het Ministerie van Defensie
steeds vaker met samenwerkingen met het bedrijfsleven over de inschakeling van reservisten.
Die ambitie wordt ook in de Defensienota 2018 vermeld.15 Er wordt gesproken met bedrijven en instellingen om de samenwerking te verbeteren
en te kijken waar op personeelsgebied uitwisselingen kunnen plaatsvinden. Dat gebeurt
ook bij de oosterburen. Het Duitse Ministerie van Defensie heeft eerder al met het
bedrijfsleven gesproken over het (wederzijds) overnemen van personeel. Militairen
die de dienst verlaten worden door het Duitse bedrijfsleven veelal gezien als potentieel
interessante werknemers, vanwege hun discipline en goede opleiding.16
Er is nog veel mogelijk op het gebied van sharing. Lang is de relatie tussen civiele werkgevers en Defensie eenrichtingsverkeer geweest:
een werkgever was zo nu en dan personeel kwijt als de reservisten die bij hem of haar
in dienst waren moesten deelnemen aan een oefening. In feite leende de werkgever zijn
personeel dan uit aan Defensie. Die relatie kan ook wederkerig zijn. Defensie hoeft
niet alleen de lenende partij zijn, zij kan ook uitlenen. Zo ontstaat er een sharing-relatie die veel kan opleveren. Uit gesprekken met betrokkenen blijkt dat er al personeel
wordt uitgewisseld met transportbedrijven. De initiatiefnemer kan zich voorstellen
dat Defensie en civiele werkgevers bijvoorbeeld ook technici, koks of controllers
uitwisselen.
Ook kan worden gedacht aan gedeelde contracten: waar mogelijk en gewenst kunnen Defensie
en het bedrijfsleven gedeelde contracten opstellen voor werknemers die voor zowel
Defensie als een civiele werkgever werken. Met name bedrijven die met pieken en dalen
werken, zullen geïnteresseerd zijn in het bij dalen «uitlenen» van personeel aan Defensie
(en andersom). De initiatiefnemer kan zich voorstellen dat Defensie in deze gevallen
tegen juridische en integriteitobstakels oploopt. Als personeel van bedrijven die
een aanbesteding doen bij de krijgsmacht tevens in dienst is van die krijgsmacht,
zou dit kunnen leiden tot belangenverstrengeling of een oneerlijke informatievoorsprong.
De initiatiefnemer verzoekt derhalve, voortbouwend op de eerdere aankondiging van
de vorige Minister van Defensie17, de mogelijkheden en beperkingen hieromtrent verder te onderzoeken en de Kamer over
de uitkomsten te informeren.
Beslispunt: de Kamer wordt gevraagd in te stemmen de Staatssecretaris van Defensie te verzoeken
om met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven in gesprek te gaan over uitwisseling
van personeel en gedeelde contracten en daarnaast onderzoek te doen naar de arbeidsrechtelijke
mogelijkheden en beperkingen, en de Kamer hierover te informeren.
10. Wissel werknemers met een voor de nationale veiligheid speciale deskundigheid
uit met civiele werkgevers en zet hen vaker in
Reservisten zijn er niet alleen om gaten in de organisatie op te vullen. Zij kunnen
voorzien in een speciale deskundigheid die bruikbaar is voor de verdediging van het
Nederlands grondgebied.
Er zijn diverse inzetmogelijkheden denkbaar. Eerder riep het lid Teeven (VVD) op tot
het inzetten van reservisten voor de beveiliging van de nationale grenzen18, in navolging van de motie Teeven/Knops over het inzetten van de Nederlandse krijgsmacht
bij grensbewaking en de bestrijding van mensensmokkel.19
Het lid Arno Rutte (VVD) riep de Minister van Justitie en Veiligheid recent op om
in overleg met het bedrijfsleven te kijken hoe cyberexperts als vrijwilligers kunnen
worden ingezet bij de politie.20 Het is ook denkbaar dat de krijgsmacht deskundigen op het gebied van cyberveiligheid
inzet op reservistenbasis, al dan niet in het kader van een samenwerking met het bedrijfsleven.
Dat zou bovendien moeten aansluiten op de inzet van het vorige kabinet: toen zijn
al, blijkens een brief van de toenmalige Minister van Defensie d.d. 1 juli 2016, zeker
dertien cyberreservisten aangesteld en liepen nog tien personen de aastellingsprocedure
door.21 Deze cyberreservisten bieden kennis en ervaring die om diverse redenen niet voldoende
bij Defensie aanwezig is. De initiatiefnemer stelt voor dit initiatief voort te zetten
en waar nodig uit te breiden, wellicht langs de lijnen van het andere voorliggende
voorstel inzake de bevordering van uitwisseling van arbeidskrachten met civiele werkgevers.
Beslispunt: de Kamer wordt gevraagd in te stemmen de Staatssecretaris van Defensie te verzoeken
te verkennen hoe Defensie personeel met een voor de krijgsmacht relevante specifieke
deskundigheid, bijvoorbeeld op het gebied van cyberveiligheid, kan aantrekken op reservistenbasis,
al dan niet in het kader van uitwisselingsverbanden met het bedrijfsleven, en de Kamer
over de mogelijkheden te informeren.
11. Verbeter de communicatie met werkgevers
Veel reservisten zijn ontevreden over de communicatie tussen Defensie en de burgerwerkgever.
Werkgevers moeten bereid zijn om hun personeel tijdelijk aan de krijgsmacht uit te
lenen. Dat vergt goede communicatie en die is soms onvoldoende.
Voor inspiratie kan worden gekeken naar het buitenland. In het Verenigd Koninkrijk
wordt gestreefd naar een open, voorspelbare relatie met werkgevers waarbij gezocht
wordt naar een win-winsituatie. Werkgevers worden minimaal twaalf maanden van te voren
geïnformeerd over inzet van hun medewerkers, zodat zij voldoende tijd hebben om zich
hierop voor te bereiden. Een ander voorbeeld van een win-winsituatie is de afspraak
met een aantal bedrijfstakken dat reservisten die op zoek zijn naar een civiele betrekking,
in alle gevallen worden uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek.22
Er is een online portal voor reservisten op het intranet van Defensie, al schijnen
niet alle reservisten hier goed van op de hoogte te zijn en schijnt deze daarnaast
niet altijd even goed te functioneren. Defensie kan overwegen ook werkgevers toegang
te geven tot (een verbeterde versie van) dit systeem, zodat zowel de reservisten als
werkgevers op de hoogte worden gehouden van ontwikkelingen en planning. De digitale
omgeving voor Australische reservisten, ForceNet, wordt daarnaast gebruikt om voormalige
reservisten op de hoogte te houden van ontwikkelingen en mogelijkheden.23
Belangrijk is dat werkgevers op de een of andere manier (tijdig) op de hoogte worden
gehouden van de planning, zodat zij rekening kunnen houden met de afwezigheid van
werknemers. Dat kan middels een digitale omgeving, maar dat is geen vereiste. Indien
mogelijk verdient het de voorkeur om uitvragen zo veel mogelijk over verschillende
bedrijven te verdelen, zodat werkgevers niet onevenredig worden belast.
Daarnaast zijn er mogelijkheden om de Employer Support of het reservistenloket in te zetten om reservisten te ontlasten wanneer zij vrij
moeten vragen bij hun werkgever. Zo kan Defensie niet alleen op verzoek maar ook actief
aanbieden om namens de reservist vrij te vragen bij de werkgever bij een oefening
en de reservist over de gevolgen en eventuele compensatie te informeren. Defensie
kan de reservist dan ontzorgen en tegelijkertijd begrip wekken bij de werkgever.
Beslispunt: de Kamer wordt gevraagd in te stemmen de Staatssecretaris van Defensie te verzoeken
om de mogelijkheden van verbetering van de communicatie met werkgevers te verkennen,
en de Kamer over de voorgenomen verbeteringen te informeren.
12. Verken mogelijkheden om de compensatie van reservisten en hun civiele werkgevers
te verbeteren
Defensie vraagt bij gelegenheid veel van reservisten, hun gezin en hun civiele werkgevers.
Reservisten moeten soms op zeer korte termijn beschikbaar zijn en veel verlof opnemen,
ook op doordeweekse dagen. Het komt daarnaast geregeld voor dat oefeningen op het
laatste moment worden afgezegd, en reservisten reeds verlof hebben opgenomen (en civiele
werkgevers hun planning daarvoor hebben aangepast). Het is onduidelijk of en hoe reservisten
en eventueel werkgevers hiervoor worden gecompenseerd wanneer dit gebeurt. Vanzelfsprekend
moet de inzet zijn om een strakke planning aan te houden, maar wanneer onverhoopt
oefeningen moeten worden geannuleerd, acht de initiatiefnemer het wenselijk dat er
dan ook compensatie plaatsvindt. Defensie moet een betrouwbare werkgever zijn, ook
voor reservisten.
Daarnaast kunnen voorbeelden uit het buitenland dienen als inspiratie voor de vormgeving
van het systeem van compensatie voor reservisten en hun werkgevers. Zo kunnen civiele
werkgevers in Australië onder bepaalde voorwaarden aanspraak maken op employer support payments voor de periode dat hun medewerker is ingezet als reservist. Zowel in materiële zin
(financiële vergoeding) als in immateriële zin (speciale activiteiten zoals werkgeversdagen)
worden werkgevers tegemoet gekomen om de gevolgen van inzet te beperken. Uit aan de
Kamer aangeboden vergelijkend onderzoek blijkt dat werkgevers onder het «Employer
Support Payments Scheme» een wekelijkse vergoeding ontvangen van zo’n 1.476 Australische
dollars (ongeveer 950 euro). Een maatschap van hoogopgeleide (medische) specialisten
kan eveneens in aanmerking komen voor een hogere vergoeding. De bereidheid om medewerkers
te delen met de Australische krijgsmacht is door deze regelingen relatief hoog. Ook
zelfstandigen zonder personeel kunnen, onder bepaalde voorwaarden, in aanmerking komen
voor Employer Support. Zij kunnen dan aanspraak maken op een vergoeding gebaseerd op hun gemiddelde weekinkomen,
zodat zij een vervanger kunnen inhuren.24
De initiatiefnemer wijst erop dat er, naast financiële vergoedingen voor werkgevers,
zoals de reeds bestaande tegemoetkoming indien werknemers langdurig worden ingezet25, ook niet-financiële compensatiemogelijkheden zijn. Zo kan de werkgever worden ontzien
of gesteund door de reservist de kans te bieden om een opleiding te volgen bij (of
betaald door) de krijgsmacht.
Beslispunt: de Kamer wordt gevraagd in te stemmen de Staatssecretaris van Defensie te verzoeken
om de mogelijkheden van compensatie voor reservisten en hun civiele werkgevers te
verkennen en de Kamer over de voorgenomen aanpassingen te informeren.
13. Overweeg de (soms onnodige) verkokering van reservisten op te heffen
Op dit moment hebben defensieonderdelen en Operationeel Commando’s (OPCO’s) hun eigen
reservisten. Dat reservisten uiteindelijk worden ingedeeld is logisch26, maar uit gesprekken met betrokkenen komt een gefragmenteerd en soms onnodig verkokerd
beeld naar voren. Zo heeft een reservist bij de Koninklijke Landmacht nauwelijks zicht
op IIR-vacatures bij de Koninklijke Marine (en andersom). Ook zou er binnen de diverse
onderdelen verschillend invulling worden gegeven aan de begeleiding van reservisten.
Uit de organisatiestructuur van Defensie blijkt dat er binnen de krijgsmacht in hoge
mate in defensieonderdelen en OPCO’s gedacht wordt. De initiatiefnemer gelooft dat
daar goede redenen voor kunnen zijn. Tegelijkertijd dringt zich de vraag op of een
gebrek aan mobiliteit binnen de defensieorganisatie wenselijk is: het zou zonde zijn
als een reservist bij het ene onderdeel maar moeilijk kan overstappen op het andere.
De initiatiefnemer is ervan overtuigd dat de meeste aspirant-reservisten in de eerste
plaats reservist bij de krijgsmacht willen worden. Het bevorderen van mobiliteit en
het opheffen van de verkokering past de moderne, adaptieve krijgsmacht. Het recent
opgerichte Defensity College zou daar een goed voorbeeld van zijn: betrokkenen melden dat hier nog nauwelijks
in krijgsmachtonderdelen wordt gedacht. Wie dat programma volgt, doet dat gevoelsmatig
bij Defensie, en niet bij een krijgsmachtonderdeel of OPCO.
De initiatiefnemer wijst erop dat de digitale omgeving op het intranet ook kan bijdragen
aan de bevordering van mobiliteit en ontkokering. Zo kan dit platform bijvoorbeeld
worden gebruikt om vacatures en (op reservisten gericht) nieuws over andere defensieonderdelen
inzichtelijk te maken voor alle reservisten.
Beslispunt: de Kamer wordt gevraagd in te stemmen de Staatssecretaris van Defensie te verzoeken
te onderzoeken hoe ontkokering binnen het reservistenbeleid kan worden vormgegeven
en hoe in het bijzonder mobiliteit binnen de defensieorganisatie kan worden vergroot,
en de Kamer hierover te informeren.
14. Schep duidelijkheid over, en verbeter, waar nodig, de rechts- en inkomenspositie
van de reservist
In het verleden heeft de Kamer vaak met bewindspersonen gediscussieerd over de rechts-
en inkomenspositie van de reservist. Met name de rechtspositie was in het verleden
ondermaats geregeld, al is de rechtspositie van de reservist nu gelijk aan die van
een beroepsmilitair.27 Wel constateert de initiatiefnemer dat veel reservisten hier nog onvoldoende van
op de hoogte zijn.
Daarnaast zijn er nog zorgen over de (bijzondere) inkomenspositie van de reservist.
Veel reservisten weten niet wat er gebeurt als hen iets overkomt. Het is wel van belang
dat reservisten hier goed over worden voorgelicht. Wat gebeurt er als een reservist
niet meer bij zijn civiele werkgever kan werken? En wat gebeurt er als een student
een studieachterstand oploopt door een ongeval als reservist? Defensie kan reservisten
en civiele werkgevers hier beter over voorlichten. De initiatiefnemer verzoekt de
Staatssecretaris daarom te verkennen hoe de voorlichting kan worden verbeterd.
Ook verdient het aanbeveling om ook het inkomen zelf onder de loep te nemen. Uit gesprekken
met leidinggevenden blijkt dat hier nog veel ontevredenheid over is, en niet onterecht.
Allereerst dringt zich de vraag op waarom reservisten soms veel minder betaald krijgen
voor exact hetzelfde werk. De initiatiefnemer kan zich voorstellen dat er goede redenen
zijn om beroepsmilitairen beter te betalen, maar wijst er tegelijkertijd op dat wanneer
exact dezelfde werkzaamheden worden verricht, een situatie ontstaat die gevoelens
van onrechtvaardigheid oproepen. Op zijn minst zal Defensie ervoor moeten zorgen dat
reservisten van meer faciliteiten of voordelen gebruik kunnen maken (zie hiervoor
het voorstel inzake beloningen voor reservisten). Daarvoor zal Defensie eerst de mogelijkheden
in kaart moeten brengen.
De ongelijke omgang met de urensystematiek verdient volgens de initiatiefnemer echt
een snelle oplossing. Krachtens de Arbeidstijdenwet mogen werknemers niet langer dan
13 uur per dag werken. Soms wordt dit aantal echter overschreden. Beroepsmilitairen
kunnen in een dergelijk geval «VROB-ben», een binnen Defensie gehanteerde term voor
het gebruikmaken van een vergoedingsregeling voor overwerk, onregelmatigheid, beschikbaarheid
en bereikbaarheid. Het aantal te veel gewerkte uren kan dan op een andere dag worden
gecompenseerd. De beroepsmilitair kan er bijvoorbeeld voor kiezen om de dag na een
werkdag van 15 uur, 11 uur te werken. Reservisten kunnen dit echter niet. Hierdoor
ontstaat ofwel de situatie dat reservisten meer werken dan wettelijk toegestaan (zonder
compensatie), of dat commandanten moeten sjoemelen met de urenregistratie. Dergelijke
situaties moeten in de toekomst worden voorkomen: niet alleen vanwege de wet, maar
ook om te voorkomen dat reservisten het gevoel krijgen tweederangs militairen te zijn.
Beslispunt: de Kamer wordt gevraagd in te stemmen de Staatssecretaris van Defensie te verzoeken,
in overleg met de reservisten en hun vertegenwoordigers, te bespreken hoe de rechts-
en inkomenspositie en de voorlichting hierover kunnen worden verbeterd.
15. Maak de reservist zichtbaar
Het contact tussen de krijgsmacht en de samenleving is de afgelopen jaren sterk verminderd.
Dit heeft te maken met de verkleining van de strijdkrachten, maar ook met het opschorten
van de dienstplicht en het relatief grote aantal missies (waardoor militairen zich
minder vaak in Nederland begeven). Het is goed dat militairen sinds het verschijnen
van de Defensienota 2018 weer in uniform mogen reizen.28 Maar het aantal civiel-militaire contactmomenten is nog gering. Reservisten kunnen
daar een bijdrage aan leveren.
Door reservisten vaker scholen of bedrijven te laten bezoeken, slaat Defensie twee
vliegen in één klap: zichtbaarheid vergroot naar alle waarschijnlijkheid het aantal
aanmeldingen voor reservistentrajecten en door zich meer te begeven in het civiele
domein vergroot Defensie haar eigen draagvlak. Ook door het stimuleren van het dragen
van uniformen of het gebruikmaken van sociale media kan Defensie de aandacht voor
reservisten vergroten.
Beslispunt: de Kamer wordt gevraagd in te stemmen de Staatssecretaris van Defensie te verzoeken
concrete voorstellen te doen om de zichtbaarheid van reservisten te vergroten en de
Kamer hierover te informeren.
Financiële consequenties
De financiële consequenties zijn afhankelijk van de concrete invulling. De kosten
zijn derhalve nog niet bekend. Veel voorstellen vereisen overigens slechts een andere
wijze van de inzet van personeel en beleidswijzigingen, die op zichzelf nauwelijks
of geen geld hoeven te kosten, en voor zover aanwezig, uit de reguliere begroting
kunnen worden gefinancierd.
Van den Bosch
Indieners
-
Indiener
A. van den Bosch, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.